34

Woorden en beelden flitsten door mijn hoofd. Pascals gezicht in neon en schaduw. George Dorsey die mijn naam tegen een ambulancebroeder mompelde. Een glanzende oogbal.

‘… gaat u doen?’ vroeg Kit.

‘Isabelle bellen en dan mijn bed in duiken.’ Ik sloot het programma af en deed de cd in zijn hoes.

‘Is dat alles?’

‘Dat is alles.’

Soms, als gedachten als een gek door mijn hoofd schieten, is de beste strategie achterover te gaan liggen en ze hun eigen patronen te laten zoeken.

‘Bent u niet nieuwsgierig?’

‘Heel erg, en ik zal hoe dan ook achterhalen of Crease banden met de Hells Angels onderhoudt. Maar niet vanavond.’

‘Ik zou er links en rechts naar kunnen informeren.’

‘Dat is nu precies wat je niet zult doen,’ reageerde ik kortaf. ‘Hij kan een gevaarlijke man met gevaarlijke vrienden zijn.’

Kits gezicht bevroor. Toen keek hij omlaag en draaide zich om.

‘Mij best,’ zei hij schouderophalend.

Ik wachtte op de klik van de deur van zijn slaapkamer en draaide toen het nummer van Isabelle. Na vier keer rinkelen nam ze op en ze klonk lichtelijk buiten adem.

‘Mon Dieu. Ik stond helemaal achter in de kast. Ik heb mijn weekendtas van Vuitton op een verkeerde plaats opgeborgen en ik kan me maar niet bedenken waar dat ding kan zijn. Het vervelende is dat geen enkele andere tas goed genoeg is.’

‘Isabelle, ik heb wat informatie nodig.’

Aan mijn toon was te horen dat ik niet in de stemming was voor een discussie over bagage.

‘Oui?’

‘Over Lyle Crease.’

‘Ahhh, Tempe, kleine ondeugd. Ik wist wel dat je van gedachten zou veranderen.’

Dat had ze gedacht! ‘Vertel me eens het een en ander over hem.’

‘Hij is leuk, hè?’

Net als een meelworm, dacht ik, maar ik zei niets.

‘Je weet dat hij voor ctv werkt, dieptejournalistiek bedrijft en heel bekend is.’

‘Hoe lang doet hij dat al?’

‘Hoe lang?’

‘Ja. Hoe lang?’

‘Mon Dieu. Al eeuwen.’

‘Hoeveel jaar?’

‘Dat weet ik niet precies. Hij is al op de buis te zien zolang ik me dat kan herinneren.’

‘Wat heeft hij voor die tijd gedaan?’

‘Voor die tijd?’

‘Ja. Voordat hij voor ctv ging werken.’ Dit was moeilijker dan George Dorsey ondervragen.

‘Laat me eens nadenken.’ Ik hoorde een zacht geklik en stelde me een gelakte nagel voor die tegen de hoorn tikte. ‘Tempe, die vraag kan ik beantwoorden, want Véronique heeft me dat verteld. Zij is presentatrice van een talkshow hier in Canada en interviewt beroemdheden, maar ze is begonnen met de weerberichten voor ctv. Ken je haar?’

‘Nee.’ Mijn linkeroog begon te kloppen.

‘Ze heeft korte tijd met Lyle verke…’

‘Ik zal haar vast wel eens hebben gezien.’

‘Ik geloof dat ze me heeft verteld dat Lyle is weggehaald bij een Amerikaanse krant. Nee. Wacht. Ik begin het me te herinneren.’ Tik. Tik. Tik. ‘Een krant ergens in het westen. Alberta, denk ik. Maar oorspronkelijk komt hij uit de Verenigde Staten. Of misschien heeft hij daar op school gezeten.’

‘Weet je in welke staat?’

‘Ergens in het zuiden, geloof ik. Dat moet jij leuk vinden.’

‘Wanneer is hij naar Canada gekomen?’

‘Daar heb ik werkelijk geen idee van.’

‘Heeft hij hier familie?’

‘O, mijn hemel, dat weet ik ook niet.’

‘Hoe goed ken je Lyle Crease?’

‘Ik ben geen vertrouweling van hem, Tempe.’ Ze begon te klinken alsof ze zich in de verdediging gedrongen voelde.

‘Je hebt geprobeerd mij aan hem te koppelen!’ Ik deed mijn best mijn stem neutraal te houden, maar de irritatie werd merkbaar.

‘Zo hoef je het niet te stellen. Hij vroeg of hij je kon ontmoeten en ik zag geen reden om dat verzoek niet in te willigen. Het is nu niet direct zo dat je dit jaar een geweldig liefdesleven hebt.’

‘Wacht even. Zei Crease dat hij mij wilde ontmoeten?’

‘Ja.’ Behoedzaam.

‘Wanneer kwam hij daarmee?’

‘Dat weet ik niet meer, Tempe. Ik liep hem toevallig tegen het lijf in L’Express, je weet wel, die bistro aan de Rue St. Denis en…’

‘Ja.’

‘Lyle had je foto in de krant gezien en was door je betoverd. Iets dergelijks zei hij, zij het niet met precies die woorden. In elk geval raakten we aan de praat en toen kwam van het een het ander. Voordat ik wist wat ik deed, had ik hem voor dat etentje uitgenodigd.’

Tik. Tik.

‘Zo erg was hij toch niet? In feite was hij zelfs heel charmant.’

‘Hmmm.’ Dat was Ted Bundy ook.

Even zwegen we allebei.

‘Tempe, ben je boos op me?’

‘Nee.’

‘Moet ik zien wat ik kan achterhalen? Ik kan Véronique bellen en…’

‘Nee, laat maar. Het is niet belangrijk.’

Het laatste dat ik nodig had, was Lyle Crease alarmeren.

‘Ik was alleen nieuwsgierig. Een goede reis, Isabelle.’

‘Merci. Waar denk je dat die weekendtas kan zijn gebleven?’

‘Kijk maar eens in je bergkast.’

‘Bonne idée. Bonsoir, Tempe.’

Toen we de verbinding verbraken, besefte ik dat ik niet had gevraagd waar ze naartoe ging.

Een uur later begon mijn geest op volle toeren te werken. Terwijl ik in bed lag en probeerde me voor Kits muziek af te sluiten, dreven beelden, feiten en vragen naar het oppervlak en zonken dan weer de diepte in, als tropische vissen in een onderbewuste tank.

Beeld. Lyle Crease die wijn inschonk.

Feit. Crease had Isabelle de uitnodiging ontfutseld. Hij was in St. Basile-le-Grand geweest, was op de hoogte van de vondst van de skeletten en had het artikel in de Gazette gezien vóór het etentje bij Isabelle.

Vragen. Waarom had hij me willen ontmoeten? Had zijn verzoek te maken met de vondst van de skeletten? Was hij eenvoudigweg op zoek geweest naar een primeur, of had hij andere redenen gehad om informatie te willen hebben?

Beeld. Een jonge Lyle Crease op een gechopte motor.

Feit. Crease had banden met de zuidelijke staten.

Vragen. Wat deed Crease met de boys van thuis? Had hij de foto van de begrafenis van Silvestre van mij gestolen? Zo ja, waarom? Kon zijn verleden hem nu op de een of andere manier in gevaar brengen? Voor wie was hij bang?

Beeld. Een hyena van een arbeider die langs mijn huizenblok liep.

Feit. Los van de aanvankelijke angst die de man bij mij had opgeroepen, had hij ergens ook een belletje doen rinkelen.

Vragen. Had Kit gelogen toen ik hem naar bezoek vroeg? Waarom? Wie was die man met de baseballpet? Waarom riep hij zo’n sterke reactie bij me op?

Beeld. LaManche, liggend aan slangen en beademingsapparatuur.

Feit. De patholoog was in de zestig en had nooit de tijd genomen om te fitnessen of fatsoenlijk te eten.

Vragen. Zou hij in leven blijven? Zou hij ooit weer gaan werken?

Beeld. Ryan hangend op een barkruk.

Feit. Hij werkte undercover en was nooit overgelopen.

Vragen. Hadden zijn handelingen om mij te beschermen risico’s opgeleverd voor zijn dekmantel? Verkeerde hij in gevaar? Had ik daartoe bijgedragen?

Die mijmeringen vermengden zich met meer praktische overwegingen. Hoe krijg ik Kit terug naar Houston? Birdie had al moeten worden ingeënt. Het gat in mijn kies. Mijn haar dat snel weer moest groeien.

Onder al die gedachten bleef het signaal uit mijn onderbewuste zich echter laten horen, onophoudelijk maar buiten mijn bereik. De arbeider met de baseballpet. Ik lag te woelen, gefrustreerd omdat mijn psyche een boodschap verstuurde die ik niet kon ontcijferen.

Ik sliep onrustig toen de telefoon hard rinkelde.

‘Hallo.’ Slaperig.

‘O. Lag je in bed?’

De verlichte cijfers op mijn wekker wezen kwart over een aan.

‘Hmmm.’

‘Het was de universiteit van South Carolina,’ tsilpte Isabelle.

‘Wat?’

‘Lyle komt uit London, Ontario, maar hij heeft gestudeerd in South Carolina.’ Haar stem klonk heel voldaan. ‘En maak je geen zorgen over mijn bron. Ik ben très discreet geweest.’

O, mijn hemel.

‘Dank je, Isabelle.’ Mompelend.

‘Ga nu maar weer slapen. O ja. Ik heb de koffer in de kast van de badkamer gevonden. Stom van me, hè? Bonsoir.’

Kiestoon.

Ik legde de hoorn op de haak en liet mijn hoofd weer op het kussen ploffen. Het viel me op dat de muur van de slaapkamer niet langer trilde. Was Kit de deur uit gegaan?

Terwijl ik wegdoezelde, ondernam mijn onderbewuste nog een poging beelden omhoog te sturen. De hyena kreeg vorm met zijn leren vest en smerige lange haar. Laarzen. Pet.

Pet.

Mijn ogen vlogen open en ik schoot overeind, in mijn geheugen zoekend naar een ander beeld.

Was het mogelijk?

De volgende morgen was ik op voordat de wekker ging. Ik keek om de hoek van Kits deur en zag dat hij lag te slapen. Ik nam een douche, kleedde me aan en rommelde tot het tijd was om naar het lab te gaan.

Ik ging regelrecht door naar Ronald Gilberts kantoor en kwam met mijn verzoek. Zonder iets te zeggen liep hij naar een plank, pakte een videoband en gaf die aan me. Ik bedankte hem en liep snel naar de vergaderruimte.

Zenuwachtig deed ik de band in een videorecorder en zette de monitor aan. Omdat ik niet wist op welk punt ik het tafereel zou vinden, begon ik bij het begin en draaide de band in een versneld tempo af.

Beelden van het appartement van Cherokee Desjardins schoten trillend over het scherm. De huiskamer, de keuken, het lijk zonder hoofd. Toen werd de lens op de muren vol bloedspetters gericht.

De camera filmde een hoek, zoomde in en uit. Ik drukte op een knop en de band liep nu op normale snelheid.

Twee minuten later zag ik het voorwerp tussen de muur en een verroeste vogelkooi met een gitaar erop. Ik zette het beeld stil en las vier letters die door een wijnkleurige vlek heen te zien waren.

-cock-

Ik bekeek de pet aandachtig. Hij was rood en wit en ik kon delen zien van een bekend logo dat niet tot me was doorgedrongen toen ik daar was. In gedachten vulde ik de letters aan die door het bloed van Cherokee niet te zien waren.

G-a-m-e----s.

Ja.

Gamecocks.

Op de pet had niet een of andere macho obsceniteit gestaan. Wel de naam van een sportteam. De Gamecocks.

De Gamecocks van de universiteit van South Carolina.

De pet van de hyena had mijn onderbewuste een duwtje in de goede richting gegeven. Isabelles telefoontje had mijn geest in staat gesteld zich te organiseren en de doorbraak te bewerkstelligen.

Op dat moment stak Michel Charbonneau zijn hoofd om de hoek van de deur. Hij hield een bruine envelop omhoog.

‘Claudel heeft me gevraagd dit aan je te geven. Het is het officiële plan voor morgen en Roy wilde dat je dat in handen kreeg.’

‘Ik neem aan dat Monsieur Claudel het te druk heeft?’

Charbonneau haalde zijn schouders op. ‘Hij is voor beide afdelingen met die moorden bezig.’

Zijn blik gleed naar de monitor.

‘Desjardins?’

‘Ja. Kijk hier eens naar.’

Hij liep om de tafel heen en ging achter me staan. Ik wees op de pet.

‘Van de universiteit van South Carolina.’

‘You can’t lick our cocks.’

‘Je kent het team dus.’

‘Zo’n motto trekt ieders aandacht.’

‘Dat is niet de officiële slogan.’

‘Cherokees inrichting suggereerde dat hij een sportliefhebber was.’

Die opmerking negeerde ik.

‘Heeft Cherokee op alle foto’s die je van hem hebt gezien ooit iets op zijn hoofd gehad?’

Charbonneau dacht even na.

‘Nee. Hoezo?’

‘Misschien is die pet niet van hem, maar van zijn moordenaar.’

‘Dorsey?’

Ik vertelde hem over de foto’s van Lyle Crease.

‘Dus die vent heeft wat tijd doorgebracht in South Carolina. Dat zegt niks. De helft van de bevolking van Quebec houdt daar vakantie.’

‘Waarom zou Crease opeens belangstelling voor me krijgen nadat ik die lijken had opgegraven?’

‘Los van het feit dat je een leuke meid bent?’

‘Los daarvan.’

‘Oké. Als alles wat rustiger is geworden, zouden we Crease kunnen verhoren over Gately en Martineau. Maar er is niets wat hem verbindt met de moord op Cherokee.’

Ik vertelde hem over de foto die bij Myrtle Beach was genomen.

‘Crease en Cherokee kenden elkaar en die foto was niet van een uitje van de verkenners.’

‘Een reis door Dixie in de ijstijd. Crease is journalist. Misschien was hij met een verhaal bezig.’

Charbonneau liet de envelop op de tafel vallen.

‘Luister. Cherokee kreeg chemotherapie. Hij heeft die pet waarschijnlijk aangeschaft toen hij geen haar meer overhad. Maar als jij je daar beter bij voelt, zal ik Crease eens nader onder de loep nemen.’

Toen hij was vertrokken, was mijn geest aan het zigzaggen door een labyrint van verklaringen. De pet zou van Dorsey kunnen zijn. Hij had beweerd iets te weten over Savannah Osprey. Misschien was hij in South Carolina geweest.

Toen de camera verder langs de muur ging, draaide ik de band terug en ging weer de hoek om. Bloedspetters. Gitaar. Vogelkooi. Pet.

Toen kwam er een beeld dat van heel dichtbij was genomen en voelde ik de haartjes in mijn nek overeind gaan staan. Ik boog me dichter naar het scherm toe en keek er met samengeknepen ogen naar, hopend iets zinnigs te kunnen maken van wat ik had ontdekt. Het was vaag, maar onmiskenbaar.

Ik draaide de band helemaal terug, zette de videorecorder uit en liep snel de gang op. Als wat ik had gezien echt was, zouden Claudel en Charbonneau op zoek moeten gaan naar een andere theorie.

Ik nam de trap naar de twaalfde verdieping en liep naar een groot raam van een kamer vol planken en afsluitbare kastjes. Op een blauw bordje stond Salle des Exhibits. De kamer waarin persoonlijke bezittingen werden bewaard.

Een geüniformeerde agent van de sq schoof een jachtgeweer over de balie. Ik wachtte terwijl de vrouwelijke klerk formulieren invulde, de agent een ontvangstbewijs overhandigde, het wapen vervolgens van een label voorzag en het meenam naar de opslagruimte. Toen ze terugkwam, liet ik haar het nummer van de zaak-Cherokee zien.

‘Kunt u nagaan of er een sportpet bij het bewijsmateriaal zit?’

‘Voor die zaak was er een lange lijst,’ zei ze terwijl ze het nummer invoerde in de computer. ‘Dit kan even duren.’

Ze keek aandachtig naar het scherm.

‘Ja, hier heb ik hem. Er zat een pet bij.’ Ze las de tekst. ‘Hij is op de afdeling Biologie geweest om een bloedvlek te onderzoeken, maar nu is hij weer hier.’

Ze verdween tussen de planken en kwam even later terug met een plastic zak met rits. Ik zag een rode pet.

‘Wilt u hem meenemen?’

‘Als u er geen bezwaar tegen hebt, bekijk ik hem hier wel.’

‘Dat is best.’

Ik maakte de rits open en liet de pet op de balie glijden. Voorzichtig tilde ik de rand op en bekeek de binnenkant.

Daar zag ik het. Roos.

Ik deed de pet weer in de zak, trok de rits dicht en bedankte de vrouw. Toen vloog ik naar mijn kantoor en pakte de telefoon.