Hij klonk jong, aardig, hoogst intelligent.

'Godzijdank. Mijn computer is verlamd. Alles zit erin, mijn hele leven.'

'Waar woon je?'

Ik voelde me ineens heel opgewekt. Fantastisch. Ik zag mezelf al met dat ding dwars door Londen zeulen.

'Camden, vlak bij het metrostation.'

'Komt vanavond je uit?'

'Komt nu meteen jou uit? Alsjeblieft. Vertrouw me. Ik zou het niet vragen als het geen noodgeval was.'

Hij lachte, een leuke, jongensachtige lach. Geruststellend. Als een dokter.

'Ik zal m'n best doen. Ben je overdag thuis?'

'Altijd. Dat zou fantastisch zijn.' Ik gaf hem snel mijn adres en telefoonnummer voordat hij een smoes kon verzinnen. Toen zei ik nog: 'Trouwens, het is een ontzettende rotzooi in mijn flat.' Ik keek om me heen. 'Echt een vreselijke troep. En ik heet Nadia, Nadia Blake.'

'Tot straks.'

2

Binnen een halfuur klopte hij aan. Het was bijna idioot handig. Het was zo'n klusjesman waar mijn vader altijd over doorzaagt, die je nog had in de goede oude tijd van lantaarnopstekers en schoorsteenvegers. Hij was het soort man dat meteen bij je langskomt en iets repareert. Beter nog, want hij stamde niet echt uit de goede oude tijd. Hij was niet zo'n middelbare man in uniform, die 'mevrouw' tegen je zegt en een klembord en een bestelwagen met zijn naam aan de zijkant erop heeft en je aan het eind een factuur geeft met een bedrag erop waarvan je beseft dat je goedkoper uit was geweest met het vernieuwen van de hele wc dan die te laten ontstoppen.

Hij was gewoon zoals wij, alleen een beetje jonger. Een beetje jonger dan ik, dan. Hij was lang en was nonchalant gekleed in sportschoenen, grijze broek, T-shirt en een versleten jack dat erg warm moest zijn bij deze tropische temperaturen. Hij had een bleke huid, lang zwart haar tot op zijn schouders. Hij zag er goed uit en was helemaal niet zo'n hark, zoals alle computernerds zouden moeten zijn.

'Hallo,' zei hij en stak zijn hand uit. 'Ik ben Morris Burnside. De klusjesman.'

'Fantastisch,' zei ik. 'Fantastisch. Ik ben Nadia.'

Ik liet hem binnen.

'Inbrekers?' zei hij, toen hij rondkeek.

'Nee, ik zei al door de telefoon dat het een troep was. Schoonmaken staat boven aan mijn lijstje.'

'Kun je niet tegen een grapje? Ik vind het een leuk huis. Mooie grote deuren naar de tuin.'

'Ja, een toonbeeld van hovenierskunst. De tuin staat ook op het lijstje. Een beetje lager.'

'Waar is de zieke?'

'Daarzo.' Het ergerlijke apparaat stond in mijn slaapkamer. Je moet feitelijk op bed gaan zitten om het te bedienen. 'Wil je thee?'

'Koffie. Melk, geen suiker.'

Maar ik bleef in de buurt en wachtte op zijn reactie op mijn probleem. Het was op een kronkelige manier net zoiets als dat je naar de dokter ging met een kleinigheidje. Als het iets redelijk ernstigs blijkt te zijn, ben je heel trots, alsof je de dokter iets hebt gegeven dat zijn aandacht waard is. Aan de andere kant schaam je je een beetje als je niets bijzonders blijkt te hebben. Ik wilde een gezonde computer hebben en tegelijkertijd wilde ik dat hem iets mankeerde waar Morris de Nerd een kluif aan zou hebben, zodat hij niet voor niets was gekomen. Maar dat was niet het geval.

Hij deed zijn jack uit en gooide het op bed. Ik was verbaasd. Ik verwachtte magere, schriele armen, maar deze waren gespierd en sterk. Hij had een brede borst. Dit was iemand die trainde. Met mijn een meter tweeënvijftig en algehele spichtigheid voelde ik me een schriel kippetje bij hem vergeleken.

'Space Buddy,' zei ik.

'Wat?' zei hij, en toen keek hij omlaag en glimlachte. 'Mijn shirt? Ik weet niet wie die slogans verzint. Ik denk dat het een computer in Japan is die door iemand verkeerd is aangesloten.'

'Nou,' zei ik. 'Hij zit dus helemaal vast. Meestal tik ik een toets in en dan gebeurt er uiteindelijk wel iets, maar ik heb me sufgebeukt en niets helpt.' Hij ging op bed zitten en keek naar het scherm. 'Hij zegt dat er een fout type 18 is, alsof iemand weet wat dat is. Ik vroeg me af of het niet het beste is om de stekker eruit te halen en hem opnieuw op te starten. Maar misschien is dat slecht voor 'm.'

Morris leunde langzaam naar voren. Met zijn linkerhand hield hij een aantal toetsen links op het toetsenbord ingedrukt en daarna drukte hij met zijn rechterhand op Delete. Het scherm werd zwart en daarna startte de computer zichzelf op.

'Is dat alles?' vroeg ik.

Hij stond op en pakte zijn jack.

'Als het weer gebeurt, hou je deze twee toetsen tegelijk ingedrukt en daarna druk je op Delete. Als dat niet werkt: er zit een gaatje achter in dit apparaat.' Hij pakte de computer op en blies wat stof weg. 'Hier. Prik hier met een paperclip in. Dat helpt bijna altijd. Als dat ook niet lukt, trek je de stekker eruit.'

'Sorry, hoor,' zei ik ademloos. 'Ik ben gewoon een kruk in dit soort dingen, ik vind het allemaal stomvervelend. Ik zal het ooit nog wel eens leren. Ik ga een cursus doen.'

'Doe geen moeite,' zei hij. 'Vrouwen horen geen verstand van computers te hebben. Daar zijn mannen voor uitgevonden.'

Ik had een beetje haast omdat ik dingen moest afmaken, maar ik vond niet dat ik hem zomaar de deur uit kon zetten.

'Ik haal koffie voor je,' zei ik. 'Als ik die kan vinden.'

'Mag ik van je toilet gebruikmaken?'

'Ja, daarzo. Mag ik er nu al mijn excuses voor maken?'

'Hoeveel krijg je van me?' vroeg ik.

'Laat maar zitten,' zei Morris. 'Ik hoef geen geld voor dat akkefietje.'

'Dat is belachelijk, je rekent toch wel voorrijkosten?'

Hij glimlachte.

'Met koffie ben ik tevreden.'

'Hoe kom je aan de kost als je alles gratis doet? Ben je een heilige of zo?'

'Nee, nee, ik doe een heleboel met computers, software, scholen, dat soort dingen. Dit is gewoon een hobby.' Het was even stil. 'En wat doe jij?'

De moed zonk me altijd in de schoenen als ik tekst en uitleg moest geven.

'Het is niet echt een baan, en ik zou het niet als een carrière bestempelen. Maar op het moment ben ik een soort entertainer. Kinderfeestjes.'

'Wat?'

'Dat dus. Ik en mijn partner, Zach, mijn compagnon dus, gaan naar feestjes en doen trucjes, ze mogen een gerbil aaien, we maken figuren van ballonnen, we doen een poppenkast.'

'Ongelooflijk,' zei Morris.

'Het is niet bepaald raketwetenschap, maar we kunnen er min of meer van leven. Vandaar de noodzaak om de boekhouding te doen enzovoort. Maar ik vind het echt vervelend, Morris, om je tijd in beslag te nemen. Ik verwacht niet dat je mijn imitatie van een hulpeloos vrouwtje leuk vindt.'

'Kon je vriend 'm niet voor je repareren?'

'Wat brengt jou op het idee dat ik een vriend heb?' vroeg ik met een beetje een sluwe uitdrukking.

Morris werd rood.

'Ik bedoel er niks mee,' zei hij. 'Ik zag alleen scheercrème staan in de badkamer. En een extra tandenborstel en zo.'

'O, die. Max, dat is degene met wie ik omging, heeft een paar dingen laten staan toen hij 'm een paar weken geleden gesmeerd is. Als ik aan de grote schoonmaak begin, gaat dat regelrecht de vuilnisbak in.'

'Sorry,' zei hij.

Ik had geen zin om het daarover te hebben.

'Dus mijn computer doet het weer,' zei ik opgewekt, terwijl ik mijn mok koffie leegdronk.

'Hoe oud is dat ding? Drie jaar?' vroeg hij.

'Dat weet ik niet. Hij was van een vriend van een vriend.'

'Ik snap niet hoe je op zo'n ding kunt werken. Is het niet net alsof je in watten gewikkeld door een moeras loopt?' vroeg Morris. Hij keek ernaar met toegeknepen ogen. 'Je hebt meer geheugen nodig. Snellere hamsters. Daar gaat het allemaal om.'

'Pardon? Snellere hamsters? Wat zijn dat?'

Hij grijnsde. 'Sorry. Een uitdrukking.'

'Ik had een hamster als klein meisje. En die was helemaal niet snel.'

'Ik wil maar zeggen dat jouw apparaat uit het stenen tijdperk stamt.'

'Dat klinkt niet zo best.'

'Voor duizend pond heb je een machine met duizend keer meer vermogen. Dan kun je gaan internetten. Je eigen website maken. Er zit een spreadsheet in waarop je je hele boekhouding kunt zetten. Ik kan dat wel voor je installeren, als je wilt. Dan kun je me als een volwassen computerdokter aan de slag zien.'

Ik begon me een beetje duizelig te voelen.

'Dat is ontzettend aardig van je, Morris, maar ik denk dat je me verwart met een vrouw die de wereld aankan.'

'Nee, Nadia, dat zie je verkeerd. Een goed systeem maakt juist alles makkelijker voor je. Jij bent dan de baas.'

'Hou op,' zei ik vastberaden. 'Ik wil geen computer die meer kan, ik wil er een die minder kan. Ik wil geen website. Ik heb nog een halfjaar strijkwerk liggen.'

Morris keek teleurgesteld. Hij zette zijn koffiemok op tafel.

'Als je je bedenkt,' zei hij, 'dan heb je mijn kaartje.'

'Zeker weten.'

'En misschien kunnen we... eh... misschien kunnen we een keer wat gaan drinken.'

Er werd aangebeld. Zach. Godzijdank. Het is een statistisch gegeven dat negenenzeventig procent van de mannen die ik tegenkom me mee uit vraagt. Waarom maak ik geen sterkere indruk op mannen? Ik keek naar hem. Er speelden geen violen op de achtergrond. Nee.

'Dat is mijn compagnon,' zei ik. 'We moeten helaas snel weg. En...' Ik laste een gevoelige pauze in. 'Ik voel me op dit moment een beetje wiebelig. Ik ben er nog niet klaar voor. Sorry.'

'Natuurlijk,' zei Morris, die me niet aankeek. 'Daar kan ik helemaal in komen.'

Dat was aardig van hem. Hij liep achter me aan naar de deur. Ik stelde Morris aan Zach voor, terwijl ze elkaar in de deur kruisten.

'Deze meneer,' zei ik, 'komt je computer gratis repareren.'

'Echt?' zei Zach belangstellend. 'Ik snap geen moer van die van mij. Zou je een keer kunnen komen kijken?'

'Sorry,' zei Morris. 'Dit was een eenmalige aanbieding. Komt nooit meer terug.'

'Dat heb ik nou altijd,' zei Zach somber.

Morris knikte me vriendelijk toe en was verdwenen.

Ik heb haar gevonden. Mijn volmaakte derde. Ze is klein, net als de anderen, maar sterk, vol energie. Ze gloeit ervan. Huid als honing, glanzend kastanjebruin haar, maar in een grote verwarde bos, bruingroene ogen, walnootkleurig, koperen sproeten verspreid over haar neus en wangen. Herfstkleuren voor het eind van de zomer. Vastberaden kin. Witte tanden. Ze glimlacht vaak, doet haar hoofd een eindje achterover als ze lacht, gebruikt haar handen als ze praat. Niet verlegen, dit exemplaar, maar tevreden met zichzelf. Als een kat bij de haard. Haar huid ziet er warm uit. Haar hand was warm en droog toen ik die schudde. Zodra ik haar zag, wist ik dat zij de ware voor me was. Mijn uitdaging. Mijn lief. Nadia.

3

'We zouden nog een andere truc moeten hebben.' Zach fronste tegen me boven zijn schuimende roze milkshake. 'Iets nieuws, in ieder geval.'

'Waarom?'

'Als we voor een tweede keer bij iemand thuis worden uitgenodigd.'

Ik ken twee goocheltrucs (drie, als je het stokje meerekent dat in stukjes uiteenvalt wanneer ik een hendeltje aan de onderkant omlaag druk, waar elk kind onder de vier verbluft van is). De eerste gaat zo: ik stop een witte zijden sjaal in een lege zak - de kinderen weten dat die leeg is, omdat een aantal van hen er met hun groezelige handjes in rondgewoeld heeft voordat ik begin - en dan, hopla, als ik de sjaal er weer uit haal, is hij roze en paars geverfd volgens de tie-and-dye-methode. Bij de tweede truc laat ik in een flits ballen verdwijnen en weer tevoorschijn komen. Dat zijn eenvoudige trucs. Heel eenvoudig. Voor beginners. Maar ik heb ze met de jaren geperfectioneerd. Het gaat erom dat je het publiek de verkeerde kant op laat kijken. En als ze hun adem inhouden van verbazing, weersta dan de verleiding om de truc te herhalen. En vertel niemand, zelfs niet aan nieuwsgierige ouders, hoe je ze doet. Ik heb het een keer aan Max verteld. Ik deed de ballentruc en hij stond versteld. En was nieuwsgierig. Hoe doe je dat? Hoe doe je dat? Hij hield maar niet op. Dus liet ik het aan hem zien en zag zijn gezicht teleurgesteld betrekken. Was dat alles? Wat verwachtte hij dan? schreeuwde ik tegen hem. Het is gewoon een stom trucje.

Ik kan ook jongleren. Alleen met drie ballen, zoals iedereen. Geen kunst aan. Maar ik doe het niet alleen met veelkleurige zakjes met bonen, ik kan jongleren met bananen en schoenen en mokken en teddyberen en paraplu's. Kinderen worden wild als er eieren kapotvallen tijdens het jongleren. Ze gaan ervan uit dat ik dat expres doe, dat ik gewoon aan het dollen ben.

Zach is een veel betere poppenkastspeler dan ik. Ik kan maar twee verschillende stemmetjes doen en dan nog klinken ze precies hetzelfde. Soms gaan we koken op feestjes. Je brengt alle ingrediënten mee en leert een groep kinderen hoe ze feesttaarten en kleverig glazuur moeten maken, hoe ze hamburgers moeten bakken en hoe ze ronde boterhammen met ham moeten snijden met deegmesjes. Daarna eten ze alles op, terwijl jij de rommel opruimt. En als je geluk hebt, krijg je een kopje thee van de moeder.

Ik ben de clown, de pias, lawaaierig, vrolijk en chaotisch, en ik struikel de hele tijd over mijn voeten. Zach is de norse, serieuze aangever. We waren net naar een feestje voor een vijfjarige geweest die Tamsin heette - een kamer vol tirannieke meisjes met jurkjes die op schuimsnoepjes leken - en ik was zweterig en doodmoe na al dat energieke gekrijs. Ik wilde naar huis, een dutje doen, een krant lezen in bad.

'Insecten,' zei Zach ineens. 'Ik hoorde van een man die torren en reptielen naar kinderpartijtjes meebrengt en de kinderen mogen die dan aanraken. Dat is alles.'

'Ik ga geen insecten en reptielen in huis houden.'

Hij slurpte van zijn milkshake en keek droefgeestig.

'We zouden een insect kunnen zoeken dat de kinderen bijt. Nee, dat wordt niks. Dan worden we vervolgd. Je kunt er beter eentje hebben die een ernstige ziekte op de kinderen overbrengt, zodat ze doodziek worden, alleen veel later.'

'Klinkt goed.'

'Vind jij "Lang zal ze leven" ook zo vreselijk?' vroeg hij.

'Vreselijk.'

We grijnsden elkaar toe.

'En dat gejongleer van jou leek vandaag nergens naar.'

'Weet ik. Ik ben 't verleerd. We worden nooit teruggevraagd. Maar dat is best, want Tamsins papa ging klef tegen me doen.' Ik stond op. 'Zullen we samen een taxi nemen?'

'Nee, laat maar.'

We gaven elkaar een zoen en gingen ieder ons weegs.

Sinds Max is weggegaan, is thuiskomen de afgelopen weken een vreemde ervaring geweest. Ik was er net aan gewend geraakt dat hij er was: de wc-bril omhoog in plaats van naar beneden, de klerenkast vol pakken en overhemden, vers geperst sinaasappelsap en bacon in de ijskast, een ander lijf in bed, dat me 's nachts zei dat ik mooi was en s morgens dat ik godverdomme m'n nest uit moest komen, omdat ik weer te laat was, iemand om voor te koken, iemand die voor mij kookte en mijn rug masseerde en me beval om mijn ontbijt op te eten. Iemand om plannen mee te maken en mijn leven voor te veranderen. Soms zat het me niet lekker dat mijn vrijheid beperkt werd. Hij zeurde tegen me dat ik netter moest worden, dat ik mijn leven meer op orde moest krijgen. Hij vond me een slons. Hij vond me een dromer. De dingen die hij eerst zo charmant aan me vond, waren hem gaan ergeren. Maar nu merkte ik dat ik het miste om mijn leven met iemand te delen. Ik moest leren om weer alleen te leven. De geneugten van egoïsme: ik kon weer chocola in bed eten en havermoutpap maken voor het avondeten en naar de video van The Sound of Music kijken en briefjes met Buddies op de muur plakken en chagrijnig zijn zonder dat erg te vinden. Ik kon een nieuwe minnaar tegenkomen en weer met dezelfde dronken makende, zalige, demotiverende rondedans beginnen.

Al mijn vrienden leidden zo langzamerhand een regelmatig leven. Ze hadden banen waar ze voor waren opgeleid, met pensioenen en vooruitzichten. Ze hadden hypotheken, wasmachines, kantooruren. Veel waren getrouwd, een aantal had zelfs kinderen. Misschien waren Max en ik daarom wel uit elkaar gegaan. Het was zonneklaar dat we geen gezamenlijke bankrekening zouden openen en geen kinderen zouden krijgen met zijn haar en mijn ogen.

Ik begon kronkelige, beangstigende berekeningen te maken over hoeveel van mijn leven al voorbij was en hoeveel tijd ik nog over had, wat ik gedaan heb en nog wil doen. Ik ben achtentwintig. Ik rook niet of nauwelijks en ik eet veel fruit en groente. Ik neem de trap in plaats van de lift en heb tijden gekend dat ik hardliep. Ik denk dat ik nog minstens vijftig jaar, misschien zestig, voor de boeg heb. Dat is voldoende tijd om te leren hoe ik mijn eigen films moet ontwikkelen, om wildwatertochten te maken en het noorderlicht te zien, en de man van mijn dromen tegen te komen. Of liever, de mannen van mijn dromen. Vorige week las ik in een krantenartikel dat vrouwen eerdaags baby's kunnen krijgen als ze in de zestig zijn, en ik betrapte mezelf erop dat ik een opgelucht gevoel kreeg.

Waarschijnlijk, dacht ik, zou Max ook op het feest zijn waar ik vanavond heen ging. Terwijl ik door het verstopte verkeer naar huis reed, sprak ik met mezelf af dat ik me heel mooi zou maken. Ik zou mijn haar wassen en mijn rode jurk aantrekken en lachen en flirten en dansen, zodat hij zag wat hij in de steek had gelaten en dat het me geen moer kon schelen. Ik ben niet eenzaam zonder hem.

Ik waste dus mijn haar. Ik streek mijn jurk. Ik lag in een bad vol oliën, met kaarsen langs de rand, hoewel het nog licht was. Daarna at ik twee geroosterde boterhammen met Marmite en dronk een glas koel, glanzend vruchtensap.

Max bleek er helemaal niet te zijn en na een tijdje keek ik niet meer op wanneer een nieuwe gast binnenkwam. Ik ontmoette ene Robert, een advocaat met dikke wenkbrauwen, en ene Terence, die strontvervelend was. Ik danste nogal wild met mijn oude vriend Gordon, die me al die maanden geleden aan Max had voorgesteld. Ik praatte een tijdje met Lucy, die het feest gaf omdat ze dertig was geworden, en met haar nieuwe vriend, die ongeveer twee meter tien was en geblondeerd haar had. Hij moest zich helemaal naar me toe buigen, zodat ik me een soort dwerg of een klein meisje voelde. Om half twaalf ging ik weg om met mijn oude vrienden Cathy en Mel wat te eten in een Chinees restaurant, en ik werd een beetje dronken, maar zo gezellig mogelijk. Spareribs en slijmerige noedels en goedkope rode wijn, totdat ik het koud kreeg in mijn dunne rode jurk. Koud en moe, en plotseling wilde ik naar huis, naar mijn grote bed.

Het was na enen toen ik thuiskwam. Camden Town komt na middernacht tot leven. Het krioelde op straat van de vreemde lui, sommigen apathisch en anderen behoorlijk opgefokt. Een man met een groene paardenstaart probeerde me vast te pakken, maar toen ik hem zei dat hij moest opdonderen, haalde hij grijnzend zijn schouders op. Een mooi meisje, met bijna niets aan, draaide vlak bij mijn huis rondjes, als een tol. Niemand scheen enige aandacht aan haar te schenken.

Ik stommelde naar binnen en deed het ganglicht aan. Er lag een brief op de mat. Ik raapte hem op en keek naar het handschrift. Keurig zwart schuinschrift: Mejuffrouw Nadia Blake. Ik schoof mijn vinger onder de plakrand en pakte de brief eruit.

4

'Heeft-ie de flat ook overhoopgehaald?'

'Hoezo?'

Links gebaarde naar de rommel, de kussens op de vloer, de stapels papieren op het kleed.

'Nee,' zei ik. 'Dat ben ik alleen maar. Ik heb het een beetje druk gehad, maar het komt wel goed.'

De inspecteur kreeg even een wezenloze uitdrukking op zijn gezicht, alsof hij net wakker was geworden en niet precies wist waar hij was.

'Eh... mevrouw eh...'

'Blake.'

'Ja, mevrouw Blake. Vindt u het goed dat ik rook?'

'Ga uw gang.'

Ik scharrelde rond op zoek naar een asbak en vond er een die toevallig in de vorm van het eiland Ibiza was uitgesneden. Ik werd ineens bang dat die misschien iets met drugs te maken had, maar hoofdinspecteur Links had blijkbaar dringender zaken aan zijn hoofd. Hij zag er niet gezond uit. Ik heb een oom die drie hartaanvallen heeft gehad en nog steeds rookt, ook al heeft hij niet genoeg zuigkracht om de sigaret brandend te houden. En een vriend van Max is herstellende van een enorme zenuwinzinking, waarvoor hij moest worden opgenomen. Dat was een jaar geleden, maar hij spreekt nog steeds met een beverige stem, alsof hij probeert om niet te huilen. Links deed me aan hen allebei denken. Hem een sigaret te zien aansteken was een oefening in het opbouwen van spanning. Zijn vingers trilden zo hevig dat hij de lucifer haast niet bij het eind van de sigaret kon houden, en dan nog maar een onbeholpen microseconde. Het leek wel alsof hij hem probeerde aan te steken in het kraaiennest van een trawler op de Noordzee in plaats van in mijn redelijk tochtvrije woonkamer.

'Voelt u zich wel goed?' vroeg ik. 'Wilt u iets drinken? Thee misschien?'

Links wilde iets zeggen, maar kreeg een rochelende hoestaanval, die erg pijnlijk klonk. Hij kon alleen maar nee schudden.

'Honing met citroen dan?'

Hij bleef maar trillen. Hij haalde een vies uitziende zakdoek uit zijn broekzak en veegde zijn ogen af. Hij begon heel zachtjes te spreken, zodat ik me naar voren moest buigen om hem te verstaan.

'Het gaat om...' Hij zweeg even. Hij raakte steeds de draad van zijn betoog kwijt. 'Om het verkrijgen van toegang. Wie er toegang heeft, dus.'

'Ja,' zei ik vermoeid. 'Dat hebt u al gezegd. Het lijkt me nogal veel gevraagd voor één morbide brief. Het wordt een heel gedoe. Er komen heel vaak mensen logeren. Mijn vriend was hier heel vaak. Er lopen de hele tijd mensen in en uit. Ik ben net een paar maanden weg geweest en toen heeft hier een vriendin van mij gewoond. Het was ongeveer de zoete inval toen zij hier was.'

'Waar is zij nu?' vroeg Links met een beklagenswaardig gehijg.

'Ik geloof dat ze in Praag zit. Ze had daar een klus, voordat ze terugging naar Perth.'

Links draaide zich om naar zijn collega. De andere politieman, inspecteur Stadler, zag er minder als een risicogeval uit dan Links. Een beetje verlopen misschien, maar op een vreemd aantrekkelijke manier. Hij zat er gewoon volkomen onbewogen bij. Hij had steil, achterovergekamd haar, uitstekende jukbeenderen en donkere ogen, die hij steeds op mij richtte, alsof ik ontzettend interessant was, maar op een beetje een bizarre manier. Hij bekeek me eerder als een auto-ongeluk dan als een vrouw.

Nu sprak hij voor het eerst: 'Hebt u enig idee van wie de brief afkomstig is? Hebt u al eerder zoiets bij de hand gehad? Bedreigende telefoontjes? Vreemde ontmoetingen met mensen?'

'O, talloze vreemde ontmoetingen,' zei ik. Links ging overeind zitten, waardoor hij iets minder op een zombie leek. 'Ik kom vanwege mijn werk elke week in verschillende huizen. Ik moet daarbij uitleggen dat ik geen inbreker ben.' Er kon geen glimlachje bij hen af. Geen sprankje. 'Ik en mijn compagnon, we vermaken kinderen op partijtjes. De mensen die je tegenkomt, echt waar, dat geloof je niet. Als de vader van de vijfjarige waar jij net een voorstelling voor hebt gegeven, je probeert te versieren terwijl de moeder in de keuken de kaarsjes aansteekt op de taart, nou, dan krijg je geen hoge dunk van de menselijke aard.'

Links drukte zijn sigaret uit, die hij maar voor de helft had opgerookt, en stak een nieuwe op.

'Mevrouw, eh...' Hij keek in zijn aantekenboekje. 'Mevrouw, eh...' Hij scheen moeite te hebben om zijn aantekeningen te kunnen lezen. 'Eh... Blake. We hebben, eh, reden om aan te nemen dat er momenteel, of in de afgelopen, eh, maanden, eh, andere vrouwen ook het doelwit zijn geweest van deze persoon.' Hij wierp steeds vluchtige blikken naar Stadler, alsof hij morele steun bij hem zocht. 'Dus het doel van ons onderzoek is onder andere vast te stellen, of liever, pogen vast te stellen of er verband tussen hen bestaat.'

'Wie zijn dat?'

Links hoestte weer. Stadler deed geen poging om het in zijn plaats uit te leggen. Hij zat maar naar me te staren.

'Wel,' zei hij ten slotte. 'Het is wellicht niet juist om in dit stadium van het onderzoek, eh, in detail op de zaak in te gaan. Het kan aspecten van het onderzoek belemmeren.'

'Bent u bang dat ik misschien contact met hen zal zoeken?'

Links haalde zijn zakdoek te voorschijn en snoot zijn neus. Ik keek naar Stadler. Voor het eerst keek hij niet terug. Hij leek iets heel belangrijks in een aantekenboekje te lezen.

'We houden u zoveel mogelijk op de hoogte van onze vorderingen,' zei Links.

'Onderzoek?' zei ik. 'Het is maar een brief.'

'Het is belangrijk om deze zaken serieus te nemen. Tevens beschikken wij over een psychologe, dokter Grace Schilling, die een deskundige is op het gebied van, eh... Ze komt hier...' Hij keek op zijn horloge. 'Ze kan hier elk moment zijn.'

Er viel een stilte.

'Hé,' zei ik. 'Ik ben niet dom. Er is ongeveer een jaar geleden ingebroken, maar er is niets gestolen. Ik denk dat ik ze gestoord heb. Maar de politie kwam pas een dag later en ze hebben er geen moer aan gedaan. Maar nu krijg ik één vervelend briefje en is het ineens een groot onderzoek. Wat is er aan de hand? Moeten jullie geen echte volwassen misdaden gaan oplossen?'

Stadler klapte zijn aantekenboekje dicht en stopte het in zijn zak.

'We zijn ervan beschuldigd dat we niet genoeg aandacht besteden aan vergrijpen gericht tegen vrouwen,' zei hij. 'We nemen bedreigingen als deze zeer serieus.'

'Nou ja,' zei ik. 'Dat zal dan wel goed zijn.'

Dokter Schilling was het soort vrouw dat ik nogal benijd. Ze had het duidelijk heel goed gedaan op school, had fantastische cijfers gehaald en zag er nog steeds tamelijk intelligent uit. Ze kleedde zich ook behoorlijk chic, maar ook dat op een intelligente manier. Ze had van dat lange, blonde haar dat geweldig zat, maar dat ze kennelijk in ongeveer drieëneenhalve seconde had opgestoken om te laten zien dat ze het allemaal niet vreselijk serieus nam. Ze was in ieder geval niet zo iemand die je op haar hoofd ziet staan voor een groep krijsende peuters. Als ik had geweten dat ze kwam, had ik het huis echt opgeruimd. Het enige wat me irriteerde was dat ze me met zo'n ontzettend serieuze, bijna treurige bezorgdheid aansprak, alsof ze een religieus tv-programma presenteerde.

'Ik begrijp dat je net een relatie hebt verbroken,' zei ze.

'Ik weet zeker dat die brief niet van Max is. Om allerlei redenen, onder andere dat hij nog niet eens een behoorlijk briefje aan de melkboer kan schrijven. Trouwens, hij heeft mij laten zitten.'

'Toch zou dat kunnen betekenen dat je kwetsbaar was.'

'Nou, misschien wel pisnijdig.'

'Hoe lang ben je, Nadia?'

'Krijgen we dat weer. Ik probeer er niet bij na te denken. Een meter tweeënvijftig en nog wat. Een emotioneel kwetsbare dwerg. Probeert u me dat duidelijk te maken? Daar hebt u zeker geen last van?'

Ze glimlachte niet eens.

'Moet ik me zorgen maken?' vroeg ik.

Nu viel er een heel lange stilte. Toen dokter Schilling begon te praten, woog ze haar woorden heel precies af.

'Ik denk niet dat je er iets mee opschiet als je in paniek raakt. Maar ik denk wel dat je je zou moeten gedragen alsof je je zorgen maakte, alleen maar om geen risico's te lopen. Je bent bedreigd. Je zou je moeten gedragen alsof die bedreiging ook reëel is.'

'Denkt u echt dat iemand me zomaar wil vermoorden?'

Ze keek peinzend.

'Zomaar?' zei ze. 'Misschien. Er zijn een heleboel mannen die vinden dat ze heel goeie redenen hebben om vrouwen aan te vallen

of te vermoorden. Dat zijn misschien redenen waar jij of ik geen been in zien. Maar dat is een schrale troost, toch?’

‘Voor mij is het dat in ieder geval wel,' zei ik. 'Ja,' zei dokter Schilling, bijna onhoorbaar, alsof ze tegen iemand anders praatte, iemand die ik niet kon zien.

5

Ze waren niet weg te krijgen. Na een paar uur kreeg Links een telefoontje en slofte weg, maar Stadler en dokter Schilling bleven zitten. Terwijl Schilling met me praatte, ging Stadler de deur uit en kwam terug met broodjes, pakjes frisdrank, melk, fruit. En toen hij met me het huis door liep om te kijken hoe het met de veiligheid zat (die aanzienlijk verbeterd moest worden), liep zij naar de keukenhoek en zette thee. Ik hoorde zelfs het gerammel en gerinkel en gespetter van afwas die werd gedaan. Ze kwam terug met mokken tegen haar borst. Stadler deed zijn jasje uit en rolde zijn mouwen

'Er is tonijn met komkommer, zalm met komkommer, kipsalade en ham met mosterd,' kondigde hij aan.

Ik nam de ham, dokter Schilling de tonijn, waardoor ik het idee kreeg dat tonijn ontzettend veel gezonder was en dat er iets smerigs en frivools aan mijn keus kleefde.

'Bent u medisch agente of zo?' vroeg ik.

Ze had haar mond vol, dus kon ze alleen maar haar hoofd schudden, terwijl ze erg haar best deed om de hap door te slikken. Ik voelde een kortstondige triomf. Ik had haar betrapt op een moment van onwaardigheid.

'Nee, nee,' zei ze, alsof ik haar had beledigd. 'Ik ben adviseur van de politie,' zei ze.

'Waar bestaat uw werk dan uit?'

'Ik werk bij de Welbeck Kliniek,' zei ze.

'Als wat?'

'Grace is veel te bescheiden,' zei Stadler. 'Ze is briljant op haar gebied. Je boft dat je haar naast je hebt.'

Schilling draaide zich met een ruk naar hem om en bloosde, eerder uit boosheid of gekwetstheid, dacht ik, dan uit verlegenheid. Al die blikken en gefluisterde terzijdes. Ik voelde me een soort indringer in een groepje oude vrienden die samen speciale uitdrukkingen bezigden, een eigen taaltje hadden, die samen een gelukkige tijd van samenwerking deelden.

'Wat ik eigenlijk bedoel,' zei ik, 'is dat ik kinderen vermaak op feestjes. Dus door de week, als iedereen op kantoor zit, heb ik 't nooit zo druk. Maar u, dokter Schilling...'

'Zeg alsjeblieft Grace, Nadia,' zei ze zacht.

'Goed, Grace dan. Ik weet dat dokters het ongelooflijk druk hebben, van de keren dat ik er eentje wou spreken. Ik geef ruiterlijk toe dat we hier heel gezellig zitten te kletsen, en ik ben volkomen bereid om mijn hele leven voor je op tafel te leggen. Maar ik zat net te denken waarom een briljant psychiater als jij hier op de grond zit in een armoedig eenkamerwoninkje in Camden Town en een broodje tonijn eet. Je kijkt niet op je horloge, je wordt niet gebeld op je mobiele telefoon. Dat vind ik vreemd.'

'Zo vreemd is dat niet,' zei Stadler, die zijn mond afveegde. Hij had de zalm genomen. Ik wed dat het broodje ham het goedkoopst was en ook het ongezondst. 'We willen een plan opstellen over hoe we dit gaan aanpakken. We willen je informele bescherming geven, en het doel van deze bijeenkomst is te besluiten welk soort bescherming. En wat dokter Schilling betreft, zij is een deskundige in bedreigingen van deze aard en ze heeft twee doelstellingen. De belangrijkste is uiteraard om ons de persoon te helpen vinden die jou deze dreigbrief heeft gestuurd. Daarvoor moet ze jou bekijken en hoe je leeft, om een idee te krijgen wat deze gek zo in jou aantrekt.'

'Het is mijn pakkie-an, hè?' zei ik. 'Ik heb hem ertoe aangezet.'

'Het is op geen enkele manier jouw pakkie-an,' zei Grace nadrukkelijk. 'Maar hij heeft jou uitgekozen.'

'Ik vind jullie maar maf,' zei ik. 'We hebben hier te maken met een man die het lekker vindt om dreigbrieven naar vrouwen te sturen, omdat hij bang voor ze is. Wat is daar zo erg aan?'

'Dat zie je verkeerd,' zei Grace. 'Zo'n brief is een geweldsdaad. Een man die zo'n brief stuurt is een grens overgegaan, of zou dat kunnen doen. Die moet als gevaarlijk bestempeld worden.'

Ik keek haar niet-begrijpend aan.

'Vind je dat ik niet bang genoeg ben?'

Ze dronk haar mok thee leeg. Het leek wel alsof ze expres de boel aan het rekken was.

'Ik kan je raad geven over wat je moet doen,' zei ze. 'Maar ik vind niet dat ik zeggenschap heb over wat je zou moeten voelen. Kom, geef me je mok. Ik haal nog wat thee.'

Onderwerp gesloten. Stadler hoestte even.

'Wat ik zou willen doen,' zei hij, 'als je dat goedvindt, is een beetje verder praten over je leven, wie je vrienden zijn, het soort mensen dat je ontmoet, je gewoontes, dat soort dingen.'

'Je ziet er niet als een politieman uit,' zei ik.

Hij schrok even. Toen glimlachte hij.

'Hoe ziet een politieman er dan uit, volgens jou?' vroeg hij.

Hij liet zich niet makkelijk van zijn stuk brengen, door mij in ieder geval niet. Ik had nog nooit iemand ontmoet die me zo indringend aankeek, alsof hij ver naar binnen probeerde te kijken. Wat probeerde hij te zien?

'Dat weet ik niet,' zei ik. 'Je hebt gewoon geen politie-uitstraling. Je ziet er, eh...'

En toen hield ik abrupt mijn mond, omdat ik zo'n beetje wilde zeggen dat hij te knap was voor een politieman, wat niet alleen een oliedomme opmerking was, maar ook totaal ongepast in deze situatie. Gelukkig was Grace Schilling net met de thee binnengekomen.

'...normaal uit,' zei ik, om mijn zin toch nog af te maken.

'Is dat alles?' zei hij. 'Ik dacht dat je iets aardigers zou gaan zeggen.'

Ik trok een gezicht.

'Ik vind 't leuk als iemand er niet als een politieman uitziet.'

'Hangt ervan af hoe jij je een politieman voorstelt.'

'Stoor ik?' vroeg Grace op een licht ironisch toontje.

Toen ging de telefoon. Het was Janet. Ze wilde weten of onze afspraak nog doorging. Ik legde mijn hand op de hoorn.

'Dat is een van mijn beste vriendinnen,' zei ik, overdreven fluisterend. 'Ik zou vroeg op de avond wat met haar gaan drinken. Zij heeft trouwens die brief echt niet geschreven.'

'Vandaag niet,' zei Stadler.

'Meen je dat nou?'

'Doe nou maar wat we zeggen.'

Ik trok weer een gezicht en zei tegen Janet dat het me speet. Ze was een en al begrip natuurlijk. Ze wilde nog even kletsen, maar ik hield het af. Grace en Stadler leken een beetje al te geïnteresseerd in wat ik zei.

'Is dit een grap of zo?' vroeg ik.

'Hoe bedoel je?'

'Ik krijg het gevoel alsof ik vervolgd word,' zei ik. 'Maar niet door die zielige zakkenwasser die die brief heeft geschreven. Ik voel me net een beestje dat op een kaartje ligt met een speld door zich heen. Ik kronkel nog wat rond, terwijl iemand door een microscoop naar me kijkt.'

'Is dat wat je voelt?' zei Grace ernstig.

'O, hou alsjeblieft op,' zei ik nijdig. 'Ga me in godsnaam niet vertellen dat dat iets betekent.'

Het was trouwens maar de helft van wat ik voelde. We bleven de hele middag zitten en ik zette thee en daarna koffie en vond koekjes in een trommel. En ik dook de losse papiertjes op die ik agenda noem en ik ging door mijn adresboekje en weidde uit over mijn leven. Zo nu en dan stelde een van hen een vraag. Het begon voor het eerst sinds dagen te regenen en plotseling voelde ik me geen zeldzaam insect meer dat voordat het ontleed wordt eerst wordt onderzocht, maar als iemand die de tijd doorbrengt met twee nogal vreemde nieuwe vrienden. Zoals we daar zaten, met de regen in stromen langs de ramen, gaf me een heel geruststellend gevoel.

'Kun je echt jongleren?' vroeg Stadler op een gegeven moment.

'Of ik kan jongleren?' zei ik strijdlustig. 'Let maar 's op.' Ik keek om me heen. Er lag wat fruit in de schaal.

Toen ik twee gerimpelde appels en een mandarijn pakte, vloog er een wolkje piepkleine vliegjes vanaf. Er was daar binnen iets aan het ontploffen.

'Dat komt straks wel,' zei ik. 'Let op.'

Ik begon met het fruit te jongleren en liep toen tamelijk voorzichtig de kamer op en neer. Ik struikelde over een kussen en alles viel op de grond.

'Nu hebben jullie een beetje een idee,' zei ik.

'Kun je nog meer?' vroeg hij.

Ik maakte een schamper geluid.

'Jongleren met vier ballen is dodelijk saai,' zei ik. 'Je houdt er gewoon twee in elke hand en je gooit ze op en neer zonder ze af te wisselen.'

'En met vijf?'

Ik maakte weer een schamper geluid.

'Vijf is voor gestoorden. Om met vijf ballen te kunnen jongleren moet je je drie maanden afzonderen in een kamer en alleen maar dat doen. Ik bewaar vijf ballen voor als ik de gevangenis in moet of het klooster in ga of op een onbewoond eiland terechtkom. Het zijn maar peuters, en bovendien is het maar een fase in mijn leven, en intussen ben ik aan het bedenken hoe ik de rest ervan moet inrichten.'

'Dat is geen excuus,' zei Stadler. 'Wij willen vijf ballen zien, toch?'

'Op z'n minst,' zei Grace.

'Koppen dicht,' zei ik. 'Of anders laat ik jullie mijn goocheltrucs zien.'

6

Ik kan niet uitleggen wat er daarna gebeurde. Of ik kan het in ieder geval niet zo uitleggen dat het ergens op slaat.

Grace Schilling ging weg. Ze legde haar handen op mijn schouders toen ze gedag zei en staarde me even aan, alsof ze me ging zoenen, of ging huilen. Of iets heel serieus ging zeggen. Toen zei Stadler tegen me dat ze agent Burnett, een vrouw, hadden opgedragen om een oogje in het zeil te houden.

'Ze komt toch niet logeren, hè?'

'Nee, dat wilde ik je uitleggen. Lynne Burnett heeft als speciale opdracht om jou te beschermen, 's Nachts zal zij, of vaker andere agenten, voor de deur van je huis posten, meestal in een auto. Geen politiewagen. Overdag is ze misschien in je huis, maar dat moeten jullie onderling bespreken.'

"s Nachts?' vroeg ik.

'Het is maar tijdelijk.'

'En jij?' vroeg ik. 'Ben jij ook in de buurt?'

Hij keek me net iets te lang aan, zodat ik bijna iets anders wilde gaan zeggen, maar toen ging de bel. Ik schrok op, knipperde met mijn ogen en wierp hem een wazige glimlach toe.

'Dat zal Lynne zijn,' zei hij.

'Ga je niet opendoen?'

'Het is jouw huis.'

'Het is vast voor jou.'

Hij draaide zich om en deed open. Ze was jonger dan ik, hoewel niet veel, en vrij knap. Ze had een grote paarse wijnvlek op haar wang. Ze was niet gekleed als een agent. Ze had een spijkerbroek en een T-shirt aan en een lichtblauw jasje in haar hand.

'Ik ben Nadia Blake,' zei ik, terwijl ik mijn hand uitstak. 'Let maar niet op de rommel. Ik verwachtte geen bezoek.'

Ze glimlachte en bloosde.

'Ik laat je zoveel mogelijk op jezelf, tenzij je me ergens voor nodig hebt,' zei ze. 'Maar ik ben tamelijk goed in opruimen. Als je tenminste wilt opruimen,' voegde ze er haastig aan toe.

'Het is allemaal een beetje uit de klauwen gelopen,' zei ik. Ik keek even naar Stadler en glimlachte, maar hij glimlachte niet terug en keek me alleen peinzend aan. Ik liep naar mijn slaapkamer en ging op bed zitten wachten tot hij wegging. Ik voelde me moe en raar. Wat was er aan de hand? Wat moest ik de hele avond doen met Lynne om me heen? Ik kon niet eens lekker naar bed gaan met een kaasboterham.

Het had erger kunnen zijn. We aten gebakken eieren en witte bonen in tomatensaus als avondeten en Lynne vertelde me over haar zeven broers en zusters en haar moeder die kapster was. Ze ruimde wat op, alsof ze iets om handen wilde hebben. Daarna ging ze weg. Niet echt, natuurlijk. Ze ging buiten in de auto zitten. Na vanavond, zei ze, zouden er andere agenten in haar plaats komen. Ze moest per slot van rekening kunnen slapen. Ik zat lang in bad, totdat mijn vingertoppen verschrompeld waren, en toen ik eruit kwam, keek ik door de kier in de gordijnen. Ik zag haar silhouet in de auto. Zat ze te lezen of naar de radio te luisteren? Ik kon het niet zien. Waarschijnlijk mocht ze zich niet laten afleiden. Ik vroeg me af of ik haar soep of koffie moest gaan brengen. Maar ik ging naar bed.

De volgende dag ging Lynne met me mee boodschappen doen. Ze zat bij me toen ik brieven schreef. Er was even een ongemakkelijk moment toen Zach belde en met me afsprak om langs te komen om de agenda door te nemen. Ik legde de telefoon neer, draaide me naar haar om en zei: 'Eh...'

Ze reageerde meteen. 'Ik wacht buiten wel.'

'Het is alleen maar...'

'Geen probleem.'

Vroeg in de avond werd er aangebeld en zij deed open. Het was Stadler. Hij had een zeer serieuze aktetas bij zich, zag ik, en droeg een donker pak.

'Hallo, inspecteur,' zei ik liefjes.

'Ik neem het even van Lynne over.' Er viel niets af te lezen van zijn gezicht. Geen glimlach. 'Alles goed?'

'Prima, dank je.'

'Ik wou wat vragen stellen.'

Hij ging op de bank zitten en ik ging tegenover hem in de leunstoel zitten.

'Wat hebt u dan te vragen, inspecteur?' Hij had mooie handen. Lang, met gladde nagels.

Hij deed zijn aktetas open en rommelde door papieren.

'Ik wilde je over je vorige geliefden vragen,' zei hij.

'Dat heb je al gedaan.'

'Dat weet ik, maar...'

'Weet je? Ik geloof dat ik liever met Grace Schilling over mijn vorige relaties praat.'

Hij haalde diep adem. Hij leek zich niet op zijn gemak te voelen. Daar zat ik niet mee.

'Misschien vind je het nuttig...' begon hij, maar ik onderbrak hem.

'Ik heb echt geen zin om je nog meer over mijn seksleven te vertellen.'

Toen staarde hij me aan en keek niet meer naar zijn aantekeningen. Ik stond op en draaide me om.

'Ik neem een glaasje wijn. Wil jij er ook een? En zeg niet dat je niet drinkt onder diensttijd.'

'Een kleintje dan.'

Ik schonk voor ons allebei een glas witte wijn in. Geen van beide was klein. We liepen naar buiten de tuin in, of wat daarvoor door moest gaan. Mijn tuin komt uit op een industrieterrein waar containers opgeslagen liggen. Maar het was een verademing om niet de hele tijd binnen opgesloten te zitten. De regen van gisteren en vandaag was opgehouden en zo fris was het in weken niet geweest. De bladeren van de perenboom glinsterden.

'Ik ga hier veel werk van maken,' zei ik, toen we tussen de doorgeschoten planten stonden. 'Het lijkt wel alsof de Triffids hier hebben huisgehouden. Het onkruid tiert welig.'

'Maar het is wel afgesloten. Niemand kan naar binnen kijken.'

'Dat is waar.'

Ik nam een slokje wijn. Hij wist veel van me. Hij wist dingen over mijn werk, mijn familie, mijn vrienden en geliefden, mijn examenresultaten en mijn verhoudingen. De dingen waarnaar ik verlangde, zoals een sportwagen met open dak en een betere zangstem en meer waardigheid, en de dingen waar ik bang voor was, zoals liften en hoogten en slangen en kanker. Ik had met hem, en met Grace, gepraat zoals je met een minnaar praat, liggend in bed na het vrijen, met het kalme donker buiten, terwijl je elkaar geheimen en intieme onbenulligheden toevertrouwt. Maar ik wist niets van hem, helemaal niets. Ik werd er duizelig van.

We helden naar elkaar toe. Daar ga ik, dacht ik. Daar komt weer een grote vergissing aan. Maar toen ik zo vooroverhelde, bleef mijn voet aan een dikke doorntak haken en ik struikelde. Ik liet mijn glas vallen en kwam op mijn knieën in het lange, natte gras terecht. Hij knielde naast me neer en legde een hand onder mijn elleboog.

'Kom, opstaan,' zei hij hees. 'Kom, Nadia.'

Ik sloeg mijn armen om zijn nek. Hij draaide zijn hoofd niet weg. Ik wist niet wat hij dacht, wat hij wilde. Ik zoende hem vol en stevig op zijn mond. Zijn lippen waren koel, zijn huid was warm. Hij duwde me niet weg, maar hij zoende me niet meteen terug. Hij zat op zijn knieën en liet me begaan. Ik zag de lijnen in zijn gezicht, de rimpels om zijn ogen en de groeven om zijn mond.

'Help me dan overeind,' zei ik.

Hij trok me overeind en daar stonden we, in de wilde tuin. Hij was veel groter dan ik, breed en lang, en verduisterde de lage zon.

Ik streelde met mijn duim over zijn onderlip. Ik hield zijn zware hand in mijn handen. Weer zoende ik hem, heftiger, langer. Ik voelde me zwaar aangeschoten, alsof ik niet een half glas, maar zes glazen wijn op had. Ik legde mijn handen op zijn rug, onder zijn overhemd en drukte me tegen hem aan. Hij voelde stevig en enorm aan. Zijn armen hingen slap langs zijn lichaam. Ik pakte een van zijn handen, legde die tegen mijn hete wang, en daarna leidde ik hem naar binnen, door de openslaande deuren, naar de woonkamer.

Hij ging in een stoel zitten en keek naar me. Ik deed mijn bloes open en ging toen schrijlings op hem zitten.

'Stadler,' zei ik.

'Cameron,' zei hij. 'Ik mag dit eigenlijk niet doen.' Hij begroef zijn hoofd tussen mijn borsten en ik woelde door zijn haar. 'Dit kan eigenlijk niet.' Eindelijk sloot hij zijn ogen. Toen lag hij boven op me, op de grond, en er lag een schoen onder mijn rug en een oude haarborstel prikte in mijn linkervoet, en overal was stof, en hij schoof mijn rok omhoog en kwam in me, daar op de vieze oude vloer. Geen van ons zei iets.

Naderhand rolde hij van me af en lag op zijn rug naast me, met zijn armen onder zijn hoofd. We bleven zo wel tien minuten liggen, naast elkaar, en staarden naar het plafond en zeiden niets.

Toen Lynne terugkwam was Cameron aan het telefoneren, heel zakelijk, en ik zat een tijdschrift te lezen. We namen heel formeel afscheid, maar toen mompelde hij tegen Lynne dat hij vergeten was ergens naar te kijken en liep achter me aan naar de slaapkamer met zijn dossier onder de arm, en hij deed de deur dicht en legde me op bed en zoende me weer, duwde met zijn hoofd tegen mijn hals om zijn gekreun te smoren en zei tegen me dat hij zo snel mogelijk zou terugkomen.

De rest van de avond lag ik op bed, tintelend, en ik deed net alsof ik las, maar ik sloeg geen bladzijde om en las geen letter.

7

'Wat zijn de plannen?' vroeg ik bij het ontbijt aan Lynne.

Ik beschouw mezelf als een vrouw die zich enigszins kan redden, maar hier kon ik met mijn verstand niet bij. De vorige dag had ik gevreeën met een man die ik nauwelijks kende. Nu zat ik niet met die man te ontbijten, maar met een vrouw die ik nauwelijks kende.

Die ochtend was ik uit een onrustige droom wakker geworden, die ik meteen weer kwijt was, maar toen herinnerde ik me wat er de dag ervoor en daarvoor was gebeurd. Het leek ongelooflijk, een gewelddadig stripverhaal over de werkelijkheid, maar toen ik naar buiten keek, zat Lynne op de voorbank wezenloos voor zich uit te kijken. Wat een baan. Vergeleken daarbij leek mijn leven een intellectuele inspanning. Ik waste me, kleedde me aan, borstelde mijn haar en poetste mijn tanden in ongeveer twee minuten en daarna liep ik naar buiten en klopte op het raampje van de auto, waardoor ze schrok. Wat nou, bescherming.

Ik zei dat ik iets voor het ontbijt ging halen en zij zei dat ze met me meeging. Daar stond ze op. We kochten croissants bij de bakker. Ze betaalde de helft. De gedachte speelde in mijn hoofd dat ze alles moest betalen, omdat ik nooit ontbijt, behalve bij speciale gelegenheden.

Toen we terugkwamen, zette ik koffie en vond een potje met nog ongeveer een millimeter aardbeienjam erin en we gingen zitten om te ontbijten. En toen vroeg ik wat de plannen waren.

'We houden ons met je bescherming bezig,' zei ze, alsof ze een lesje opdreunde.

Ik nam een grote hap van mijn croissant en spoelde die weg met een grote slok koffie. Als ik eenmaal van de regel ben afgeweken dat ik niet ontbijt, dan zorg ik ook dat ik daar goed van afwijk. Er was een lange stilte, niet om na te denken maar om te eten. Ik was net een python die een hert opslokt. Eindelijk kreeg ik alles door mijn keel.

'Maar toch,' zei ik. 'Vind je dit hele gedoe niet ontzettend overdreven?'

'Het is voor je eigen bestwil,' zei ze.

'Ik heb een brief gekregen,' zei ik. 'Gaan jullie me dan de rest van mijn leven bewaken?'

'We willen de persoon die die brieven stuurt oppakken,' zei ze.

'En als dat niet lukt? Jullie kunnen niet zo doorgaan.'

'Dat zien we dan wel,' zei ze. 'Als het zover is.'

Geconfronteerd met zoveel onzin, viel er niets meer over dit onderwerp te zeggen.

'Ik voel me ook voor schut staan,' zei ik. 'Mijn leven is al lachwekkend genoeg met alleen mij erin. Je lijkt me ontzettend aardig, Lynne, en ik heb geen kritiek op je, maar het idee dat ik mijn leven leid terwijl een agente me zit aan te staren, vind ik niet aantrekkelijk.'

'Daar gaan we het over hebben,' zei Lynne met een ernstige uitdrukking, alsof ik een belangrijke beleidskwestie had aangesneden. Maar we werden gestoord door de bel. Ik liep naar de deur, terwijl Lynne op de achtergrond bleef. Het was Cameron. Hij keek over mijn schouder en knikte naar Lynne.

'Goedemorgen, mevrouw Blake,' zei hij.

'Zeg alsjeblieft Nadia, inspecteur,' zei ik. 'We gaan hier heel familiair met elkaar om.'

'Nadia,' zei hij met een soort zwak gemompel. 'Ik kom Lynne een paar uurtjes aflossen.'

'Prima,' zei ik, terwijl ik opgewekt en nonchalant probeerde te doen.

'En plannen maken voor vandaag,' ging hij verder. 'Ik weet niet of je afspraken hebt?'

'Ja,' zei ik. 'Om half vijf moeten Zach en ik op een kinderpartijtje zijn in Muswell Hill. En we hebben er nog twee in het weekend. Misschien meer, als er nog iemand belt.'

'Dat is geen probleem,' zei Cameron. 'Lynne kan dan mee.'

'Dat is misschien een beetje opdringerig,' zei ik.

'Ik blijf buiten,' zei Lynne. 'Ik kan je een lift geven.'

'Het wordt steeds beter.'

Lynne had nog een halve kop koffie en een halve croissant staan.

'Haast je niet,' zei Cameron onnodig.

Er bleek inderdaad geen enkele haast bij te zijn. Lynne nam kleine slokjes koffie en knabbelde alleen wat aan haar croissant. Ze was een huis aan het kopen en begon me vragen te stellen over mijn ervaringen met het kopen van mijn flat. Had ik wel eens een flat verkocht voordat ik deze kocht? Het was een vrij lang verhaal, en hoe korter ik het probeerde te maken, hoe langer het werd. Intussen liep Stadler de kamer rond en onderzocht die op een zogenaamd deskundige en onbetrokken manier, pakte dingen op, trok laden open. Ik kon me niet aan het idee onttrekken dat hij onderwijl naar me keek en meer dingen van me te weten kwam die ik voor mezelf wilde houden. Na een tijdje waren Lynne en ik uitgepraat. Lynne wendde zich tot Cameron.

'Nadia maakt zich zorgen om onze plannen.'

'Daar zal ik het met haar over hebben,' zei Cameron kortaf en liep weg, zonder het gesprek voort te zetten.

Ze had nog steeds haar koffiekopje in haar hand. Had deze vrouw niet genoeg van me? Had ze verder niets te doen?

'Dus ik zie je om een uur of een terug?' zei Cameron.

'Gaan jullie naar buiten?' vroeg ze.

'Wat we ook gaan doen, we zijn om een uur terug.'

Ze knikte.

'Goed. Tot straks, Nadia.'

'Tot straks, Lynne.'

Ze was de deur uit. Ik zag haar benen het trapje op gaan en de stoep op lopen. De benen wandelden weg. Veilig. Ik draaide me om naar Cameron.

'Over gisteren, hè...'

Maar hij was op me, hield me vast alsof ik ongelooflijk kostbaar was, zijn handen gleden over mijn gezicht, streelden mijn haar. Ik duwde hem een eindje opzij en keek hem aan.

'Ik...' stamelde ik. 'Ik ben niet...'

'Ik kan 't niet,' murmelde hij en zoende me weer.

Ik voelde zijn handen achter me, op mijn rug, daarna onder mijn T-shirt, ze graaiden naar mijn beha en ontdekten dat die er niet was.

'Wil je dat ik ophou?'

'Ik weet 't niet. Nee.'

Hij pakte me bij de hand en leidde me de slaapkamer in. Het was anders dan de dag ervoor: meer ontspannen, vastberadener, langzamer. Ik ging op bed zitten. Hij liep naar het raam en trok de jaloezie naar beneden. Toen deed hij de slaapkamerdeur dicht. Hij trok zijn jasje uit, deed zijn das los en schoof hem over zijn hoofd. Het schoot door me heen dat vrijen met een man die een pak met das moest uitdoen bijna een unieke ervaring was.

'Ik kan je niet uit mijn hoofd zetten,' zei hij, alsof het een ziekte was. 'Ik zie je als ik mijn ogen dichtdoe. Wat moeten we doen?'

'Je kleren uittrekken,' zei ik.

'Wat?' Hij keek omlaag, alsof hij verbaasd was dat hij nog aangekleed was.

Hij kleedde zich uit als in een droom, hij gooide zijn broek slordig op een stoel, terwijl hij me de hele tijd aankeek. Ik stak mijn armen naar hem uit.

'Wacht,' zei hij. 'Wacht. Laat mij. Nadia.'

Ik lag in een nevel van genot, en toen was hij eindelijk in me, en daarna, toen het voorbij was en we ineengestrengeld lagen, keek hij me nog steeds aan, streelde mijn haar, sprak mijn naam alsof het een soort toverformule was. Na een tijdje schoven we uit elkaar en ik ging tegen een opgepropt kussen zitten.

'Dat was heerlijk,' zei ik.

'Nadia,' zei hij. 'Nadia.'

'En ik ben in de war,' zei ik.

De betovering was verbroken. Hij schoof een eindje opzij, er trok een schaduw over zijn gezicht, hij beet op zijn lip.

'Mag ik eerlijk tegen je zijn?' zei hij.

Ik voelde een huivering opkomen.

'Graag,' zei ik.

'Dit werk is mijn leven,' zei hij. 'En dit...'

'Je bedoelt dit?' zei ik, terwijl ik op het bed wees.

Hij knikte.

'Het is zo ontzettend tegen de regels,' zei hij. 'Het is godverdomme zo ontzettend tegen de regels.'

'Ik zal het aan niemand verklappen,' zei ik. 'Gaat 't daarom?'

'Nee,' zei hij droefgeestig.

'Wat dan?' vroeg ik. Hij gaf geen antwoord. 'Wat is er dan, verdomme?'

'Ik ben getrouwd,' zei hij. 'Het spijt me, het spijt me zo vreselijk.'

En hij begon te huilen. Daar lag ik, met een blote huilende inspecteur in mijn bed. We hadden nog geen etmaal een relatie, en we waren al van de eerste geilheid in het stadium van huilen en verwijten beland. Ik voelde me zuur vanbinnen. Ik zei niets. Ik klopte hem niet troostend op zijn schouder, ik streelde hem niet en zei niet dat het allemaal goed kwam, rustig maar, rustig maar. Na een tijdje slaakte hij een diepe zucht als teken dat hij zichzelf weer in de hand had.

'Nadia?'

'Ja?'

'Zeg 's wat.'

'Wat wil je horen?'

'Ben je woedend op me?'

'O, Cameron,' zei ik. 'Rot toch een eind op. Je vrouw begrijpt je zeker niet?'

'Nee, nee, dat weet ik niet. Ik weet alleen dat ik gek op je ben. Ik sol niet met je, Nadia, dat beloof ik je. Ik ben zo vreselijk gek op je. Het doet me zoveel dat ik me geen raad weet. Is dat goed? Wat vind jij? Zeg wat je vindt, Nadia.'

Ik draaide me om en keek op de klok in de vorm van een kikker op het nachtkastje. Toen boog ik me voorover en zoende Cameron op zijn borst.

'Wat ik vind? Het is een van mijn principes om niet met getrouwde kerels te slapen. Daar word ik ongelukkig van. Ik moet dan steeds aan hun vrouw denken. Maar ik vind vooral dat het jouw probleem is en niet dat van mij. En ik denk dat Lynne over ongeveer zeven minuten terugkomt.'

De snelheid waarmee we ons aankleedden was bijna om te lachen. Het schiep een band.

'Zal ik een andere broek aantrekken?' zei ik. 'Om Lynnes speurderstalent te testen?'

'Nee, nee,' zei Cameron met een verschrikte blik.

'Dan niet,' zei ik.

En we zoenden elkaar en glimlachten naar elkaar tijdens het zoenen. Getrouwd. Waarom was hij nou weer getrouwd?

Dat was woensdag. Op donderdag had hij alleen maar tijd om me te bellen terwijl Lynne in de kamer was, een vreemd gesprek met heftige verklaringen aan zijn kant en neutrale uitspraken aan mijn kant: ja, ja, natuurlijk. Ja, dat vind ik ook. Oké. Op vrijdagmorgen kwam er een ploeg mannen in mijn huis, die nieuwe sloten op de deuren zetten en tralies voor de ramen. En na de lunch kwam hij en moest Lynne verslag uitbrengen op het bureau. We hadden tijd om in bad te gaan.

'Ik wil je voorstelling zien,' zei hij. 'Ik wil je zien optreden.'

'Ga morgen mee,' zei ik. 'We doen een voorstelling voor een groepje vierjarigen een eindje verderop in Primrose Hill.'

'Dan kan ik niet,' zei hij, terwijl hij zijn blik afwendde.

'O,' zei ik nuffig, en ik haatte mezelf. 'Familiezaken?'

'Ik kan er niet onderuit,' zei hij. 'Ik zou het doen als ik kon.'

'Dat geeft niks,' zei ik. Daarom sliep ik niet met getrouwde mannen: vanwege de schaamte en het verdriet en de schuldgevoelens.

'Ben je nou boos?'

'Helemaal niet.'

'Echt niet?'

'Wil je soms dat ik boos ben?'

Hij pakte mijn hand en hield hem tegen zijn wang. 'Ik ben verliefd op je, Nadia. Ik ben verliefd op je geworden.'

'Niet zeggen. Daar word ik bang van. Dan ben ik veel te gelukkig.

Ze denkt dat ze niet te zien zijn. Maar ik zie ze wel. Ze zoenen. Mijn meisje en die agent zoenen elkaar. Vallen op de vloer. Als hij bij het raam staat om de jaloezieën neer te laten, zie ik de verdwaasde, stompzinnige blik van een verliefde man op zijn gezicht.

Ik hou nog meer van haar. Niemand kan zoveel van haar houden als ik. Ze zoeken allemaal in de verkeerde richting. Ze zoeken naar haat. Liefde:   dat is de oplossing.

 

8

Vijf- en zesjarige meisjes zijn het beste publiek. Ze zijn lief en vol bewondering en zitten in sierlijke rijen in hun zijdeachtige, pastel- kleurige jurkjes, met vlechtjes in hun haar en hun voetjes in lakleren schoentjes gestoken. Wanneer ik er eentje naar voren haal om me te helpen, stopt ze haar vinger in haar mond en praat op fluistertoon. Acht- en negenjarige jongens zijn een ramp. Ze joelen naar ons en schreeuwen dat ze weten dat het verdwenen voorwerp in mijn zak zit en ze duwen elkaar en stormen naar voren om mijn trukendoos te bekijken. Ze grinniken als ik een bal laat vallen. De poppenkast is voor watjes, zeggen ze. Ze zingen 'Lang zal hij leven' op een sarcastische, schreeuwerige toon. Ze laten alle ballonnen knappen.

Zach en ik hebben één regel waar niet aan te tornen valt: geen kinderen van boven de tien.

Dit partijtje was voor vijfjarige jongens, waar een paar meisjes bij hingen. Het was in een groot, mooi huis in Primrose Hill, met een stenen trap voor de deur, een entree waar je verscheidene kruiwagens in kon keren voordat je aan de andere kant was, een keuken zo groot als mijn flat, een ruime woonkamer vol kinderen die via een pastelkleurig, hoogpolig tapijt uitkwam op openslaande tuindeuren. De tuin was diep en goed onderhouden, met een patio, een goudvissenvijver, een rij boogvormige pergola's, gesnoeide bukshagen, witte rozen.

'Godsamme,' siste ik tegen Zach.

'Als je maar niks breekt,' fluisterde hij terug.

De jarige heette Oliver en was klein en mollig. Er zaten vlekken op zijn wangen van de opwinding. Zijn vriendjes raasden om hem heen als op hol geslagen atomen, terwijl hij papier van cadeautjes scheurde. Zijn moeder heette mevrouw Wyndham en ze zag er heel lang en heel dun en heel rijk uit en leek al dodelijk geïrriteerd door het partijtje, dat nog maar net was begonnen. Ze keek weifelend naar mij en Zach.

'Er zijn vierentwintig kinderen,' zei ze. 'Een tamelijk onstuimig stel. U weet hoe jongens zijn.'

'Inderdaad,' zei Zach neerslachtig.

'Geen probleem,' zei ik. 'Als de kinderen even de tuin in gaan, zetten wij ons boeltje op in de woonkamer.' Ik liep de woonkamer in en klapte in mijn handen. 'Oké, jongens, naar buiten. We roepen jullie wel als de voorstelling begint.'

Ze stampten door de openslaande deuren naar buiten. Mevrouw Wyndham rende achter hen aan en jammerde iets over haar camelia's.

Zach en ik hadden de poppenkast zelf gemaakt. We hadden gezaagd en gespijkerd. Op een canvas doek hadden we blauwe bergen geschilderd, een groen bos, het interieur van een huisje. We hadden zelfs een van onze poppen gemaakt, van papier-maché. Het was een geklieder, het duurde eeuwen, en het ziet eruit als een klomp gedroogde klei met een knobbelige, asymmetrische kop, waarop een krakkemikkig smoelwerk is geschilderd. De rest kochten we bij een feestwinkel. We hebben een paar korte toneelstukken, door Zach geschreven. Hij is tenslotte schrijver. Wanneer hem gevraagd wordt wat hij doet, antwoordt hij steevast: 'Ik schrijf romans', en misschien zegt hij er dan bij dat hij zijn schrijfsels subsidieert met ander werk, zoals kinderen vermaken op partijtjes.

Zijn poppenkastvoorstellingen zijn kort en ingewikkeld, en er zijn te veel stemmetjes. Die van vandaag had een jongetje, een meisje, een tovenaar, een vogel, een vlinder, een clown en een vos. Het zweet staat erna altijd in mijn handen.

Zach wist natuurlijk al van de brief en van de politie en alle voorzorgsmaatregelen die ze troffen. Hij had vandaag Lynne ontmoet, want we hadden hem een lift naar Primrose Hill gegeven. Hij zat samen met haar voorin en voerde een gesprek over de chaostheorie en dat de bevolking van India bijna de miljard was gepasseerd, terwijl zij door het verkeer manoeuvreerde met een glazige uitdrukking in haar ogen.

Terwijl we de poppenkast in elkaar zetten, vroeg hij of ik bang was door het hele gedoe.

'Nee.' Ik aarzelde even terwijl ik de gordijntjes voor het piep- kleine toneeltje hing. Maar ik moest het aan iemand kwijt. 'Ik vind 't eerder spannend, eigenlijk.'

'Dat klinkt een beetje pervers.'

'Het punt is... kun je een geheim bewaren, Zach?' Ik wachtte niet tot hij antwoordde. Ik wist dat hij dat niet kon. Hij is een beruchte flapuit. 'Ik heb iets met een van de politiemannen.'

'Wat?'

'Ik besef dat het een beetje raar is, maar...'

'Nadia.' Hij pakte me bij mijn schouders, zodat ik mijn werk moest stoppen. 'Ben je helemaal betoeterd? Dat kan toch niet?'

'Kan het niet?'

Zach wapperde wild met zijn handen, alsof hij niet alleen met woorden kon uitdrukken hoe verkeerd ik bezig was.

'Zoiets doe je gewoon niet. Het is verkeerd. Alsof je een relatie met je dokter hebt. Hij gebruikt je, hij maakt gebruik van je kwetsbaarheid. Snap je dat dan niet? Je ziet het vast als iets prachtigs en zuivers en belangrijks, hè, maar je bent net bij Max weg en dan duik je het bed in met iemand die jou zogenaamd moet beschermen!'

'Hou je kop, Zach.'

'Een vaderfiguur. Je moet ermee nokken, Nadia.'

'Hij is getrouwd,' zei ik verdrietig. Toen ik dat zei, voelde ik meteen een pijn in mijn hart.

Zach snoof sarcastisch.

'Dat zat erin.'

'Hij is heel aantrekkelijk. Ik had namelijk nooit gedacht...' Ik huiverde toen ik terugdacht aan vanmorgen, nog maar een paar uur geleden, toen hij Lynne een uurtje had afgelost en we gevreeën hadden in de badkamer, tegen de tegels, trekkend aan eikaars kleren, wanhopig.

'Nadia,' zei Zach nadrukkelijk. 'O, godver, daar heb je ze.'

De jongens waren terug uit de tuin.

Na de voorstelling mocht Oliver me helpen bij mijn armzalige goocheltruc, en steeds wanneer hij het toverstokje aanraakte, zakte het in elkaar en alle kinderen riepen zo hard ze konden: 'Abracadabra!', waarbij mevrouw Wyndham ineenkromp in de deuropening. Daarna vroeg ik hem of hij me vreemde voorwerpen wilde geven waarmee ik kon jongleren. Eén ettertje, dat Carver heette, gaf me een kaasschaaf, die hij in de keuken had gevonden, maar ik dacht dat mevrouw Wyndham geen zin had in bloed op het kleed. Ik koos een meloen, een servetring en een drumstokje en liet niets vallen. Zach blies lange ballonnen op en draaide er dieren van. Daarna stormden de kinderen naar de keuken om worstjes op prikkertjes te eten en met jam gevulde koekjes en een verjaardagstaart in de vorm van een trein. En toen was het voorbij. Zach snakte naar een sigaret, dus duwde ik hem naar buiten.

'Vind je het erg om op te ruimen?' vroeg hij.

'Nee, ga jij maar lekker je snor drukken.'

'Vergeet niet wat ik heb gezegd, Nadia.'

'Nee, nee. Smeer 'm, jongen.'

'Je gaat ermee door, hè?'

Ik sloot even mijn ogen en voelde in mijn verbeelding zijn mond tegen mijn hals.

'Dat weet ik niet. Ik heb geen idee.'

Ouders en oppassen druppelden binnen - ik zie het verschil tussen die twee van een kilometer afstand. Ik brak de poppenkast af en deed hem in de kist. Er kwam een mooie jonge vrouw naar me toe met een kopje thee.

'Ik moest u dit brengen van mevrouw Wyndham.' Ze had zilverblond haar en een vreemd, zangerig accent.

Ik pakte de thee dankbaar aan.

'Ben je de oppas van Oliver?'

'Nee, ik kwam Chris halen. Die woont hier een eindje verderop.' Ze pakte een pop op en keek er nauwkeurig naar, terwijl ze hem op haar hand deed. 'Lijkt me moeilijk, dat werk.'

'Niet zo moeilijk als dat van jou. Heb je maar één kind?'

'Er zijn nog twee oudere jongens, Josh en Harry, maar die zitten op school. Moet deze in die tas?'

'Ja, graag.' Ik nam een grote slok thee en begon met inladen. Ik was daar heel bedreven in geworden. Ze bleef naar me staan kijken. 'Waar kom je vandaan? Je Engels is fantastisch.'

'Zweden. Ik zou teruggaan, maar dat ging niet zo makkelijk.'

'O,' zei ik vaag. Waar was dat toverstokje? Wedden dat Oliver het had meegenomen om te zien hoe het kon buigen? 'Nou, bedankt eh...'

'Lena.'

'Lena.'

Ze verdween in de keuken, waar de andere oppassen zich om hun vrachtjes verzameld hadden en toekeken hoe ze zich volpropten met stukken chocoladetrein, terwijl ze over vriendjes en uitgaan praatten. Er gingen al kinderen weg. 'Dank je wel zeggen,' hoorde ik, en: 'Waar is mijn feestzakje?' en: 'Harvey heeft een blauwe, ik wil ook een blauwe.'

Ik pakte al mijn spullen bij elkaar. Gelukkig stond Lynne buiten met haar auto. Het had voordelen om gevolgd te worden door een blozende, koppige agente. Een blond jongetje botste tegen me op in de gang. Hij had paarse vegen onder zijn ogen en een chocoladeveeg om zijn mond.

'Hoi,' zei ik vrolijk, vastbesloten om me snel uit de voeten te maken.

'Mijn mama is dood,' zei hij, terwijl hij me met zijn schitter- ogen strak aankeek.

'Tja,' zei ik, en keek om me heen. De moeder was waarschijnlijk ergens in de keuken.

'Mmm. Mama is dood. Papa zegt dat ze in de hemel is.'

'Echt?' zei ik.

'Nee,' zei hij, terwijl hij aan zijn lolly likte. 'Ik denk niet dat ze zó ver is.'

'Tja,' zei ik.

'Een man heeft haar doodgemaakt.'

'Dat meen je niet.'

'Echt waar gebeurd,' hield hij vol.

Lena kwam terug met zijn jasje onder de arm. 'Kom, Chris, naar huis,' zei ze.

Hij pakte haar hand.

'Ik wil eerst mijn feestzakje.'

'Hij zegt dat zijn moeder vermoord is,' zei ik.

'Ja,' zei ze simpelweg.

'Wat? Echt waar?'

Ik zette de kist neer en boog me weer naar Chris. 'Dat vind ik heel erg,' zei ik onhandig. Ik wist niet wat ik moest zeggen.

'Mag ik m'n feestzakje nou?' Hij rukte ongeduldig aan Lena's hand.

'Wanneer is dat gebeurd?' vroeg ik aan Lena.

'Twee weken geleden,' zei ze. 'Afschuwelijke toestand.'

'Jezus.' Ik keek gefascineerd naar haar. Ik was nog nooit bij iemand in de buurt geweest die bij iemand in de buurt was geweest die was vermoord. 'Hoe is dat gebeurd?'

'Dat weet niemand.' Ze schudde haar hoofd heen en weer, zodat haar zilveren haar golfde. 'Ze is in haar eigen huis vermoord.'

Ik gaapte haar ontzet aan.

'Wat afschuwelijk. Wat afschuwelijk voor dat gezin.'

Mevrouw Wyndham kwam het feestzakje voor Chris brengen. Het zag er drie keer zo groot uit als dat van de anderen.

'Alsjeblieft, schat,' zei ze en gaf hem een zoen op zijn kruin. 'Als ik iets kan doen...' zuchtte ze, alsof het haar pijn deed om hem alleen al te zien. 'Arm schaap.' Ze keek even naar mij. 'Ik zal u betalen, mevrouw Blake. Ik ben zo terug, het ligt al klaar.'

'Ik heb twee zakjes snoep en Thomas maar één,' zei Chris triomfantelijk. 'En ik heb een toverbal.'

'Hier is uw geld, mevrouw Blake.'

Uit haar resolute toon maakte ik op dat we niet meer teruggevraagd zouden worden.

'Dank u wel.' Ik hees mijn spullen op mijn rug en draaide me om om weg te gaan.

'Sterkte,' zei ik tegen de jonge oppas.

'Dank je.'

We bleven staan treuzelen in de gang. Ik kon nog niet weggaan. Zach ging alleen naar huis. Ik moest afscheid nemen.

'Was het een roofmoord?'

'Nee,' zei ze.

'Hij schreef brieven,' zei Chris opgewekt.

'Wat?'

Lena knikte en zuchtte.

'Ja,' zei ze. 'Vreselijk. Brieven waarin werd gedreigd dat hij haar zou vermoorden. Een soort liefdesbrieven.'

'Een soort liefdesbrieven,' herhaalde ik dof.

'Ja.' Ze tilde het jongetje op en hij klemde zijn benen om haar middel. 'Kom mee, Chris.'

'Wacht. Wacht even. Had ze de politie erbij gehaald?'

'O ja, er was veel politie.'

'En toch ging ze dood?' vroeg ik, terwijl ik ijskoud werd.

'Hoe heetten ze?'

'Wat?'

'Die agenten. Hoe heetten ze?’

‘Waarom wil je dat weten?’

‘Weet je hun namen nog?'

'Of ik die nog weet? Ik zie ze elke dag. Je hebt Links, en Stadler. En een psychologe: dokter Schilling. Maar hoezo? Wat is er dan?'

'O, niks bijzonders.' Ik glimlachte tegen haar, terwijl mijn ingewanden brandden. 'Ik dacht dat ik ze misschien zou kennen.'

 

9

'Alles goed, Nadia?'

'Wat?'

Ik keek verschrikt om en wist nauwelijks meer waar ik was. Ik zat naast Lynne in de auto. Ze boog zich naar me toe met de bezorgde blik van een vriendin op haar gezicht.

'Je ziet bleek,' zei ze.

'Ik heb ineens een barstende koppijn,' zei ik. 'Is het goed als we even niet praten?'

'Wil je iets hebben?'

Ik schudde mijn hoofd en ging achterover in de stoel zitten met mijn ogen dicht. Ik wilde niet naar haar kijken. Ik kon niet voor mezelf instaan als ik iets zei. Lynne startte de auto en reed weg. Het leek alsof mijn schedel vol zat met kokend vocht en ik hem stevig in mijn handen moest houden, omdat hij anders zou barsten. Ik herinnerde me opeens dat ik Zach geen gedag had gezegd. Ik had hem op de puinhopen achtergelaten. Nou ja, jammer dan.

Ik was in een nieuwe wereld terechtgekomen, een afschuwelijke, donkere wereld, en ik moest erachter komen waar ik was, maar eerst moest ik wachten tot dat borrelende gezoem in mijn hoofd minder werd. En ik moest er vooral tijdens die korte autorit naar huis op letten dat ik niet overgaf in Lynnes mooie, nieuwe politieauto. Ik dacht aan het moment dat je kokend water op je hand morst. Je voelt geen pijn, maar je weet dat je meteen daarna te maken zult krijgen met een brandende pijnscheut die door je hand en arm zal trekken. Ik besefte dat ik rustig moest worden en goed tot me moest laten doordringen wat ik zojuist had gehoord. Op dit moment sprak er alleen maar heel ver weg, ergens diep in mijn gedachten, een stemmetje dat me telkens weer vertelde dat een andere vrouw ook brieven had gekregen en dat ze dood was, vermoord. Er was een vrouw die dezelfde ellende had meegemaakt als ik, en aan het eind was ze vermoord. En nog maar een paar weken geleden. Toen ik mijn laatste ruzie met Max uitvocht, leefde ze nog en maakte zich zorgen over de bedreigingen en vroeg zich af wanneer het zou ophouden, en nu hadden haar kinderen geen moeder meer.

De auto stopte. Ik was diep aan het ademhalen.

'We zijn er,' zei een stem in mijn oor. 'Heb je hulp nodig?'

'Ik ga maar eens even een tijdje liggen.'

'Wil je dat ik buiten in de auto blijf?'

Ik kreeg plotseling het gevoel alsof mijn gezicht in ijskoud water was gedompeld. Ik zag alles helder. Van nu af aan zou ik net doen alsof ik ziek was.

'Nee, nee, absoluut niet. Ik wil dat je je binnen nuttig maakt.'

'Wil je dat echt?'

'Ik ben alleen niet zo gezellig. Ik heb misschien migraine.'

'Moet je geen pijnstiller?'

'Ik moet alleen maar liggen in een donkere kamer.'

We gingen naar binnen en ik liet haar alleen en trok me terug in mijn slaapkamer. Ik deed de deur dicht. En ik keek of het raam goed dichtzat. Ik trok de jaloezie naar beneden. Net als Cameron. Net als inspecteur Cameron Stadler, die klootzak. Ik ging op bed liggen, met mijn gezicht naar beneden. Ik voelde me net een kind van vijf. Ik wilde in bed kruipen, de dekens over mijn hoofd trekken, zodat ik veilig was, zodat niemand me kon vinden. Alleen was ik niet veilig. Hij kon me vinden. Voor het eerst in mijn leven voelde ik me niet veilig in bed. Ik moest kunnen zien. Ik propte het kussen tegen het hoofdeinde zodat ik ertegen kon leunen. Ik kon de hele kamer overzien. Maar wat had ik daaraan? Misschien was het maar beter om me te laten vermoorden en hem niet te zien.

Ik probeerde me het gesprek met Lena te herinneren. Het kostte me moeite om het terug te halen. Een paar koortsachtige minuten probeerde ik er een optimistische versie van te geven. Misschien was ze gek. Maar zelfs in mijn koortsachtige toestand kon ik mezelf daar niet van overtuigen. Ze had Links genoemd, Grace Schilling, Cameron. Ze had hier toch in de buurt gewoond? Dat was misschien een aanwijzing.

Elke vrijdag krijg ik een vreemd, gratis buurtkrantje in de bus. Ik kijk er niet eens naar. Ik ben niet geïnteresseerd in een nieuw eenrichtingssysteem of een onderzoek naar de sociale dienst, dus ik leg het meteen in de gootsteenkast om er later proppen van te kunnen maken, die ik in natte schoenen stop. Mijn schoenen waren al een tijd niet nat geworden, dus zouden er nog krantjes van de laatste paar maanden in de stapel liggen. Ik liep de slaapkamer uit en zei tegen Lynne dat ik me een beetje beter voelde. Ik zou thee voor ons zetten. Ik vulde de waterkoker en zette hem aan. Nu kon ik een paar minuten ongestoord mijn gang gaan.

Ik begon bij het krantje van vijf dagen geleden. Er stond niets bijzonders in, en ook niet in het volgende. Alleen een inval van de narcoticabrigade op de markt, een brand in een pakhuis en artikelen waar speciale aanbiedingen boven stond. Maar in het daaropvolgende, van ruim twee weken geleden, stond een klein stukje op een binnenpagina, en mijn handen begonnen zo hevig te trillen dat ik dacht dat Lynnes aandacht getrokken zou worden door het geritsel.

De kop zei: 'Moord in Primrose Hill.' Snel scheurde ik de pagina eruit. Het water kookte. Ik schonk het over de theezakjes.

'Koekje, Lynne?'

'Nee, dank je.'

Ik had nog een paar minuten. Ik streek het papier glad op het werkblad: 'Een moeder van drie kinderen werd vorige week vermoord aangetroffen in haar villa in Primrose Hill. De politie verklaarde dat Jennifer Hintlesham, 38 jaar oud, op 3 augustus is gevonden. Men vermoedt dat ze laat in de middag een insluiper heeft betrapt. "Een tragedie," zei hoofdinspecteur Stuart Links, terwijl hij aankondigde dat er deze week met het onderzoek zal worden begonnen. "Als iemand enige informatie heeft, wil diegene zich dan melden op het bureau van Stretton Green?'"

Dat was het. Ik las het en las het nog een keer, alsof ik door middel van pure wanhoop er meer informatie uit zou kunnen wringen. Er werd niet over brieven gerept. Weer probeerde ik een versie in elkaar te flansen waarin de oppas en ik langs elkaar heen hadden gepraat. Maar toen drong de waarheid tot mij door met een naargeestigheid die ik bijna kon proeven — droog, metaalachtig. Lena was spontaan met het verhaal gekomen. Ik had haar niets verteld. De politiemensen waren hetzelfde.

Ik pakte de twee mokken thee op, maar mijn linkerhand trilde onbedwingbaar. Ik morste kokendhete thee over mijn hand. Ik moest de mokken neerzetten en de ene mok bijvullen. Ik bracht Lynne een mok en ging terug om de andere te halen, met een koekje erbij. Ik ging bij Lynne zitten en keek haar aan. Hadden ze haar de opdracht gegeven om mij te beschermen omdat ze de vorige vrouw niet had gekend, of juist wel? Had ze ook zo gezeten met die Jennifer Hintlesham, samen thee gedronken, net gedaan alsof ze haar vriendin was, gezegd dat het allemaal wel goed zou komen, dat haar niets kon gebeuren? Ik nam een slokje thee. Hij was te heet en ik brandde mijn tong en begon te hoesten. Toen ik was uitgehoest, doopte ik het koekje in de thee en beet het warme, zachte stukje af. Toen ik begon te spreken, probeerde ik een vrouw te spelen die een praatje wilde maken.

'Ik vind het nog steeds raar,' zei ik. 'Ik krijg één brief, en dan komt er dagenlang een politieagente bij me. Doe je dit altijd als iemand een dreigbrief krijgt?'

Lynne keek opgelaten. Of misschien leek het, voor mij althans, dat Lynnes ondoorgrondelijke gezichtsuitdrukking een dekmantel was.

'Ik volg gewoon de gebruikelijke procedure,' zei ze.

'Dus als er iemand in huis kwam om me kwaad te doen, dan ga jij me beschermen?' zei ik met een glimlach. 'Is dat de bedoeling?'

'Dat gebeurt heus niet,' zei ze, en heel even haatte ik Lynne zoals ik nog nooit iemand in mijn leven had gehaat. Ik wilde als een dolle op haar afstormen en haar gezicht tot bloedens toe openrijten. Wiens gevoelens probeerde ze hier te beschermen? Maar de haat vervlakte tot niet meer dan een doffe pijn. Ik gooide de hete thee zo snel mogelijk achterover. Ik had tijd nodig om de dingen op een rijtje te zetten. De telefoon ging, het was Zach. Ik zei dat ik migraine had.

'Migraine?' zei hij. 'Hoe weet je dat?'

'Omdat het zo voelt. Ik moet liggen.'

Ik ging ook liggen. Ik probeerde me alles wat er de afgelopen dagen was gebeurd en wat ik zo luchtig had opgevat te herinneren. Elke herinnering was een voorwerp in een huis waar ik in rondzwierf. Ik pakte het voorwerp op, keek er goed naar en daarna zag het er anders uit. Ik dacht vooral aan Cameron. Cameron, die in de hoek naar me zat te kijken met een haast hongerige blik. Cameron, die mijn kleren uittrok alsof ik een kostbare schat was die zou kunnen breken. Cameron, die me met oneindige zorg en precisie teder streelde. Cameron, met zijn hoofd tussen mijn borsten. Wat had hij ook weer gezegd? Ik moet eerlijk tegen je zijn, ja. Eerlijk.

's Avonds ging ik met Lynne naar buiten en we kochten gebakken vis en patat. Ik at met lange tanden, dronk een flesje bier en zei bijna niets. Lynne keek me steeds schichtig aan. Vermoedde ze dat ik iets vermoedde? Daarna ging ik naar bed, hoewel het nog vroeg was. Het was nog licht. Ik lag te luisteren naar de geluiden op straat, zaterdagavond in Camden Town. Ik dacht diep na, en hoe dieper ik nadacht, hoe banger ik werd, als vocht dat in een huis optrekt en het verzwakt en ondermijnt. Eindelijk viel ik in slaap en had onrustige dromen.

Als ik wakker word, vergeet ik mijn dromen meteen. Ik vergeet ze totaal, maar nu was ik ook blij dat ik ze vergeten was, alsof ik ergens wist waar ze over gingen en ze expres kwijt wilde. De telefoon ging. Ik kroop uit bed en nam op. Het was Cameron. Hij fluisterde.

'Ik heb even tijd,' zei hij. 'Ik mis je vreselijk.'

'Mooi zo,' zei ik.

'Ik móet je zien,' siste hij. 'Ik kan niet zonder je. Ik heb geregeld dat ik laat in de middag weg kan. Mag ik om een uur of vier bij je komen?'

'Ja, hoor,' zei ik.

Ik bracht de dag door in een dof waas. Lynne en ik gingen een paar uur wandelen op de markt van Camden Lock, maar dat deden we alleen maar omdat het dan makkelijker was om te zwijgen of in ieder geval over onbelangrijke dingen te praten en geen leugens meer te hoeven aanhoren. Cameron kwam precies om vier uur. Hij had een spijkerbroek en een wijd blauw overhemd aan. Hij had zich niet geschoren. Hij zag er slordiger uit dan normaal. Ik zag dat hij nog aantrekkelijker was dan ooit, minder stijfjes. Hij zei tegen Lynne dat hij haar een paar uur zou aflossen. Hij wilde een paar dingen voor de komende week met me bespreken. Lynne bleef treuzelen, zoals altijd. Vermoedde ze iets? Vast wel. Maar nu vond ik dat getreuzel bijna niet uit te houden. Ik had het gevoel dat ik mezelf nauwelijks kon inhouden, dat ik mezelf wat zou aandoen. Eindelijk tikten haar schoenen op de trap naar de stoep en verdwenen. Cameron deed de deur zachtjes achter haar dicht en draaide zich naar me om.

'O, Nadia,' zei hij.

Ik liep naar hem toe. De hele dag al, sinds ik hem door de telefoon had gesproken, had ik me op dit moment voorbereid. Hij stak zijn armen naar me uit. Ik balde mijn vuist, zo stevig mogelijk. Toen hij vlak bij me was, keek ik hem recht in zijn ogen en toen gaf ik hem uit alle macht een stomp in zijn gezicht.

 

10

Hij bracht zijn handen naar zijn gezicht. Deed hij dat om zich te beschermen of om terug te slaan? Ik bleef met mijn hoofd fier rechtop staan, alsof ik hem uitdaagde. Maar toen bracht hij zijn handen weer naar beneden en deed een stap achteruit.

'Godverdomme.' Hij zei het niet hard, maar wel kil. Zijn ogen waren kil. Zijn knappe gezicht zag er zwaar, dom en gemeen uit. Met voldoening zag ik dat er bloed uit zijn neusgat druppelde, waar mijn ring hem had geraakt.

'Ik weet het, inspecteur Stadler.'

'Wat?'

'Ik weet alles.'

'Waar heb je het over?'

'Werd je er geil van?'

'Wat?' zei hij weer. 'Wat?' Hij veegde het bloed van zijn neus en keek naar zijn vingers.

'Ja, hè? Je werd er geil van, het idee dat je met een vrouw neukte die dood zou gaan.'

'Je bent hysterisch,' zei hij, zijn stem vlak van minachting.

Ik prikte mijn wijsvinger in zijn borst.

'Jennifer Hintlesham. Komt die naam je bekend voor?'

Zijn uitdrukking veranderde, er begon hem iets te dagen.

'Nadia,' zei hij. Hij deed een stap in mijn richting en stak zijn hand uit, alsof ik een wild beest was dat gerustgesteld moest worden. 'Alsjeblieft, Nadia.'

'Blijf staan. Je bent een... een...' Ik kon geen woord bedenken dat erg genoeg was. 'Hoe haalde je 't in je hoofd? Hoe kon je me zoiets aandoen? Heb je me al dood gezien?'

Zijn gezicht ging op slot.

'We hebben je gezegd dat we de bedreiging serieus namen,' zei hij hol.

'Vuile huichelaar dat je bent. Je hebt me geneukt. Daar, op de grond in de kamer en in mijn bed.'

'Ik heb niet gemerkt dat je dat niet wou.'

Ik gaf hem een klap op zijn wang. Ik wilde hem pijn doen, hem verminken, hem tot moes slaan.

'Ik kan er niet bij,' zei ik. 'Ik kan er niet bij dat ik dat met jou heb gedaan.' Ik keek hem met walging aan. 'Een getrouwde man die geil wordt van neuken met iemand die hij zogenaamd moet beschermen.'

'We beschermen je toch?'

Het volgende moment bleek ik tot mijn grote schrik in tranen uit te barsten.

'Nadia.' Zijn stem was zacht, met een vleugje triomf erin. 'Mijn liefste Nadia, het spijt me. Ik vond het vreselijk dat ik het niet kon vertellen.'

Toen ik zijn hand op mijn huid voelde, schrok ik.

'Rot op,' schreeuwde ik door mijn tranen heen. 'Ik huil niet om jou, godverdomme. Ik ben bang, begrijp je dat dan niet? Ik ben zo bang dat ik het gevoel heb dat er een groot gat in mijn borst zit.'

'Nadia...'

'Hou je kop.' Ik haalde een papieren zakdoekje uit mijn zak en snoot mijn neus. Daarna keek ik op mijn horloge. 'Lynne komt over een uur terug. Ik heb een aantal dingen aan je te vragen. Maar eerst ga ik m'n gezicht wassen.'

'Wacht even,' zei hij. 'Ik zal je niet aanraken, dat beloof ik, maar ik wil alleen zeggen dat wat er tussen ons is gebeurd, dat dat niet... ik bedoel, het is niet... ik zou niet willen dat iemand...' Hij zweeg abrupt en keek me aan met een mengeling van onderworpenheid en wrok. Nu was hij bang voor mij.

Ik waste mijn handen en gezicht in de badkamer en poetste mijn tanden. Ik had een vieze smaak in mijn mond. Ik keek naar mezelf in de spiegel. Ik zag er niet anders uit dan anders. Hoe was het mogelijk dat ik er nog steeds hetzelfde uitzag? Ik glimlachte en mijn spiegelbeeld glimlachte vrolijk terug.

Ik voelde niet meer zo'n hevige haat. Ik voelde me kil, kalm en lamlendig. Cameron leek ook gekalmeerd. We gingen tegenover elkaar aan tafel zitten, als neutrale vreemden. Het leek onmogelijk dat hij een paar dagen geleden mijn hoofd tussen zijn handen hield, alsof ik het meest begeerde voorwerp van de wereld was en met zijn handen onder mijn kleren tastte. Ik huiverde toen ik eraan terugdacht.

'Hoe ben je erachter gekomen?' vroeg hij.

'Noord-Londen is een dorp,' zei ik. 'Vooral rijk Noord-Londen. Ik heb de oppas ontmoet. Lena.' Hij gaf geen reactie, maar ik zag dat hij even knikte ter bevestiging. 'Zij vertelde me over de briefjes. En over jou. "Weet je zeker dat ze van dezelfde persoon zijn?'

Hij keek me niet aan.

'Ja,' zei hij.

'Hij schreef haar net zulke brieven als die ene die hij mij stuurde, en toen heeft hij haar vermoord.'

'Ja.'

'Maar werd ze dan niet bewaakt?'

'Jawel, maar er waren wat kinken in de kabel.'

'Maar toch is hij het huis binnengekomen en heeft haar vermoord.'

'Op dat moment werd ze niet echt bewaakt.'

'Waarom niet? Namen jullie het dan niet serieus?'

'Juist wel,' antwoordde hij, als door een wesp gestoken. 'We namen 't heel serieus. Want, ja...' Hij zweeg plotseling.

'Wat?'

'Niets.'

'Wat?'

'Nadia, je moet goed begrijpen dat we er alles aan doen om je te beschermen.'

'Wat? Want ja, en dan? Zeg op.'

'We wisten hoe serieus die brieven aan mevrouw Hintlesham waren,' mompelde hij, zo zachtjes dat ik hem bijna niet kon verstaan.

'Waarom?' Hij keek me even aan en toen begreep ik het. Dat nieuwe inzicht kwam als een golf over me heen, zodat ik bijna niet kon ademen. Ik staarde hem aan. Mijn stem was een hees gefluister. 'Ze was niet de eerste, hè?'

Cameron schudde zijn hoofd.

'Wie nog meer?'

'Een jonge vrouw, Zoë Haratounian. Ze woonde in Holloway.'

'Wanneer?'

'Vijf weken geleden.'

'Hoe?'

Cameron schudde zijn hoofd. 'Alsjeblieft, Nadia. Niet zoveel vragen. We beschermen je. Je moet ons vertrouwen.'

Ik kon een schamper lachje niet onderdrukken.

'Ik begrijp heel goed hoe je je voelt, Nadia.'

Ik steunde mijn hoofd in mijn handen.

'Nee, dat begrijp je niet,' zei ik. 'Ik weet zelf niet wat ik voel. Hoe kun jij dat nou weten?'

'Wat ga je doen?'

Ik tilde mijn hoofd op en keek hem woedend aan. Hij bedoelde: zou ik hem verraden? Wat een kleuter. Een wrede, ijdele kleuter.

'Ik ga leven,' zei ik.

'Ja, natuurlijk.' Zijn stem was sussend en suikerzoet. Hij klonk als een arts die tegen een stervende patiënt praat.

'Jij denkt dat ik doodga, hè?'

'Helemaal niet,' zei hij. 'Geen sprake van.'

'Een gek,' zei ik. Angst kwam in mijn keel omhoog, als gal. Bloed raasde in mijn oren. 'Een moordenaar.'

De bel ging. Blozende, glimlachende, liegende Lynne. Cameron zei binnensmonds: 'Vertel alsjeblieft niemand iets over ons.'

'Rot op. Ik denk na.'

 

11

Op een morbide manier genoot ik bijna van mijn gesprek met Lynne. Ze had een poging gedaan om Cameron een paar technische vragen te stellen over het rooster van volgende week, maar hij kon bijna niets uitbrengen of haar aankijken, of mij. Hij streek alleen maar zachtjes over zijn wang, alsof hij met zijn vingers probeerde te voelen of er iets te zien was van mijn klap.

'We praten morgen wel,' zei ik.

'Wat?' zei hij neerslachtig.

'Over wat we gaan doen,' zei ik.

Hij keek me even doordringend aan, haalde zijn schouders op en ging weg. Het kwam bijna als een verrassing dat ik alleen was met Lynne. Ik had er niet eens aan gedacht wat ik tegen haar zou zeggen na mijn gesprek met Cameron.

'Wil je iets drinken?' vroeg ik.

Ik drink eigenlijk nooit, maar nu snakte ik naar een borrel.

'Thee, graag.'

Ik slofte weg en zette de waterkoker aan. Ik scheen de hele tijd thee voor haar te zetten, alsof ik haar grootmoeder was. Een mok en een theezakje voor haar, meer niet. Achter in een kast bleek nog een fles whisky te staan, die iemand ooit taxfree voor me had gekocht. Ik deed een scheut in een glas en vulde het bij met koud water uit de kraan. We liepen de tuin in. Hoewel het nu vroeg in de avond was, was het nog steeds snoeiheet.

'Proost,' zei ik, terwijl ik met mijn glas tegen haar mok tikte. Ik nam een slokje, dat achter in mijn keel stak en dat ik helemaal tot in mijn maag omlaag voelde branden. De tuin was natuurlijk een ramp, maar juist omdat hij zo overwoekerd was, werd hij een soort vluchthaven, weg van al die afschuwelijke dingen daar buiten die ik nog steeds kon horen, het verkeer, muziek uit een flat verderop. We liepen naar een hoek waar een plant groeide die eruitzag als een struik die een boom wilde worden. Hij zat vol kegelvormige, dicht op een groeiende paarse bloemen. Wit-met-bruine vlinders fladderden eromheen als kleine stukjes papier opwaaiend in de wind.

'Ik vind het heerlijk om hier 's avonds te zijn,' zei ik. Lynne knikte naar me. 'In de zomer dan. Als het regent, blijf ik binnen. Ik kijk graag naar de bloemen en vraag me dan af hoe ze heten. Heb jij verstand van tuinieren?' Lynne schudde haar hoofd. 'Jammer.' Ik nam nog een slokje. Nu toeslaan. 'Ik moet je m'n excuses maken,' zei ik op het moment dat ze de mok aan haar mond wilde zetten en voelen hoe heet de thee was met dat voorzichtige, eerste slokje. Ze keek me niet-begrijpend aan.

'Waarvoor?'

'Gisteren vroeg ik aan je of dit alles - al die bescherming, bedoel ik — niet een beetje overdreven was. Ik was benieuwd waarom je dit deed. Maar ik wist het eigenlijk al.'

Lynne liet de mok thee vlak voor haar mond tot stilstand komen. Ik ging verder.

'Er is namelijk iets raars gebeurd. Gisteren raakte ik op het kinderfeestje in gesprek met de oppas van een van de kinderen. En toen ben ik door puur toeval iets te weten gekomen. Ze werkt bij, WERKTE bij een vrouw die Jennifer Hintlesham heette.' Ik moest het Lynne nageven: ze vertrok geen spier. Ze meed alleen uit alle macht mijn blik, dat was alles. 'Heb je wel eens van haar gehoord?' vroeg ik.

Lynne dacht na voordat ze antwoordde. Ze keek naar haar thee.

'Ja,' zei ze zo zachtjes dat ik het bijna niet kon verstaan.

Er kwam een gedachte bij me op, eigenlijk meer een gevoel dan een gedachte. Ik moest denken aan die vreemde sensatie die over me kwam als ik ergens met Max was en hij iets zei waardoor ik besefte dat hij er al eens eerder was geweest met een vroegere vriendin. En ook al wist ik dat het idioot was, alles kreeg dan een beetje een grijs en wrang tintje.

'Heb je dit ook met haar gedaan? Met Jennifer? Heb je ook in haar tuin gestaan met een mok thee in je hand?'

Lynne keek betrapt. Maar ze kon nergens heen. Ze moest hier blijven en op me passen.

'Het spijt me,' zei ze. 'Ik vond het akelig om je niets te kunnen zeggen, maar dat werd pertinent verboden. Ze dachten dat het misschien traumatisch voor je zou zijn.'

'Wist Jennifer van haar voorgangster?'

'Nee.'

Ik voelde mijn mond openvallen. Ik was ontzet. Ik wist even niet wat ik moest zeggen.

'Ik... je hebt tegen haar ook gelogen,' was alles wat ik kon uitbrengen.

'Zo moet je het niet zien,' zei Lynne, die me nog steeds niet aankeek. 'Het is een principebesluit geweest. Ze wilden je niet in paniek brengen.'

'En haar. Jennifer, bedoel ik.'

'Precies.'

'Dus even voor de goede orde: ze wist niet dat degene die haar die brieven schreef al iemand had vermoord.'

Lynne gaf geen antwoord.

'En ze had niets te vertellen over hoe ze zichzelf moest beschermen.'

'Zo moet je het niet zien,' zei Lynne.

'Hoe dan wel?'

'Ik heb dit niet besloten,' zei Lynne. 'Maar ik weet dat ze het met de beste bedoelingen hebben gedaan. Wat zij dachten dat het beste was.'

'Jullie strategie om Jennifer te beschermen, en ook de eerste, Zoë, die heeft niet zo goed gewerkt.' Ik nam een slokje whisky en hoestte. Ik was niet echt gewend aan sterkedrank. Ik voelde me ellendig, bang en ziek. 'Sorry, hoor, Lynne, het is vast heel erg voor je, maar het is nog erger voor mij. Dit is mijn leven. En mijn leven wordt bedreigd.'

Ze ging dichter bij me staan.

'Jij gaat niet dood.'

Ik deinsde terug. Ik wilde niet dat die mensen me aanraakten. Ik had geen behoefte aan hun medeleven.

'Ik begrijp het niet, Lynne. Je zit al dagen hier bij mij, in mijn huis, je drinkt mijn thee, je eet mijn eten. Ik heb je dingen verteld over mijn leven. Je hebt me op blote voeten gezien, hangend op de bank, halfnaakt, rondscharrelend. Je hebt gezien hoe ik je geloofde, je vertrouwde. Ik snap het niet. Wat ging er door je heen?'

Lynne bleef zwijgen. Ik zei een tijdje ook niets meer. Ik pakte mijn whisky en nam een slokje.

'Denk je soms dat ik gek ben?' zei ik. 'Het zit me gewoon dwars dat iedereen iets over mij weet en dat ik dat niet weet. Hoe zou jij dat vinden als je mij was?'

'Dat weet ik niet,' zei ze.

Ik nam nog een slokje whisky. De drank begon te werken. Ik heb een schrikbarend lage weerstand tegen welke drug dan ook. Ik zou graag willen dat dat kwam doordat mijn lichaam perfect is afgesteld, maar ik denk dat het gewoon een geesteszwakte is. Het werd al moeilijker om mijn woede te handhaven, maar de angst klopte nog steeds ergens in mijn lijf. Ik voelde de alcohol overal vanbinnen en vanbuiten, waardoor de wereld er zachter en vager uitzag in het gouden licht van deze zomeravond, midden in Noord-Londen.

'Heb je ook op de eerste gepast?'

'Zoë? Nee, die heb ik maar één keer gezien. Vlak voordat... eh...'

'En Jennifer?'

'Ja, met haar heb ik wel wat tijd doorgebracht.'

'Wat voor vrouwen waren het? Leken ze op mij?'

Lynne dronk haar mok leeg.

'Het spijt me,' zei ze. 'Het spijt me dat ze je zo weinig verteld hebben. Maar ik mag hier absoluut niet nader op ingaan. Sorry.'

'Begrijp je niet wat ik bedoel?' Mijn stem ging omhoog met een bittere toon. 'Ik heb die twee vrouwen nooit ontmoet. Ik weet niet eens hoe ze eruitzagen. Maar ik heb wel iets belangrijks met hen gemeen. Ik wil graag weten wat voor vrouwen het waren. Misschien heb ik er wat aan.'

Lynne had inmiddels een wezenloze uitdrukking op haar gezicht. Ze zag er opeens uit als een ambtenaar achter een bureau.

'Als je je zorgen maakt, moet je dat aan hoofdinspecteur Links zeggen. Ik ben niet bij machte om onthullingen te doen.' Er trok even een uitdrukking van menselijke bezorgdheid over haar gezicht. 'Je moet niet bij mij zijn, Nadia. Ik heb de dossiers van deze zaak niet gezien. Ik sta aan de zijlijn, net als jij.'

'Ik sta niet aan de zijlijn,' zei ik. 'Ik wou dat het zo was. Ik zit er middenin. Dus ik moet je maar gewoon vertrouwen en geloven dat je het voortaan beter zult doen, is dat het?'

Trut, dacht ik. Stelletje hufters. We liepen naar binnen en keken elkaar nauwelijks aan. Ze maakte een paar boterhammen met stukjes ham die nog in de ijskast lagen en daarna gingen we tv kijken zonder een woord te zeggen. Ik zag bijna niets van het programma. Eerst kwamen er boze gedachten op, ik haalde scènes terug uit mijn recente leven, gesprekken met Lynne, Links, Cameron. Ik dacht eraan dat ik in bed lag met Cameron, hoe hij naar me keek. Ik probeerde me voor te stellen hoe erotisch geladen een naakt lichaam als dat van mij was, het lichaam van een vrouw die binnenkort zou sterven en dat niet wist. Hoe voelde het om als enige rivaal een moordenaar te hebben? Werd de seks daar spannender van? Hoe meer ik erover nadacht, hoe hij met zijn neus in mijn lijf wroette, hoe misselijker ik werd, alsof ratten aan mijn borsten en tussen mijn benen hadden geknaagd.

Ik was eigenlijk nooit echt bang geweest. Ik geloof niet dat ik gauw bang ben. Ik word snel verliefd en snel kwaad, en ook gelukkig, geïrriteerd en opgewonden. Ik schreeuw, huil, lach. Die dingen liggen vlak onder de oppervlakte en borrelen naar boven. Maar angst ligt heel diep verborgen. Ik was nu bang, maar die angst vaagde niet alle andere emoties weg, zoals woede dat bijvoorbeeld doet, of plotselinge begeerte. Ik had eerder het gevoel alsof ik uit de zon liep en een schaduwgebied binnenging: steenkoud, griezelig. Een andere wereld.

Ik wist niet bij wie ik terechtkon. Ik dacht aan mijn ouders, maar zette die gedachte meteen opzij. Ze waren oud en zenuwachtig. Ze waren altijd bezorgd om me geweest, ook toen er niet echt reden tot bezorgdheid was. Zach, die lieve, norse Zach. Of Janet misschien. Wie zou een kalme, sterke rots zijn? Wie zou er naar me luisteren? Wie zou me redden?

En toen begon ik, zonder dat ik dat wilde, te denken aan de vrouwen die waren gestorven. Ik wist niets van hen, behalve hoe ze heetten, en dat Jennifer Hintlesham drie kinderen had. Ik zag het agressieve engelengezichtje van haar zoontje weer voor me. Twee vrouwen. Zoë en Jenny. Hoe hadden ze eruitgezien, hoe hadden ze zich gevoeld? Ze moesten in het donker wakker hebben gelegen in hun bed, zoals ik nu, en dezelfde ijzige angst om hun lichaam hebben gevoeld die ik nu ook voelde. En dezelfde eenzaamheid. Want nu waren er dus niet twee, maar drie vrouwen samengebracht door één gek. Zoë, Jenny en Nadia. Nadia: dat was ik. Waarom ik? dacht ik, terwijl ik lag te luisteren naar de geluiden van de nacht. Waarom zij en waarom ik? Waarom?

Maar op het moment dat ik daar lag, opgerold in de dekens met bonzend hart en brandende ogen, besefte ik dat ik mezelf uit deze blinde, hulpeloze doodsangst moest trekken. Ik kon niet als een hoopje blijven liggen en wachten tot er iets gebeurde of tot anderen me uit deze nachtmerrie zouden bevrijden. Met huilen onder de lakens schoot ik niets op. Het leek alsof er diep vanbinnen een klein deeltje van mij zich schrap zette.

Ik viel in de ochtend in slaap. De volgende morgen, toen ik verdwaasd wakker werd van vermoeidheid en vreemde dromen, voelde ik me niet bepaald moediger of veiliger. Maar ik voelde me wel weerbaarder. Om tien uur vroeg ik aan Lynne of ze even de kamer uit wilde gaan, omdat ik privé moest bellen. Ze zei dat ze in de auto zou wachten en toen ze de deur stevig achter zich had dichtgedaan, belde ik Cameron op het bureau.

'Ik voel me wanhopig,' zei hij, zodra hij aan de lijn kwam.

'Mooi. Ik ook.'

'Ik vind het afschuwelijk dat je je verraden voelt. Ik voel me vreselijk.'

'Geeft niks,' zei ik. 'Je mag iets voor me doen.'

'Zeg 't maar.'

'Ik wil de dossiers over deze zaak zien. Niet alleen over mij, maar ook over die twee andere vrouwen.'

'Dat is onmogelijk. Ze zijn niet voor het publiek beschikbaar.'

'Dat weet ik. Maar ik wil ze toch inkijken.'

'Dat is absoluut onmogelijk.'

'Nou moet je 's even heel goed naar me luisteren, Cameron. In mijn ogen heb je je slecht gedragen wat betreft dat seksgedoe. Het idee om seks te hebben met een potentieel slachtoffer is vermoedelijk een soort perverse manier om geil te worden. Maar ik vond het ook lekker en ik ben volwassen en zo. Ik ben er niet op uit om je te straffen. Dat moet je echt weten. Maar als je me die dossiers niet geeft, ga ik met Links praten en hem over onze seksuele relatie vertellen en dan ga ik vast een beetje huilen en zeggen dat ik zo kwetsbaar ben.'

'Dat doe je niet.'

'En ik ga het ook aan je vrouw vertellen.'

'Dat doe je niet, dat zou...' Hij maakte een kuchgeluid, alsof hij stikte. 'Je mag het niet aan Sarah vertellen. Ze is depressief, ze zou het niet aankunnen.'

'Dat kan me niets schelen,' zei ik. 'Dat interesseert me niet. Haal die dossiers nou maar.'

'Dat doe je niet,' zei hij met verstikte stem. 'Dat kun je niet.'

'Luister nou even. Er loopt daar een man rond die twee vrouwen heeft vermoord en nu mij gaat vermoorden. Op dit moment zullen jouw carrière en de gevoelens van je vrouw me worst wezen. Als je een gokje met me wilt wagen, doe het dan maar. Ik wil die dossiers hier morgenochtend in huis hebben en ik wil genoeg tijd hebben om ze te kunnen lezen. Daarna mag je ze weer terugbrengen.'

'Dat mag ik niet doen.'

'Het is aan jou.'

'Ik zal het proberen.'

'En ik wil de hele handel.'

'Ik zal mijn best doen.'

'Graag,' zei ik. 'En denk aan je carrière als je het doet. En aan je vrouw.'

Toen ik de hoorn neerlegde, verwachtte ik dat ik zou gaan huilen of dat ik me zou schamen, maar verrassend genoeg zag ik mijn spiegelbeeld in de spiegel boven de haard. Eindelijk een vriendelijk gezicht.

 

12

Ik ruimde de grote tafel in de woonkamer op, maar er was nog steeds niet genoeg ruimte. Nadat Cameron Lynne had afgewimpeld, moest hij drie keer op en neer om de dossiers uit zijn auto te halen. Er waren twee uitpuilende mappen en twee kartonnen dozen. Hij zette de rode, blauwe en beige dossiers op tafel, en toen die vol was ook op het kleed. Toen hij klaar was, stond hij te hijgen, met een bleek en plakkerig gezicht van het zweet. Zijn huid had een vermoeide, grijze, doodse kleur.

'Is dat alles?' vroeg ik ironisch, toen de laatste stapel voor mijn voeten werd neergegooid.

'Nee,' zei hij.

'Ik wilde de hele handel, had ik toch gezegd?'

'Je hebt een kleine bestelwagen nodig voor de hele handel,' zei hij. 'Dit zijn de lopende dossiers van het bureau en de andere waar ik directe inzage in heb. Ik begrijp trouwens niet wat je hieraan denkt te hebben. Het meeste zul je onbegrijpelijk vinden.' Hij ging op de harde rieten stoel in de hoek zitten. 'Je hebt er twee uur voor. En als je ook maar aan iemand vertelt dat je dit hebt gezien, ben ik m'n baan kwijt.'

'Stil maar,' zei ik, terwijl ik willekeurig dossiers oppakte. 'Hoe zijn ze gerangschikt?'

'Laat ze alsjeblieft op volgorde liggen,' zei hij. 'Meestal staan er in de grijze dossiers verklaringen. De blauwe dossiers zijn onze eigen rapporten en documenten. De rode dossiers zijn van het lab en de plaats van het misdrijf. Het is niet helemaal consequent doorgevoerd. Maar goed, het staat er allemaal op.'

'Zijn er ook foto's?'

'Er zijn foto's van de situatie ter plekke in de albums die voor je op de grond liggen.'

Ik keek omlaag. Het kwam me vreemd voor dat de politie foto's van moorden in net zulke albums plakte als je voor vakantiekiekjes gebruikte. Ik kreeg het ineens koud. Was dit wel een goed idee?

'Misschien straks. Ik wilde alleen maar even zien waar ze in zaten.'

Cameron liep naar de tafel en begon mompelend tussen de mappen te rommelen.

'Hier,' zei hij. 'En hier.'

Toen ik het wilde aanpakken, greep hij mijn hand.

'Sorry,' zei hij.

Ik trok mijn hand los. Ik had haast.

'Ga weg,' zei ik. 'Ga de tuin in. Ik roep je wel als ik klaar ben.'

'Of anders?' zei hij vermoeid. 'Anders bel je m'n vrouw?'

'Ik kan niet lezen met jou erbij.'

Hij zweeg even. 'Het is geen fijne lectuur, Nadia.'

'Laat me alleen.'

Langzaam, schoorvoetend verliet hij de kamer.

Ik aarzelde even voordat ik het eerste dossier opendeed, durfde het haast niet aan te raken, alsof het beschermd werd door elektrische stroom. Ik stond op het punt een deur te openen en een kamer binnen te gaan, en op een bepaalde manier zou het leven voorgoed veranderen. IK zou veranderen.

Ik sloeg het dossier open en daar was ze. Een klein fotootje zat met een paperclip aan een papiertje vast. Zoë Haratounian. Geboren 11 februari 1976. Ik bestudeerde de foto goed. Hij moest op vakantie zijn genomen. Ze hing tegen een laag muurtje aan met een diepblauwe lucht achter zich. Door het felle zonlicht kneep ze haar ogen een beetje toe (ze had een zonnebril in haar hand) en ze lachte ook, ze zei iets tegen degene die de foto nam. Ze droeg een groen vestje en wijde zwarte short. Ze had blond haar tot op haar schouders. Was ze knap? Ik denk van wel, maar het was moeilijk te zeggen. Ze zag er in ieder geval leuk uit. Het was een vrolijke foto, zo'n foto die je op een kurkbord in de keuken prikt naast de boodschappenlijst en het kaartje van de taxicentrale.

Er zaten ook getypte briefjes in het dossier. Die zocht ik. Geliefdes, vrienden en kennissen, werkgever, verwijzingen naar andere dossiers, contactnummers, adressen. Ik had een notitieblok klaarliggen. Ik krabbelde een paar namen en telefoonnummers neer, terwijl ik omkeek of Cameron me niet zag. Ik bladerde het dossier snel door. Er was nog een foto, een zwart-witportret, blijkbaar bedoeld voor een officieel document of zo. Ja, ze was knap. Ik had op de vorige foto gezien dat ze slank was, maar haar gezicht had iets ronds. Ze leek erg jong. Hoewel ze in wezen ernstig keek, had ze een schittering in haar ogen, alsof er op het moment dat de foto was genomen een ondeugende glimlach op haar gezicht zou doorbreken. Ik vroeg me af hoe haar stem had geklonken. Haar naam had een buitenlandse klank, maar ze was ergens in de buurt van Nottingham geboren.

Ik deed het dossier dicht en legde het voorzichtig opzij. Nu het tweede. Jennifer Charlotte Hintlesham, geboren in 1961, zag er heel anders uit dan Zoë. Het was wel een formelere foto, in een studio genomen. Ik stelde me voor dat hij op een toilettafel stond in een zilveren lijstje. Ze had een opvallender uiterlijk dan Zoë. Ze was niet echt mooi, maar ze was een vrouw die de aandacht trok. Ze had grote, donkere ogen en uitstekende jukbeenderen, die nog meer uitkwamen door haar lange, smalle gezicht. Ze had iets ouderwets: ze droeg een trui met ronde hals en een ketting met pareltjes. Haar donkerbruine haar was glanzend geborsteld. Ze deed me denken aan zo'n tamelijk onbekende Engelse filmster uit de jaren vijftig, die een beetje uit de belangstelling raakten toen de jaren zestig begonnen.

Ik had het gevoel dat Zoë veel jonger was dan ik. Jennifer Hintlesham leek een generatie ouder. Niet dat ze een ouder gezicht had dan ik. De enige gezichten die er verlopener uitzien dan dat van mij, vooral in de ochtend, zijn uit een turfveld opgegraven na tweeduizend jaar gemummificeerd te zijn. Ze zag er gewoon volwassener uit. Ik dacht dat ik Zoë wel had willen kennen. Maar ik wist niet precies of ik wel met Jennifer had kunnen opschieten. Ik keek weer het dossier in. Man en drie kinderen, namen en leeftijden. Kut. Ik schreef details op.

Er schoot iets door me heen. Ik keek in de stapel dossiers waar deze twee in zaten. Zoals ik al dacht was er een dossier met mijn naam erop. Ik sloeg het open en keek naar een foto van mezelf. Nadia Elizabeth Blake, geb. 1971. Ik huiverde. Misschien zou dit dossier over een paar weken nog dikker zijn en zou er een nieuw dossier geopend worden.

Ik keek op mijn horloge. Wat moest ik in vredesnaam verder doen? En wat wilde ik ermee, behalve mijn nieuwsgierigheid bevredigen? Toen ik elf jaar was, had het zwembad in de buurt een vijfmeterplank. Ik durfde er nooit vanaf te springen, totdat ik op een keer het trapje op ging, alsof ik zomaar een ladder op ging, en ik stapte over de rand van de plank zonder na te denken en toen had ik het gedaan. Dat deed ik nu ook.

Ik pakte het eerste album met foto's, gebonden in lelijk rood plastic. Er hadden foto's in moeten staan van meisjes die kaarsjes uitblazen en mensen die voetballen op het strand. Ik deed het open en sloeg als een robot de bladzijden om. Eigenlijk viel er niet veel te zien. Ik ging terug naar het begin om nog eens te kijken. Ja, dit was de situatie ter plekke bij Zoë Haratounian. Haar eigen flat. En daar lag ze. Met haar gezicht naar beneden op een kleed. Ze was niet naakt of zoiets. Ze had een slipje aan en een T-shirt. En ze zag er niet dood uit. Ze had net zo goed kunnen slapen. Er zat een lint of das of zoiets strak om haar nek getrokken en er waren foto's die dat vanuit verschillende hoeken lieten zien. Ik bleef maar kijken naar het slipje en het T-shirt. Ik dacht eraan dat ze die kleren die ochtend had aangetrokken, zonder te weten dat ze ze nooit meer zou uittrekken. Het is zo'n stomme gedachte die je niet uit je hoofd kunt zetten.

Ik legde het album neer en pakte het tweede op. De plaats van het misdrijf in het huis van Jennifer Hintlesham. Ik begon er automatisch in te bladeren zoals in het vorige, maar toen stopte ik. Dit zag er totaal anders uit. Het was één foto, het was op één plaats, maar ik zag het in fragmenten: wijdopen ogen, snoer om haar nek, gescheurde of stukgesneden kleren, benen uit elkaar, met iets dat op een ijzeren staaf leek in haar geduwd, maar waarin kon ik niet herkennen. Ik smeet het album neer en rende naar de gootsteen. Ik was er net op tijd, braaksel spetterde uit mijn mond. Mijn maag keerde om en leegde zichzelf pijnlijk. Toen ik omlaagkeek, moest ik bijna lachen. De gootsteen stond vol vuile afwas. Nog vuilere afwas.

Ik waste mijn gezicht met warm en koud water en daarna deed ik de walgelijkste afwas van mijn leven, en dat voor iemand die als student een huis had gedeeld met een meisje en twee jongens. Door het bezig-zijn werd ik wat kalmer. Ik kon teruglopen naar de tafel en het fotoalbum dichtdoen zonder ernaar te kijken.

Ik had niet veel tijd. Ik moest selectief te werk gaan. Ik rommelde door de dossiers, waarbij ik de inhoud ervan vluchtig bekeek. Ik zag plattegronden van Zoës flat en Jennifers huis. Ik las flarden van getuigenverklaringen. Die waren zo lang, zo onsamenhangend en onduidelijk dat ik er bijna niets zinnigs uit kon halen. Zoës geliefde, Fred, praatte over haar groeiende angst en zijn pogingen haar te kalmeren. Haar vriendin Louise was er kapot van. Zij had feitelijk buiten in haar auto zitten wachten toen Zoë gewurgd werd. De getuigenverklaringen over de moord op Jennifer besloegen tien dikke dossiers. Ik kon weinig meer doen dan de namen van de geïnterviewden opschrijven, voornamelijk mensen die voor haar werkten. De familie Hintlesham had kennelijk een groot aantal mensen in dienst.

Ik besteedde iets meer aandacht aan de rapporten van de patholoog-anatoom over de twee dode vrouwen. Dat van Zoë was eenvoudiger: verstikking door wurging met de ceintuur van haar ochtendjas. Ze had ook nog wat kleinere blauwe plekken, maar die kwamen slechts voort uit de kracht waarmee zij werd vastgehouden tijdens de wurging. Vaginale en anale tests wezen uit dat er geen seksueel geweld was gepleegd.

Het rapport over Jennifers moord was veel langer. Ik las alleen de voornaamste punten: verstikking door wurging, een dunne, diepe groef in de hals, overeenkomend met het gebruikte snoer, snij- en steekwonden, bloedspatten, -plassen, -vegen, -sporen, scheur in het perineum, veel sporen van urine. Ze had zichzelf ondergepist.

Er was een dik dossier dat een analyse van de brieven bevatte. Er zaten fotokopieën bij van de brieven die Zoë en Jennifer gekregen hadden en ik las ze met een macaber schuldig gevoel alsof ik gestolen liefdesbrieven aan het lezen was. Maar het waren ook liefdesbrieven, met hun beloftes en hun dure eden. Er zat ook een tekening van een verminkte Zoë bij. Vreemd genoeg moest ik na al die gruwelen die ik op die dag had gezien huilen van die vunzige, crue tekening. Daardoor werd ik met mijn neus op de gestoorde inventiviteit gedrukt die de ene persoon tentoonspreidde om een ander kapot te maken. Ik las de analyse van de documenten snel door. Er waren pogingen gedaan om de brieven te verbinden aan mensen die Zoë kende: Fred, haar vriend, een ex-vriend, een makelaar, een potentiële koper van haar flat. Maar sneden op de tekening (die volgens een bijgevoegd briefje overeenkwamen met verwondingen van Jennifer Hintlesham) wezen uit dat de moordenaar linkshandig was. De genoemde verdachten waren allemaal rechtshandig.

Er waren dossiers met situatierapporten over stof, vezels en haar en nog veel andere zaken. Vele daarvan waren zo technisch dat ik er niet achter kon komen of er iets belangrijks was gevonden. Het zag er niet naar uit. Er was een samenvatting van één pagina voorin, die was doorgestuurd naar Links, Cameron en andere mensen die zich met de zaak bezighielden. Er werd duidelijk gesteld dat er geen belangrijke schakels waren gevonden tussen de sporen die op de plaats van de twee moorden waren aangetroffen. Het haar en de vezels op de kleren die de vermoorde Zoë droeg en die ook op het kleed, het beddengoed en andere kledingstukken waren aangetroffen, behoorden uitsluitend tot de recente bewoners van de flat, namelijk haar vriend Fred en Zoë zelf. De analyse van het haar en de vezels op de plaats van de moord op Jennifer Hintlesham was veel ingewikkelder. Er waren talrijke onbekende sporen, te wijten aan het grote aantal mensen dat daar in huis was geweest. Maar er bestond geen verband tussen de twee moorden, behalve dat Jenny's medaillon in Zoës flat was gevonden en Zoës foto in Jenny's huis. Meer afschuwelijk nieuws.

Ik nam ook een stapel interne memo's door, die de verschillende onderzoeksfasen afbakenden, waaronder ook de uitkomst van een informeel intern onderzoek waar topgeheim op stond. Daar las ik dat de bewaker van Jennifer Hintlesham van de zaak was afgehaald omdat haar man Clive in staat van beschuldiging werd gesteld wegens de moord op Zoë Haratounian. Wat een rotzooi.

Net toen ik Cameron terug wilde roepen, was ik door een dossier aan het bladeren dat er niet bijzonder uitzag. Er stonden roosters in, minuten van vergaderingen, vakantieregelingen. Maar toen viel mijn blik op een gekopieerd memo onderaan. Het was van Links en gericht aan een zekere dokter Michael Griffen, met kopieën aan Stadler, Grace Schilling, Lynne en een tiental andere namen die me niets zeiden. Het begon als reactie op een klacht van dokter Griffen dat er sporen waren gewist op de plaatsen van het misdrijf, vooral in de flat van Zoë Haratounian, door foutief handelen van de agenten die het eerst ter plekke waren:

Ik zal mij tot het uiterste inspannen om ervoor te zorgen dat de plaats van het misdrijf van elk toekomstig misdrijf snel en efficiënt verzegeld zal worden. Ik besef dat de oplossing van deze zaak in alle waarschijnlijkheid, en grotendeels vanwege de praktische problemen die het beschermen van een persoon met zich meebrengt, zal liggen in de handen van de sporenonderzoeken en wij zullen u dan ook onze volledige medewerking verlenen.

Ik riep naar Cameron dat hij moest komen en hij was in een ommezien in de kamer. Had hij door het raam staan kijken? Wat maakte het uit?

'Kijk,' zei ik, terwijl ik hem het briefje gaf. '"Elk toekomstig misdrijf." Niet bepaald een bewijs van vertrouwen in jouw bekwaamheid.'

Hij keek ernaar en stopte het terug in het dossier.

'Jij wou de dossiers zien,' zei hij. 'We moeten natuurlijk op het ergste voorbereid zijn.'

'Misschien maakte het een andere indruk vanuit mijn positie,' zei ik. 'Elk toekomstig misdrijf: dat ben ik.'

'En wat vond je ervan?'

'Het was afschuwelijk,' zei ik. 'Maar ik ben blij dat ik alles weet.'

Cameron begon de dossiers bij elkaar te pakken, stopte ze in dozen, propte ze in de tassen.

'We lijken niet op elkaar,' zei ik.

Hij hield even op.

'Wat?'

'Ik dacht dat we allemaal hetzelfde type zouden zijn. Ik snap wel dat je dat moeilijk kunt bepalen met foto's en een paar details, maar we lijken volkomen verschillend. Zoë was jonger en vast veel liever dan ik. Ze had ook een echte baan. En Jennifer, die ziet eruit als een lid van de koninklijke familie. Ik denk niet dat ze veel tijd voor mij had gehad.'

'Misschien niet,' zei Stadler treurig, en op dat moment voelde ik een steek van jaloezie. Hij had haar gezien, had met haar gepraat. Hij wist hoe haar stem klonk. Hij had haar eigenaardige gebaartjes gezien, die je nooit op een formulier zou terugvinden.

'Jullie zijn allemaal klein,' zei hij.

'Wat?'

'Jullie zijn allemaal klein en licht,' zei hij. 'En jullie wonen in Noord-Londen.'

'Dus zo ver zijn jullie gekomen,' zei ik. 'Na bijna zes weken en twee moorden weten jullie dat deze moordenaar geen bodybuilders van boven de een meter tachtig uitzoekt en hij geen vrouw uitzoekt die op willekeurig welke plek op de wereld woont.'

Hij was klaar met inpakken.

'Ik moet weg,' zei hij. 'Lynne komt zo.'

'Cameron?'

'Ja?'

'Ik zal het niet aan je vrouw of aan Links of aan wie dan ook vertellen.'

'Mooi.'

'Maar ik had het wel gedaan.'

'Dat dacht ik al.'

We deden allebei een beetje verlegen tegen elkaar. Voor mij was het 't soort verlegenheid dat je hebt bij iemand met wie je naakt bent geweest en voor wie je nu helemaal niets meer voelt. Daarbij kwam nog een intens verlangen om me in mijn slaapkamer op te sluiten en een paar uur te huilen en na te denken over de dood.

'Nadia?'

'Ja?'

'Ik heb erge spijt van alles. Het was allemaal zo... zo...' Hij zweeg en wreef over zijn gezicht en daarna keek hij om zich heen alsof hij dacht dat Lynne er al was en wij dat niet wisten. 'Er is nog iets.'

'Wat?' Ik kon uit zijn toon opmaken dat het geen goed nieuws was.

Hij haalde een papier uit zijn jasje. Eigenlijk waren het twee vellen papier. Hij vouwde ze open en streek ze glad op tafel.

'Die hebben we de afgelopen paar dagen onderschept.'

'Hoe dan?'

'De ene was als brief verstuurd, de andere was onder de deur door geschoven, denk ik.'

Ik staarde ernaar.

'Dit was de eerste,' zei hij, terwijl hij op het linkerpapier wees.

Er stond:

Lieve Nadia, Ik wil je doodneuken. En ik wil dat je daarover nadenkt.

‘O,’ zei ik.

'Deze kwam twee dagen geleden,' zei Stadler.

Lieve Nadia,

Ik weet niet wat de politie je allemaal vertelt. Ze kunnen me niet tegenhouden. Dat weten ze. Over een paar dagen of een week of twee weken ben je dood.

'Ik wilde open kaart met je spelen,' zei hij.

'Weet je, ik klampte me eraan vast dat er maar één brief was. Ik dacht dat hij misschien wel iemand anders zou vermoorden.'

'Het spijt me,' zei hij en keek om zich heen. 'Ik moet die spullen in de auto zetten. Maar het spijt me heel erg.'

'Ik ga dood, hè?' zei ik. 'Dat denk jij toch zeker ook?' Hij had al een doos in zijn handen.

'Nee, nee,' zei hij, terwijl hij naar de deur liep. 'Het komt allemaal goed.'

13

'Ik ga naar Camden Market,' zei ik. 'Nu meteen.'

Lynne keek verbaasd. Het was zaterdag even na negen uur en ze was, denk ik, gewend dat ik lang uitsliep en manieren bedacht om alleen te kunnen zijn. De afgelopen twee dagen had ik helemaal opgesloten gezeten in mijn nachtmerrie en de foto's steeds weer voor me gezien. Zoë, die eruitzag alsof ze alleen maar in slaap was gevallen; Jenny, die gruwelijk verminkt was. Maar ik stond nu gewassen en aangekleed, vreemd vriendelijk, klaar om weg te gaan.

'Het is vast heel druk,' zei ze weifelend.

'Precies wat ik nodig heb. Mensenmassa's, muziek, goedkope kleren en sieraden. Ik heb zin om een heleboel onzinnige dingen te kopen. Je hoeft niet mee, hoor.'

'Natuurlijk ga ik mee.'

'Ja, je moet wel, hè? Arme Lynne, de hele tijd als een hondje achter me aan, de hele tijd beleefd moeten zijn, moeten liegen. Je zult je gewone leventje wel missen.'

'Geen probleem,' zei ze.

'Je draagt geen trouwring, heb ik gezien. Heb je een vriend?'

'Ja.' Haar vertrouwde blos trok weer over haar bleke gezicht en haar wijnvlek vlamde op.

'Mmm. Je zult wel blij zijn als dit allemaal voorbij is. Hoe dan ook. Kom, het is maar vijf minuten lopen.'

Lynne had gelijk. Het was warm, de lucht had een fletse, vuil- blauwe kleur en het krioelde van de mensen in Camden Market. Lynne had een lange wollen broek aan en zware schoenen. Haar haar hing langs haar gezicht in zweterige sliertjes. Ze moest het besterven van de hitte, dacht ik met voldoening. Ik had een citroengele jurk met bandjes en platte sandalen aan. Mijn haar zat in een staart. Ik voelde me koel, lichtvoetig. We drongen ons door de menigte heen, de hitte steeg van de stenen op. Ik keek tijdens het lopen om me heen en voelde een golf van uitzinnige vreugde opkomen, omdat ik weer tussen zo'n zee van mensen was. De rasta's, de punkers, de bikers, de meisjes in felgekleurde jurken of tie-and-dye-rokjes, de mannen met pokdalige gezichten en loerende ogen, de tieners die slungelig langsliepen, stoer op zo'n onhandige manier die je godzijdank kwijtraakt als je ouder wordt. Ik gooide mijn hoofd achterover en ademde de patchoeli-olie in, de hasj, de wierook en geurkaarsen, en eerlijk zweet.

Er stonden kramen met vers geperst sap op de straathoeken en ik kocht voor ons allebei een glas mango met sinaasappel en een pretzel. Daarna kocht ik twintig dunne zilveren armbandjes voor vijf pond en schoof ze over mijn pols, waar ze prettig rinkelden. Ik kocht een brede zijden sjaal, een paar oorbelletjes en een paar opvallende haarspeldjes. Ik kon alles meteen om- en opdoen. Ik had geen zin in gesjouw. En toen, terwijl Lynne houten beeldjes bekeek, glipte ik weg. Een fluitje van een cent.

Ik liep snel de trap af naar het kanaal en rende over het pad tot ik bij de grote weg was. Het was nog steeds druk en ik was gewoon het zoveelste lichaam in de massa. Duikend en laverend ging ik erdoorheen. Als Lynne me hier kwam zoeken, zou ze me niet kunnen zien. Niemand zou me kunnen zien. Zelfs hij niet, met zijn röntgenogen. Ik was eindelijk alleen.

Ik voelde me vrij, ik voelde me herboren, alsof ik alle rotzooi die de afgelopen weken aan me vast had gekleefd had afgeschud: de angst, de begeerte en de irritatie losten op. Ik voelde me beter dan ik me in dagen had gevoeld. Ik wist waar ik heen ging. Ik had de route gisternacht uitgestippeld. Ik moest snel zijn, voordat iemand erachter kwam waar ik was.

Ik moest een aantal keren op de bel drukken. Ik dacht dat hij misschien niet thuis was, maar de gordijnen voor de bovenramen waren nog dicht. Maar toen hoorde ik voetstappen en binnensmonds gevloek.

De man die de deur opendeed was langer en jonger dan ik had verwacht, en knapper. Hij had lichtblond haar, dat over zijn voorhoofd hing, en fletse ogen in een gebruind gezicht. Hij had alleen een spijkerbroek aan. Hij zag er slaapdronken uit.

'Ja?' Dat klonk niet erg vriendelijk.

'Ben jij Fred?' Ik probeerde tegen hem te glimlachen.

'Ja. Ken ik jou?' Hij had een trage, zelfverzekerde stem. Ik stelde me Zoë naast hem voor, terwijl ze met haar gretige, knappe gezicht naar hem opkeek.

'Sorry dat ik je wakker maak, maar het is dringend. Mag ik binnenkomen?'

Hij trok zijn wenkbrauwen op.

'Wie ben je?'

'Ik ben Nadia Blake. Ik ben hier, omdat ik door dezelfde man bedreigd word die Zoë heeft vermoord.'

Ik dacht wel dat hij verbaasd zou zijn, maar het kwam letterlijk als een klap aan. Hij viel bijna achterover.

'Wat?' zei hij.

'Mag ik binnenkomen?'

Hij deed een stap achteruit en hield de deur open. Hij was als verdoofd. Ik was al binnen voordat hij nog iets kon zeggen. Hij liep achter me de trap op naar een kleine, rommelige woonkamer.

'Ik vind het heel erg van Zoë, trouwens,' zei ik.

Hij keek me ingespannen aan.

'Hoe wist je dat ik bestond?'

'Ik heb je op een lijst van getuigen zien staan,' zei ik.

Hij streek met zijn hand door zijn slordige haar en wreef daarna in zijn ogen.

'Wil je koffie?'

'Ja, graag.'

Hij liep naar de keuken en ik keek rond. Ik dacht dat er misschien een foto van Zoë zou staan, iets wat me aan haar zou herinneren, maar er stond niets. Ik raapte een paar tijdschriften op van de vloer: handboeken over tuinieren, een gids van Londense clubs, een tv-gids. Er lag een hoopje ronde stenen op een van de planken en ik pakte een gemarmerde steen op die op een eendenei leek en hield hem in de kom van mijn hand. Ik legde hem voorzichtig terug en pakte een bruine vilthoed die aan de rand van de stoel hing en liet die op mijn wijsvinger draaien. Ik wilde dicht bij Zoë zijn, maar ze was totaal afwezig. Ik pakte een houten eendje van een plank en keek er goed naar. Toen Fred weer binnenkwam, zette ik het haastig terug.

'Wat doe je?' vroeg hij achterdochtig.

'Ik rommel wat. Sorry.'

'Hier is je koffie.'

'Dank je.' Ik had hem vergeten te zeggen dat ik geen melk wilde.

Fred ging op de bank zitten, die eruitzag alsof hij hem van een vuilnisbelt had weggehaald, en gebaarde dat ik op de stoel moest gaan zitten. Hij hield zijn mok met beide handen vast en staarde erin. Ik dacht aan de regels uit een liedje: 'Clouds in my coffee, clouds in my coffee...' Hij zei niets.

'Ik vind het heel erg van Zoë,' zei ik weer, bij gebrek aan iets beters.

'Mmm,' zei hij.

Hij haalde zijn schouders op en keek de andere kant uit. Wat had ik verwacht? Ik had het gevoel gehad dat er een band tussen ons zou zijn omdat hij Zoë had gekend, waardoor hij op een volkomen irrationele manier dichter bij me stond dan mijn vrienden.

'Wat voor iemand was ze?'

'Wat voor iemand?' Hij keek nors op. 'Ze was lief, knap, vrolijk, al die dingen, maar wat wil je eigenlijk van me?'

'Het is idioot, dat weet ik. Ik wil kleine dingetjes van haar weten: haar lievelingskleur, haar kleren, haar dromen, hoe ze zich voelde toen ze die brieven kreeg, alles...' Ik was buiten adem.

Hij keek ongemakkelijk, walgend bijna.

'Ik kan je niet helpen,' zei hij.

'Hield je van haar?' vroeg ik ineens.

Hij staarde me aan alsof ik iets schunnigs had gezegd.

'We hadden dikke pret.'

Dikke pret. De moed zonk me in de schoenen. Hij had haar niet eens gekend, of wilde niet dat ik haar via hem leerde kennen. Dikke pret, wat een grafschrift.

'Maar heb je je dan nooit afgevraagd wat ze gevoeld moest hebben? Toen ze bedreigd werd, bedoel ik, en toen ze doodging?'

Hij pakte een pakje sigaretten en een doosje lucifers van een salontafeltje bij de bank.

'Nee,' zei hij, terwijl hij een sigaret opstak.

'De foto die ik van haar zag leek me nogal oud. Heb je geen recentere?'

'Nee.'

'Niet één?'

'Ik neem nooit foto's.'

'Of iets wat van haar is geweest waar ik naar kan kijken? Je hebt toch wel iets?'

'Waarvoor?' zei hij, met een hard, onwrikbaar gezicht.

'Sorry, je zult me wel een monster vinden. Maar ik voel me verbonden met die twee vrouwen.'

'Twéé vrouwen?'

'Zoë en Jenny Hintlesham, de tweede vrouw die is vermoord.'

'Wat?' zei hij, terwijl hij naar voren schoot. Hij zette de mok op tafel, waarbij hij veel koffie morste. 'Wat krijgen we nou?'

'Sorry, je wist het dus niet. De politie houdt het strikt geheim. Ik heb het alleen maar toevallig ontdekt. Die andere vrouw kreeg net zulke brieven. Ze is een paar weken na Zoë vermoord.'

'Maar, maar...' Fred leek in diep gepeins verzonken. Toen keek hij me met heel andere, priemende ogen aan. 'Die tweede vrouw.'

'Jenny.'

'Is die door dezelfde man vermoord?'

'Ja.'

Hij floot zachtjes.

'Godskolere,' zei hij.

'Wat je zegt,' zei ik.

De telefoon ging, zo hard als een alarm, en we schrokken er allebei van. Fred nam op en draaide zijn rug naar me toe.

'Ja, ja, ik ben op.' Een stilte, en toen: 'Kom nu maar, dan pikken we Duncan en Graham later wel op.'

Hij legde de hoorn neer en keek vluchtig naar me.

'Er komt zo een vriend langs,' zei hij, als teken dat ik weg moest. 'Succes, Nadia. Sorry dat ik je niet kon helpen.'

Was dat alles? Dat was toch niet mogelijk? Ik staarde hem hulpeloos aan.

'Dag, Nadia,' zei hij weer, terwijl hij me zowat naar de deur duwde. 'Pas goed op jezelf.'

Ik liep met gebogen hoofd als een blinde naar de metro. Arme Zoë, dacht ik. Fred had de indruk gemaakt van iemand die bijna geen fantasie had, een knap, zorgeloos type. Ik kon me niet voorstellen dat hij erg met haar had meegeleefd toen ze die dreigbrieven kreeg, ongeacht wat hij de politie later ook had verteld. Ik dacht terug aan wat hij had gezegd, en dat was bitter weinig. Ik had er de politiebescherming niet voor hoeven ontvluchten. Er ging plotseling een rilling van angst door me heen. Ik was alleen, niemand paste op me. Ik fantaseerde dat er ogen waren in de zaterdagse massa die me bespiedden.

Plotseling stond er iemand voor me. Het was een man, die op me neerkeek. Donker haar, bleek gezicht, glanzende tanden achter zijn glimlach. Wie was het?

'Hallo daar, wat ben jij ver weg.'

Ik staarde hem aan.

'Jij bent toch Nadia? De vrouw met die stokoude computer?'

Ah, nu wist ik het weer. Opluchting golfde door me heen. Ik glimlachte.

'Ja, sorry, eh...'

'Morris. Morris Burnside.'

'O ja, natuurlijk. Hallo.'

'Hoe is 't met je, Nadia? Alles goed?'

'Wat? O, prima,' antwoordde ik afwezig. 'Hé, sorry, hoor, maar ik heb eigenlijk een beetje haast.'

'O, nou, dan hou ik je niet verder op. Gaat het echt wel goed? Je ziet er een beetje bang uit.'

'Nee, gewoon moe, dat is alles. Je weet wel. Nou, tot ziens, hè?'

'Dag, Nadia. Pas goed op jezelf. Tot kijk.'

Het was een prachtig huis. Ik had het natuurlijk al op de foto gezien, maar in het echt was het monumentaler. Het stond een eind van de weg in een privé-tuin, er was een bordes en een boogdeur, blauweregen kroop over de hoge witte muren. Het ademde een sfeer van belangrijkheid, van goede smaak en geld. Ik wist natuurlijk al van dat geld, maar nu kon ik het bijna ruiken. Ik keek omhoog naar de ramen op de eerste verdieping. In een van die kamers was Jenny gestorven. Ik streek mijn haar glad en frunnikte aan de bandjes van mijn goedkope katoenen jurk. Daarna liep ik vastberaden naar de deur en liet de koperen klopper neerkomen.

Ik verwachtte bijna dat Jenny zelf zou opendoen en dat ik haar smalle gezicht en haar glanzende haar in de omlijsting van de deur zou zien. Ze zou beleefd tegen me zijn, op die welopgevoede, enigszins verbaasde manier waarmee ze 'hoepel op' bedoelde tegen mensen als ik: de onbeschaafden en roekelozen.

'Ja?' Niet Jenny, maar een lange, elegante vrouw met blond, losjes achterovergekamd haar, juwelen in haar oren, met een scherp gesneden zwarte broek en een abrikooskleurige zijden bloes aan. Ik had over Clives affaire in het dossier gelezen en ik had er wel een idee van wie ze was. 'Kan ik u helpen?'

'Ik zou Clive Hintlesham graag willen spreken. Ik ben Nadia Blake.'

'Is het dringend?' vroeg ze vriendelijk, maar koel. 'Zoals u misschien kunt horen, hebben we bezoek.'

Ik hoorde het geroezemoes van stemmen in het huis. Het was zaterdag, twaalf uur 's middags, en Clive, de zwaar getroffen weduwnaar, gaf een kleine lunch met zijn minnares. Ik hoorde glazen klinken.

'Het is eigenlijk wel dringend.'

'Kom dan maar binnen.'

Ik stond in een enorme, koele hal, waar de stemmen luider waren. Ze had hier gewoond, dacht ik, terwijl ik rondkeek. Dit is het huis waar ze haar droomhuis van had willen maken, maar nu zwaaide die vrouw de scepter over het droomhuis, want de werklui waren teruggekomen, zo te zien. De kamer voor me stond vol ladders en blikken verf. Er lagen doeken over de meubels aan het eind van de hal.

'Wilt u hier even wachten?' zei ze.

Maar ik liep met haar mee. Samen kwamen we een grote zitkamer binnen, kennelijk pas geverfd in leigrijs, met grote openslaande deuren naar een recent omgespitte tuin. Op de schoorsteenmantel stond een foto van drie kinderen in een zilveren ovale lijst. Geen Jenny. Zou dat ook met mij gebeuren als ik doodging? Zou ik voorgoed uit beeld verdwijnen?

Er waren zo'n tien of twaalf mensen in de kamer, allemaal met glazen in de hand, in groepjes bij elkaar. Misschien waren ze vrienden van Jenny geweest en waren ze hier bijeen om de nieuwe vrouw des huizes te verwelkomen. Gloria liep naar een stevig uitziende man met donker, grijzend haar en zware kaken. Ze legde een hand op zijn schouder en fluisterde iets in zijn oor. Hij keek scherp op en liep door de kamer naar me toe.

'Ja?' zei hij.

'Excuses dat ik zomaar kom binnenvallen,' zei ik.

'Gloria zei dat u me iets te zeggen had.'

'Ik ben Nadia Blake. Ik word door dezelfde man bedreigd die Jenny heeft vermoord.'

Zijn gezichtsuitdrukking veranderde nauwelijks. Hij keek even om zich heen alsof hij wilde controleren of er iemand anders meeluisterde.

'O,' zei hij. 'Maar wat wilt u dan?'

'Hoe bedoelt u? Uw vrouw is vermoord. En nu wil hij mij vermoorden.'

'Het spijt me erg,' zei hij onbewogen. 'Maar waarom bent u gekomen?'

'Ik dacht dat u me wat over Jenny zou kunnen vertellen.'

Hij nam een slokje wijn en leidde me naar de rand van de kamer.

'Ik heb de politie alles verteld wat ter zake deed,' zei hij. 'Ik begrijp niet helemaal wat u hier komt doen. Het is een tragedie geweest. En nu probeer ik gewoon zo goed mogelijk verder te gaan met mijn leven.'

'Dat schijnt u aardig te lukken,' zei ik, terwijl ik de kamer rondkeek.

'Wat zei u?' zei hij woedend. 'Gaat u alstublieft weg, mevrouw Blake.'

Paniek, woede en verbijstering borrelden naar boven. Ik begon een stamelende poging te doen om mezelf te rechtvaardigen. Terwijl ik dat deed zag ik een jongen, een tiener, alleen in de vensterbank zitten. Hij was mager en bleek, met vettig blond haar en donkere kringen onder zijn ogen, puisten op zijn voorhoofd. Hij was het toonbeeld van een onhandige, stakige, hulpeloze puber, van een chaotische, doodsbange, verwarde zoon die zijn moeder heeft verloren. Josh, de oudste zoon. Ik staarde naar hem en even kruisten onze blikken elkaar. Hij had grote, donkere ogen, als die van een spaniël. Mooie ogen in een onopvallend gezicht.

'Ik ga nu,' zei ik kalm. 'Het spijt me dat ik u heb lastiggevallen. Ik ben gewoon bang. Ik zoek hulp.'

Hij knikte tegen me. Misschien was zijn gezicht niet echt zo wreed, alleen een beetje dom en zelfgenoegzaam. Misschien was hij een doodgewone man, net als iedereen. Een beetje zwakker, misschien, een beetje egoïstischer.

'Sorry,' zei hij, terwijl hij even hulpeloos zijn schouders ophaalde.

'Dank u.' Ik draaide me om, terwijl ik mijn tranen probeerde te bedwingen, terwijl ik het niet erg probeerde te vinden dat iedereen me aankeek alsof ik een soort bedelaarster was die zich binnen had gedrongen. In de hal trapte een jongetje op een driewieler razendsnel op me af en stopte voor me.

'Ik ken jou. Jij bent de clown,' schreeuwde hij. 'Lena, de clown is op bezoek. Kom kijken, de clown is er.'

14

'Ik neem alles,' zei ik dapper. 'Eieren en spek, gebakken brood, gebakken aardappelen, tomaat, saus, champignons. En wat is dat?'

De vrouw achter de toonbank bestudeerde de inhoud van de metalen bak.

'Bloedworst.'

'Oké, dat neem ik ook. En een pot thee. En jij?'

Lynne was een beetje wit weggetrokken, misschien door wat er allemaal op mijn bord werd gestouwd.

'O,' zei ze. 'Een geroosterde boterham en een kopje thee.'

We namen onze bladen mee het café uit, de zonnige tuin in aan de rand van het park. Het was net open en er was verder nog niemand. Ik koos een afgelegen tafeltje in een hoek en we zetten onze borden en kopjes en metalen theepotjes neer. Ik begon te eten. Ik viel eerst aan op de gebakken eieren en sneed de dooier stuk zodat het geel over mijn bord droop. Lynne keek naar me met schijnbaar kritische afkeuring.

'Lust je dit soort eten niet?' vroeg ik, terwijl ik mijn mond afveegde met het papieren servetje.

'Het is me nog wat te vroeg.' Ze nam voorzichtig een slokje thee en nam een muizenhapje van haar brood.

Het was een stralende ochtend. Tamme mussen scharrelden tussen de tafelpoten door op zoek naar kruimels, eekhoorns zaten elkaar achterna langs de takken van de grote bomen aan de andere kant van de muur in het echte park. Een paar zalige seconden deed ik net alsof Lynne er niet was. Ik nam happen van mijn hartvervettende ontbijt en spoelde ze weg met mahoniebruine thee.

'Wil je dat ik ergens anders ga zitten?' vroeg Lynne. 'Als je vriendin er is?'

'Doe geen moeite,' zei ik. 'Je kent haar.'

'Wat?' vroeg ze, en keek verschrikt.

Dit gedeelte vond ik leuk. Dat was zeker mijn goochelaarskant.

'Het is Grace Schilling.'

Ik nam triomfantelijk een hap gegrilde tomaat, die aan een reepje spek vastzat.

'Maar...' stamelde Lynne.

'Mmm?' wist ik alleen met volle mond uit te brengen. Ik zag dat ze probeerde te besluiten welke van haar tien vragen ze zou stellen.

'Wie... wie heeft dat geregeld?’

‘Ik.'

'Maar... weet hoofdinspecteur Links hiervan?'

Ik haalde mijn schouders op.

'Misschien heeft dokter Schilling hem het laten weten. Dat is niet mijn probleem.'

'Maar...'

'Daar is ze.'

Dokter Schilling was de tuin in gelopen. Er waren nu verscheidene tafeltjes bezet, mensen met kinderen, echtparen met de zondagskrant opengeslagen voor zich, maar ze had ons nog niet gezien. Ze was zoals gewoonlijk chic gekleed, misschien iets informeler dan normaal. Ze droeg een donkerblauwe broek, die halverwege haar enkels kwam, en een zwarte trui met V-hals. En ze had een zonnebril op. Toen ze ons in de gaten kreeg, liep ze de tuin door. Ze deed haar zonnebril af en legde die op tafel, samen met een sleutelbos en, opvallend genoeg, een pakje sigaretten. Ze keek ons argwanend aan. Ze had haar gewoonlijke afstandelijke blik en ik kreeg het gevoel alsof ik betrapt was in een varkensstal met mijn hoofd in de trog, wat ik wel amusant vond.

'Wil je ontbijten?' vroeg ik.

'Ik ontbijt nooit.'

'Zwarte koffie en een sigaret?' vroeg ik.

'Dat is meestal het enige wat ik naar binnen kan krijgen.'

Ik keek naar de verbijsterde Lynne.

'Kun je even koffie halen voor dokter Schilling?' vroeg ik.

Lynne draafde weg.

'Ik heb een beetje het gevoel alsof ik een persoonlijke assistent heb,' zei ik. 'Het bevalt me wel. Heb je met Links gepraat?'

Ze stak een sigaret op.

'Ik heb hem gezegd dat je me wilde spreken.'

'En was dat goed?'

'Hij was verbaasd.'

Ik veegde het laatste beetje eidooier met mijn brood weg.

'Kun je een geheim bewaren?' vroeg ik.

'Hoezo?'

'Ik heb de dossiers gezien,' zei ik. 'Nou ja, sommige. Dat is niet bepaald via de gewone kanalen gegaan, dus ik heb liever dat je er niet te veel over praat.'

Ze was geschokt. Allicht. Ik raakte gewend aan de blik in hun ogen. Ze nam een diepe haal van haar sigaret en schoof heen en weer in haar stoel. Ze voelde zich niet op haar gemak. Had ze het gevoel dat ze de controle kwijt was? Dat hoopte ik maar.

'Waarom vertel je het dan?'

'Ik moet je een paar vragen stellen. Ik weet dat je consequent tegen me hebt gelogen.' Ze keek scherp op, wilde iets zeggen, maar deed het niet. 'Het maakt niet uit. Ik wil dat je beseft dat ik weet wat er met Zoë en Jennifer is gebeurd. Ik heb de sectierapporten gezien. Ik maak me geen illusies. Ik wil alleen maar dat je eerlijk tegen me bent.'

Lynne kwam terug met de koffie.

'Mag ik aanschuiven?' vroeg ze.

'Sorry, Lynne, maar ik denk dat dit gesprek beter onder ons kan blijven,' zei ik.

Ze bloosde en ging naar een tafeltje in de buurt. Ik wendde me weer tot Grace Schilling. 'Ik heb geen mening, hoe dan ook, over de bekwaamheid van de politie in het algemeen. Maar je zult vast wel begrijpen dat ik geen vertrouwen heb in hun bekwaamheid om mij te beschermen tegen moord. Jij, zij, wie dan ook, hadden twee vrouwen onder uw hoede en die zijn allebei dood.'

'Nadia,' zei Grace. 'Ik begrijp heel goed hoe je je voelt, maar er zijn speciale redenen voor geweest. In het geval van mevrouw Haratounian...'

'Zoë.'

'Ja. In dat geval werd de bedreiging niet op zijn waarde geschat totdat het te laat was. In het geval van mevrouw Hintlesham was er een probleem...'

'De arrestatie van haar man, bedoel je?'

'Ja, dus je moet beseffen dat jouw situatie volkomen anders is.'

Ik schonk nog een kopje thee in.

'Grace, misschien heb je me niet goed begrepen. Ik zit hier niet om op punten van je te winnen, of om informatie te verzamelen voor een klacht of om gerustgesteld te worden. Maar beledig me alsjeblieft niet door te zeggen dat ik me geen zorgen hoef te maken. Ik heb het memo van de politie gelezen, dat jij ook kent, over hoe mijn toekomstige moord behandeld moet worden.'

Grace stak nog een sigaret op.

'Wat wil je van me?' vroeg ze onbewogen.

'Er zat geen rapport van jou in de dossiers. Misschien omdat er dingen in staan die ik niet zo leuk zou vinden. Ik moet weten wat jij weet.'

'Ik ben er niet zo zeker van dat ik iets weet waar jij wat aan hebt.'

'Waarom ik? Ik hoopte dat er uit de dossiers zou blijken dat we iets gemeen hadden. Ik kon niets vinden, behalve dat we alle drie klein zijn.'

Grace keek peinzend. Ze nam een diepe haal van haar sigaret.

'Ja,' zei ze. 'En jullie zijn allemaal opvallend om te zien, op verschillende manieren.'

'Nou, dankjewel...'

'Jullie zijn allemaal kwetsbaar. Seksuele sadisten loeren op vrouwen zoals een roofdier op andere dieren loert. Hij kiest er eentje uit die aarzelt, die onzeker is. Zoë Haratounian woonde nog maar net in Londen en was onzeker van zichzelf. Jenny Hintlesham zat vast in een ongelukkig huwelijk. Jij bent net bij je vriend weg.'

'Is dat 't?'

'Het kan genoeg zijn.'

'Kun je me iets over hem vertellen?'

Ze zweeg weer even.

'Er zullen aanwijzingen komen,' zei ze. 'Die komen er altijd. Het gaat er alleen om dat je die als zodanig herkent. Een Franse criminoloog, dokter Locarde, heeft eens de beroemde uitspraak gedaan dat elke misdadiger iets van zichzelf achterlaat op de plaats van het misdrijf, hoe klein het ook is, en dat hij altijd iets weghaalt van die plaats.' Zolang we nog niet precies weten wat die aanwijzingen zijn - maar daar zullen we zeker achter komen - kan ik alleen maar zeggen dat hij waarschijnlijk blank is. Waarschijnlijk een man van in de twintig of begin dertig. Van bovengemiddelde lengte. Lichamelijk sterk. Ontwikkeld, mogelijk academisch niveau. Maar ik weet zeker dat je het meeste daarvan zelf al hebt bedacht.'

'Weet je wie het is?'

Grace drukte haar sigaret uit en begon iets te zeggen, maar ze hield op en voor het eerst keek ze echt ongelukkig. Ze had kennelijk moeite om zich goed te houden.

'Nadia,' zei ze na een tijdje. 'Ik wou dat ik iets kon zeggen waar je wat aan had. Ik zou graag zeggen dat het niet iemand is die je goed kent, omdat ik hoop dat de politie kan bewijzen dat er een verband is met de andere vrouwen. Maar het kan ook een goede vriend zijn, het kan iemand zijn die je vroeger kende en uit het oog bent verloren, of iemand die je maar één keer hebt ontmoet.'

Ik keek om me heen. Ik was blij dat ik een zonnige ochtend met rennende, schreeuwende kinderen om ons heen had uitgekozen voor onze ontmoeting.

'Het gaat niet om het slapen,' zei ik. 'Op het moment durf ik mijn ogen niet dicht te doen, omdat ik anders de foto zie van Jenny Hintlesham die daar dood ligt met... nou ja, je hebt die natuurlijk wel gezien. Ik kan niet accepteren dat iemand die ik ken daar buiten rondloopt en een normaal leven leidt, nadat hij zoiets heeft gedaan.'

Grace gleed met een lange, slanke vinger over de rand van haar koffiekopje.

'Hij heeft het goed voor elkaar. Kijk maar naar de briefjes en de moeite die hij doet om ze af te leveren.'

'Maar ik vind het nog steeds ongelooflijk dat de politie die vrouwen niet heeft kunnen beschermen, nadat hij had aangekondigd wat hij zou gaan doen.'

Grace knikte heftig.

'Ik heb de afgelopen weken wat onderzoek gedaan. Er is een aantal soortgelijke gevallen geweest. Er was een paar jaar geleden een zaak in Washington. Een man dreigde vrouwen via brieven dat hij ze zou vermoorden. De man van de eerste vrouw huurde gewapende bewakers in en toch werd ze in haar huis vermoord. De tweede had constante politiebewaking en werd gemarteld en vermoord in haar slaapkamer, terwijl haar man thuis was. Sorry dat ik dit allemaal vertel, maar je wou dat ik eerlijk was. Sommige van die mannen beschouwen zichzelf als geniaal. Maar ze zijn niet geniaal. Het zijn eerder mannen met een obsessieve hobby. Ze hebben maar één doel voor ogen. Ze willen vrouwen laten lijden en daarna vermoorden, en ze wijden al hun energie en inventiviteit en intelligentie aan het uitvoeren ervan. De politie doet zijn best, maar het is moeilijk vechten tegen zo'n monomane doelgerichtheid.'

'Hoe is het afgelopen met die moordenaar in Washington?'

'Ze hebben hem uiteindelijk op heterdaad betrapt.'

'En hebben ze de vrouw gered?'

Grace keek de andere kant uit.

'Dat weet ik niet meer,' zei ze. 'Ik kan alleen maar zeggen dat het geen zwetende psychopaat is die in een kartonnen doos onder een brug leeft. Waarschijnlijk is het een goed functionerend mens op dit moment. Toen Ted Bundy thuiskwam nadat hij twee mensen had vermoord, zag hij er volgens zijn vriendin niet eens moe uit.'

'Wie is dat?'