9

Ik deed mijn ogen dicht en luisterde naar de koeien die in de verte zacht stonden te loeien. Ergens was het leven rustig, routinematig en zinnig.

Toen ik mijn ogen weer opendeed, waren de beenderen er nog steeds maar begreep ik er nog altijd niets van. Het begon al snel schemerig te worden en daardoor werd de omgeving van haar details beroofd, als een langzaam vervagend beeld in een oude film. We konden het opgraven die dag niet voltooien, dus zouden antwoorden op vragen moeten wachten.

Ik wilde niet het risico lopen bewijsmateriaal te vernietigen door in het donker rond te stommelen. De lijken lagen hier al een tijdje en dat kon nog wel een paar uur zo blijven. We zouden de vrijgekomen stoffelijke resten uit elk graf verwijderen, maar dat was alles. Daarna zou deze plek worden bewaakt en zouden we morgen doorgaan.

Quickwater stond nog steeds naar me te kijken. Ik keek om me heen, maar kon Claudel nergens ontdekken.

‘Ik moet met uw partner spreken,’ zei ik terwijl ik terugliep naar mijn plek.

Quickwater stak een vinger op. Toen haalde hij een gsm uit zijn jasje, toetste een nummer in en gaf het aan me. Claudel reageerde vrijwel meteen.

‘Waar bent u?’

‘Achter een populier. Had ik om een piaspas moeten vragen?’

Stomme vraag, Brennan.

‘Uw partner vond twee skeletten niet genoeg, dus heeft hij een derde voor ons ontdekt.’

‘Sacré bleu!’

‘Nou ja, het is niet precies een skelet. Uit wat ik kan zien bestaat nummer drie uit een schedel en een paar botten van benen.’

‘Waar is de rest?’

‘Heel slimme vraag, rechercheur Claudel. Dat verbaast mij ook enigermate.’

‘Wat wilt u doen?’

‘Alle botten verwijderen en er dan mee ophouden tot het weer dag is. St. Basile moet het terrein hermetisch afsluiten en een bewaker bij elk graf zetten. Het zal niet al te moeilijk zijn dit terrein te bewaken, want het is beter beveiligd dan Los Alamos.’

‘De huiseigenaren zullen daar niet zo gelukkig mee zijn.’

‘Dat kan, maar ik had mijn week ook anders gepland.’

Het duurde nog geen uur om de beenderen in plastic zakken te doen en ze naar het lijkenhuis te laten overbrengen. De grill en het andere fysieke bewijsmateriaal werden van een label voorzien en naar het politielab gestuurd. Toen dekte ik de kuilen met plastic af en droeg de zorg ervoor over aan de politie van St. Basile.

Zoals voorspelbaar was reden Quickwater en ik in stilte terug naar de stad. Thuis draaide ik Ryans nummer, maar er werd nog steeds niet opgenomen.

‘Waarom, Andy, waarom?’ fluisterde ik alsof hij er was en me kon horen. ‘Laat dit alsjeblieft niet waar zijn.’

Mijn avond bestond uit een bad, een pizza en een vroege duik in mijn bed.

Bij het ochtendgloren waren we allemaal weer bij het picknickterrein van de Vipers. Het kreekje gorgelde nog, de vogels griepten nog steeds en wederom kon ik mijn adem in de ochtendlucht zien. Slechts twee dingen waren anders.

Claudel had ervoor gekozen in de stad te blijven om andere aanwijzingen na te trekken.

Gedurende de nacht was het nieuws van de vondst van de lijken uitgelekt naar de media en toen we arriveerden, werden we opgewacht door een invasiemacht. Auto’s en bestelbusjes stonden langs de hoofdweg en verslaggevers bestormden ons met vragen in het Engels en in het Frans. We negeerden hen in beide talen, reden langs de camera’s en de microfoons, identificeerden ons bij de dienstdoende agent en glipten de hekken door.

Ik maakte elk graf weer open en ging verder waar ik was gebleven, beginnend met de plaats waar de twee lijken lagen. Ik groef de kuil uit tot een diepte van een meter tachtig, maar vond alleen een paar handbeenderen en nog een paar laarzen.

Ik deed hetzelfde bij Quickwaters plek en mijn verbazing nam met elke schep aarde toe. Afgezien van de schedel en de botten van benen bevatte het graf niets. Geen sieraden, geen resten van kleding. Geen sleutels of plastic naamkaartjes. Geen spoor van haren of zacht weefsel. Er werden nog meer gpr-scans uitgevoerd, maar die leverden niets op.

Er was nog iets anders wat griezelig was. Hoewel het in het graf met de twee skeletten had gewemeld van de restanten van insecten, leverde het graf bij 3 noord/9 oost geen enkele gefossiliseerde larve of resten van een ontpopping op. Ik kon geen verklaring voor dat verschil bedenken.

Om vijf uur hadden we de kuilen gedicht en mijn spullen in het bestelbusje van de technische recherche gezet. Ik was moe, vies en verward, en de geur van de dood hing aan mijn haren en mijn kleren. Het enige dat ik wilde doen was naar huis gaan en me een uur lang soppen met water en zeep.

Terwijl Quickwater de hekken door reed, werd de weg versperd door een televisieploeg die weigerde ons te laten passeren. We kwamen tot stilstand en een man van middelbare leeftijd met een bos haar vol haarlak en een perfect gebit liep naar mijn kant en tikte op het portierraam. Achter hem richtte een cameraman zijn lens op mijn gezicht.

Omdat ik niet in de stemming was voor diplomatie, maakte ik het raampje open, boog me naar buiten en deelde in niet mis te verstane bewoordingen mee dat ze de weg vrij moesten maken. Het licht van de camera ging aan en de verslaggever begon me te bestoken met vragen. Ik kwam met suggesties voor plaatsen waar ze hun apparaten konden opslaan en bestemmingen waarvan ze zouden kunnen genieten. Toen rolde ik met mijn ogen, trok mijn hoofd terug en drukte op het knopje. Quickwater gaf een dot gas en we schoten weg. Ik draaide me om en zag de verslaggever op de weg staan, met de microfoon nog in zijn hand geklemd en een stomverbaasde uitdrukking op zijn onberispelijke gezicht.

Ik leunde achterover en deed mijn ogen dicht, wetend dat Quickwater zijn mond niet zou opendoen. Dat was maar goed ook. Vragen wervelden door mijn hoofd, draaiend en kolkend als het water van een gezwollen kreek.

Wie was dat derde slachtoffer? Hoe was hij gestorven? De antwoorden op die vragen hoopte ik in het lab te vinden.

Wanneer was hij gestorven? Hoe was een deel van zijn kadaver in een clandestien graf bij het clubhuis van de Vipers beland? Ik nam aan dat die vragen aan de Vipers moesten worden gesteld.

Het meest verbazingwekkende was het ontbreken van vele lichaamsdelen. Waar was de rest van het skelet? Terwijl ik de beenderen had verwijderd en ingepakt, had ik goed gelet op tekenen van door dieren toegebrachte schade. Beren, wolven, prairiehonden en andere roofdieren doen zich bij voorkomende gelegenheden graag te goed aan mensenlijken. Hetzelfde gold voor huisdieren als honden en katten.

Ik had niets gezien wat erop wees dat aaseters er met de ontbrekende lichaamsdelen vandoor waren gegaan. Aan geen van de botten was geknauwd, ik had nergens krassen of gaten van tanden gezien. Verder had ik ook geen sporen waargenomen van een zaag of een mes die erop wezen dat het lichaam in stukken was gehakt.

Dus waar was de rest van de overledene?

Ik plande die woensdagavond als een aangepaste herhaling van de dinsdag daarvoor. Bad. Magnetron. Pat Conroy. Bed. Maar met uitzondering van het eerste stadium ging het anders.

Ik had me net afgedroogd en een groene flanellen nachtjapon aangetrokken toen de telefoon rinkelde. Birdie liep achter me aan naar de huiskamer.

‘Mon Dieu, jouw gezicht begint bekender te worden dan het mijne.’

Dat was beslist niet iets wat ik wilde horen. Isabelle, die al meer dan twintig jaar theater- en televisiewerk deed, was een van de meest geliefde actrices in Quebec. Ze werd altijd overal herkend.

‘Ik heb het journaal van zes uur gehaald,’ zei ik, gissend.

‘Een voorstelling waarmee je een Oscar zou kunnen winnen, vol rauwe woede en de brandende hartstocht van…’

‘Hoe erg was het?’

‘Je kapsel oogde goed.’

‘Hebben ze achterhaald wie ik ben?’

‘Mais oui, Docteur Brennan.’

Verdomme. Toen ik me op de bank liet ploffen, nestelde Birdie zich op mijn schoot, rekenend op een lang gesprek.

‘Was de geluidsband gekuist?’

‘Er was geen onvertogen woord te horen, maar ik kan behoorlijk goed liplezen, Tempe. Waar heb je die woorden geleerd?’

Ik kreunde en herinnerde me een aantal van mijn meer kleurrijke suggesties over de plaatsing van de camera’s en de microfoons.

‘Maar dat is niet de reden waarom ik je bel. Ik wil dat je zaterdagavond bij mij komt eten. Er komen ook een paar vrienden van me en ik denk dat je wat sociale therapie nodig hebt, dat je een tijdje uit de buurt moet zijn van die afschuwelijke bikers en die kwestie rond Ryan.’

Die kwestie rond Ryan.

‘Isabelle, ik denk niet dat ik op dit moment aangenaam gezelschap zou zijn. Ik…’

‘Tempe, met een nee neem ik geen genoegen. Ik wil dat je parels draagt, parfum op doet en je mooiste kleren aantrekt. Daardoor zal je hele visie op de wereld verbeteren.’

‘Isabelle, zeg dat je niet van plan bent opnieuw te proberen me aan iemand te koppelen.’

Even luisterde ik naar de stilte. ‘Tempe, door het werk dat je doet word je te achterdochtig. Ik heb al tegen je gezegd dat ik verder alleen een paar vrienden heb uitgenodigd. Bovendien heb ik een verrassing voor je.’

O nee.

‘Wat voor een verrassing?’

‘Als ik je dat vertel, zal het geen verrassing meer zijn.’

‘Vertel het me toch maar.

‘Bon. Er komt iemand met wie ik je kennis wil laten maken en ik weet dat hij het heerlijk zou vinden jou te ontmoeten. In feite hebben jullie elkaar al eens gezien, maar zijn jullie nooit formeel aan elkaar voorgesteld. Deze man is absoluut niet geïnteresseerd in een romantische relatie. Vertrouw me.’

Gedurende de afgelopen twee jaar had ik veel vrienden van Isabelle ontmoet, van wie de meesten betrokken waren bij de kunstwereld. Sommigen waren saai, anderen heel interessant. Velen waren homoseksueel. Ze waren allemaal op de een of andere manier uniek. Ze had gelijk. Een frivool avondje zou me goed doen.

‘Oké. Wat kan ik meenemen?’

‘Niets. Trek alleen je pumps aan en zorg dat je hier om zeven uur bent.’

Nadat ik de handdoek van mijn hoofd had gedraaid en mijn haren had gekamd, zette ik een visgerecht in de magnetron. Ik was net de tijdklok aan het instellen toen de deurbel ging.

Ryan, hoopte ik opeens terwijl ik naar de hal liep. Het was allemaal een vergissing gebleken. Maar als dat niet zo was, wilde ik hem dan eigenlijk wel zien? Wilde ik weten waar hij was geweest en wat hij zou zeggen?

Ja. Wanhopig graag.

Het zelfonderzoek bleek onnodig te zijn geweest omdat ik op het videoschermpje Jean Bertrand en niet zijn partner in de hal bij de voordeur zag staan. Ik drukte op de knop om hem het gebouw in te laten en liep toen naar de slaapkamer om sokken en een kamerjas aan te trekken. Toen hij mijn appartement in liep, aarzelde hij, alsof hij probeerde zichzelf onder controle te krijgen. Na een moeilijk moment stak hij zijn hand uit. Ik drukte die en hij voelde koud aan.

‘Hallo, Tempe. Sorry dat ik je zo overval.’

Het was de laatste tijd kennelijk in de mode om me te overvallen. Ik knikte.

Zijn gezicht was afgetrokken en onder zijn ogen had hij donkere wallen. Normaal gesproken kleedde hij zich onberispelijk. Nu had hij een verschoten spijkerbroek en een gekreukt suède jack aan. Hij wilde weer wat zeggen, maar ik onderbrak hem met het voorstel naar de huiskamer te gaan. Hij koos voor de bank en ik krulde me op de stoel daartegenover op.

Bertrand nam me aandachtig op, met een gezicht dat gespannen was door emoties die ik niet kon duiden. In de keuken maakte de magnetron met zachte geluidjes mijn witvis, worteltjes en rijst met kerrie warm.

Dit is jouw feestje, dacht ik, en ik weigerde de stilte te verbreken. Uiteindelijk zei hij: ‘Ten aanzien van Ryan…’

‘Ja?’

‘Hoewel ik je telefoontjes heb ontvangen, kon ik er toen gewoon niet over praten.’

‘Wat behelst dat “er” precies?’

‘Hij is op borgtocht vrijgelaten, maar hij is in staat van beschuldiging gesteld wegens…’

‘Ik ken de aanklachten.’

‘Wees niet boos op me. Ik had er geen idee van welk standpunt jij in zou nemen.’

‘Mijn hemel, Bertrand, hoeveel jaar ken je me al?’

‘Ik ken Ryan al heel wat langer!’ reageerde hij kortaf. ‘Kennelijk kan ik mensen slecht beoordelen.’

‘We lijken op dat gebied geen van beiden uitblinkers te zijn.’

Ik haatte mezelf omdat ik zo koel deed, maar het feit dat Bertrand me niet had gebeld, had me gekwetst. Toen ik voor mij belangrijke informatie nodig had gehad, had hij me terzijde geschoven alsof ik een bedelende dronkelap was die hij op straat was tegengekomen.

‘Luister. Ik weet niet wat ik je kan vertellen, want er worden bijna geen mededelingen over gedaan. Ik heb me wel laten vertellen dat Ryan, als ze klaar met hem zijn, niet eens meer in aanmerking zal kunnen komen voor een administratieve functie.’

‘Is het zo erg?’ Ik keek naar mijn vingers, die met de franje van een kussentje aan het spelen waren.

‘Ze hebben genoeg om hem tot levenslang te veroordelen.’

‘Wat hebben ze dan?’

‘Toen ze zijn appartement doorzochten, hebben ze voldoende methamfetamine gevonden om een derdewereldland te braden, plus gestolen parka’s met een waarde van meer dan tienduizend dollar.’

‘Parka’s?’

‘Ja. Die Kanuks, die iedereen dolgraag wil hebben.’

‘En?’ Ik had de franje zo stevig om mijn vinger gedraaid dat mijn hand en pols er zeer van deden.

‘Verder hebben ze getuigen, video-opnamen en een stinkend spoor dat regelrecht naar het midden van de stronthoop leidt.’

De stem van Bertrand verried zijn emotie. Hij haalde diep adem.

‘Er is nog meer. Nog ontzettend veel meer shit. Maar daar kan ik niet over praten. Begrijp dat alsjeblieft, Tempe. Luister. Het spijt me dat ik je in het onzekere heb gelaten. Het heeft een tijdje geduurd voordat ik het zelf had verwerkt. Ik kon het gewoon niet geloven, maar…’

Hij zweeg, bang om zijn eigen stem te vertrouwen.

‘Ik denk dat hij zijn verleden nooit echt helemaal achter zich heeft gelaten.’

Als student was Ryan gaan drinken en pillen gaan slikken en had de academische wereld uiteindelijk ingeruild voor een leven aan de zelfkant van de maatschappij. Een aan cocaïne verslaafde vent met een mes had hem bijna naar de andere wereld geholpen, waarna de wilde jongen een andere koers was gaan varen, politieman was geworden en promotie had gemaakt tot de rang van inspecteur. Dat alles wist ik, maar toch…

‘Ik had gehoord dat iemand Ryan had verraden en wat mij betrof kon jij dat zijn geweest. Maar dat is nu niet meer belangrijk. Die rotzak deugt niet en hij verdient wat hij zal krijgen.’

Heel lange tijd zeiden we geen van beiden iets. Hoewel ik Bertrand naar me voelde staren, weigerde ik hem aan te kijken of mijn mond open te doen. De magnetron piepte en toen werd het weer stil.

‘Denk je echt dat hij het heeft gedaan?’ vroeg ik uiteindelijk. Mijn wangen voelden heet aan en mijn borst brandde onder mijn borstbeen.

‘De afgelopen paar dagen heb ik niets anders gedaan dan aanwijzingen natrekken dat hij het niet had gedaan. Alles. Iedereen. Het enige waaraan ik behoefte had, was een spoortje van twijfel.’

Toen hij een gebaar met zijn duim en wijsvinger maakte, zag ik zijn hand licht trillen.

‘Dat was er niet, Tempe.’ Hij streek met een hand over zijn gezicht. ‘Maar het doet er niet meer toe.’

‘Het doet er wel toe. Het is het enige dat ertoe doet.’

‘Volstrekt onmogelijk, dacht ik aanvankelijk. Dit kan Andrew Ryan niet hebben gedaan. Toen hoorde ik welke bewijzen ze in handen hadden.’

Hij haalde nog een keer diep adem.

‘Luister, Tempe. Het spijt me. Al deze ellende spijt me zo dat ik niet meer zeker weet wie ik ben of welke kant deze wereld op gaat. En ik ben er niet zeker van of het de prijs voor een ritje waard is.’

Toen ik opkeek, sprak er groot verdriet uit de gezichtsuitdrukking van Bertrand en ik wist precies wat hij voelde. Hij probeerde zijn partner niet te verachten omdat hij aan hebzucht had toegegeven, terwijl hij hem tegelijkertijd haatte vanwege het intens koude, lege gevoel dat zijn verraad had veroorzaakt.

Bertrand beloofde contact met me op te nemen als hij nog iets te weten kwam. Nadat hij was vertrokken, smeet ik de vis in de vuilnisemmer en huilde mezelf in slaap.