4

De Kompastoren

Op het moment dat de deur van de woning opengleed zag Derec vanonder de arm van de reusachtige robot hoe Katherines gezichtsuitdrukking veranderde van afschuw via opluchting tot uitbundig vermaak - en dat alles binnen een tijdsbestek van drie seconden.

'Laat me eens raden,' zei ze, en ze drukte een vinger tegen haar lippen, 'je bent een handtasje.'

'Leuk hoor,' antwoordde Derec, terwijl de robot hem voorzichtig op de grond zette. Hij keek omhoog naar de enorme zwarte machine. 'Bedankt voor het ritje, Avernus.'

'Het genoegen was mijnerzijds, Vriend Derec,' antwoordde de robot, die licht voorover gebogen stond omdat hij anders niet in de gang zou passen. 'Maar ik moet u verzoeken uit de buurt van de ondergrondse ruimten te blijven. Het is geen plaats voor mensen.'

'Ik waardeer je bezorgdheid,' zei Derec effen. Hij liep de woning binnen en keerde zich vervolgens om naar Avernus. 'Zien we jou ook op de bijeenkomst?'

'Zeer zeker,' antwoordde de robot. 'We verwachten er veel van.'

'Je kunt nu wel weer gaan,' zei Katherine op koele toon tegen Avernus, waarop de robot lichtjes knikte en vertrok. De robotwacht rolde haastig zijwaarts om met zijn gedrongen lijf de deur te blokkeren.

Katherine gaf de deurknop een duw en het paneel gleed dicht. 'Je hebt het ontbijt èn de lunch gemist,' zei ze, en ze ging lusteloos op de bank zitten.

'Avernus heeft me wat te eten gegeven voor hij me terugbracht,' zei Derec. 'Hij heeft m'n verwondingen verzorgd en me zelfs even laten slapen.' Maar hij kon haar humeur niet negeren. 'Wat is er aan de hand?'

'Jij,' zei ze, 'deze stad... alles. Ik weet niet meer wat voor of achter is. Heb je nog iets ontdekt?'

Derec zag het beeldscherm op de tafel, liep ernaartoe en bleef ervoor staan. 'Robot City is ontworpen voor mensen,' zei hij, 'en het bouwen gaat in een gigantisch tempo, alsof ze haast hebben om alles op tijd af te krijgen. Ik heb het gevoel dat de gebouwen misschien... ik weet het niet, levend zijn, dat is waarschijnlijk de beste manier om het uit te drukken.' Hij wees naar het scherm. 'Waar komt dit ding vandaan?'

'Rydberg heeft hem gebracht,' antwoordde ze. 'Maar hij ontvangt alleen maar. Wat bedoel je met de stad leeft?'

'Let op,' zei Derec. Hij rende op volle snelheid de kamer door en raakte de tegenoverliggende muur. De muur gaf mee, boog door naar binnen en duwde zich vervolgens weer langzaam terug in een vaste positie.

'Je wilt me toch niet zeggen dat ik de hele nacht heb wakker gelegen van de zorgen zodat jij kon ontdekken dat de muren van rubber zijn?' vroeg ze op luide toon.

Hij keerde zich naar haar om en glimlachte. 'Heb je je echt zorgen om mij gemaakt?'

'Nee,' antwoordde ze. 'Wat heb je nog meer?'

Hij liep op haar af, ging naast haar op de bank zitten, en sprak kalm. 'Ik zag hoe de stad zichzelf bouwde, hoe hij letterlijk uit de grond tevoorschijn kwam. Ik heb geprobeerd om naar beneden te gaan, maar Avernus heeft me in de kraag gegrepen. Ik denk dat hij daar beneden de leiding heeft. Zoals ik het nu zie worden er onder de grond enorme mijnbouwoperaties opgezet en zijn de gebouwen positronisch, een soort cellulaire robots die samen een geheel vormen. Het is fantastisch!'

Katherine was niet onder de indruk. 'Heb je een manier gevonden om hier weg te komen?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Nog niet,' antwoordde hij, 'maar ik denk niet echt dat het veel problemen zal opleveren.'

'Dat komt omdat je zo gefixeerd bent op je robotvriendjes dat je aan niets anders meer kunt denken!' Plotseling draaide ze haar hoofd in de richting van de muur. 'Als de muren robots zijn, dan vraag ik me af of ze ons nu kunnen horen.'

Op dat moment kwam de monitor op de tafel tot leven en het gezicht van Rydberg verscheen. 'Dus u bent terug, Derec,' zei hij. 'Uitstekend. Zorg dat u klaar bent. Er is momenteel een erewacht naar u op weg om u naar het gerechtelijk vooronderzoek te begeleiden.'

'Gerechtelijk vooronderzoek?' zei Derec.

'Ai,' zei Katherine, en ze bracht een hand naar haar mond. 'Dat zou wel eens door mij kunnen komen. Ik heb ze min of meer uitgedaagd om ons voor het gerecht te slepen.'

'Maar we hebben nog niet eens de kans gekregen om op onderzoek uit te gaan.'

Ze haalde haar schouders op. 'Ik probeerde uit te zoeken of we met de buitenwereld konden communiceren.' Ze knipte met haar vingers. 'Misschien betekent dit wel dat ze dat toestaan.'

'Ja... misschien wel,' zei Derec, maar hij had zo zijn twijfels. Robot City was te waardevol om zomaar in de ether te hangen waar iedereen erbij kon. En momenteel was hij er zelfs niet eens zeker van of hij wel contact wilde hebben met de buitenwereld.

Hij keek naar het scherm. Het was alweer leeg. 'Hoe dan ook,' zei hij, 'ik denk dat we zo meteen wel wat antwoorden zullen krijgen.'

'Laten we hopen dat het antwoorden zijn waar we wat aan hebben,' zuchtte ze. 'Ik heb absoluut geen zin om de rest van mijn leven hier te zitten.'

Een paar minuten later klopte de robotbewaker op de deur. Derec haastte zich om open te doen. Hij werd begroet door Euler, die een onbekende opzichterrobot bij zich had. Het was de meest menselijk gevormde robot die Derec ooit had gezien, met duidelijke, zij het karakterloze, mannequinachtige gelaatstrekken.

'Vriend Derec,' zei Euler, 'vriend Katherine Burgess, mag ik u Arion voorstellen. Hij zal onze bijeenkomst bijwonen.'

'Aangenaam,' zei Derec.

'Rydberg noemde het een gerechtelijk onderzoek,' zei Katherine.

'Dit is een belangrijk moment voor ons,' zei Arion. 'Ik hoop dat uw verblijf tot nu toe naar wens is geweest en ik doe mijn best om gedurende de kleine hoeveelheid tijd die ik heb wat vermaak voor u samen te stellen. We zijn ervan op de hoogte dat mensen genoegen beleven aan afleiding van de geest.'

'We waarderen alles dat je voor ons kunt doen,' zei Derec.

'Zo is het,' zei Katherine. 'Wat dacht je er bijvoorbeeld van voor ons een radio te regelen zodat we een noodoproep kunnen verzenden?'

'O, maar dat is volledig uitgesloten,' zei Arion.

'Als ik het niet dacht,' antwoordde Katherine.

'Ik heb een geschenk voor u beiden,' zei Euler, en hij stak zijn rechterarm uit. 'En dan moeten we naar de bijeenkomst.'

Derec liep op de robot af. De grijpers bevatten twee grote horloges die aan gouden kettinkjes waren bevestigd. 'U mag vanaf nu weten hoe laat het hier is,' zei Euler. 'Dat is belangrijk voor mensen en dus ook voor ons. We zullen in dit opzicht meer gaan doen om ervoor te zorgen dat u zich op uw gemak voelt.'

Derec nam de horloges aan en gaf Katherine er een. Ze hadden een vierkante wijzerplaat die was gehuld in goud. Beide LCD-wijzerplaten gaven 3:35 aan. 'Ze zijn ingesteld op dagen van vierentwintig uur,' zei Euler. 'Het leek ons prettiger voor u om de lengte van ons uur aan te passen, dan dat u zou moeten wennen aan een dag van tweeëntwintigeneenhalf uur. Onze uren, decads en centads zijn ongeveer vijfentachtig procent van de standaard.' Derec liep naar buiten, het balkon op, en keek naar de hemel. De zon was zijn hoogste punt al gepasseerd en kroop langzaam in de richting van de horizon.

'Klopt perfect,' zei hij, terwijl hij de kamer weer binnenliep.

'Twijfelde u daar dan aan?' vroeg Arion, en hij keek Euler aan.

'Zo gaat het nu steeds,' zei Euler tegen hem.

'Interessant,' zei Arion, terwijl hij op een bijna menselijke manier zijn hoofd schuin hield.

'We moeten gaan,' zei Euler, en hij haastte zich naar buiten. De anderen volgden hem.

Ze namen de lift naar beneden en stapten in een soort tram met meerdere wagentjes die geen zichtbare bestuurder had. Hij reed onmiddellijk weg nadat ze plaats hadden genomen. Euler draaide zich om naar Derec, die met Katherine achter hem en Arion zat. 'U heeft uzelf vannacht in levensgevaar gebracht,' zei de robot. 'Waarom?'

'Ik heb een betere vraag,' kaatste Derec terug. 'Als dit zo'n ideale wereld is voor de mens, waarom is hij dan zo gevaarlijk?'

'Op Spacerwerelden zijn de weerproblemen al eeuwen geleden opgelost,' interrumpeerde Katherine. 'Het slaat nergens op dat jullie ze hebben in een zo geavanceerde cultuur.'

Arion draaide zich naar haar om en boog zijn hoofd. 'Het doet me genoegen dat u onze cultuur geavanceerd noemt.'

'Eerlijk gezegd,' zei Euler, 'vormt het weer momenteel een onderdeel van ons totale probleem. Het is beheersbaar, maar tegelijkertijd ook weer niet. Helaas kunnen we dit om veiligheidsredenen niet in detail bespreken.'

'Fantastisch,' zei Katherine. 'Iedereen kan iets aan het weer doen, maar niemand praat erover.'

'Om je eerste vraag te beantwoorden,' zei Derec tegen Euler, terwijl hij zag hoe ze recht op de toren afreden waar ze de eerste keer waren gematerialiseerd, 'ik heb geen geheugen en geen verleden. Door mijn nieuwsgierigheid en het zoeken naar antwoorden betreffende mezelf doe ik soms dingen die niet noodzakelijkerwijs goed voor me zijn.'

'Geheugenverlies?' vroeg Euler. 'Of iets anders?'

Derec keek hem verbaasd aan. 'Wat anders?'

De robot beantwoordde zijn vraag met een tegenvraag, een oude. 'Hoe bent u dan op onze planeet terechtgekomen?'

Derec besefte dat de robot woordspelletjes met hem speelde die een direct gevolg waren van de woordspelletjes waarmee Derec de avond tevoren was begonnen. Hij besloot het spel mee te spelen. 'Wat zei de dode man, David, toen jullie hem die vraag stelden?'

'Hij zei dat hij het niet wist,' antwoordde Euler, en hij draaide zich weer om in zijn stoel. Over zijn schouder zei hij: 'Hij beweerde dat hij aan geheugenverlies leed.'

De tram stopte naast de kolossale piramide die het volledige beeld van Robot City domineerde, het gebouw dat de inwoners de Kompastoren noemden. Katherine legde een hand op Derecs arm en kneep zachtjes. Hij wist dat ze dezelfde angst voelde die hij had. Hier, ongeveer halverwege de top van de toren, hadden ze de Sleutel van Perihelion verborgen die hen naar de stad had gebracht. Hadden de robots hem gevonden? Zouden ze hen met het bewijsmateriaal confronteren, of, nog erger, het weghalen?

Maar Euler zei niets over de Sleutel. In plaats daarvan stapte hij uit de tram en ging hen voor, recht op de voet van de toren af waarvan Derec had aangenomen dat die massief was.

Hij had zich niet erger kunnen vergissen.

Toen de robot naderde, smolt een compleet blok van het massieve materiaal waaruit de voet bestond eenvoudig weg, en erachter lag een licht hellend pad dat het bouwwerk binnenleidde. Opnieuw een bewijs voor Derecs theorie over de intelligentie van het bouwmateriaal zelf.

Ze betraden de piramide via een korte, donkere gang en kwamen uit op een doolhof van elkaar kruisende paden en trappen die op hun beurt in alle mogelijke richtingen binnen het bouwwerk leidden.

'Probeer de weg te onthouden,' fluisterde Derec tegen Katherine. 'Voor het geval dàt.'

'Voor het geval wàt?' vroeg ze. 'Ik weet niet of het je is opgevallen, maar we gaan nergens heen.'

'Dit is het belangrijkste gebouw van onze stad,' zei Euler, terwijl hij hen mee omhoog nam via een aantal zigzaggende trappen en roltrappen die uitkwamen op een lange, helderverlichte gang. 'Hier worden beslissingen genomen en vindt... interpretatie plaats.'

Ze liepen de gang door. Arion ging hen gehaast voor en verdween een trap af. De hen omringende muren gaven zachtjes licht en om de drie meter bevonden zich verbindingsgangen.

Ze volgden Arion, die verschillende malen van richting veranderde, en kwamen vervolgens in een grote, helverlichte ruimte, waarvan de vier muren schuin opliepen in de richting van een vijftien meter hoger gelegen plafond dat zonlicht naar binnen liet alsof het een dakraam was.

De vloer van de ruimte bestond uit betegeling in de vorm van een groot kompas, en de vier windstreken vormden de hoekstenen van Robot City. In het middelpunt van het kompas, direct onder de zonnestralen, stonden zes robots in een kring opgesteld. Ze hadden de armen uitgestrekt en hun grijpers pakten aan beide zijden die van hun buren vast. Er was nog ruimte voor een robot - Euler.

'Dit is de plaats waar we trachten perfectie na te streven,' zei Euler, en hij sloot de cirkel door hem binnen te gaan.

'Het is bijna religieus,' fluisterde Derec tegen Katherine.

'Vertel mij wat,' antwoordde ze. 'Ik krijg er de rillingen van.'

Derec keek de ruimte rond. Er stonden geen stoelen of tafels, niets waarop een mens zou kunnen gaan zitten. In de vier muren waren, vlak naast elkaar, monitoren ingebouwd. Elke monitor toonde zijn eigen beeld van Robot City. Op een groot aantal waren opgravingen te zien en enorme machines die grond verplaatsten en aandrukten. Er waren ook beelden van de extruder die hij had bezocht, en hij kreeg de indruk dat er wellicht meerdere van waren. Bovendien zag hij het reservoir waarin hij terecht was gekomen, en vreemde ondergrondse beelden die werden vastgelegd door de ogen van rondzwervende cambots en die kilometers lange, verlaten mijnbouwtunnels lieten zien. En ten slotte was op een groot aantal monitoren alleen maar het paars geschakeerde blauw van de hemel te zien.

'U bent hier naar toe gekomen,' zei Euler met luide stem, 'om ons te helpen bij onze speurtocht naar juistheid, naar perfectie en naar volledigheid. Wij zijn de sleutels - mens en robot - tot de synergie van de geest. Ons doel is de synetica. Ik zal de anderen aan u voorstellen en dan kunnen we beginnen.'

'Synetica?' fluisterde Katherine.

'Mens en machine,' antwoordde Derec, 'het geheel beter dan de som der delen.'

'Het is echt religieus!' zei ze met schorre stem. 'Hoe wist je dat?'

Derec haalde zijn schouders op. 'Het is allemaal zo... vertrouwd voor me.'

'U kent Rydberg,' zei Euler, 'Avernus en Arion.' De robots knikten toen hun namen werden genoemd. 'De rest van ons... Waldeyer...'

'Goedendag,' zei een gedrongen, ronde robot op wielen.

'Dante...'

'Ik heet u welkom,' zei Dante, waarvan de telescoopogen zeker tien centimeter uit zijn hoofd staken.

'En Wohler.'

Een schitterende gouden machine boog vormelijk zonder zich los te maken van de grijpers van zijn buren. 'Het is ons een eer,' zei Wohler.

'We zullen voorzover dat mogelijk is al uw vragen beantwoorden,' zei Euler, 'en we hopen dat u hetzelfde zult doen.'

'Als we inderdaad allemaal op zoek zijn naar waarheid en perfectie,' sprak Derec, 'dan zal deze bijeenkomst zeker vruchtbaar zijn. Ik zou willen beginnen met jullie te vragen waarom er hier bepaalde onderwerpen zijn waarover jullie niet met ons willen praten.'

Rydberg sprak. 'Op dit moment is een alarm van kracht als gevolg waarvan onze programmatuur bepaalde informatie als geheim beschouwt.'

'Heeft onze komst het alarm veroorzaakt?' vroeg Katherine.

'Nee,' zei Euler. 'Het was al in werking getreden voordat u hier kwam. Als u tenminste bent aangekomen op het moment dat u heeft aangegeven. We moeten u opnieuw vragen hoe u hier bent gekomen.'

Derec besloot om een tipje van de sluier op te lichten. Dat kon geen kwaad zolang de Sleutel van Perihelion niet bij name werd genoemd. Misschien zou een kleine dosis waarheid tot gevolg hebben dat ze iets loslieten over het bestaan van de Sleutel. 'We zijn bovenop dit gebouw gematerialiseerd vanuit het niets.'

'En waar bevond u zich voor dat moment?' vroeg Wohler, de gouden robot.

Derec liep langzaam de kring rond en bestudeerde de vraagstellers. 'Een Spacerstation dat Rockliffe heette, in de buurt van Nexon, precies op de grens met de quarantainezone van de Kolonistenwerelden.'

Arion, de mannequin, vroeg: 'Welk transportmiddel gebruikte u dan om van de ene wereld naar de andere te gaan?'

'Geen,' zei Derec. 'We werden eenvoudig naar hier getransporteerd.'

Er viel een korte stilte. 'Dat is op geen enkele wijze in overeenstemming met de gegevens die zich in onze geheugens bevinden,' zei Avernus, wiens grote hoofd Derecs rondgang om de kring volgde.

'Jullie hebben geen schip gevonden dat ons hier kan hebben gebracht,' zei Derec, 'en ik ben ervan overtuigd dat jullie er naar hebben gezocht.'

'Dat is juist,' zei Euler. 'Bovendien heeft onze radar geen activiteiten bespeurd die zouden hebben kunnen wijzen op een schip in onze atmosfeer.'

'Ik kan het maar tot zover uitleggen,' zei Derec. 'En nu beantwoorden jullie een vraag van mij. Waar komen jullie oorspronkelijk vandaan?'

'Tegen wie spreekt u?' vroeg Euler.

'Tegen jullie allemaal,' zei Derec.

Avernus gaf antwoord. 'Behalve ik, is iedereen hier op Robot City geconstrueerd,' zei hij. 'Ik ben hier... ontwaakt, maar ik geloof dat ik elders ben geconstrueerd.'

'Waar?'

'Dat weet ik niet,' antwoordde de grote robot. 'Mijn eerste i/o herinneringen zijn van hier, en er was niets in mijn voorprogrammering dat een bepaalde afkomst suggereerde.'

'Wil je soms zeggen,' interrumpeerde Katherine, 'dat geen van jullie iets anders kent dan het gezelschap van andere robots. Dat jullie complete bestaan hier ligt?'

'Dat is juist,' zei Rydberg. 'Ons hoofdprogramma is zich ten zeerste bewust van mensen en hun samenlevingen, maar er bestaan geen formele relaties tussen onze soorten.'

'Hoe zijn jullie dan op het idee gekomen om deze stad te bouwen?' vroeg Derec. 'En hoe is het dan belangrijk voor jullie geworden om een wereld voor mensen te maken?'

'Zonder mensen zijn wij niet compleet,' zei Waldeyer, die zijn gedrongen hoofd eerst naar Derec en vervolgens naar Katherine draaide. 'De wetten die ons doen en laten regeren zijn volledig gebaseerd op interactie met mensen. Wij bestaan om de onafhankelijke gedachte te dienen, de hogere regionen van creativiteit, die wij alleen niet kunnen bereiken. Dit hebben we al in een heel vroeg stadium ontdekt, zonder dat het ons werd verteld. Op ons zelf hebben wij eenvoudig geen doel, geen bestaansreden. Zelfs kunstmatige intelligentie moet een reden hebben om van zichzelf gebruik te maken. Deze wereld is de eerste toepassing van die intelligentie. We hebben hem gebouwd voor mensen om de perfecte atmosfeer te creëren waarbinnen de menselijke creativiteit optimaal tot ontplooiing kan komen ter meerdere glorie van ons allen. Zonder deze wereld zijn wij niets. Met deze wereld vormen we een wezenlijke bijdrage aan de evolutie van het heelal.'

'Waarom zou dat van belang zijn voor jullie?' vroeg Katherine.

'Daarover heb ik een theorie,' zei Dante, en zijn verlengde ogen lichtten heldergeel op. 'Wij zijn het product, het kind zo u wilt, van de hogere regionen van het creatief denken. Het lijkt onmogelijk dat niet alle aspecten van onze programmering zijn doordrongen van de krachten van dat creatief denken. Wij komen niets te kort. Wij begeren niets. Maar toch veroorzaakt ons incompleet zijn een... gevoel, bij gebrek aan een beter woord, van nutteloosheid en onbeduidendheid. De totale vrijheid van onze wereld heeft ons ertoe gedreven om in dienst van anderen te functioneren.'

Derec voelde plotseling een intens medelijden voor deze ongelukkige creaturen van de menselijke intelligentie. 'Dus jullie hebben dit alles gemaakt zonder te weten of hier ooit mensen zouden komen?'

'Dat is juist,' zei Euler. 'En toen kwam David, en we dachten dat alles goed zou komen. Maar hij ging dood, en de rampen kwamen, en vervolgens u beiden... verdacht van moord. Het lag nooit in onze bedoeling dat het zo zou worden.'

'Als je rampen zegt,' zei Derec, 'bedoel je dan de problemen met de stormen?'

'Ja,' zei Rydberg. 'De regens vormen een bedreiging voor onze beschaving en het is onze eigen schuld. We worden van binnenuit kapot gemaakt en er is niets tegen te doen.'

'Dat begrijp ik niet,' zei Derec.

'Dat verwachten we ook niet van u, net zo min als we u kunnen vertellen waarom het zo moet zijn,' zei Euler.

Derec dacht aan de hete lucht die door het reservoir werd gepompt. 'Is de snelle groei van de stad normaal?' vroeg hij.

'Nee,' zei Euler. 'Hij hangt samen met Davids dood.'

'Wordt hij veroorzaakt door Davids dood?'

'Dat weten we niet,' zei Euler.

'Wacht eens even,' zei Katherine terwijl ze wegliep van de kring en op de grond ging zitten met haar rug in de richting van de noordelijke muur. 'Ik zou wel eens van jullie willen weten wat wij met dit alles te maken hebben... en waarom Rydberg dit een gerechtelijk vooronderzoek noemde.'

'U was zelf degene die dit concept als eerste naar voren bracht,' antwoordde de robot. Hij stapte uit de kring om haar aan te kijken. 'Ik heb die term alleen maar gebruikt om er voor te zorgen dat u zich op uw gemak voelde.'

'Oké,' zei ze. 'Dat klopt. Jullie zeggen dat dit een robotbeschaving is die nooit contact met mensen heeft gehad, maar toch heeft blijkbaar iemand jullie je basisprogrammering meegegeven en de capaciteit om deze stad te bouwen.'

'Iemand... inderdaad,' zei Euler.

'Iemand die de leiding heeft,' zei ze.

'Nee,' zei Euler. 'We staan nu als groep in verbinding met onze hoofdprogrammeringseenheid, maar die voorziet ons alleen van gegevens op basis waarvan logistieke besluitvorming plaatsvindt. Onze algemene filosofie is dienstverlening; ons middel daartoe is de logica. Afgezien daarvan heeft onze samenleving geen bestaansreden.'

'Waarom zouden jullie ons dan eigenlijk voor het gerecht dagen?' vroeg ze.

'Respect voor het menselijk leven is onze Eerste Wet,' zei Rydberg. 'Toen we onze perfecte mensen-robotwereld ontwierpen, hadden we een wereld voor ogen waarin iedereen de Eerste Wet zou respecteren. We stelden ons een humanicasysteem voor dat richting zou geven aan het menselijk gedrag, precies zoals de Roboticawetten een leidraad vormen voor dat van ons. Uiteraard berust ons werk volledig op theorie, maar we hebben drie voorlopige wetten opgesteld die zouden kunnen dienen als basis voor een beter begrip van het verschijnsel mens.'

'Wat schattig,' zei Katherine. 'Nu willen ze dat we ons volgens de Roboticawetten gedragen.'

Derec onderbrak haar. 'Wacht. Laten we eens kijken waarmee ze voor de dag komen.'

'Dank u, Vriend Derec. Onze voorlopige Eerste Humanicawet luidt: Een mens mag een ander mens geen letsel toebrengen, noch mag hij, door niets te doen, toestaan dat een mens letsel wordt toegebracht.'

'Klinkt goed,' gaf Derec toe, 'zelfs al wordt hij niet altijd nageleefd. En wat is jullie Tweede Wet?'

Rydbergs aarzeling alvorens hij antwoordde gaf Derec de indruk dat de robot zelf ook een vraag wilde stellen, maar volgens de Tweede Roboticawet had de zijne voorrang.

'De Tweede Humanicawet luidt: Een mens mag een robot alleen redelijke instructies geven en niets van hem verlangen dat hem nodeloos voor het soort van dilemma plaatst dat hem letsel of ongemak kan berokkenen.'

'Klinkt ook goed, maar te onbaatzuchtig om altijd nageleefd te worden. En de derde?'

'De Derde Humanicawet luidt: Een mens mag een robot geen letsel toebrengen, noch mag hij, door niets te doen, toestaan dat een robot letsel wordt toegebracht, behalve als dit noodzakelijk is om een mens te beschermen tegen letsel of om ervoor zorg te dragen dat een essentiële instructie wordt uitgevoerd.'

'Niet alleen jullie ervaring met mensen is beperkt, maar ook jullie programmering,' zei Derec hoofdschuddend. 'Deze "wetten" zouden misschien een utopische samenleving van mensen en robots kunnen beschrijven, maar ze geven zeker niet weer hoe mensen zich in werkelijkheid gedragen.'

'Dat is ons inmiddels duidelijk geworden,' zei Rydberg. 'Blijkbaar moeten we onze bevindingen opnieuw evalueren. Sinds u hier bent aangekomen hebben we te maken gehad met menselijke leugens en bedrog, en dat zijn begrippen die ons beperkte inzicht te boven gaan.'

'Maar de Eerste Wet moet gelden!' zei Avernus op luide toon, en zijn rode fotocellen lichtten fel op. 'Of het nu gaat om mensen of robots, ze moeten allemaal het leven respecteren.'

'Dat bestrijden we ook beslist niet,' zei Derec.

'Nee!' zei Katherine, die kwaad opstond en weer terugliep naar de kring. 'Het gaat om het gebrek aan respect waarmee wij hier worden behandeld!'

'Kath...' begon Derec.

'Houd je mond,' zei Katherine. 'Ik heb je prachtige filosofische verhandelingen met je robotvriendjes aangehoord en ik begin er een beetje genoeg van te krijgen. Nu moeten jullie eens goed luisteren. Ik eis dat we in staat worden gesteld om contact op te nemen met de buitenwereld en dat jullie ons laten vertrekken. Jullie hebben niet het recht om ons hier vast te houden.'

'Dit is onze wereld,' zei Euler. 'Wij willen u niet beledigen, maar alle samenlevingen worden geregeerd door wetten, en wij vrezen dat u onze voornaamste wet hebt overtreden.'

'En als dat zo is?' vroeg ze. 'Wat gebeurt er dan?'

'Tja,' zei Euler. 'We zouden u alleen maar uit de buurt houden van andere mensen aan wie u letsel zou kunnen toebrengen.'

'Fantastisch. En hoe wil je bewijzen dat we iets hebben gedaan waarvoor je ons kunt vasthouden?'

'Door het proces van eliminatie,' zei Waldeyer. 'Vriend Derec heeft onlangs een aantal andere mogelijke oplossingen voorgesteld, maar wij zijn van mening dat het aan u is om die te onderzoeken - niet omdat we het u graag moeilijk maken, maar omdat we in een dergelijke situatie meer vertrouwen hebben in uw creatieve intelligentie dan in onze deductieve intelligentie.'

Derec keek hoe Katherine met haar vingers door haar lange zwarte haar woelde en een paar maal diep ademhaalde om zichzelf te beheersen en alles op zich te laten inwerken. 'Goed dan,' zei ze iets rustiger. 'Jullie hebben gezegd dat jullie ons het lichaam niet willen laten zien.'

'Nee,' zei Euler. 'We hebben gezegd dat we jullie het lichaam niet kunnen laten zien.'

'Waarom niet?'

Er viel een stilte. Uiteindelijk was het Rydberg die sprak. 'We weten niet waar het is,' zei hij. 'De stad begon zich te snel uit te breiden en we zijn het kwijtgeraakt.'

'Kwijtgeraakt?' zei Derec.

Derec wist dat het voor een robot onmogelijk was om beschaamd te zijn of te kijken, maar dat was precies het gevoel dat de hele groep hem gaf.

'We hebben werkelijk geen idee waar het is,' zei Euler.

Derec zag een mogelijkheid en maakte er direct gebruik van. 'Om het onderzoek uit te voeren en te bewijzen dat we niet schuldig zijn aan een overtreding van de Eerste Wet, moeten we vrij zijn om te gaan en te staan waar we willen in jullie stad.'

'Ons bestaan is erop gericht u te beschermen,' zei Euler. 'U bent overvallen door de regens; u weet hoe gevaarlijk ze zijn. Onder dergelijke omstandigheden kunnen we u niet naar buiten laten gaan.'

'Zijn er van tevoren tekenen dat de regens komen?' vroeg hij.

'Ja,' zei Rydberg. 'Tegen het einde van de middag stapelen de wolken zich op en 's avonds komen de regens.'

'Als we nu eens beloven niet naar buiten te gaan wanneer de omstandigheden ongunstig zijn?' vroeg Derec.

Wohler, de gouden robot, zei: 'Wat zijn menselijke beloften waard?'

Katherine dook onder de handen van de robots door en ging in het midden van de kring staan. 'Wat zijn onze levens waard zonder vrijheid?'

'Vrijheid,' echode Wohler.

Een donkere wolk gleed over het dakraam en hulde de ruimte in een grauw, droefgeestig halfduister. Licht werd alleen verspreid door de monitoren, waarvan er nu een groot aantal beelden toonde van woest kolkende wolken.

De kring werd onmiddellijk verbroken en de opgewonden robots haastten zich naar de deur.

'Wilt u mij volgen,' zei Euler, en hij gebaarde de mensen. 'De regens zijn in aantocht. U moet terug naar uw schuilplaats. Er is veel te doen.'

'Hoe zit het met mijn voorstel?' riep Derec de robots met luide stem achterna.

'Haast u,' riep Euler. Hij zwaaide met zijn arm toen Derec en Katherine naar hem toeliepen. 'We zullen erover denken en het u morgen laten weten.'

'En als we door het onderzoek onze onschuld kunnen bewijzen,' zei Katherine, 'kunnen we dan contact opnemen met de buitenwereld?'

Euler bleef staan en keek haar aan met zijn fotocellen. 'Laat ik het zo stellen,' zei hij. 'Als u uw onschuld niet bewijst, zal het u nooit worden toegestaan met de buitenwereld in contact te treden.'