5

Een getuige

Derec zat voor de monitor die op de woonkamertafel stond en bekeek het 'vermaak' dat Arion hem voorschotelde in de vorm van zinnen en hun grammaticale structuur. Even tevoren was het een verzameling vergelijkingen met drie onbekenden geweest en daarvoor een onwaarschijnlijk lange lijst met tiendemachten, benevens de verschillende woorden die waren uitgevonden om de astronomische getallen te beschrijven die deze machtsverheffingen voorstelden. Het was een nachtmerrie voor een slapeloze.

Het was een donkere, grijze ochtend. De lucht was zwaar van nachtelijke koelte en van de regen die Robot City urenlang had geteisterd. Traag dreven de restanten van de nachtelijke ravage weg op de vleugels van de ochtend. De hemel was leikleurig.

Hij voelde zich als een beest in een kooi en hij werd hypernerveus bij de gedachte dat hij de woning niet kon verlaten wanneer hij dat wilde. Ze waren afgezet in de vroege avond, na de bijeenkomst in de Kompastoren, en hadden sindsdien geen opzichterrobot meer gezien. De monitor had geen toetsenbord en kon alleen maar informatie ontvangen waarvan zij vonden dat hij die mocht zien. Momenteel voelden ze blijkbaar de behoefte om hem te vermaken; maar het tijdverdrijf op het scherm deed zijn frustratie alleen maar toenemen.

Hij had slecht geslapen. De woning had maar één bed en daar sliep Katherine in. Derec sliep op de bank. Die was te kort voor hem en dat maakte het slapen er beslist niet eenvoudiger op.

Maar dat was niet de werkelijke reden dat hij wakker had gelegen.

Het was de regen.

Hij moest voortdurend denken aan het feit dat het reservoir bijna volledig gevuld was geweest toen hij er de nacht tevoren in terecht was gekomen. Hoe kon het dan ooit de immense watermassa bevatten die er bij iedere regenbui opnieuw in stroomde? Hij had zich daar zorgen over gemaakt en hoe langer het regende, des te groter zijn zorgen werden. Het feit dat de opzichters geen contact meer met hem hadden opgenomen sinds het begin van de storm sprak boekdelen. Al hun inspanningen leken zich te concentreren rond de problemen met het weer.

Wat had het weer te maken met de hoge groeisnelheid van de stad? Hielden de twee verband met elkaar?

'Je bent vroeg wakker,' klonk Katherines stem achter hem.

Hij draaide zich om en zag hoe haar gezicht, dat nog slaperig was, werd omgeven door een aureool van diffuus licht. Ze zag er goed uit, de nachtrust had haar natuurlijke schoonheid naar boven gebracht. Ze had een bleekgroen dekbed om zich heen geslagen. Hij vroeg zich stiekem af wat ze eronder droeg en moest vervolgens onwillekeurig terugdenken aan zijn ontwaken, na de explosie in Aranimas' schip, in de medische vleugel van Station Rockliffe, waar hij haar naakt had aangetroffen in het bed naast het zijne. Beschaamd zette hij de gedachte opzij, maar het bracht hem wel op iets anders uit die tijd, iets dat hij compleet was vergeten.

'Mag ik je wat vragen?' zei hij.

Haar gezicht bewolkte en hij zag hoe haar gelaatstrekken zich verscherpten. 'Waar gaat het over?' vroeg ze.

'Toen we op Rockliffe waren zei dokter Galen dat je iets onder de leden had,' zei hij. 'En later, toen hij erover begon, zei je dat hij zijn mond moest houden.'

Ze liep naar de monitor en vermeed zijn blik. 'Dat heb je dan verkeerd begrepen,' zei ze. 'Ik voel me prima... het toonbeeld van gezondheid.'

Ze draaide zich iets van hem af en in haar stem leek een lichte hapering door te klinken. Toen ze zich weer omdraaide keek ze vastberaden en het kwetsbare ochtendschepsel dat hij kort tevoren had gezien was volledig verdwenen. 'Wat gebeurt er op het scherm?' vroeg ze.

Hij keek. Een plezierig, voortdurend veranderend patroon van door de computer gegenereerde beelden wervelde over het scherm, vergezeld van een willekeurig melodietje dat uit de kleine luidspreker bliepte.

'Je maakt het me wel erg moeilijk om je te geloven,' zei hij, de monitor negerend. 'Waarom krijg ik het gevoel dat je essentiële informatie voor me achterhoudt, terwijl het juist zo belangrijk is dat we volledig eerlijk tegen elkaar zijn?'

'Je ziet gewoon spoken,' zei ze, en hij wist dat hij niets uit haar zou krijgen. 'En als je niet snel van onderwerp verandert word ik ontzettend kwaad en dat is geen manier om de dag te beginnen.'

Schoorvoetend stemde hij in. 'Ik maak me zorgen over de regens,' zei hij. 'Ze waren vannacht heviger dan de nacht ervoor.'

Ze kwam bij hem aan tafel zitten. 'Nou, als deze stad op het punt staat om zwaar in de problemen te komen, dan hoop ik dat we hier weg zijn voor het zover is. We moeten zorgen dat er wat schot komt in het onderzoek naar die moord.'

'Weet jij hoe regen ontstaat?' vroeg hij, het onderwerp van de moord negerend.

'Wat heeft dat met ons onderzoek te maken?' vroeg ze gepikeerd.

'Niets. Ik vraag me alleen af of die regens-'

'Niks zeggen,' antwoordde ze, terwijl ze een hand ophield. 'Je maakt je zorgen om je robotvriendjes. Nou, laat ik je dit zeggen, die vriendjes van jou zijn hard op weg om ons voor de rest van ons leven op te sluiten.'

'Ze sluiten ons heus niet op,' zei hij sussend.

'Dit is geen grapje!' zei ze kwaad. 'We maken een heel goede kans om hier levenslang vast te zitten. En weet je, als ze eenmaal een dergelijke beslissing hebben genomen, dan zie ik geen enkele reden waarom ze daar ooit op terug zouden komen. Snap je dan niet hoe ernstig de situatie is?'

Hij keek haar rustig aan en legde een hand over de hare, die op de tafel lag. Ze trok hem terug en hij voelde zich kwaad worden, maar niet voor lang. 'Ik begrijp het probleem,' legde hij uit, 'maar ik ben bang dat het probleem met de stad veel dringender is, veel... acuter.'

'Maar het is niet òns probleem. De moord is ons probleem.'

'Mag ik even?' zei hij. 'Laten we het nu eens over het weer hebben.'

Ze zuchtte en schudde haar hoofd. 'Eens kijken wat ik me ervan herinner,' zei ze. 'Moleculen reageren op warmte, ze zetten uit en gaan sneller bewegen. Dat geldt ook voor watermoleculen. Op een warme dag stijgen ze op in de atmosfeer en hechten zich aan stofdeeltjes in de lucht. Als ze in de koelere atmosfeer komen worden het wolken. En als de wolken te zwaar worden, als er te veel water in zit, dan keren ze terug naar de grond in de vorm van regen.'

'Oké,' zei hij. 'En wind is eenvoudig het samenspel van kou en warmte in de atmosfeer.'

Ze haalde haar schouders op. 'De koudere, zwaardere lucht drukt omlaag en verdringt de warme lucht - daardoor ontstaat wind.'

'Ik denk dat ik een verband begin te zien,' zei hij opgewonden. 'Kijk. Robot City bouwt in een ontzettend hoog tempo en dat jaagt een enorme lading stof de atmosfeer in.' Hij dacht aan het reservoir. 'Ondertussen komen grote hoeveelheden water vrij bij de mijnbouwprocessen die nodig zijn om de stad te bouwen. En bij die mijnbouw komt weer een fantastische hoeveelheid kinetische energie vrij, warmte, die ze vlak bij het water de atmosfeer in blazen. Daardoor worden de verwarmde moleculen gedwongen om op te stijgen als waterdamp en zich te hechten aan de stofdeeltjes, waarmee de atmosfeer momenteel vol zit. En 's avonds daalt de temperatuur flink...'

'Misschien is er een probleem met de ozonlaag,' zei ze.

Hij ging daarop door. 'Ozon. Daardoor wordt onze atrao sfeer ingesloten. En als de ozonlaag verdwijnt, dan gebeurt hetzelfde met de temperatuurinversie. Dus 's avonds wordt het koud, waardoor zich de regenwolken vormen, de koude lucht veroorzaakt een hoop wind, en het gaat regenen.'

'Dus als ze het bouwtempo verlagen, zou het weer ook wel eens minder slecht kunnen worden.'

'Dat lijkt me voor de hand liggen,' antwoordde hij.

'Waarom doen ze dat dan niet?'

'Tja, dat is nou net de vraag.'

De deur gleed open en Wohler, de gouden robot, kwam de kamer binnen met aan beide zijden een kleinere robot.

'Goedemorgen,' zei Wohler. 'Ik neem aan dat uw slaap verkwikkend was.'

'Je zult moeten leren om eerst te kloppen voordat je hier komt binnenvallen,' zei Katherine. 'Ga direct weer naar buiten en doe het dan nog maar een keer.'

Derec keek toe hoe de robot gedienstig de deur uitliep en hem sloot. Hij wist dat Katherine alleen maar haar frustraties botvierde. Op Spacerwerelden werden robots eenvoudig beschouwd als meubilair en werd hun aanwezigheid niet in verband gebracht met het begrip privacy.

Er klonk een zachte klop op de deur die enigszins werd gedempt door de aard van het materiaal.

'Binnen,' zei Katherine met voldoening. De deur gleed open en de robots kwamen voor de tweede keer binnen.

'Is dit vanaf nu de gewenste handelwijze?' vroeg Wohler.

'Inderdaad,' antwoordde ze.

'Goed,' zei de robot, die op dat moment Derecs dekbed op de bank opmerkte. 'Moet dit weer terug naar de slaapkamer?'

'Jullie hebben ons maar één bed gegeven,' antwoordde Derec. 'Ik heb hier geslapen.'

Wohler liep verder de kamer in en bleef staan bij de tafel. 'Hebben we een fout gemaakt? Was de slaapplaats te klein?'

'Nee, maar Katherine en ik willen liever... gescheiden slaapplaatsen,' zei Derec.

'Privacy?' vroeg Wohler. 'Zoals bij het kloppen op de deur?'

'Precies,' zei Katherine. Het was duidelijk dat ze geen behoefte voelde om de sociale aspecten van de menselijke slaapkamerbeleving verder toe te lichten, dus begon hij er ook maar niet over.

'Computertijd is momenteel een prioriteitenkwestie,' zei de robot, 'maar we zullen zien of we voor u iets kunnen regelen dat meer privacy biedt.'

'Bedankt,' zei Derec. 'En als dat nog een dag duurt, dan is dat ook geen bezwaar. Vannacht is het Katherines beurt om op de bank te slapen.'

'Wat?' zei ze met stemverheffing. Derec schonk haar een brede grijns. Ze vond het niet grappig.

Hij veranderde snel van onderwerp. 'Wat kom je doen, Wohler?' vroeg hij. 'Hebben jullie een besluit genomen over de verzoeken die we gisteren hebben ingediend?'

'Ja,' antwoordde de robot. 'En we hopen werkelijk dat de beslissing voor iedereen acceptabel is. Allereerst het thema van uw onderzoek en de vrijheid om te gaan en staan waar u wilt. We hebben zo lang beraadslaagd als de huidige omstandigheden dat toestaan en we hebben besloten dat u, ondanks uw zwakke plekken, uiteindelijk toch mensen bent, en dat alleen al dat feit u in deze situatie het voordeel van de twijfel geeft. Een groot aantal van ons was bezorgd over uw oprechtheid, of liever, het gebrek daaraan, maar ik heb hen eraan herinnerd dat een grote menselijke filosoof ooit zei: "Is het niet beter om te leven onder ondankbaren dan een kans te missen om goed te doen?" En derhalve hebben mijn collegae besloten om in dit geval goed te doen.'

'Perfect,' zei Derec.

'Maar...' hielp Katherine.

'Inderdaad,' antwoordde Wohler. 'Het is aan mij om onder alle omstandigheden te theoretiseren, en ik moet u er op dit punt aan herinneren dat men er altijd rekening mee moet houden dat het goede gepaard kan gaan met het slechte.'

'Ga door,' zei Katherine.

Wohler knikte. 'In verband met uw veiligheid en uw... onvoorspelbaarheid, is besloten dat elk van u een robotbegeleider krijgt toegewezen om u... te helpen bij uw naspeuringen.'

'Je bedoelt om ons te bewaken,' zei Katherine.

'Dat is slechts een kwestie van woordkeus,' pareerde Wohler, en het viel Derec op dat de robot bijzonder diplomatiek was. 'In feite denk ik dat u de betreffende robots onder deze omstandigheden bruikbaarder zult vinden als assistent dan als beschermer. Een van hen was zelfs aanwezig bij de dood van David en de daaropvolgende verwarring.'

Katherine was ineens vol aandacht. 'Werkelijk? Welke?'

De robot aan Wohlers linkerzijde stapte naar voren. Zijn lichaam was buisvormig en zijn hoofd bestond uit een enorme reeks sensoren en fotocellen. Hij had geen armen en leek daardoor in vrijwel ieder opzicht onbruikbaar.

'Hoe heet je?' vroeg Katherine de machine.

De machine klonk afgemeten en precies. 'Ik ben Event Recorder B-23, model 13 Alfa 4.'

'Dan noem ik je Eve, als dat mag,' zei Katherine, terwijl ze opstond en haar deken wat strakker om zich heen trok. Ze keek naar Derec. 'Ik wil deze.'

'Mij best,' zei Derec, en tegen de andere robot zei hij: 'Kom eens hier.'

De robot bleef vlak voor hem staan. 'Dan noem ik jou Ree.'

'Ree,' herhaalde de robot.

'Wij noemen deze robots getuigen,' zei Wohler. 'Hun enige functie is het nauwgezet registreren van gebeurtenissen voor latere rapportage.'

'Daarom hebben ze geen armen,' zei Derec.

'Dat is juist,' antwoordde Wohler. 'Ze zijn niet uitgerust om iets anders te doen dan registreren. Voor ieder wezen geldt dat de registratiefunctie vermindert zodra betrokkenheid ontstaat, ongeacht op welk niveau dat is. Het enige dat deze robots doen is registreren en rapporteren. Ze komen van vrijwel alles het hoe te weten, maar nooit het waarom. Ze beantwoorden al uw vragen zo goed als ze kunnen, maar nogmaals, ze zijn op geen enkele wijze in staat om verbanden van een hogere orde te leggen en verklaringen te vinden door gebeurtenissen aan elkaar te relateren.'

'Ik ga me aankleden,' zei Katherine, en ze klonk vrolijker dan hij haar in dagen had gehoord. Ze haastte zich de kamer uit en verdween de gang in, naar de slaapkamer.

'Zijn er nog plaatsen waar we niet naar binnen mogen?' vroeg Derec. 'Of mogen we gaan en staan waar we willen?'

'Helaas niet,' zei Wohler. 'Bepaalde delen van de stad zijn voor u niet toegankelijk. Maar uw getuige zal u wel vertellen wanneer u zich op gevaarlijk terrein begeeft, als het ware.'

'En welke mogelijkheden zijn er om aan een terminal te komen, zodat ik me met de centrale computer in verbinding kan stellen?'

'De centrale computer is momenteel niet bereikbaar in verband met onze huidige noodtoestand,' zei Wohler. 'Hij accepteert alleen de input van de opzichters, en wij zijn niet in staat om u op dit punt van dienst te zijn.'

'En hoe wordt er dan voor gezorgd dat de dagelijkse werkzaamheden niet in het honderd lopen?'

'Belangrijke informatie kan via iedere computerterminal worden opgevraagd,' antwoordde de robot. 'Maar input wordt beperkt.'

'Heb je er iets op tegen als ik het eens probeer?'

'Dat is een zaak tussen u en de centrale computer. We hebben allemaal ons werk te doen. We staan er alleen op dat u gehoor geeft aan uw belofte om hier terug te keren zodra de regens naderen. We moeten uw veiligheid boven al het andere stellen. In dat opzicht hebben we gefaald bij uw voorganger, dus misschien zijn we niet voorzichtig genoeg geweest. Alle rechten zullen u worden ontnomen als deze instructie mocht worden veronachtzaamd of genegeerd.'

'Ik begrijp het,' antwoordde Derec, 'en ik zal rekening houden met jullie wensen.'

'Helaas hebben uw woorden op dit moment weinig betekenis,' zei de robot. Hij liep naar de deur en keek daarbij nog even om naar Derec. 'Vanaf nu zullen we u beoordelen op uw daden. Zoals een Aards filosoof ooit zei: "De kwaliteit van het leven wordt vastgesteld aan de hand van de daden." En nu moet ik gaan.'

Wohler haastte zich door de deuropening en verdween in de lift. Het jachtige gedrag van de robot baarde Derec zorgen; het gaf aan dat de zaken er niet goed voor stonden in Robot City. Hij was van plan geweest Wohler te vragen naar de effecten van de regen van de afgelopen nacht, maar uiteindelijk had hij besloten dat het wellicht beter zou zijn die informatie uit de eerste hand te verkrijgen. Ree kon hem tenslotte brengen waarheen hij maar wilde.

'Zo,' zei Katherine, die gejaagd de kamer binnenliep. Ze droeg een blauw, eendelig pakje dat de servorobot de vorige avond had meegenomen. 'Eindelijk gaat het de goede kant op. Waar wil jij beginnen?'

'Het leek me een goed idee om naar het reservoir te gaan,' antwoordde hij, 'om te zien hoeveel regen er vannacht is gevallen.'

Ze bleef staan en staarde hem ongelovig aan. 'Besef je dan niet dat momenteel iedere seconde telt? We moeten dat lichaam zien te vinden en uitzoeken wat er is gebeurd. Het kan op dit moment al wel... in staat van ontbinding verkeren of zoiets.'

'Ik wil eerst weten of er schade is aangericht,' zei hij. 'Daarna probeer ik je wel te vinden.'

'Laat maar,' zei ze kwaad, en ze liep haastig naar de deur. 'Bevredig jij je eigen stompzinnige nieuwsgierigheid maar. Ik wil je er niet eens bij hebben. Je loopt me toch maar voor de voeten. Kom mee, Eve. We moeten op zoek naar een corpus delicti.'

Ze liep zonder om te kijken de woning uit en was verdwenen. Derec keek haar bedenkelijk na. Hij kon er niets aan doen dat hij er zo over dacht. Hij had het gevoel dat een dermate belangrijk deel van zijn eigen leven - zijn bestaansreden - van de toekomst van Robot City afhing, dat de problemen van deze stad ook de zijne leken.

'Ik wil naar het reservoir,' zei hij tegen Ree. 'Kun je me daar naar toe brengen?'

'Jazeker, Vriend Derec,' antwoordde de robot, en samen vertrokken ze.

Op straat wachtte Derec een teleurstelling toen hij zag dat de opzichters geen vervoer voor hem hadden geregeld. Het zou een enorme tijdverspilling betekenen als ze overal naar toe moesten lopen. Misschien kon hij het er later met Euler over hebben, hoewel hij bang was dat de reden vooral lag in het feit dat ze hem niet te ver van huis wilden laten gaan.

'Wilt u de meest directe route nemen?' vroeg de getuige hem.

'Ja, natuurlijk,' zei Derec, terwijl ze op weg gingen. 'Ik wil je een vraag stellen. Is de regen een gevolg van het werken aan de stad?'

'Voor het grootste gedeelte wel,' antwoordde Ree door een luidspreker die aan Derecs kant van het hoofd was geplaatst. 'We bevinden ons momenteel ook in het regenseizoen.'

'Als ze wat langzamer bouwen, zou dan de regen ook afnemen?'

'Dat weet ik niet.'

Derec pakte dit op de verkeerde manier aan, hij stelde de getuige de verkeerde vragen. 'Hoe maakt de stad regen?' vroeg

De robot begon te spreken alsof hij uit een encyclopedie voordroeg. 'Onder de grond wordt olivijn gedolven en in vacuüm vermalen waarbij koolstof, waterstof, zuurstof en stikstof worden gewonnen. Hierbij komen waterdamp, kooldioxyde, methaangas en sporen van andere chemicaliën vrij. Voor bouwmaterialen wordt ook ijzererts gewonnen, samen met aardolieproducten voor plastics -'

'Plastics?' vroeg Derec.

'Plastics worden gebruikt als legering bij het maken van het materiaal waaruit de stad is samengesteld. Wilt u dat ik mijn registratie vervolg?'

'Laat mij dat maar doen,' zei Derec, 'en dan vertel jij me of ik gelijk heb. Samen met de warmte-energie van het mijnbouwproces wordt waterdamp in de lucht gepompt, en er wordt ook warmte het reservoir ingepompt. Het C02 wordt het bos ingeleid om de groei te bevorderen. De oorzaak voor het feit dat het weer nu zo regenachtig is, is dat de stad te snel groeit, waardoor er teveel warmte, stof en water worden afgegeven.'

'Ik weet niet waarom het weer nu zo regenachtig is,' zei Ree. 'Ik begrijp niet eens wat zo regenachtig betekent. Maar uw andere opmerkingen komen overeen met opmerkingen die ik Opzichter Avernus hoorde maken en ik neem aan dat ze juist zijn.'

'Mooi,' zei Derec. 'Is er een probleem met de ozonlaag?'

'Probleem?' vroeg de robot.

Derec formuleerde zijn vraag opnieuw. 'Wordt er aan de ozonlaag gewerkt?'

'Dat weet ik niet,' zei Ree, 'maar ik heb Opzichter Avernus wel een keer horen zeggen dat de ozonlaag fotochemisch moet worden aangevuld tot tien deeltjes per miljoen.'

'Goed,' zei Derec. 'Heel goed.'

'Bent u tevreden met mijn registraties?' vroeg Ree.

'Ja,' antwoordde Derec. 'Vraagt de opzichter je na afloop waarover wij hebben gesproken?'

'Dat is mijn taak, Vriend Derec.'

 

Ze liepen volgens Derecs horloge al bijna een uur en nog steeds veranderde de stad rondom hen op subtiele wijze. Soms duurde het even voordat de getuige hem van de gewenste gegevens voorzag, maar als hij zijn vragen correct formuleerde bleek Ree een onuitputtelijke bron van informatie. Hij vroeg zich af hoe het Katherine verging met haar getuige.

Lang voordat ze er waren wist Derec al dat ze het reservoir naderden. Een lange stroom robots begaf zich van en naar het terrein, gevolgd door grote voertuigen met enorme platen bouwmateriaal voor de stad.

Ze liepen een lawaaierig gebied binnen met veel activiteit, en echo's maakten het geluid zo hevig dat Derec zijn vingers in zijn oren moest stoppen tegen de herrie. In de ruimte waar het reservoir zich bevond werden zijn ergste vermoedens bevestigd. Het water had de bovenste rand van het bassin bereikt en spatte er op verschillende plaatsen overheen. De robots stelden alles in het werk om het te stoppen. Grote machines die oorspronkelijk blijkbaar mijnbouwwerkzaamheden hadden verricht, waren aangepast om enorme platen bouwmateriaal naar de rand van het bassin te brengen. Daar werden ze door dienstrobots met laserbranders aan elkaar gelast om de inhoud van het bassin te vergroten, hetgeen de ruimte op verschillende plaatsen in een gele vonkenregen dompelde.

Het was een immens karwei want het reservoir had een enorme oppervlakte, en de robots werkten fanatiek om klaar te zijn voor de volgende regens kwamen. Maar het kon volgens Derec nauwelijks meer effect hebben dan een druppel op een gloeiende plaat, want tenzij de regens werden tegengehouden, zou zelfs het nieuwe gedeelte binnen een dag of twee overlopen.

'Wat gebeurt er als het bassin overloopt?' vroeg hij Ree.

'Het is voor mij niet mogelijk om over dergelijke zaken te speculeren, Vriend Derec,' zei de robot. 'Op dit moment loopt het niet over. Wanneer dat wel gebeurt zal ik dat registreren.'

'Ik begrijp het,' zei Derec, en hij begon in de richting van de werkende robots te lopen.

'Kom niet te dichtbij,' riep Ree. 'Het is gevaarlijk voor u.'

Derec negeerde hem en liep verder. Hij herkende Euler, die hielp bij het vervoeren van een plaat. De opzichter gaf aanwijzingen aan een grote zware machine met een telescooparm die een plaat van zes bij zes meter vasthield in magnetische klemmen. Met zijn grijpers gaf hij bij benadering de afstand aan die de telescooparm nog moest afleggen om precies op een lijn te komen met de rand van het bassin en de plaat ernaast. Dienstrobots lieten de platen zakken en hielden ze zo dat de lassers direct aan het werk konden.

'Euler!' riep Derec. De robot keek op bij het horen van zijn naam.

'Het is hier te gevaarlijk voor u!' riep Euler terug, terwijl hij Derec gebaarde weg te gaan. 'In dit gebied zijn geen veiligheidsmaatregelen getroffen!'

'Ik blijf maar een centad,' zei Derec, terwijl hij op de robot toeliep. Hij kon langs de laatste plaat kijken en zag hoe het donkere water over de bovenkant van het bassin klotste. In de verte kon hij zien dat overal langs de rand van het bassin gelijksoortige werkzaamheden werden uitgevoerd door andere ploegen.

'Wat voert u hier uit?' vroeg Euler hem.

'Ik wilde het zelf zien,' antwoordde Derec. 'Ik wist dat het waterpeil steeg. Waarom verlagen jullie het bouwtempo niet zodat het water zich kan terugtrekken?'

'Dat kan ik u niet zeggen,' zei Euler.

'Maar wat gebeurt er als dit overloopt?'

'Dan verliezen we de waterzuiveringsinstallatie,' zei Euler, en hij hield zijn grijpers omhoog om de telescooparm duidelijk te maken dat de plaat niet verder moest. Toen gebaarde hij naar beneden en de arm bracht de plaat uiterst langzaam naar de grond. 'Dan verliezen we een groot gedeelte van onze mijnbouw en een groot aantal mijnwerkers. Dan hebben we gefaald.'

'Stop dan met bouwen!'

'Dat kunnen we niet.'

Op dat moment kreeg een dienstrobot een lichte duw van het bewegende metaal en gleed uit op de natte vloer. Geluidloos en zonder enig vertoon glipte hij van de rand van het bassin, viel in het donkere water, en verdween onmiddellijk.

Alles stopte.

Euler drong zich langs Derec, haastte zich naar de waterkant en bleef staan kijken met zijn hoofd naar beneden. De rest van de ploeg deed hetzelfde en stelde zich stil op langs het water.

Derec ging naast Euler staan. 'Het spijt me,' zei hij.

Euler draaide traag zijn hoofd naar de jongeman en zei een tijdlang niets. 'Ik had beter moeten opletten,' zei hij ten slotte.

'Hoe diep is het water?' vroeg Derec.

'Heel erg diep,' antwoordde Euler. 'Ik stond met u te praten en had niet mijn volledige aandacht bij het werk.'

'Kan hij worden gered?'

'Als we meer tijd hadden gehad,' zei Euler, 'was het werk onderzocht op veiligheid en haalbaarheid en dan zou dit niet zijn gebeurd. Ik had beter moeten weten en u niet zo dicht in de buurt moeten laten komen. Er is een robot verloren gegaan door de schuld van de opzichter.'

'Je kon er absoluut niets aan doen,' zei Derec.

'Er is vandaag een robot doodgegaan,' zei Euler tegen hem. 'Ik beantwoord momenteel geen van uw vragen meer.'