37
Op de koelkastdeur hing een briefje onder de magneet. Ik las het zonder het te pakken, omdat ik mijn onvaste handen niet durfde te vertrouwen.
Bedankt voor alles. Maakt u zich geen zorgen. Ik ben bij vrienden.
Vrienden?
Mijn hart voelde dood aan.
Ik keek op de klok. Over iets meer dan een uur zou de begrafenis van Dorsey beginnen.
Ik draaide het nummer van Claudels pieper, zette toen koffie, kleedde me aan en maakte mijn bed op.
Kwart over zeven.
Ik nam slokjes koffie en plukte aan een nagelriem.
De aarde draaide rond. Tektonische aardlagen verschoven. Ruim achtenveertigduizend vierkante meter regenwoud verdween voor altijd van de aardbodem.
Ik liep naar de badkamer, kamde mijn haar, maakte me op, voegde er wat rouge aan toe en liep naar de keuken terug voor een tweede kop koffie.
Half acht. Waar was Claudel, verdomme?
Terug naar de badkamer, waar ik mijn haar natmaakte en het nogmaals kamde. Net toen ik het flosdraad wilde pakken, ging de telefoon.
‘Ik had u niet ingeschat als iemand die vroeg uit de veren is.’ Claudel.
‘Kit is verdwenen.’
‘Cibole!’
Ik kon verkeer op de achtergrond horen.
‘Waar bent u?’
‘Buiten de kerk.’
‘Hoe ziet het er daar uit?’
‘Als een themapark van doodzonden. Luiheid en gulzigheid zijn ruim vertegenwoordigd.’
‘Ik neem aan dat u hem niet hebt gezien?’
‘Nee, maar ik zou Fidel Castro in deze menigte waarschijnlijk nog niet eens kunnen ontdekken. Het lijkt wel alsof elke biker van het continent hier is.’
‘Crease?’
‘Nergens te zien.’
Ik hoorde een onregelmatigheid in zijn ademhaling.
‘Wat is er?’
‘Charbonneau en ik hebben nog meer navraag gedaan. Van 1983 tot 1989 speelde Lyle Crease voor buitenlands correspondent, niet voor geheim agent. Maar de enige artikelen die hij heeft geschreven, werden ingeleverd bij de bewaker van zijn cellenblok.’
‘Hij heeft gevangengezeten?’ vroeg ik, van mijn stuk gebracht.
‘Zes jaar, ten zuiden van de grens.’
‘Mexico?’
‘Juárez.’
Mijn hart kwam weer tot leven en bonsde in mijn borstkas.
‘Crease is een moordenaar en het kan zijn dat Kit bij hem is. Ik moet iets doen.’
Claudels politiestem werd ijskoud.
‘Mevrouw Brennan, denk er maar niet eens over om op eigen houtje te gaan zoeken. Die bikers zien eruit als haaien die het water afsnuffen, op zoek naar bloed, en het kan hier uit de hand lopen.’
‘En Kit kan daar het slachtoffer van worden!’ Ik hoorde mijn stem haperen en zweeg om mezelf weer in de hand te krijgen.
‘Ik zal Crease door een patrouillewagen laten oppakken.’
‘Stel dat hij plannen heeft om die begrafenis bij te wonen?’
‘Als hij zijn gezicht laat zien, zullen we hem arresteren.’
‘En als een negentienjarige jongen daar de wrange vruchten van moet plukken?’ Ik was bijna aan het schreeuwen.
‘Ik zeg alleen dat u niet hierheen moet komen.’
‘Zorg dan dat u die rotzak vindt!’
Net toen ik de hoorn op de haak had gelegd, gaf mijn gsm geluid.
Kit!
Ik holde naar de slaapkamer en haalde het mobieltje uit mijn tas.
De stem trilde, als die van een kind dat net lange tijd heeft gehuild.
‘U moet weten wat ze aan het doen zijn.’
Eerst voelde ik me verward, toen herkende ik de stem en werd ik bang.
‘Wie, Jocelyn?’
‘Iemand moet weten wat dat tuig van Heathens aan het doen is.’ Ze ademde scherp in door haar neus.
‘Vertel het me maar.’
‘Deze stad gaat in een slachthuis veranderen en dat joch van u kuiert regelrecht de stortkoker in.’
Mijn maag verkrampte van angst.
‘Hoe bedoel je dat?’
‘Ik weet wat er gaat gebeuren.’
‘Wat heeft mijn neef daarmee te maken?’
‘Ik heb geld en bescherming nodig.’ Haar stem klonk nu krachtiger.
‘Vertel me wat je weet.’
‘Pas als we een deal hebben gesloten.’
‘Daartoe ben ik niet bevoegd.’
‘U weet wie dat wel is.’
‘Ik zal proberen je te helpen, maar ik moet weten of mijn neef in gevaar verkeert.’
Stilte. Toen: ‘Wat kan het me ook schelen? Ik ben toch ten dode opgeschreven. Zorg dat u over twintig minuten in het metrostation Guy bent, op het perron voor de treinen in westelijke richting.’
Haar stem klonk loodzwaar, volstrekt verslagen.
‘Ik zal tien minuten wachten. Als u te laat komt of iemand meeneemt, ben ik weer foetsie en zal het joch een voetnoot zijn wanneer dit alles wordt opgeschreven.’
De verbinding werd verbroken.
Ik draaide het nummer van Claudels pieper en liet mijn nummer achter. Toen staarde ik naar de telefoon en overwoog welke opties ik had.
Claudel was onbereikbaar. Ik kon niet op een telefoontje van hem blijven wachten.
Quickwater.
Idem.
Claudel had me niet opgedragen de ondergrondse te mijden. Ik zou Jocelyn ontmoeten en hem opbellen als ik informatie had.
Ik toetste het nummer van het hoofdkwartier van Carcajou in, maar drukte niet op de oké-knop. Toen stopte ik het mobieltje in mijn tas en rende naar de deur.
Jocelyn zat bij het uiteinde van de tunnel, met een canvastas op haar schoot en een tweede exemplaar bij haar voeten. Ze had een hoekbank uitgekozen, alsof betonnen rugdekking bescherming bood tegen een of andere dreiging waar ze bang voor was. Ze knauwde op een duimnagel terwijl ze naar de mensen aan beide zijden van de sporen keek.
Ze zag me en bleef me met haar ogen volgen. Ik bleef midden op het perron lopen en mijn hartslag klonk in mijn oren luider dan welk ander concurrerend geluid dan ook. De lucht was warm en verschaald, alsof hij was ingeademd door legioenen onderaardse reizigers. Ik kreeg een zure smaak in mijn mond en slikte krachtig.
Jocelyn keek zwijgend toe terwijl ik naast haar op de bank ging zitten. Haar krijtwitte huid had in het kunstlicht een violette kleur en het wit van haar ogen leek geel.
Ik wilde iets zeggen, maar ze bracht me met een handbeweging tot zwijgen.
‘Ik vertel alles één keer en dan vertrek ik. U moet luisteren.’
Ik zei niets.
‘Ik ben een junk, dat weten we allebei. Ik ben ook een hoer en een leugenaarster.’ Ze keek naar de gezichten van de mensen op de perrons en maakte ongecoördineerde bewegingen.
‘Zal ik u eens wat geks zeggen? Ik heb een achtergrond zoals de uwe: gidsen, zomerkampen, ovenschotels met tonijn. Alleen heb ik me op een gegeven moment aangesloten bij een freakshow waaraan ik niet meer kan ontsnappen.’
Purperen schaduwen maakten haar ogen kadaverachtig.
‘De laatste tijd ben ik steeds meer haat gaan voelen. Ik haat iedereen en alles op deze planeet, maar ik haat mezelf het meest.’
Met de rug van haar hand veegde ze een paar druppeltjes onder haar neus weg.
‘Je weet dat het sluitingstijd is als je niet in een vijver kunt kijken, of in een spiegel of een winkelruit, omdat je wat naar je terugkijkt veracht.’
Ze draaide zich naar me toe en de blik in haar ogen brandde van woede en schuldgevoelens.
‘Dat ik met u praat zal misschien mijn dood worden, maar ik wil dat wereldje uit en ik wil dat die gozers ervoor moeten boeten.’
‘Wat heb je te bieden?’
‘Spider Marcotte en het meisje.’
‘Ik luister.’
‘George Dorsey heeft het gedaan. Hij is nu dood, dus doet het er niet meer toe.’ Na even een andere kant op te hebben gekeken, keek ze weer strak naar mijn gezicht.
‘Marcotte is door de Heathens om zeep gebracht als wraakneming voor het feit dat de Vipers de Vaillancourts naar de andere wereld hadden geblazen. George en een Viper die Sylvain Lecomte heet hebben dat gedaan. Het meisje was een vergissing.’
Ze zette een gelaarsde voet schrap tegen de tas.
‘George dacht dat hij het daardoor had gemaakt. Maar de Heathens hebben met hem afgerekend omdat ze het idee hadden dat hij Lecomte zou verraden.’ Ze snoof en tikte even tegen haar kin. ‘George wachtte op mij bij de plek waar Cherokee is vermoord. Toen hij door die lui van Carcajou was gearresteerd en daarna een gesprek met u regelde, besloten de Heathens George om zeep te helpen voordat hij een beschuldigende vinger naar Lecomte kon uitsteken. Grote vent, die Lecomte. Een klein meisje laten omkomen. De klootzak,’ zei ze woest.
‘Verder nog iets?’
Ze haalde haar schouders op.
‘De lijken in St. Basile. Ik draai al negen jaar in dat wereldje mee en ik heb meer dan genoeg om te onderhandelen.’
‘Wil je als getuige worden beschermd?’
‘Ik wil geld hebben en dan is het wegwezen geblazen.’
‘Wil je afkicken?’
Ze haalde haar schouders op.
‘Hoe zit het met Cherokee?’
‘Hij heeft de beenderen van het meisje meegenomen naar het noorden, maar ik heb zijn verhaal opgeschreven. Dat zal ik jullie geven als ik een heel eind hiervandaan in veiligheid ben.’
Ze klonk alsof ze dat idee al liet varen terwijl ze het onder woorden bracht.
‘Waarom kom je hier nu mee?’
‘Omdat ze Dorsey hebben vermoord. Hij heeft de klus voor hen geklaard en toen hebben ze hem naar de andere wereld geholpen.’
Ze schudde haar hoofd en keek weer om zich heen.
‘En ik ben een van hen geworden.’ Haar stem droop van zelfverachting. ‘Ik heb die journalist verlinkt.’
‘Welke journalist?’
‘Lyle Crease. Ik nam aan dat er iets aan de hand was toen u naar hem vroeg, dus heb ik die avond naar het journaal gekeken. Hij was degene die ik bij het appartement van Cherokee had gezien. Toen heb ik de Vipers zijn naam gegeven, in ruil voor een zakje cocaïne.’
‘Jezus Christus!’
‘Ik ben verdomme toch immers een junkie?’ Ze krijste bijna. ‘Als dat spul is uitgewerkt en de wereld steeds dichter op je af komt, ben je nog bereid je moeder te verkopen voor nieuw spul. Bovendien had ik er ook nog andere redenen voor.’
Haar handen begonnen te trillen en ze drukte haar vingertoppen tegen haar slapen.
‘Later heb ik Crease gebeld om een afspraak te maken op de begraafplaats.’ Weer dat lachje vol zelfverachting. ‘Terug in luilekkerland.’
‘Hadden ze je gevraagd die afspraak te maken?’
‘Ja. Ze zijn van plan Crease en ook een paar Heathens koud te maken.’
‘Wat heeft dit te maken met mijn neef?’ Mijn mond was zo droog dat ik nauwelijks kon praten.
‘Crease zei dat ik niet moest proberen iets raars uit te halen, omdat hij het joch bij zich zou hebben.’
Ik hoorde het gerommel van een trein ver in de tunnel.
Weer een hoofdschudden. En profil oogde haar gezicht hard.
‘Die begrafenis gaat een grote snuff-film worden en uw neef zou er een hoofdrol in kunnen spelen.’
Ik voelde de luchtdruk veranderen toen het lawaai van de trein aanzwol. Passagiers aan de overkant liepen dichter naar de rand van het perron.
Jocelyn keek opeens strak naar iets op dat andere perron. In de geloken ogen verscheen even een verbaasde blik. Toen werden ze groot van herkenning. Haar mond ging open.
‘Lecom…’ schreeuwde ze, en haar hand vloog naar de rits van haar tas.
De trein denderde het station in.
Jocelyns hoofd schoot naar achteren en op de muur eromheen verspreidde zich een donkere cumuluswolk. Ik stortte me op het beton en bedekte mijn hoofd met beide handen.
Remmen piepten en sisten.
Ik probeerde achter de bank te kruipen, eronder, waar dan ook. Hij was aan de muur verankerd! Ik kon nergens heen!
Deuren gingen open. Mensen stapten de trein in en uit.
Gegil aan onze kant. Gezichten die werden omgedraaid. Verbazing. Afschuw.
De trein reed weer weg.
Toen veranderden de geluiden. Mensen trokken zich in paniek terug, renden.
Nadat er een volle minuut lang geen schot meer was gelost, ging ik voorzichtig staan, met botdelen en hersenweefsel op mijn jack. Mijn maag kwam in opstand en ik proefde gal.
Stemmen. Engels. Frans.
‘Attention!’
‘Sacrifice!’
‘Bel de politie.’
‘Elle est morte?’
‘Die is al onderweg.’
‘Mon Dieu!’
Verwarring. Geren in de richting van de roltrappen.
Jocelyns lichaam bewoog zich spastisch en uit een mondhoek drupte speeksel. Ik kon urine en ontlasting ruiken en bloed op de bank en de grond zien druipen.
Ik kreeg een visioen van Cherokee. En van anderen, snel, als flitslichten. Gately. Martineau. Savannah Osprey. Emily Anne Toussaint.
Ik had die sterfgevallen niet kunnen voorkomen en ik had ook niets gedaan om ze te veroorzaken. En ik kon niets voor Jocelyn doen. Maar ik zou het niet toestaan dat mijn neef het volgende slachtoffer werd. Dat zou ik niet dulden. De bikers zouden hem niet naar de andere wereld kunnen helpen. Dat zou Kit niet overkomen. En Harry niet. En mij niet.
Op wankele benen liep ik naar de roltrappen, ging naar de begane grond en werd meegevoerd in de stroom voetgangers die zich van de plaats des onheils vandaan haastten. Twee patrouillewagens blokkeerden de ingang al, met openstaande portieren en draaiende zwaailichten. Sirenes kondigden de komst van nog meer wagens aan.
Ik had daar moeten blijven om mijn verhaal te vertellen en de politie de rest moeten laten afhandelen. Ik voelde me misselijk en van afschuw vervuld vanwege de slachting waaraan we maar geen eind leken te kunnen maken. Mijn angst voor Kit ervoer ik als een lichamelijke pijn die beoordelingsvermogen en plichtsbesef naar de achtergrond drong.
Ik maakte me uit de menigte los en zette het op een rennen.