74
UITEINDELIJK PERSTE IK ME TOCH DOOR DE DEUR AAN DE chauffeurskant. Waarom zou ik rekening houden met iemand die me met zijn terreinauto lastigviel? Hij had ten minste zijn buitenspiegel kunnen inklappen, als die dingen dan zo groot als een tennisracket moesten zijn.
Ik moest mezelf dwingen op het ziekenhuisterrein de maximum toegestane snelheid in acht te nemen. Maar vlak na de uitrit gaf ik gas en racete de Potsdamer Straße op.
Nadenken. Je moet nadenken.
Tot nu toe had ik me in mijn leven niet bepaald door bezonnen en doordacht gedrag onderscheiden. Nog maar een paar maanden geleden had ik ruziegemaakt met een grote adverteerder van onze krant. De levensmiddelenfabrikant wilde me geld geven als ik de walgelijke foto’s niet publiceerde die stiekem op een van zijn slachterijen waren gemaakt. Op een daarvan was te zien dat een koe met een lier uit een overvolle transportwagen getrokken werd, met een voorpoot uit de kom. Ik liet me de vijftigduizend euro contant uitbetalen. Vervolgens plaatste ik de foto zoals gepland op de voorpagina en doneerde het ‘zwijggeld’ aan de dierenbescherming. Onze krant verloor een van zijn grootste adverteerders en ik kreeg een prijs van de journalistenvereniging en een standje van Thea.
Van mijn problemen in het verleden, die ik meestal aan mijn driftbuien had te danken, onderscheidde mijn penibele situatie op dit moment zich op één belangrijk punt: ik wist niet wat ik had gedaan om de lawine te veroorzaken die op het punt stond om over me heen te rollen.
De politie was op de redactie verschenen. Op de keper beschouwd een logische reactie. Het is geen puur Hollywood-cliché dat daders zich tot de plaats van hun misdrijf aangetrokken voelen. Als ik hoor dat iemand zich op de vindplaats van een lijk heeft laten zien, hoewel de plaats van het misdrijf alleen de onderzoekers bekend is, begin ik meteen die vent na te pluizen.
En dan was er nog de portemonnee. Ik had al mijn zakken al uren eerder in het ziekenhuis afgezocht. Hij kon onmogelijk bij Traunsteins villa uit mijn broekzak zijn gevallen, te meer daar ik de witte overall van de technische recherche had gedragen. Die is zo gemaakt dat een plaats delict nog niet eens met kledingvezels kan worden verontreinigd. En Stoya had me in dit pak gezien. In het beste geval kon hij aannemen dat ik mijn portefeuille daar expres had weggegooid. De andere mogelijkheid, die me tot een verdachte maakte, lag veel meer voor de hand.
Mijn hersenen leken steeds meer op een zak magnetronpopcorn. Talloze gedachten tolden door mijn hoofd en knapten uit elkaar voordat ik ze kon pakken. Vroeg of laat zou ik me aan een politieverhoor moeten onderwerpen, maar eerst moest ik even mijn gedachten op een rijtje zetten. Ik moest tot rust komen en met iemand praten die ik vertrouwde.
Ik pakte de telefoon en probeerde Charlie te bellen. Zoals zo vaak nam ze ook nu niet op en een ander nummer had me even weinig verraden als haar echte naam.
Normaal gesproken belde ze terug zodra ze een gelegenheid vond, maar vandaag had ik geen geduld om te wachten tot haar echtgenoot buiten gehoorsafstand was, daarom probeerde ik het nogmaals. Weer meldde zich alleen het geanonimiseerde voicemailbericht.
Shit, waar zit je toch?
Ik had Charlie al dagen niet gesproken.
Onze affaire, als je die zo kon noemen, begon uitgerekend op de dag waarop Nicci me had meegedeeld dat ze wilde scheiden. De omstandigheden van onze eerste ontmoeting waren even absurd als pijnlijk.
Ik kon het nu gemakkelijk afschuiven op die paar uur na het overschrijden van het alcoholniveau dat slechts enkele uren na het definitieve mislukken van mijn huwelijk een kritieke grens was overgegaan. Zeker speelde die dag ook de gedachte een rol dat ik me op alle ontrouwe vrouwen van de wereld wilde wreken. Maar achteraf vrees ik eerder dat ik mezelf wilde straffen toen ik de club binnen ging.
Terwijl ik me in een betegelde ruimte uitkleedde en mijn kleren in een kluisje opborg, probeerde ik mezelf nog voor te houden dat deze avond het begin van een nieuw Zorbach-tijdperk zou worden. Een levensfase waarin ik nooit meer verliefd zou worden, maar alleen nog seks zou hebben. Maar al toen ik de bar was binnen gekomen en een vrije plaats had gezocht, besefte ik hoe belachelijk ik mezelf aan het maken was.
Het was de eerste keer dat ik in een swingersclub kwam, en toch had ik het gevoel alsof ik er al honderd keer was geweest. Alles zag er precies zo uit als je je voorstelt: rood bordeellicht, meubels die evengoed in een pizzeria zouden passen en muren die met simpele copulatietekeningen waren versierd. Een wegwijzer wees de richting naar de sauna, de SM-kelder en naar de whirlpools. Vlak daarnaast een bordje met de tekst: Wie neuken wil, moet lief zijn.
Boven de bar, die het middelpunt van de ruimte vormde, hing een klein tv’tje, met het beeldscherm zo gericht dat de gebruikers van de speelweide rechts van de bar een pornofilm konden zien terwijl ze zich vermaakten. Bij mijn eerste bezoek waren de latexmatrassen verlaten, maar er zaten nu wel enkele paartjes en single mannen aan de bar. Bijna allemaal droegen ze badslippers en handdoeken die ze om hun heupen hadden gewikkeld.
Tot mijn verbazing zagen de meeste bezoekers er niet zo slecht uit als ik had vermoed. Een jong paartje was zelfs uitgesproken aantrekkelijk, evenals de slanke blondine die met natte haren uit de douches kwam en naast me ging zitten. Later zou ik te horen krijgen dat Charlie even daarvoor met twee mannen tegelijk seks had gehad en alleen nog een afscheidsdrankje wilde nemen voordat ze weer naar naar huis naar haar nietsvermoedende echtgenoot ging. Ze zag meteen dat ik voor het eerst hier was en net zo snel doorzag ze de leugen die ik had bedacht voor het geval ik hier een bekende zou tegenkomen.
Om een volledig irrationele reden had ik het gênant gevonden haar mijn werkelijke beweegredenen op te biechten. Vermoedelijk omdat ik niet wilde dat een zo knappe vrouw dacht dat ik het nodig had naar een swingersclub te gaan. Ze grijnsde. ‘Je doet hier onderzoek voor de krant, ja natuurlijk. En ik ben van het arbeidsbureau.’
Hoewel mijn ouders me vrijzinnig hebben opgevoed, moest ik erg mijn best doen om me op het gesprek te concentreren. Charlie was poedelnaakt, terwijl ze me vertelde dat ze eigenlijk altijd nog dacht dat ze hier niet ‘bij hoorde’. Maar ze was nu eenmaal een vrouw met seksuele behoeften en haar man sliep allang niet meer met haar. Toen leidde ze me rond door de achterste ruimten, liet me de spiegelkamer zien waar diverse paartjes aan partnerruil deden en bracht me naar de Spaanse muur, waarvoor enkele mannen onaneerden terwijl twee vrouwen elkaar liefkoosden.
Die avond hadden we geen seks. Net zomin als op alle andere dagen die sindsdien waren verstreken.
We hadden een platonische relatie, wat gezien de omstandigheden van onze regelmatige ontmoetingen bijna krankzinnig was. Want Charlie stond erop me uitsluitend in die swingersclub te ontmoeten. ‘Nergens anders zijn de mensen die je ontmoet discreter.’
En zo troffen we elkaar telkens weer en we werden door de steeds diepgaandere gesprekken in de waarste zin van het woord intiem, al was de plaats van onze ontmoetingen daar bepaald niet voor bedoeld.
Terwijl de andere gasten copuleerden, waren wij urenlang aan het praten. Zo kwam ik langzamerhand te weten dat haar man dankzij zijn boerenslimheid een aanzienlijk vermogen had opgebouwd. Dat kapitaal gebruikte hij onder andere om zich met de duurste alcoholica van deze wereld paranoïde te drinken en de ongelikte proleet uit te hangen. Al vlak na de bruiloft was hij veranderd. Hij werd humeuriger, agressiever, werd ziekelijk jaloers en beschuldigde haar steeds van ontrouw, hoewel hij tot een jaar geleden de eerste en enige man in haar leven was geweest. Zelfs aan het vaderschap van zijn kinderen twijfelde hij en aan de andere kant dreigde hij hen van haar af te nemen als ze erover dacht te scheiden. Toen hij haar een keer te vaak geslagen en haar als hoer betiteld had, besloot ze eindelijk aan zijn beledigingen te voldoen. Ze bezocht voor het eerst een ‘lusthuis’.
Het was een pure wanhoopsdaad; des te groter was haar verbazing toen ze merkte dat haar nieuwe, zinnelijke gezelschap haar beviel. Een opvatting die zich aan mij nog niet had geopenbaard. Integendeel: hoe vaker we elkaar ontmoetten, des te sterker had ik het gevoel dat ik binnenkort niet meer genoeg aan onze gesprekken zou hebben. En op een dag zou ik het brandende trekken in mijn maag niet meer kunnen negeren als ik weer wist dat ze alleen was. En wat ik per se had willen vermijden gebeurde: ik werd jaloers.
‘Probeert u het later nog een keer,’ verzocht de computerstem van Charlies voicemail, toen ik voor de derde keer op de herhaaltoets had gedrukt. Kwaad gooide ik het toestel op de passagiersstoel.
Heb ik je een keer nodig...! dacht ik en ik concentreerde me op de weg.
Bij onze even talrijke als merkwaardige ontmoetingen was ik zoiets als Charlies vertrouwenspersoon geworden. Een psycholoog, die zijn therapiesessie af en toe onderbrak, terwijl haar vertrouweling zich aan een gin-tonic vasthield.
Urenlang heb ik naar je geluisterd. Op je gewacht.
Nu zou ik degene zijn die raad van haar nodig had, maar ik verwierp snel de gedachte naar het ‘lusthuis’ te rijden om te kijken of ik haar daar zou aantreffen.
Wat kan het me schelen?
Het was niet de eerste keer dat ik het alleen moest zien klaar te spelen. Het enige wat ik nodig had was een plek waar ik tot rust kon komen. Waar ik mijn hoofd leeg kon krijgen. Een plaats waar niemand me kon vinden zolang ik dat niet wilde.
Kortom, ik moest vluchten naar de plaats waar ik me de laatste keer twee jaar geleden had verborgen, nadat ik had geprobeerd mijn moeder te vermoorden.