Hoofdstuk 10
„Niet te geloven!” Amy greep haar vriendin bij haar arm. „Dat heeft hij nog nooit gedaan!”
Ze leunden samen tegen het hek.
Nu ze zo dichtbij waren, werd Dazzle toch zenuwachtig en hij draafde een eindje weg. Maar algauw ging hij weer grazen, helemaal niet zo ver van het hek.
Amy bestudeerde hem aandachtig. „Ik heb vandaag iets geleerd. Toen ik die kudde zag in de heuvels, dacht ik er opeens aan dat paarden absoluut niet alleen willen zijn. Volgens mij heeft Dazzle mij nodig als vriend.”
„Dat klinkt logisch,” zei Soraya bedachtzaam. „Dat is ook de achterliggende gedachte bij een join-up, toch?”
Amy knikte. „Ja. Als je een join-up doet, laat je een paard zich alleen voelen door hem de ring rond te jagen. Uiteindelijk kiest hij er zelf voor om vrienden te worden. Maar Dazzle is zo trots dat hij er tijden over doet om die beslissing te nemen.”
„Je moet wel heel veel geduld hebben, hè?” vond Soraya.
„Helaas wel.” Amy glimlachte spijtig.
Ze liepen terug naar de stallen en Soraya ging weer naar de zadelkamer. Amy besloot verder te gaan met Solly. Ze was hem aan het leren om zonder problemen een trailer in en uit te lopen. Hij was nog steeds gauw afgeleid en bleef aan het halstertouw trekken. Net toen ze de jaarling uit zijn box haalde, riep Lou haar.
„Amy! Telefoon! Het is mevrouw Baldwin en ze wil je onmiddellijk spreken.”
Amy zette Solly haastig terug in zijn stal en rende naar binnen. „Zei ze wat er aan de hand was?” vroeg ze gespannen. „Gaat het over Ty?”
„Ik weet het niet, maar dat zal wel.”
Buiten adem greep Amy de telefoon. „Mevrouw Baldwin? Met Amy.”
„Amy! Kan je meteen naar het ziekenhuis komen?”
„Natuurlijk! Ik vraag wel of Lou me wil brengen. Ik kom zo snel mogelijk.”
Amy’s hoofd tolde op weg naar het ziekenhuis. Wat was er gebeurd? Was Ty opeens heel erg vooruitgegaan? Ze verzon de wildste verhalen. Misschien liep hij wel of had hij iets heel belangrijks gezegd.
„Ho ho, wacht nou maar even af wat je daar aantreft,” probeerde Lou haar zus wat te kalmeren.
„Ik doe mijn best,” zuchtte Amy en ze deed een poging om haar zenuwen te bedwingen.
Zodra ze bij het ziekenhuis waren aangekomen, sprong Amy uit de auto. Ze zwaaide nog snel even naar Lou en racete naar boven, naar Ty’s kamer. Op de gang liep Ty’s moeder te ijsberen. Amy tikte haar op haar schouder.
„O Amy, ik ben toch zo blij dat je er bent,” begroette mevrouw Baldwin haar.
„Mag ik Ty zien?” vroeg Amy.
„Natuurlijk.”
Eigenlijk wilde Amy Ty’s moeder honderd vragen tegelijk stellen, maar ze hield zich in. Ze liep de kamer binnen en haar mond viel open.
Ty was blijkbaar enorm vooruitgegaan en hij zat in een rolstoel naast zijn bed.
Een verpleegster probeerde hem te helpen om wat te eten met een vork. Het was dezelfde verpleegster die Ty opnieuw had leren slikken, met sinaasappelsap. Maar nu ging het heel anders. Amy zag dat Ty’s gezicht vertrokken was van woede. Hij probeerde onhandig de vork van de verpleegster aan te pakken. Ze vouwde zijn vingers om de vork, maar Ty liet hem bijna meteen weer vallen.
„Nee!” riep hij. Boos maaide hij met zijn arm het volle bord van de tafel. Het kletterde op de grond.
Amy schrok ervan. Samen met mevrouw Baldwin liep ze naar voren. „Ty! Wat is er aan de hand?”
Ty draaide zich naar hen toe. Hij was woest. Hij bewoog moeizaam met zijn mond, zoekend naar de woorden. Eindelijk lukte het hem om te praten. „Ga… weg.” Zijn stem klonk kil en scherp.
De verpleegster, die geduldig de troep op de vloer opruimde, keek omhoog naar Amy. „Willen jullie even buiten wachten? Dan roep ik de dokter om met jullie te praten.”
Amy liep met mevrouw Baldwin de kamer uit. Ze begreep nu waarom Ty’s moeder haar zo dringend had gebeld. Dit was helemaal niet wat ze zich ervan had voorgesteld. Het was verschrikkelijk. Ze werd helemaal koud vanbinnen. Wat gebeurde er met Ty?
Ze gingen in de wachtruimte zitten en al snel verscheen dokter Reubens.
Hij glimlachte en kwam bij hen zitten. „Ty is de laatste dagen enorm vooruitgegaan,” begon hij. ,,Toch zullen jullie vast geschrokken zijn van zijn gedrag.”
„Zo is Ty anders nooit,” zei mevrouw Baldwin met trillende stem. „Hij lijkt wel een andere persoon. Dat is mijn zoon niet. We zijn hem toch niet kwijt, dokter?”
„Het is nog te vroeg om te voorspellen in hoeverre hij weer de oude zal worden,” antwoordde de dokter voorzichtig. „Tot nu toe past Ty zich heel goed en snel aan de nieuwe uitdagingen aan, maar er is heel veel wat we niet weten. Ik kan alleen maar zeggen dat zijn gedrag niet ongewoon is. Het is normaal dat comapatiënten van slag raken. Het lijkt of hun persoonlijkheid helemaal is veranderd, maar dat is meestal niet het geval. Patiënten hebben vaak moeite om zich aan te passen en dat kan een hele tijd duren. Tot dat lukt, raken ze soms gefrustreerd door alles wat ze niet kunnen.”
Amy luisterde ingespannen en probeerde alles goed te begrijpen.
„Hij zei dat we weg moesten gaan,” zei mevrouw Baldwin zacht. „Dat vond ik nog het allermoeilijkste.”
„U moet proberen om u Ty’s gedrag niet persoonlijk aan te trekken,” vervolgde de dokter. „Hij denkt, reageert en voelt. Dat is allemaal heel positief, maar hij heeft jullie nu harder nodig dan ooit. Hij moet voelen dat hij op jullie kan vertrouwen. En jullie moeten geduld met hem hebben.”
„Dat kunnen we wel,” zei Amy dapper. „We zullen volhouden. Mogen we hem nog even zien?”
„Ja, natuurlijk. Maar onthoud dat hij nu worstelt met zijn motorische vaardigheden. Daarmee bedoel ik de manier waarop hij zijn armen en benen moet bewegen en hoe hij dingen moet vasthouden. Het is erg frustrerend voor hem als iets niet lukt. Het is waarschijnlijk net zoals een kind zich voelt, dat alles voor het eerst moet leren. Jullie kunnen hem helpen door er voor hem te zijn en vol te houden. Probeer die nare buien maar te negeren.”
Amy en mevrouw Baldwin gingen terug naar Ty’s kamer, waar de verpleegster het nog een keer probeerde met een nieuw bord eten.
„Hij wil zelf zijn vork vasthouden, maar zijn vingers willen nog niet meewerken,” legde de verpleegster uit. ,,Het is echt een gevecht, hè Ty?”
Ty staarde naar de vork in de hand van de verpleegster en knikte. Hij probeerde het opnieuw.
Amy ging naar hem toe en legde haar eigen hand over de zijne, om hem te helpen zijn vingers te buigen. De verpleegster liet los en even had Ty de vork echt vast.
Langzaam verscheen er een brede lach op zijn gezicht en Amy gloeide van trots. Maar toen ze haar hand weghaalde, verslapten Ty’s vingers ook en viel de vork weer op de grond. Ty’s gezicht vertrok van frustratie. Hij jammerde kwaad en sloeg met zijn andere arm tegen de rolstoel.
De verpleegster raapte de vork op. „Probeer het nog maar een keer,” zei ze zacht tegen Amy.
Het duurde heel lang, maar met hulp van Amy, mevrouw Baldwin en de verpleegster, lukte het Ty om bijna alles zelf op te eten. Hij was er doodmoe van.
Mevrouw Baldwin wenkte Amy. „Kunnen we even praten?” fluisterde ze. „Je hoeft toch niet direct naar huis?”
Amy schudde haar hoofd.
„Laten we naar het restaurant beneden gaan,” stelde Ty’s moeder voor. „Ik trakteer.”
Ze namen afscheid van Ty en zochten even later een zitje uit langs de muur van de ziekenhuiskantine. Amy nam een milkshake en mevrouw Baldwin een kopje koffie.
„Ik wilde je bedanken, en wat zeggen,” begon mevrouw Baldwin. ,,Hoe het met Ty ook zal lopen, ik vind dat je het geweldig doet. Ik weet hoe druk je het hebt met al die paarden. En ik zie heel goed dat het niet makkelijk voor je is. Maar hoe je Ty steeds trouw bent gebleven, hoe je voor hem zorgt…” Haar stem stierf weg en ze slikte. „En mij heb je ook al zo geweldig gesteund. Je bent heel bijzonder, Amy.”
Amy wist even niet wat ze moest zeggen en glimlachte ongemakkelijk. „Bedankt, mevrouw Baldwin.” Ze roerde met haar rietje in haar glas. „Ik hoop maar dat hij terugkomt. Echt terugkomt, bedoel ik. Hij was eerst altijd zo geduldig, met de paarden en zo. Maar ik ben er voor hem, wat er ook gebeurt.”
Ty’s moeder knikte en kneep even in haar hand.
Amy keek haar aan. In haar ogen zag ze dezelfde angst die zij voelde, de angst dat niets meer echt hetzelfde zou worden. Maar daarnaast zag ze hoop en vastberadenheid, en liefde.
„Ik begrijp je,” zei mevrouw Baldwin. „Zo was hij als kind al. Heel geduldig en vol vertrouwen. Hij zat uren in een hoekje met een puzzel of om iets te repareren. Maar zelfs als hij nooit meer helemaal de oude wordt, zal ik nog steeds ongelooflijk veel van hem houden. En iets zegt me dat dat ook voor jou geldt.”
Amy kreeg een brok in haar keel. Ze dacht terug aan hoe Ty net was, zo vol emoties die ze nog nooit bij hem had gezien. Die woede en frustratie pasten helemaal niet bij hem. Toch knikte ze. „Ja,” fluisterde ze. „Ik blijf altijd van hem houden, wat er ook gebeurt. Dat is waar.”
Tot Amy’s opluchting vlogen de volgende paar dagen voorbij. Ze ging elke dag na school zo lang mogelijk naar het ziekenhuis en kwam daar vaak mevrouw Baldwin tegen.
Tijdens een van die bezoekjes vertelde Ty’s moeder dat de verloofde van Kerry-Ann een baan had gekregen in Washington, en dat ze met hem mee was verhuisd.
Maar door alles wat er de laatste dagen was gebeurd, leek dat nieuwtje helemaal niet zo belangrijk meer. Amy vond het nu zelfs aardig van Kerry-Ann dat ze zo veel tijd had doorgebracht met een vriend die ze al jaren niet meer had gezien. Amy vond het achteraf zelfs een beetje jammer dat ze haar niet had leren kennen.
Ook Ty’s vader kwam vaak en het leek of hij langzaam maar zeker aan Amy begon te wennen. Hij sprak nooit veel, maar Amy had gemerkt dat hij haar steeds hartelijker begroette.
Het was niet makkelijk om bij Ty te zijn. Elke keer voordat ze de kamer in ging, moest Amy even slikken. Hij had vreselijke buien. Soms reageerde hij helemaal nergens op en keek hij alleen maar kwaad voor zich uit. Soms keerde hij zich ook expres van Amy of zijn moeder af, of snauwde hij boos tegen de verpleegkundigen die hem probeerden te helpen. Amy kon bijna niet geloven dat hij ooit nog de oude zou worden.
Gelukkig vond Amy veel afleiding in het werken met de paarden. Als ze op Heartland bezig was, was het makkelijker om te geloven dat Ty terug zou komen.
Op een avond reed ze met Blackjack naar de trainingsbaan om hem wat beweging te geven. Blackjack ging nog steeds heel goed vooruit. Hij was nu ontspannen en relaxed en ook op stal was hij niet meer agressief. In de baan was Ben net bezig om met Red over wat hindernissen te springen.
„Mag ik aan deze kant in de baan?” riep ze naar hem.
„Tuurlijk!”
Amy deed het hek open terwijl ze in het zadel bleef zitten, om te kijken of Blackjack rustig wilde wachten en daarna voorzichtig door de doorgang zou lopen.
Blackjack was heel braaf en stapte keurig zijwaarts zodat ze het hek ook weer dicht kon doen.
Amy glimlachte tevreden. Blackjack wist precies wat er van hem verwacht werd. Eigenlijk was hij een ouwe rot in het vak. Hij wilde gewoon nergens toe gedwongen worden of jaar na jaar aan zijn mond worden getrokken door beginners die niet beter wisten.
„Wat jammer toch dat we je niet kunnen houden.” Amy klopte hem op zijn hals en liet hem in draf overgaan. Vanuit haar ooghoeken zag ze hoe Ben en Red over de hindernissen vlogen. Nadat ze Blackjack een paar rondjes warm had laten lopen, liet ze hem even halt houden om naar ze te kijken.
De hindernissen waren niet zo hoog als de sprongen die Ben in wedstrijden tegen zou komen en het parcours dat hij had uitgezet, was maar kort. Red kon dit makkelijk aan, maar Amy snapte dat het daar nu niet om ging. Red had paardengriep gehad en het was belangrijk om nu niet te veel te vragen van zijn hart en longen. Ben deed het precies goed en overvroeg het paard niet.
Toch vond Amy dat Ben er gefrustreerd uitzag. Ze wachtte tot hij klaar was en riep toen: „Red gaat goed!”
Ben knikte en draafde naar haar toe. „Ja, we komen in de buurt.”
„Wanneer denk je dat je weer naar een wedstrijd kunt?”
„Nou, ik heb hem ingeschreven voor een wedstrijd over twee weken, hier in de buurt. Gewoon een lekker klein parcours, om er weer in te komen.”
„Hé, wat goed!” zei Amy enthousiast. „Is dat op een zaterdag? Dan kom ik je aanmoedigen. Misschien is Storm er ook wel.”
Ben glimlachte en haalde zijn schouders op. „Dat is lief, Amy,” zei hij een beetje geforceerd. „Maar ik verwacht niks, hoor. Je hebt het al zo druk.”
„Tuurlijk heb ik het druk. Maar het is heel belangrijk voor jou en ik vind het fijn om te weten dat alles eindelijk weer een beetje begint te worden zoals het was. Jij en Red horen thuis in de wedstrijdring.”
Ben keek haar niet aan en prutste aan de teugels. „Soms vraag ik me wel eens af of het het wel allemaal waard is. Waar doe ik het eigenlijk voor?”
„Ben!” Amy was geschokt. „Wat zeg je nou? Ik dacht dat je wedstrijden rijden met Red het allerbelangrijkste van de wereld vond!”
Ben aaide de grote vos over zijn hals. Red brieste en knabbelde op het bit. Hij was zo mooi, zo verfijnd, goed afgericht en sterk. Amy wist dat hij helemaal gek was op zijn baasje.
Ben schudde zijn hoofd. „Soms herinner ik me ineens weer waarom ik ooit met die wedstrijden ben begonnen. Ik ben in feite alleen maar gaan rijden omdat ik dacht dat mijn moeder niks om me gaf. Ik wilde iets hebben dat echt van mij was.”
Amy fronste. „En waarom denk je daar nu opeens weer aan?”
Ben haalde zijn schouders op. „Ik wil jou daar helemaal niet mee lastigvallen, Amy. Jij hebt al genoeg op je bordje.”
Het viel Amy plotseling op hoe eenzaam Ben eruitzag. Al de hele tijd, vanaf de storm en Ty’s ongeluk, was hij zo sterk geweest. Hij was er altijd, hielp iedereen en werkte vreselijk hard. Opeens bedacht Amy dat er eigenlijk niemand was op wie hij zelf kon terugvallen.
„Maak je daar nou niet druk over, Ben,” zei ze. „Je hebt me zo onwijs goed opgevangen! Ik vind het juist fijn als ik jou nou ook eens kan helpen. We hebben allemaal problemen, ik ben heus niet de enige. Je kunt echt alles tegen me zeggen.”
„Dat is waar.” Ben aarzelde even en zuchtte. „Het gaat eigenlijk om Soraya.”
„Soraya?” Amy keek hem vragend aan. Opeens begreep ze het. Soraya had hem heel leuk gevonden, al vanaf de eerste keer dat hij op Heartland kwam. Ze had steeds haar best gedaan om hem dat op een aardige manier duidelijk te maken. Ze was altijd met hem meegegaan naar wedstrijden, hielp hem in de stallen en ging met hem mee op buitenritten. Ze hadden samen veel lol gehad. Soms hadden ze zelfs een beetje geflirt.
„Ik ben te laat, hè?” Ben keek somber. „Volgens mij vindt ze me niet meer zo leuk.”
Amy wist niet wat ze moest zeggen. Ben had gelijk. Soraya was inderdaad niet meer in hem geïnteresseerd. Erger nog, ze was nu gek op iemand anders.
„Ik dacht altijd dat ik tijd zat had,” ging Ben verder. „Ik wilde me op Red richten en ik kon eigenlijk geen afleiding gebruiken. Ik dacht dat het beter was om alles heel langzaam aan te doen. Maar toen Red ziek werd, realiseerde ik me opeens hoe dom dat was. Ik heb alleen Red. Dus dacht ik dat ik meer aandacht moest besteden aan Soraya, maar ik had er nog steeds geen haast mee.”
„O, Ben,” zei Amy vol medeleven. „Wat rot nou… Ik wou…”
„Dus ik heb gelijk,” viel Ben haar in de rede. „Ik maak geen kans meer.”
Amy voelde zo met hem mee. „Ik denk dat je het beter kunt opgeven,” gaf ze toe. „Soraya heeft het druk met dingen op school. Mensen veranderen, weet je. Het is nu gewoon niet zo’n goed moment.”
Ben knikte en keek Amy recht in haar ogen. „Volgens mij is er een ander.”
Amy zocht weer naar woorden. „Ja,” zei ze eerlijk. „Het is nog niet echt iets geworden, maar…”
„Oké. Dat dacht ik al.” Ben plukte verstrooid aan Reds manen.
Amy had hem zo graag willen troosten, maar het was nou eenmaal de waarheid. Soraya en Matt werden steeds closer. Soms voelde zelfs Amy zich een beetje buitengesloten.
Amy was blij dat Ben haar in vertrouwen had genomen over wat hem dwarszat. Alleen vond ze het een stuk minder fijn om te weten wat zijn gevoelens voor Soraya waren. Ze had gedacht dat zij de enige was die zich alleen voelde, maar nu bleek dat Ben ook eenzaam was. En dat had ze niet eens gemerkt.
„Bedankt dat je me dit hebt verteld,” zei ze. „En sorry dat ik je geen beter nieuws kon brengen.” Ze dacht even na. „Weet je, ik denk dat je gelijk hebt. Je hebt een kans gemist, maar dat kwam omdat je alleen oog had voor iets anders. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, maar je moet, denk ik, beslissen wat het belangrijkste voor je is.”
Ben keek haar peinzend aan. „Ik begrijp wat je bedoelt. Als Red op de eerste plaats komt, komt de rest automatisch op de tweede plek. Dat is logisch.”
„Maar misschien zal het niet voor altijd zo zijn,” bracht Amy naar voren. „Hij is nu het belangrijkste voor je, maar wie weet, wordt dat ooit anders.”
Ben knikte. „Dat is een mooie manier om ertegenaan te kijken.”
Amy probeerde Ben zo bemoedigend mogelijk toe te lachen en maakte haar teugels weer op maat. Blackjack was bijna in slaap gesukkeld, maar Red stond te schrapen en te wiebelen.
Ben gaf hem een klopje en liet hem in stap overgaan. „Ik ga weer eens verder, anders gaat hij nog denken dat ik hem vergeten ben.” Hij stuurde Red terug naar de hindernissen.
Tegen de tijd dat Amy klaar was met Blackjack, was het al bijna donker. Nadat ze hem op stal had gezet, liep ze toch nog even naar Dazzle’s weiland. Nu de hengst een beetje op haar begon te reageren, ging ze zo vaak mogelijk bij hem langs, al was het maar voor een paar minuten.
„Hallo, Dazzle,” riep ze vanaf het hek.
De mustang tilde zijn hoofd op en brieste een groet.
Amy ging de wei in en liep heel langzaam naar hem toe. Dazzle liet haar nu al wat meer naderen, maar ze wist dat ze het niet moest overdrijven. Een paar meter bij hem vandaan stopte ze. „Dag, jochie.” Ze bleef heel stil staan zodat hij haar niet als een bedreiging zou zien. „Mag ik wat dichterbij komen?”
Dazzle snoof en schudde zijn manen. In de schemering leken zijn grote ogen bijna licht te geven, maar er was geen spoortje van angst in te ontdekken.
Amy deed een stapje vooruit en zag dat hij niet toe zou laten dat ze nog dichter bij hem zou komen. Dan zou hij misschien weglopen en dat risico wilde ze niet nemen. Ze bleef even staan en draaide daarna haar rug naar hem toe. Ze liet haar schouders een beetje zakken, waarmee ze hem nog eens duidelijk vertelde dat ze hem geen kwaad wilde doen.
Dit leek een beetje op het tweede deel van een join-up, als je je omdraaide en het paard de keuze gaf om alleen te blijven of achter je aan te lopen om vrienden te worden. Elke keer als Amy naar het weiland kwam, gaf ze Dazzle deze keuze en ze voelde dat hij bijna zover was om achter haar aan te lopen.
Deze avond bleef hij waar hij was en keek haar na toen ze langzaam terugliep naar het hek.
Amy maakte nog een laatste rondje langs alle stallen voordat ze naar binnen ging voor het avondeten. Ze besloot dat Lou de eigenaars van Blackjack wel kon bellen om te zeggen dat hij naar huis mocht. Ook met Solly was alles in orde. Hij leek Willow niet al te veel te missen. Silver kreeg elke dag meer zelfvertrouwen. Met bijna alle paarden ging het de goede kant op.
Het enige paard dat nog problemen gaf, was Candy. De merrie was dan wel veel rustiger geworden nadat ze griep had gehad, maar af en toe werd ze opeens helemaal gek en verzette ze zich uit alle macht tegen de ruiter, vooral als er andere paarden in de buurt waren. Amy herinnerde zich hoe moeilijk ze had gedaan toen Dazzle op Heartland aankwam. En de merrie was kortgeleden ook al tegen Red uitgevallen. Dat kon een groot probleem zijn als haar eigenaar een wedstrijd met haar reed, want één verkeerd stapje en Candy’s kansen in een dressuurwedstrijd zouden verkeken zijn.
Een paar avonden later was Amy met een optimistisch gevoel op weg naar het ziekenhuis. Ty werd steeds beter in de omgang. Zijn buien kon ze goed aan zien komen en hij kon nu al simpele dingen doen, zoals een vork vasthouden en zijn tanden poetsen. Ook zijn benen werden steeds sterker. Claire, zijn fysiotherapeute, had Amy verzekerd dat het niet lang meer zou duren voor hij weer kon lopen. Het was Amy wel opgevallen dat er nog één ding was waar Ty vreselijk veel moeite mee had. Hij praatte weinig en als hij iets zei, ging het heel moeizaam en lukte het hem niet alle klanken goed uit te spreken.
Amy kon de weg door het ziekenhuis zo langzamerhand wel dromen. Neuriënd liep ze Ty’s kamer in. Ty zat rechtop in bed, maar hij leek niet te merken dat ze binnen was gekomen. „Ty?”
Ty draaide zich naar haar toe. Zijn ogen begonnen te glinsteren en er verscheen een brede lach op zijn gezicht. „Amy,” zei hij langzaam.
Amy lachte terug en ging naast zijn bed zitten. Ze pakte zijn hand vast. Tevreden voelde Amy hoe hij terugkneep. Ze begon gezellig tegen hem te kletsen over de paarden op Heartland. Ze vertelde dat Dazzle goed vooruitging en dat het met veel andere paarden ook super ging. Het was echt fijn om zulk goed nieuws te vertellen.
„Alleen Candy blijft een probleem,” vervolgde Amy. „Sinds ze die griep heeft gehad, doet ze nog maar heel af en toe zo schrikkerig en vervelend, maar hierdoor weet ik niet zo goed hoe ik haar kan genezen. Misschien zijn het wel angstaanvallen, die ze opeens krijgt als er andere paarden in haar buurt komen.”
Amy keek naar Ty. Ze wist niet zeker hoeveel hij van haar verhalen begreep, maar hij luisterde wel, want hij fronste zijn wenkbrauwen alsof hij diep nadacht. Opeens tilde hij zijn hoofd op en keek haar recht aan. Hij probeerde iets tegen haar te zeggen, leek het wel. „H… ob,” zei hij.
Amy verstond er niets van. Ze schudde haar hoofd en leunde dichter naar hem toe. „Sorry, Ty. Ik versta je niet. Wat wil je zeggen?”
De inspanning en frustratie waren van Ty’s gezicht af te lezen. „Ho…hop.”
„Hop?” herhaalde Amy. Opeens begreep ze het en haar hart sloeg over van blijdschap. „Zei je nou hóp?”
Ty lachte en knikte.
Hop. Natúúrlijk! Gedroogde hop, dat was perfect voor Candy. Het hielp bij het herstel na een ziekte, maar was ook een wondermiddel voor paarden met angstaanvallen. Het leek erop dat er geen ernstiger problemen waren die Candy’s gedrag veroorzaakten. Amy wist dat overgevoelige paarden wel vaker angstig en tegendraads deden en hop kon daar heel goed tegen helpen.
Amy vond het te gek dat ze misschien een oplossing hadden gevonden voor Candy, maar waar ze helemaal ondersteboven van was, was het feit dat Ty het nog wist. Ze kon het bijna niet geloven. Ty wist het nog! De paarden, de behandelingen, zijn vroegere leven. Ze sloeg haar armen om hem heen en drukte hem heel stevig tegen zich aan. Daarna ging ze weer rechtop zitten en keek hem aan.
„Ty,” zei ze zacht. „Ik hou van je. Weet je dat nog?”
Ty keek haar diep in haar ogen. Hij knikte langzaam. „Hou… van… jou.”