14

Volmaakte wereld

Derec liep door de gangen van het grotendeels donkere en ongemeubileerde complex met medische voorzieningen. Het zou een fantastisch gebouw zijn wanneer het helemaal voltooid was, een plaats waar de mensen die in Robot City woonden de beste medische verzorging van de melkweg zouden kunnen krijgen onder de supervisie van het meest geavanceerde team van med-bots in functie. Hij wist dat het zo zou zijn omdat de robots die hier zouden werken dat uit zichzelf deden, uit liefde, in plaats van uit dienstbaarheid.

Hij liep alleen door de gang - geen gidsen, geen oppassers, geen cipiers. Hij was nu een vrij burger en niet langer een veroordeeld man. En dat voelde goed, want nu, juist op dit moment, gaf hij er de voorkeur aan alleen te zijn.

Een kamer aan het einde van de gang baadde in het licht en hij wist dat hij daar Katherine zou vinden die herstellende was van haar nacht in de storm. Haar uitvluchten konden hem niet langer schelen, evenmin als de reden waarom ze bij hem in Robot City was. Boven alles was hij blij dat ze leefde. Al het andere was niet belangrijk.

Hij begon te begrijpen waarom hij voor haar voelde wat hij voelde. Hij hield van haar.

Hij bereikte de kamer en stak zijn hoofd om de deur. Het was een ruime kamer die in de toekomst waarschijnlijk een ziekenzaal zou zijn. Maar nu was hij leeg, op Katherines bed na, dat aan het andere eind stond.

Ze lag stil en zweefde een halve meter boven een tafel, volledig omgeven door helder licht. Ze was naakt, net zoals ze op Station Rockliffe was geweest. Maar dit keer wendde hij zich niet af en bleef hij kijken. Haar lichaam kwam hem op een of andere manier... bekend voor.

Een med-bot rolde op hem af.

'Hoe is het met haar?' vroeg hij.

'Uitstekend,' antwoordde de robot. 'Maar uiteraard is haar toestand verder ongewijzigd...'

'Daar wil ik het niet over hebben,' zei hij. Ze mocht haar geheimen voor zichzelf houden. 'En verder?'

'Ze slaapt licht,' zei de med-bot. 'We hebben haar chemicaliënhuishouding weer in balans gebracht door middel van rijkelijke toediening van zuurstof en vocht, en we hebben haar ook opgewarmd. Als gevolg van de kou heeft ze een klein gedeelte van haar linkeroor verloren, maar dat is alweer bijgewerkt met behulp van cosmetische laserchirurgie. Als u dat wilt kunt u haar bezoeken.'

'Graag,' zei hij. 'Maar kun je haar voordat je haar wakker maakt misschien een kamerjas aantrekken of iets dergelijks?'

'De warmtelampen werken beter als...'

'Dat weet ik. Het is een kwestie van privacy.'

'Ik begrijp het,' zei de robot hoffelijk, maar Derec was ervan overtuigd dat dat niet zo was.

Toen de med-bot terugkwam en naar Katherine rolde, liep Derec beleefd de deur uit en de gang in.

Even later hoorde hij haar tegen de robot praten en liep hij weer naar binnen. Ze lag niet meer op de tafel, maar zat in een elektrische rolstoel. Ze droeg een helderwitte kamerjas. Haar gezicht verraadde niets toen hij op haar afliep.

'Het spijt me allemaal ontzettend,' zei hij. 'Ik was wantrouwig en lastig en...'

Ze glimlachte voorzichtig en hield een hand omhoog. 'Dat geldt net zo goed voor mij,' zei ze zacht, maar met een schorre stem. 'Ik geloof dat ik me behoorlijk heb aangesteld.'

'We zijn nu eenmaal mensen,' zei hij. 'Je ziet er... goed uit.'

'Ze hebben het buitenste laagje van mijn huid er afgeschraapt en de dode opperhuid verwijderd. Je zou kunnen zeggen dat je naar mijn nieuwe ik kijkt.' Ze sloeg haar ogen neer en staarde naar de vloer. 'De Sleutel is weg.'

'Dat wist ik niet,' antwoordde hij. 'Dan zitten we hier dus echt vast.'

Ze knikte. 'Heb je gehoord wat... wat Wohler voor me heeft gedaan?'

'Ja.'

'Ik heb je... gevoelens voor de robots nooit begrepen,' zei ze, en in haar ogen welden tranen op. 'Maar zijn leven was voor hem net zo belangrijk als het mijne voor mij, en hij... hij heeft het opgegeven... om mij verder te kunnen laten leven.'

'Hij was compleet doorgebrand,' zei Derec. 'Ze proberen hem nu te reconstrueren.'

Ze keek op naar hem. 'Reconstrueren?'

'Hij wordt natuurlijk niet meer de oude. We zijn allemaal een product van onze herinneringen. De Wohler die jij hebt gekend is voor het grootste gedeelte dood.'

'Maar als ze hem reconstrueren, dan is er iets van hem dat blijft.'

'Inderdaad. Iets.'

'Ik wil naar hem toe,' zei ze. 'Ik wil weten waar hij is.'

Ze probeerde op te staan, maar Derec duwde haar voorzichtig terug in de stoel. 'Je bent nog steeds ziek. Je kunt niet zomaar overal rondlopen en...'

'Nee,' zei ze, en er was alweer een vonk van de oude Katherine in haar ogen. 'Hij is gestorven zodat ik kon blijven leven. Als er iets van hem over is, dan wil ik bij hem zijn.'

Derec haalde diep adem. 'Ik zal eens kijken wat ik kan doen,' zei hij, omdat hij wist hoe koppig ze was.

Zo kwam het dat Katherine zichzelf een half uur later in een steriel pak de stofvrije reparatieruimte binnenreed waar zes verschillende robots ijverig werkten aan het lichaam van Wohler, de filosoof. Derec liep naast haar.

Het grootste gedeelte van zijn pantser was weggehaald, en met de regelmaat van de klok werden printplaten en relais op de grond gesmeten. Een kleine robot rolde geluidloos rond om het afval op te vegen.

'Mag ik wat dichterbij komen?' vroeg ze aan Derec.

'Waarom niet?' antwoordde hij.

Juist op dat moment kwam Euler het vertrek binnen en hij liep meteen op de twee af. 'Vriend Derec,' zei hij. Derec glimlachte om het hernieuwde gebruik van de aanspreektitel voor zijn naam. 'We verrichten juist de laatste werkzaamheden aan de verbindingstunnel naar de afwateringsgrot en we zouden het op prijs stellen als u bij de opening aanwezig was.'

Derec keek naar Katherine. 'Tja, ik heb eigenlijk wat te doen op het moment, ik...'

'Onzin,' zei Katherine, en ze strekte haar arm uit om hem vriendschappelijk op de hand te kloppen. 'Ik blijf hier voorlopig nog wel even. Ik laat me wel door een van de robots naar de ziekenzaal terugbrengen.'

Hij glimlachte breed. 'Weet je het zeker?'

Ze knikte en glimlachte opgewekt. 'Ik ben een en al begrip,' zei ze.

Hij grijnsde naar Euler. 'Laten we gaan,' zei hij en ze haastten zich het vertrek uit.

Katherine luisterde naar de wegstervende voetstappen in de gang en rolde vervolgens haar stoel dichter naar de werktafel. Haar woede om Derec was samen met een heleboel andere tegenstrijdige gevoelens verdwenen op de Kompastoren, waar ook Wohler was gestorven. Door haar onnadenkendheid was een leven verloren gegaan. Al haar andere emoties leken daarbij in het niet te vallen.

Ze rolde naar voren tot ze vlak bij het hoofd van de gouden robot was. Het grootste deel van zijn lichaam lag in stukken op de tafel, maar het hoofd en de bovenkant van de romp waren intact. De robots die aan het lichaam werkten schoven een stukje opzij om plaats te maken.

Ze staarde naar zijn hoofd en streelde hem voorzichtig met een vinger. 'Het spijt me zo,' zei ze.

Plotseling draaide het hoofd zich naar haar toe en de fotocellen fonkelden helder. 'Sprak u tegen mij?' vroeg hij haar.

'Wohler,' zei ze, en ze sprong op uit haar stoel. 'Je leeft!'

'Kennen wij elkaar?' vroeg hij, en ze besefte dat dit een andere Wohler was, een nieuw geprogrammeerde Wohler die niets wist van hun voorafgaande avontuur.

'Nee,' zei ze, en ze onderdrukte een snik. 'Ik ben Katherine. Het is... prettig om kennis te maken.'

'Een nieuwe vriendschap is als jonge wijn,' zei Wohler. 'Wanneer hij is gerijpt, wordt hij met genoegen gedronken. Katherine... Katherine. Waarom huilt u?'

 

Slechts een kleine dam scheidde het water in de geul van de tunnel die Derec en Avernus naar de grot hadden gegraven. De opzichters en alle dienstrobots die deelnamen aan de opening waren aanwezig. Derec hield de elektronische ontsteker vast die de dam zou opblazen en de nieuwe waterweg zou openstellen.

'Dit is de eerste dag,' zei Euler tegen hem, 'de eerste dag in een waarlijk verenigde stad van mensen en robots. Het begin van de volmaakte wereld.'

'We hebben op synetische wijze gehandeld om dit te laten gebeuren,' zei Rydberg. 'Door samen te werken kunnen we veel bereiken.'

'Hoewel er nog steeds veel is dat we van elkaar kunnen leren,' zei Derec, 'geloof ik toch ook dat we hier vandaag iets hebben gepresteerd dat van wezenlijk belang is.'

'Dan zou ik zeggen, open de sluisdeur, Vriend Derec,' zei Euler, 'en breng de verbinding tot stand.'

'Met alle plezier.'

Derec zette de schakelaar van de afstandsbediening om. Een lichte explosie deed de muur van afval en steen opspringen. Vervolgens verging hij tot stof, en snelstromend water uit de geul maakte af wat de explosie was begonnen.

En terwijl het water voorbijstroomde, dacht hij aan alle dingen die nog niet waren opgelost, dingen die in zijn verwarde geest nog steeds in beweging waren, net als het water. Wie was hij? Wie was de dode man? Wie had dit alles bedacht en waarom?

En dan was Katherine er natuurlijk ook nog.

In zekere zin had hij nog steeds het gevoel dat zijn reis pas was begonnen, maar hij wist vrijwel zeker dat hij iets belangrijks had gepresteerd op het moment dat de dam was doorgebroken. Hij had heel sterk de indruk dat er iets goeds, iets positiefs tot stand was gebracht. En dat zorgde ervoor dat hij zich goed voelde. Misschien was het leven niet meer dan een opeenvolging van kleine gevechten en kleine overwinningen.

'Derec,' klonk een stem achter hem. Hij draaide zich om en zag Avernus staan.

'Ja?'

De kolossale robot sprak zacht: 'Ik weet niet of ik kan begrijpen waarom u de afgelopen nacht met mij heeft gedaan wat u heeft gedaan, maar ik heb het sterke vermoeden dat we de juiste keuze hebben gemaakt, en dat het maken van de juiste keuze is waar het om gaat.'

'Precies mijn mening,' zei Derec met een brede grijns. 'Vrienden?'

Avernus knikte beslist. 'Vrienden,' zei hij, en hij legde zijn grijper in Derecs geopende handpalm in het universele gebaar van vrede en vriendschap.

Uiteindelijk zou het toch niet zo'n slechte dag worden.