ISAAC
ASIMOV
De Zwarte weduwnaars
INHOUD
Wie het laatst lacht 2
Nep Doctor 12
Om de waarheid te zeggen 26
De man die lucifersboekjes verzamelde 34
Zondagochtend vroeg 48
De voor-de-hand-liggende factor 60
De wijzende vinger 73
Lullaby of Broadway 85
Yankee Doodle 99
De curieuze weglating 112
Uit het oog 126
WIE HET LAATST LACHT
Hanley Bartram was die avond de gast van de Zwarte Weduwnaars op hun maandelijkse bijeenkomst in het rustige eetzaaltje waar zij - althans die ene keer in de maand - de dood zwoeren aan elk vrouwelijk gezelschap.
De opkomst varieerde: deze keer waren er vijf leden aanwezig. Geoffrey Avalon was die avond gastheer. Hij was een lange man met een keurig verzorgd snorretje en een vrij kleine baard, meer wit dan zwart nu, hoewel zijn haar nog even zwart was als vroeger.
Als gastheer viel hem de taak toe de rituele toost uit te spreken waarmee het diner officieel begon. Met luide en enthousiaste stem zei hij: 'Op Old King Cole, zaliger nagedachtenis. Moge zijn pijp eeuwig aan, zijn nap eeuwig vol en zijn fiedelaars eeuwig gezond zijn en mogen wij allemaal even lang en vrolijk leven als hij.'
Iedereen riep 'Amen,' nipte aan zijn glas en ging zitten. Avalon zette zijn glas bij zijn bord. Het was zijn tweede en het was precies half leeg. Het zou daar de rest van de avond blijven staan en hij zou het niet meer aanraken. Hij was octrooigemachtigde en lette in het maatschappelijk verkeer even precies op de kleinigheden als in zijn werk. Anderhalf glas en niet meer was de hoeveelheid drank die hij zich bij deze gelegenheden toestond.
Thomas Trumbull kwam op het laatste ogenblik de trap opstormen, als altijd met de kreet: 'Henry, een whisky-soda, voor ik sterf.'
Henry, nu al verscheidene jaren de kelner bij deze bijeenkomsten (geen van de Zwarte Weduwnaars had ooit zijn achternaam horen gebruiken) had de whisky-soda al klaarstaan. Hij was ongeveer zestig maar zijn gezicht was ongerimpeld en kalm. Zijn stem scheen in de verte te verdwijnen, terwijl hij nog sprak. 'Alstublieft, meneer Trumbull.'
Trumbull zag Bartram meteen en zei in een terzijde tegen Avalon: 'Je gast?'
'Hij vroeg of hij mocht komen,' zei Avalon, terwijl hij zijn stem zoveel hij kon tot een gefluister liet dalen. 'Een aardige vent. Je zult hem wel mogen.'
Aan het diner werd even druk door elkaar gepraat als altijd tijdens de bijeenkomsten van de Zwarte Weduwnaars. Emanuel Rubin, de tweede met een baard - dun en schraal, onder een mond met wijd uit elkaar staande tanden - had moeilijkheden gehad met het schrijven van zijn boek maar nu was hij eruit gekomen. Hij zat enthousiast uit te wijden over de bijzonderheden van het verhaal dat hij net af had. James Drake, een man met een rechthoekig gezicht, een snor maar geen baard, onderbrak hem met herinneringen aan andere verhalen die er zijdelings enig verband mee hielden. Drake was een chemicus maar zijn kennis op het gebied van thrillers en aanverwante lectuur was encyclopedisch. Trumbull beschouwde zich, omdat hij code-expert was, ingewijde in de geheimen van de regering en vond het nodig woedend te worden over de politieke uitspraken van Mario Gonzalo. 'Wel godverdomme,' schreeuwde hij, in een van zijn minder kwaadaardige stemmingen, 'Hou jij je nou maar bij je stomme collages en je jutezakken en laat de wereldpolitiek over aan mensen die het beter weten dan jij.'
Trumbull was nog niet bijgekomen van de eenmans tentoonstelling die Gonzalo eerder dat jaar had gehouden en Gonzalo, die dit begreep, lachte opgewekt en zei: 'Wie zijn dat dan? Noem me eens iemand.'
Bartram, kort en dik, met in kleine ringetjes krullend haar, hield zich vastberaden aan zijn rol van gast. Hij luisterde naar iedereen, glimlachte naar iedereen en zei weinig.
Tenslotte kwam het ogenblik dat Henry de koffie inschonk en met geoefende hand het dessert begon rond te dienen. Dit was het moment waarop het traditionele kruisverhoor van de gast moest beginnen.
Degenen die de eerste vragen stelde was, bijna traditioneel, (bij die gelegenheden dat hij aanwezig was) Thomas Trumbull. Zijn gebruinde gezicht, dat was vertrokken tot een uitdrukking van eeuwige ontevredenheid, keek kwaad, toen hij begon met de altijd gelijkluidende eerste vraag: 'Meneer Bartram, hoe rechtvaardigt u uw bestaan?'
Bartram glimlachte. Zich zorgvuldig uitdrukkend, zei hij: 'dat heb ik nooit geprobeerd. Bij die gelegenheden dat mijn cliënten tevreden over mij zijn, vinden zij mijn bestaan gerechtvaardigd.' 'Uw cliënten?' zei Rubin. 'Wat doet u dan, meneer Bartram?' Ik ben privédetective.'
'Prachtig,' zei James Drake. Ik geloof niet dat we die al eerder hebben gehad. Manny, nu kun je voor de verandering eindelijk eens de juiste gegevens krijgen voor als je je stoere nepverhalen schrijft.'
'Niet van mij,' zei Bartram vlug.
Trumbull keek kwaad. 'Willen de heren zo vriendelijk zijn dit aan mij over te laten. Ik ben belast met de ondervraging. Meneer Bartram, u spreekt van de gelegenheden dat uw cliënten tevreden zijn. Zijn ze altijd tevreden?'
'Het komt wel eens voor dat daarover valt te twisten,' zei Bartram. 'Om de waarheid te zeggen, zou ik vanavond met u willen spreken over Eén geval waarbij het zeer te betwisten was. Het is zelfs mogelijk dat éen van u mij ermee zou kunnen helpen. Het was dan ook om die reden dat ik mijn goede vriend Jeff Avalon heb gevraagd mij eens voor een bijeenkomst uit te nodigen, toen ik de bijzonderheden over het verloop ervan had gehoord. Hij heeft dat tot mijn genoegen gedaan.' 'Bent u bereid om deze twijfelachtige tevredenheid of ontevredenheid van uw cliënt hier te bespreken?' 'Ja, als u dat goedvindt.'
Trumbull keek naar de anderen om te zien of er iemand tegen was. Gonzalo's uitpuilende ogen waren op Bartram gericht en hij zei: 'Mogen we interrumperen?' Hij zat snel en met een bewonderenswaardig sober gebruik van lijnen op de achterkant van zijn menu een karikatuur van Bartram te tekenen. Later zou die bij de andere afbeeldingen van gasten gevoegd worden, die in een fraaie stoet langs de muren marcheerden. 'Binnen redelijke grenzen,' zei Bartram. Hij zweeg even om een slok van zijn koffie te nemen. Toen zei hij: 'Het verhaal begint met Andersom Zo zal ik hem verder noemen. Hij was vergaarder.'
'Een belastinggaarder?' vroeg Gonzalo fronsend. 'Een vergaarder. Hij verwierf dingen, hij verdiende ze, kocht ze, vond ze, verzamelde ze. Ten aanzien van hem bewoog de wereld zich maar in een richting: naar hem toe, nooit van hem af. Hij had een huis waarin deze stroom van materiaal binnenvloeide en voorgoed tot stilstand kwam. In de loop van de jaren werd de stroom groter en verbazend gevarieerd. Hij had ook een compagnon, die ik alleen als Jackson zal aanduiden.' Trumbull onderbrak hem met een frons, niet omdat er iets te fronsen viel maar omdat hij altijd fronste. Hij zei: Is dit verhaal waar?'
'Ik vertel alleen ware verhalen,' zei Bartram langzaam en zorgvuldig. Ik heb niet genoeg verbeelding om te liegen.' 'Is het vertrouwelijk?'
'Ik zal het verhaal zo vertellen dat het niet makkelijk herkenbaar is. Maar mocht u het herkennen, dan zou het vertrouwelijk zijn.'
'Ik begrijp uw gebruik van de conjunctief,' zei Trumbull. Maar ik verzeker u dat wat binnen deze muren wordt besproken nooit naar buiten komt; er wordt zelfs niet de geringste toespeling op gemaakt, hoe zijdelings ook. Henry weet dit ook.' Henry, die twee van de koffiekopjes opnieuw volschonk, glimlachte een beetje en boog instemmend zijn hoofd. Bartram glimlachte ook en ging verder. 'Jackson had ook een ziekte. Hij was eerlijk, onontkoombaar, door en door eerlijk. Zijn ziel was van die eigenschap doordrenkt, alsof hij vanaf zijn vroege jeugd in integriteit was gemarineerd. Voor een man als Anderson was het bijzonder nuttig de eerlijke Jackson als compagnon te hebben, want hun bedrijf, dat ik met opzet niet nader omschrijf, vereiste contact met het publiek. Dit contact was niets voor Anderson want zijn vergaar-dersdrift stond hem in de weg. Bij ieder voorwerp dat hij verwierf, kwam er in zijn gezicht een nieuw, sluw rimpeltje bij, totdat het op een spinnenweb leek, dat alle vliegen op het eerste gezicht al afschrikte. Dus Jackson, de pure, de eerlijke, was de man die naar voren werd geschoven en naar wie alle weduwen met hun penningen en alle wezen met hun stuivers toekwamen.
Aan de andere kant, kon Jackson ook niet buiten Anderson want met al zijn eerlijkheid, of misschien juist daarom, miste Jackson het talent om van een twee dollar te maken. Aan zichzelf overgelaten, zou hij, volkomen zonder het te willen, elke cent die hem werd toevertrouwd verliezen en hij zou zich al gauw gedwongen zien zich, als een twijfelachtig soort schadeloosstelling, van kant te maken. Maar Andersons hand deed voor geld wat mest doet voor rozen en samen waren hij en Jackson een winnend team.
Maar geen paradijselijke toestand duurt eeuwig en een overheersende karaktertrek die aan zichzelf wordt overgelaten, groeit en wordt dieper en extremer. Jacksons eerlijkheid nam zulke kolossale proporties aan dat Anderson ondanks al zijn schranderheid nu en dan met de rug tegen de muur kwam te staan en zich gedwongen zag met geldelijk verlies te werken. Tegelijkertijd was Andersons vergaardrift tot zulke helse diepten in hem doorgewoekerd, dat Jackson nu en dan genoopt werd tot kwalijke praktijken.
Aangezien Anderson er een hekel aan had om geld te verliezen en Jackson het verschrikkelijk vond zijn goede naam te verliezen, kon het niet anders of de verhouding tussen die twee verkoelde. In een dergelijke situatie lag het voordeel duidelijk aan Andersons kant, want hij legde zich geen enkele redelijke beperking op in wat hij deed, terwijl Jackson zich gebonden voelde door een ethische code.
Op slinkse wijze werkte en manoeuvreerde Anderson net zolang tot de arme eerlijke Jackson zich genoodzaakt zag zijn aandeel in de zaak onder de meest onvoordelige voorwaarden te verkopen.
Andersons vergaarwoede had, zou je kunnen zeggen, een climax bereikt, want nu had hij het beheer van de zaak geheel in zijn handen gekregen. Het was zijn plan om zich nu terug te trekken; de dagelijkse bedrijfsvoering helemaal aan ondergeschikten over te laten en zich alleen nog met de zaak te bemoeien om de winst op te strijken. Maar Jackson hield er niet veel meer aan over dan zijn eerlijkheid en, hoewel eerlijkheid een uitmuntende eigenschap is, heeft die in een pandjeshuis weinig directe waarde.
Het was in dit stadium, heren, dat ik bij de zaak werd betrokken ... Ah, Henry, dank je wel.' De glazen cognac werden op tafel gezet. 'Aanvankelijk kende u die mensen dus niet?' vroeg Rubin, knipperend met zijn scherpe ogen.
'Helemaal niet,' zei Bartram, terwijl hij voorzichtig aan zijn cognac rook en er net even met zijn bovenlip aan nipte, 'maar ik geloof dat een van u, hier in deze kamer, ze wel kende. Het gebeurde een paar jaar geleden.
Ikzelf zag Anderson voor het eerst, toen hij in hevige opwinding mijn kantoor binnenkwam. "U moet voor mij achterhalen wat ik kwijt ben geraakt," zei hij. Ik heb in mijn loopbaan vaak met diefstallen te maken gehad en ik zei: "Wat bent u precies kwijt?" En hij antwoordde: "Ik vraag je toch verdomme net om dat uit te zoeken, man."
Het verhaal kwam er bij stukjes en beetjes uit. Zij hadden met buitengewone intensiteit ruzie gemaakt. Jackson was razend, zoals alleen een eerlijk man razend kan zijn die ontdekt dat \ zijn integriteit hem niet tegen de intriges van anderen beschermt. Hij zwoer dat hij zich zou wreken maar Anderson lachte daarom.'
'Hoedt u voor de toorn van een geduldig man,' citeerde Avalon, met het gezicht van iemand die met een uiterst nauwgezet wetenschappelijk onderzoek bezig is, waarmee hij zelfs zijn minst belangrijke beweringen uitsprak.
'Ja, dat zegt men,' zei Bartram, 'maar ik ben nooit in de
gelegenheid geweest die uitspraak te testen. En Anderson kennelijk evenmin want hij was niet bang voor Jackson. Zoals hij mij uitlegde, was Jackson zo pathologisch eerlijk en zo waanzinnig fatsoenlijk dat er geen enkele kans bestond dat hij ooit iets slechts zou doen. Dat dacht Anderson tenminste. Het kwam zelfs niet bij hem op om Jackson te vragen hem de sleutel van het kantoor terug te geven, iets wat des te vreemder was, omdat het kantoor in Andersons huis was, midden tussen al zijn snuisterijen.
Anderson herinnerde zich deze nalatigheid een paar dagen na de ruzie want, terugkomend van een afspraak vroeg in de avond, trof hij Jackson in zijn huis aan. Jackson had een oud plat koffertje bij zich, dat hij juist toen Anderson binnenkwam dichtdeed - haastig en verschrikt, naar het Anderson toescheen. Anderson fronste en zei, onvermijdelijk: "Wat doe je hier?" 'Ik breng wat papieren terug die ik in mijn bezit had en die nu van jou zijn," zei Jackson, "en ook de sleutel van het kantoor." Met deze woorden overhandigde hij hem de sleutel, wees naar een paar papieren op het bureau en duwde het cijferslot van zijn versleten diplomatenkoffertje dicht. Anderson had kunnen zweren dat zijn vingers een beetje trilden toen hij dat deed. Jackson keek de kamer rond met een glimlachje, dat Anderson vreemd en bijna geniepig voldaan toescheen, en zei: "Ik ga nu weg." Hij ging.
Pas toen Anderson de motor van Jacksons auto snorrend aan hoorde slaan en het geluid in de verte verdween, werd hij wakker uit een soort verbijstering, die hem had verlamd. Hij wist dat hij bestolen was en de volgende dag kwam hij naar mij toe.'
Drake tuitte zijn lippen, draaide zijn half lege cognacglas in het rond en zei: 'Waarom niet naar de politie?' 'Er was een moeilijkheid,' zei Bartram. 'Anderson wist niet wat er was gestolen. Toen hij besefte dat hij beroofd was, rende hij natuurlijk naar de safe. De inhoud was niet aangeraakt. Hij doorzocht zijn bureau. Er scheen niets te ontbreken. Hij ging van de ene kamer naar de andere. Voor zover hij het kon zien, was alles intact.'
'Wist hij het niet zeker?' vroeg Gonzalo.
'Dat kon hij niet weten. Het huis was tjokvol met alle denkbare soorten dingen en hij herinnerde zich niet wat hij allemaal had. Hij vertelde mij bijvoorbeeld, dat hij eens antieke horloges had verzameld. Hij bewaarde ze in een klein laatje in zijn werkkamer; het waren er zes. Ze waren er alle zes nog maar hij werd gekweld door een vage herinnering aan een zevende. Maar al hing zijn leven ervan af, hij kon het onmogelijk met zekerheid zeggen. En het was zelfs nog erger, want van de zes die er waren, kwam er een hem onbekend voor. Hij had er misschien toch maar zes gehad en was een waardevol horloge voor een minder waardevol verwisseld? Hetzelfde herhaalde zich wel tien keer bij iedere bergplaats en ieder soort voorwerp dat hij had verzameld. En daarom kwam hij naar mij -' Wacht even,' zei Trumbull, terwijl hij hard met zijn hand op de tafel sloeg. 'Waarom was hij er zo zeker van dat Jackson iets had gestolen?'
'Ah,' zei Bartram, 'dat is het fascinerende van het verhaal. Het dichtmaken van het koffertje en de geheimzinnige glimlach waarmee Jackson de kamer rondkeek, waren op zichzelf al voldoende geweest om Andersons achterdocht op te wekken, maar toen de deur achter hem dichtsloeg, lachte Jackson. Het was geen gewone lach ... Maar ik zal het Anderson in zijn eigen woorden laten vertellen, voor zover ik me die herinner. "Bartram," zei hij, "Ik heb die lach ontelbare malen in mijn leven gehoord. Ik heb zelf duizend keer op die manier gelachen. Het is een karakteristieke lach, een onmiskenbare lach die niet te camoufleren is. Het is de verzamelaarlach, het is de lach van iemand die net, ten koste van iemand anders, iets heeft weten te bemachtigen dat hij erg graag wilde hebben. Als er iemand ter wereld die lach kent en kan herkennen, zelfs achter een gesloten deur, dan ben ik dat. Ik kan me niet vergissen. Jackson had iets van mij gestolen en verkneukelde zich erover." De man was niet van zijn idee af te brengen. Hij snotterde bijna bij het idee dat hij bestolen was en ik moest hem wel geloven. Ik moest veronderstellen dat Jackson, ondanks zijn pathologische eerlijkheid, een keer in zijn leven zijn geduld had
verloren en daardoor tot diefstal was verleid. De verleiding is waarschijnlijk vergroot doordat hij Anderson zo goed kende. Hij moet hebben geweten hoe Anderson zich zelfs aan zijn minst gewaardeerde bezittingen vastklampte en hebben beseft dat hij hem van veel meer beroofde dan alleen de waarde van het gestolen voorwerp, hoe kostbaar dat ook was.' Rubin zei: 'Misschien heeft hij het koffertje gestolen.' 'Nee, nee, dat was van Jackson, dat had hij al jaren. Dat was dus het probleem. Anderson wilde dat ik voor hem ontdekte wat er was gestolen, want totdat hij in staat was een gestolen voorwerp te identificeren en aan te tonen dat Jackson dat voorwerp in zijn bezit had, of had gehad, kon hij geen aanklacht indienen - en een aanklacht indienen wilde hij met alle geweld. Mijn taak was dus zijn huis te doorzoeken en hem te vertellen wat er weg was.'
'Hoe kon u dat, als hij het zelf niet eens kon zeggen?' bromde Trumbull.
'Daar heb ik hem op gewezen,' zei Bartram. 'Maar hij was woedend en niet voor rede vatbaar. Hij bood mij een heleboel geld aan, of ik zou slagen of niet, een werkelijk zeer royaal honorarium, en hij legde een aanzienlijk deel ervan als voorschot op tafel. Het was duidelijk dat de doelbewuste belediging van zijn vergaarwoede hem buitenmate had verstoord. Het feit dat een amateur, een niet-vergaarder als Jackson het had gewaagd hem in deze heiligste van al zijn hartstochten te treffen, had hem, althans op dit ene punt, tot waanzin gedreven en geen prijs was hem te hoog om te verhinderen dat de overwinning van de ander definitief zou worden. Ik ben maar een mens. Ik nam het voorschot en het honorarium aan. Tenslotte, redeneerde ik, had ik mijn methodes. Ik begon met de inventarislijsten van de verzekering. Ze waren allemaal verouderd maar zij stelden mij in staat al het meubilair en alle grotere stukken als mogelijke buit van Jacksons dieverij te elimineren. Alles wat op de lijsten stond was nog in huis.' 'Die waren vanzelf al geëlimineerd,' onderbrak Avalon hem, 'want het gestolen voorwerp moet in het koffertje hebben gepast.'
'Als hij tenminste inderdaad het koffertje heeft gebruikt om het thuis uit te brengen,' legde Bartram geduldig uit. 'Het zou makkelijk een afleidingsmanoeuvre kunnen zijn. Jackson had, voordat Anderson terugkwam, wel een verhuiswagen voor de deur kunnen hebben staan om de vleugel weg te halen, als hij dat had gewild. En dan had hij waar Anderson bij was het koffertje kunnen dichtklappen om hem te misleiden. Maar goed, waarschijnlijk was het niet. Ik ben kamer na kamer met hem nagegaan en heb hem systematisch vloer, wanden en plafond laten bekijken, alle planken laten nakijken, ik heb alle deuren laten openmaken, elk meubelstuk laten controleren, elke kast laten doorzoeken. Ook de zolder en het souterrain heb ik niet verwaarloosd. Nog nooit eerder was Anderson gedwongen geweest elk onderdeel van zijn reusachtige, heterogene collectie na te gaan, in de hoop dat een voorwerp hem ergens, op de een of andere manier, een ander, gelijksoortig voorwerp in gedachten zou brengen dat er niet was.
Het was een reusachtig, ongeordend, eindeloos huis. Het kostte ons dagen en de arme Anderson raakte iedere dag meer in de war.
Toen pakte ik het van de andere kant aan. Het was duidelijk dat Jackson met opzet iets onopvallends had meegenomen, misschien iets kleins, in ieder geval was het iets dat Anderson niet gauw zou missen en dus niet iets waar hij bijzonder aan was gehecht. Aan de andere kant, was het redelijk om aan te nemen dat het iets was dat Jackson zou willen hebben, iets waaraan hij waarde zou hechten. Natuurlijk zou zijn diefstal hem de meeste voldoening geven als het voor Anderson ook waarde zou hebben - als hij eenmaal wist wat hij kwijt was. Wat kon het dus zijn?'
'Een klein schilderijtje,' zei Gonzalo vol geestdrift, 'waarvan Jackson wist dat het een echte Cézanne was, terwijl Anderson dacht dat het rommel was.'
'Een postzegel uit Andersons verzameling,' zei Rubin, 'waarvan Jackson had ontdekt dat het een zeldzame misdruk was.' Hij had zelf eens een verhaal geschreven dat hierom draaide. 'Een foto,' zei Avalon dramatisch, 'die Anderson was vergeten,
maar waarvoor hij, als hij het zich herinnerde, een fortuin zou geven om hem terug te kopen, omdat er een vroegere geliefde van hem opstond.'
Ik weet niet wat voor soort zaak ze hadden,' zei Drake nadenkend, 'maar misschien was het een soort waarbij een voor hen onbelangrijk dingetje van grote waarde zou kunnen zijn voor een concurrent, zodat Anderson met een bankroet werd bedreigd. Ik herinner me een geval waarbij een formule voor een hydrazo-medium -'
'Vreemd genoeg, onderbrak Bartram hem vastberaden, 'heb ik zelf aan elk van die mogelijkheden gedacht en heb ik ze stuk voor stuk met Anderson nagegaan. Het was duidelijk dat hij niets van kunst wist en de stukken die hij in zijn bezit had, waren echt rommel, daar kan geen twijfel over bestaan. Hij verzamelde geen postzegels en, hoewel hij veel boeken had en niet kon zeggen of er een weg was, zwoer hij dat hij nergens verborgen familiegeheimen had waarvoor het hart van een afperser sneller zou gaan kloppen. Ook was er geen vroegere geliefde, aangezien hij zich in zijn jongere jaren had beperkt tot dames van het beroep, van wie hij geen foto's bewaarde. Zijn zakelijke geheimen waren van dien aard dat ze eerder de autoriteiten zouden interesseren dan een concurrent. Bovendien had hij er in de eerste plaats altijd voor gezorgd dat de eerlijke Jackson dergelijke papieren nooit onder ogen kreeg en lagen zij in de tweede plaats allemaal nog in de safe of waren allang verbrand. Ik heb nog aan andere mogelijkheden gedacht, maar ze werden stuk voor stuk geëlimineerd.
Natuurlijk zou Jackson zich kunnen verraden. Misschien zou hij plotseling in weelde baden en zouden wij, door de herkomst van zijn weelde op te sporen, de identiteit van het gestolen voorwerp kunnen vaststellen.
Anderson opperde dit zelf en betaalde een hoop geld om Jackson dag en nacht te laten schaduwen. Het was tevergeefs. De man leidde een saai leventje en gedroeg zich precies zoals je van iemand die zijn spaarduitjes kwijt is zou verwachten. Hij leefde zuinig en nam tenslotte een ondergeschikt baantje aan, waar zijn eerlijkheid en rustige manier van doen hem goed van pas kwamen.
Tenslotte had ik nog maar een alternatief -' 'Wacht even, wacht even,' zei Gonzalo. 'Laat mij het raden, laat mij het raden.' Hij dronk het restje van zijn cognac op en gebaarde Henry hem er nog een te brengen. Toen zei hij: 'U hebt het aan Jackson gevraagd!'
"De verleiding was groot,' zei Bartram spijtig, 'maar dat kon ik moeilijk doen. Je kunt je in mijn beroep niet veroorloven om ook maar de vaagste beschuldiging te uiten, zonder enig bewijs. Vergunningen zijn te kwetsbaar. En bovendien zou hij eenvoudig ontkennen als hij van diefstal werd beschuldigd en voortaan extra op zijn hoede zijn zich niet te verraden.' 'Nou, dan .. .' zei Gonzalo beteuterd en zweeg. De andere vier fronsten allemaal hun wenkbrauwen, maar er volgde alleen stilte.
Bartram wachtte even beleefd en zei toen: 'U kunt het niet raden, want u kent het beroep niet. U weet alleen wat u in de verhalen leest en daarom denkt u dat mensen als ik een onbeperkt aantal alternatieven hebben en altijd alle gevallen oplossen. Ik zelf ken het beroep en weet dat het anders is. Heren, het enige alternatief dat mij restte was toe te geven dat ik had gefaald.
Anderson heeft me toch betaald, dat moet ik hem nageven. Tegen de tijd dat ik afscheid van hem nam, was hij tien pond aan gewicht verloren. Er was een lege blik in zijn ogen en toen hij mij een hand gaf, keken zij zoekend de kamer rond waarin wij waren, nog steeds zoekend, nog steeds zoekend. "Ik kan me onmogelijk in dat lachje hebben vergist," mompelde hij. "Hij heeft iets van me gestolen, zeg ik u. Hij heeft iets van me gestolen."
Daarna heb ik hem nog twee of drie keer gezien. Hij bleef zonder ophouden zoeken. Hij heeft nooit ontdekt wat er werd vermist. Hij ging nogal snel achteruit. De gebeurtenissen die ik heb beschreven, hebben vijf jaar geleden plaatsgevonden. Vorige maand is hij gestorven.'
Er was een korte stilte. 'Zonder ooit het vermiste voorwerp te vinden?' vroeg Avalon.
'Zonder het ooit te vinden.'
Trumbull zei afkeurend: 'En komt u ons nu vragen u met uw probleem te helpen?'
'In zekere zin, ja. De gelegenheid is te mooi om voorbij te laten gaan. Anderson is dood en wat binnen deze muren wordt gezegd, blijft geheim, daar zijn we het allemaal over eens. Zodat ik nu kan vragen wat ik vroeger niet heb kunnen vragen. .. Henry, heb je een vuurtje voor me?'
Henry, die met een soort verstrooide beleefdheid had staan luisteren, haalde een doosje lucifers tevoorschijn en stak Bartrams sigaret aan.
'Henry, laat me je voorstellen aan de heren die je zo uitstekend bedient... Heren, mag ik u voorstellen, Henry Jackson.' Een ogenblik was iedereen kennelijk geschokt. Toen zei Drake: 'De Jackson.'
'Precies,' zei Bartram. Ik wist dat hij hier werkte en toen ik hoorde dat u uw maandelijkse samenkomsten hier in deze club hield, kon ik het niet laten om, tamelijk schaamteloos, om een uitnodiging te vragen. Alleen hier kon ik de heer met het verzamelaarlachje ontmoeten, en wel in een sfeer van bonhomie en vertrouwelijkheid.' Henry glimlachte en boog het hoofd.
Bartram zei: 'Er zijn ogenblikken geweest tijdens het onderzoek, Henry, dat ik mij onwillekeurig afvroeg of Anderson zich misschien had vergist en er helemaal niets was gestolen. Maar altijd kwam ik dan weer terug bij de kwestie van het verzamelaarslagje en ik vertrouwde op Andersons oordeel.' 'Daar deed u goed aan,' zei Jackson zacht, 'want ik heb inderdaad iets van mijn vroegere compagnon, de heer die u met de naam Anderson hebt aangeduid, gestolen. Ik heb er nooit een ogenblik spijt van gehad.' 'Ik neem aan dat het iets van waarde was?' 'Het was van grote waarde en er ging geen dag voorbij of ik dacht aan mijn diefstal en verheugde mij over het feit dat die slechte man niet langer had wat ik hem had afgenomen.' 'En je hebt opzettelijk zijn achterdocht gewekt, om er nog meer van te kunnen genieten?'
'Ja, meneer.'
'En je was niet bang dat je zou worden gepakt?' 'Geen ogenblik, meneer.'
'Bij God,' brulde Avalon plotseling met oorverdovende stem.
'Ik zeg het nog eens: "Hoedt u voor de toorn van een geduldig
man." Ik ben een geduldig man en ik heb genoeg van dit
eindeloze kruisverhoor. Hoed je voor mijn toorn, Henry. Wat
heb je meegenomen in je koffertje?'
'Niets, meneer,' zei Henry. 'Het was leeg.'
'De hemel sta me bij! Waar heb je het dan ingestopt, wat het
ook was dat je hebt gestolen.'
'Ik hoefde het nergens in te doen, meneer.'
'Maar wat was het dan?'
'Alleen zijn gemoedsrust, meneer,' zei Henry zacht.
NEP DOCTOR
De bijeenkomst van de Zwarte Weduwnaars werd enigszins bedorven, hoewel niet in ernstige mate door de rusteloosheid van James Drake.
Het was jammer dat dit zo moest zijn, want het diner was buitengewoon goed, zelfs voor het Milano-restaurant, dat zijn speciale groep elke maand met liefderijke zorg onthaalde. En als de veau cordon bleu nog iets nodig had om zijn volmaaktheid op te luisteren, dan was het de nauwgezette manier waarop Henry bediende. Er verschenen borden op tafel waar eerst geen bord was geweest, zonder dat een van de aanwezigen in staat was precies te bepalen wanneer het gebeurde. Het was de beurt van Thomas Trumbull om gastheer te zijn en hij deed dit met een bitterheid waaraan niemand de geringste aandacht schonk; een bitterheid die nog werd vergroot door het feit dat hij het, als gastheer, niet gepast vond om op het laatste ogenblik vlak voordat iedereen zijn tweede borrel ophad, binnen te komen stormen. (Rubin, aan wie nooit iets te merken viel, nam er altijd drie).
Trumbull maakte gebruik van zijn privilege als gastheer en had een gast meegenomen om aan het kruisverhoor te onderwerpen. Het was een lange man, bijna even lang als Geoffrey Avalon, de octrooigemachtigde. Hij was mager, bijna even mager als Geoffrey Avalon. Maar hij was glad geschoren en miste Avalons plechtstatigheid. Zijn gezicht was rond, met dikke wangen, en paste zo slecht bij de rest van zijn lichaam, dat men hem voor het resultaat van een hoofdtransplantatie had kunnen houden. Zijn naam was Arnold Stacey. Arnold Stacey, Ph. D.' had Trumbull hem voorgesteld. 'Ah,' zei Avalon met het gewichtige gezicht waarmee hij zelfs zijn onbeduidendste opmerking vergezeld deed gaan, 'Doctor doctor Stacey.'
'Doctor doctor?' prevelde Stacey en zijn lippen openden zich alsof zij zich klaarmaakten voor een glimlach om het grapje dat zeker zou volgen.
"Het is een regel van de Zwarte Weduwnaars,' zei Trumbull ongeduldig, 'dat alle leden, uit hoofde van hun lidmaatschap, doctor zijn. Iemand die om andere redenen doctor is, is -' 'Een doctor doctor,' maakte Stacey de zin af. En hij glimlachte. ‘Eredoctoraten tellen ook mee,' zei Rubin en zijn ver uit elkaar staande tanden glansden boven een baard die even verwilderd was als die van Avalon netjes, 'maar dan zouden ze mij doctor doctor doctor moeten noemen -'
Op dat ogenblik kwam Mario Gonzalo de trap op. Hij bracht een vage geur van terpentijn met zich mee, alsof hij regelrecht van zijn atelier kwam. (Trumbull hield staande dat die conclusie niet juist was; dat Gonzalo voordat hij ergens heen ging altijd achter ieder oor een druppel terpentijn aanbracht.) Gonzalo was net op tijd om Emanuel Rubins opmerking te horen en hij zei, nog voordat hij de bovenste tree had bereikt: 'Wat voor eredoctoraten heb jij ooit gekregen, Manny? Eerloze doctoraten, zou ik eerder geloven.'
Rubins gezicht verstrakte, zoals gewoonlijk gebeurde wanneer hij onverwacht werd aangevallen, maar dat was alleen de korte pauze die hij nodig had om zijn krachten te verzamelen. Ik kan ze voor je opnoemen,' zei hij. 'In 1938, ik was toen pas vijftien, was ik predikant van de evangelisatiebeweging en ontving ik een doctoraat in de godgeleerdheid van -' 'Nee, alsjeblieft,' zei Trumbull, 'ga ze niet allemaal opnoemen, we geloven het allemaal.'
'Je kunt toch niet tegen hem op, Mario,' zei Avalon met stijve vriendelijkheid. 'Je weet dat niemand Rubin ooit op een tegenstrijdigheid kan betrappen als hij over zijn jeugd begint te praten.'
‘Natuurlijk,' zei Gonzalo. 'Daarom zijn z'n verhalen zo slecht. Ze zijn allemaal autobiografisch. Geen poëzie.' Ik heb poëzie geschreven,' begon Rubin, maar toen kwam Drake binnen. Gewoonlijk was hij de eerste die kwam, deze keer de laatste.
Trein had vertraging,' zei hij kalm, terwijl hij zijn jas uittrok. Daar hij helemaal uit New Jersey moest komen was het enige verbazende dat dit niet vaker gebeurde.
Stel me eens voor aan de gast,' voegde Drake eraan toe, terwijl hij zich omdraaide om het glas aan te pakken dat Henry hem aanreikte. Henry wist uiteraard wat hij altijd dronk. 'Doctor doctor Arnold Stacey ... doctor doctor James Drake,' zei Avalon.
Saluut,' zei Drake en hief met een groetend gebaar zijn glas in de lucht. 'Wat is de aard van het tweede doctoraat, doctor Stacey?'
'Chemie, doctor doctor en noem me maar Arnold.'
De haren van Drakes grijze snorretje schenen overeind te gaan staan. 'Dito,' zei hij. 'Ik ben ook chemicus.'
Zij keken elkaar een ogenblik oplettend aan. Toen zei Drake: 'Industrie? Rijksdienst? Universiteit?'
'Ik ben docent. Assistent-professor aan de universiteit van
Berry.'
'Waar?'
'De universiteit van Berry. Het is geen grote universiteit. Het is in -'
'Ik weet waar het is,' zei Drake. Ik heb daar mijn doctoraal gehaald. Lang voor jouw tijd, trouwens. Ben je in Berry gepromoveerd, voordat je je aanstelling kreeg?' 'Nee, ik -'
'Laten we in godsnaam gaan zitten,' bulderde Trumbull. 'Er wordt hier steeds meer gedronken en minder gegeten.' Hij stond met geheven glas bij de stoel van de gastheer en keek woedend naar de anderen, terwijl ieder naar zijn plaats ging. 'Ga zitten! Ga zitten!' En toen sprak hij op zangerige toon de toast op Old King Cole uit, terwijl Gonzalo minzaam de maat sloeg met een hard broodje dat hij in tweeën brak en met boter besmeerde toen de laatste lettergreep was verklonken.
'Wat is dit?' zei Rubin plotseling, terwijl hij vol ontsteltenis naar zijn bord keek.
'Paté de la maison, meneer,' zei Henry zachtjes. 'Dat dacht ik al. Fijngemalen lever, verdomme. Henry, jij als pathologisch eerlijk man, zeg nou eens, dat is toch geen eten?' Avalon hamerde op de tafel. 'Buiten de orde! Ik maak bezwaar tegen Manny's gebruik van de frase "pathologisch eerlijk". Dat is een schending van vertrouwen!'
Rubin bloosde licht. 'Kalm aan, Jeff. Ik schend niemands vertrouwen. Dat is gewoon mijn mening over Henry en heeft niets te maken met wat er vorige maand is gebeurd.' 'Wat zegt de voorzitter?' zei Avalon koppig. 'Mondhouden, allebei,' zei Trumbull. 'De voorzitter beslist dat alle leden Henry mogen erkennen als dat zeldzame verschijnsel, een volmaakt eerlijk man. Een reden hoeft niet te worden gegeven. Het kan worden beschouwd als iets dat algemeen bekend is.'
Henry glimlachte vriendelijk. 'Zal ik de paté wegnemen, meneer?'
'Zou jij het eten, Henry?' vroeg Rubin. 'Met genoegen, meneer.'
'Dan zal ik het ook doen.' En hij at het op met alle tekenen van nauwelijks verholen walging.
Trumbull boog zich naar Drake toe en zei met een voor zijn doen zachte stem: 'Wat zit jou in godsnaam dwars?' Drake schrok op en zei: 'Niets. Wat zit jou dwars?' 'Jij,' zei Trumbull. 'Ik heb nog nooit in mijn leven iemand een broodje zo zien verkruimelen.'
Hierna werd het gesprek algemeen en draaide voornamelijk om Rubins verongelijkte bewering dat eerlijkheid geen overlevingswaarde had en dat alle krachten van de natuurlijke selectie samenspanden om die menselijke trek te elimineren. Hij wist zijn stelling goed te verdedigen, totdat Gonzalo hem vroeg of hij zijn eigen succes als schrijver ('voor wat het waard is,' zei Gonzalo) aan plagiaat toeschreef. Toen Rubin hier onmiddellijk op inging en logisch probeerde te bewijzen dat plagiaat
fundamenteel verschilde van andere vormen van oneerlijkheid en daarom apart kon worden behandeld, werd hij door boegeroep tot zwijgen gebracht.
Toen, tussen het hoofdgerecht en het dessert, ging Drake naar het Toilet en Trumbull volgde hem.
Trumbull zei: 'Ken je die Stacey, Jim?'
Drake schudde zijn hoofd. 'Nee, helemaal niet.'
Nou, wat heb je dan? Ik geef toe dat je geen levende grammofoonnaald bent, zoals Rubin, maar je hebt verdomme de hele avond nog niets gezegd. En je zit aldoor maar naar Stacey te kijken.'
Doe me een lol, Tom,' zei Drake, 'en laat mij hem na het eten ondervragen.'
Trumbull haalde zijn schouders op. 'Best.' bij de koffie zei Trumbull: 'Het ogenblik is aangebroken voor de ondervraging van de gast. Onder normale omstandigheden zou ik, als enige hier aan tafel die logisch kan denken, het verhoor beginnen. Maar daar hij van dezelfde professionele richting is als onze geëerde gast, draag ik die taak dit keer over aan doctor doctor Drake.'
Doctor doctor Stacey,' begon Drake moeizaam, 'hoe rechtvaardigt u uw bestaan?'
Steeds minder, in de loop van de jaren,' zei Stacey kalm. Wat betekent dat verdomme?' interrumpeerde Trumbull. 'Ik stel de vragen,' zei Drake met ongewone vastberadenheid. 'Ik wil de vraag wel beantwoorden,' zei Stacey. 'Aangezien de moeilijkheden van de universiteiten jaarlijks toenemen en ik er niets aan doe, schijnt mijn eigen positie als aanhangsel van een universiteit steeds minder verdedigbaar te worden, dat is alles.'
Drake ging er niet op in. Hij zei: 'Je bent docent aan de universiteit waar ik mijn doctoraal heb gehaald. Heb je ooit van mij gehoord?'
Stacey aarzelde. 'Het spijt me, Jim. Er zijn erg veel scheikundigen waar ik nooit van heb gehoord. Ik wil je niet beledigen.'
'Ik ben niet gevoelig op dat punt. Ik heb van jou ook nog nooit gehoord. Wat ik bedoel is: heb je ooit iets over mij gehoord als student aan de universiteit van Berry?' 'Nee, nooit.'
'Dat verbaast me niet. Maar er was daar in dezelfde tijd als ik een andere student. Hij is in Berry gepromoveerd. Hij heette Faron, F-A-R-O-N. Lance Faron. Heb je wel eens van hem gehoord?'
'Lance Faron?' Stacey fronste.
'Misschien was Lance een afkorting van Lancelot, Lancelot Faron. Ik weet het niet. Wij noemden hem altijd Lance.' Tenslotte schudde Stacey zijn hoofd. 'Nee, ik ken die naam niet.'
'Maar van David St. George heb je natuurlijk wel gehoord?' vroeg Drake.
'Professor St. George? Natuurlijk. Hij is in hetzelfde jaar dat ik aan de universiteit werd verbonden, gestorven. Ik kan niet zeggen dat ik hem ken, maar ik heb zeker van hem gehoord.' Trumbull zei: 'Wat zijn dit voor vragen, verdomme, Jim? Is dit een reünie van oud-studenten?'
Drake, die zat te dromen, kwam tot de werkelijkheid terug en zei: 'Wacht even, Tom. Ik heb hier een doel mee en ik wil geen vragen stellen, ik wil eerst een verhaal vertellen. Lieve god, dit heeft me jaren dwarsgezeten en ik heb er nooit aan gedacht het aan jullie voor te leggen, totdat we een gast hadden die -'
'Ik stem voor het verhaal,' riep Gonzalo.
'Op een voorwaarde,' zei Avalon, 'dat het niet wordt opgevat als een precedent.'
'De voorziter beslist over precedenten,' zei Trumbull meteen. 'Ga je gang maar, Drake. Maar doe er in godsnaam niet de hele nacht over.'
'Het is eenvoudig genoeg,' zei Drake, 'en het gaat over Lance Faron. Dat is zijn ware naam en ik ga hem belasteren, dus je moet goed begrijpen, Arnold, dat alles wat binnen deze muren gezegd wordt strikt vertrouwelijk is.' 'Dat is me al verteld,' zei Stacey.
'Schiet op,' riep Trumbull. 'Dit gaat echt de hele nacht duren ik voel het.'
Drake zei: 'De moeilijkheid met Lance was dat hij volgens mij nooit van plan is geweest chemicus te worden. Zijn familie was rijk genoeg - ik zal je zeggen: toen hij voor zijn doctoraal werkte, liet hij op eigen kosten een kurken vloer in zijn lab leggen.'
Waarom een kurken vloer?' vroeg Gonzalo. Als je wel eens een bekerglas op een tegelvloer had laten vallen, zou je dat niet vragen,' zei Drake. 'Hij ging scheikunde studeren omdat hij nu eenmaal iets moest studeren en na zijn baccalaureaat ging hij verder voor zijn doctoraal omdat in Europa de tweede wereldoorlog was uitgebroken; er werden al veel mensen opgeroepen voor de militaire dienst - het was 1940 - en een doctoraalstudie in de chemie zou hem tot voordeel strekken bij de indelingsraad. En dat was ook zo; voor zover ik weet is hij nooit in het leger geweest. Maar dat was volkomen wettig. Ik zelf heb ook nooit een uniform gedragen en ik maak niemand een verwijt.'
Avalon, die officier was geweest, keek streng, maar zei: 'Volkomen wettig.'
Drake vervolgde: 'Maar het was hem geen ernst - de chemie, bedoel ik. Hij had er geen natuurlijke aanleg voor en hij heeft er nooit hard voor gewerkt. Hij had er vrede mee nooit meer dan een B-min te halen en meer was hij ook niet waard. Daar was overigens niets op tegen en het was genoeg om hem door zijn doctoraal te slepen, een graad die trouwens niet veel betekent in de scheikunde. Maar zijn resultaten waren niet goed genoeg om in aanmerking te komen om te gaan promoveren. Dat was het hele punt. Wij - alle anderen die dat jaar voor hun doctoraalexamen werkten - namen aan dat hij daarna niet verder zou gaan. Hij zou een of ander baantje nemen dat hem zou vrijstellen van dienst; zijn vader zou hem daarbij wel helpen, dachten we -'
Waren jij en de anderen jaloers op hem?' vroeg Rubin. 'Dat soort mensen -'
'We waren niet jaloers op hem,'' zei Drake. 'Natuurlijk benijdden we hem om zijn positie. Het was tenslotte vóór de tijd dat de rijksbeurzen als sneeuwvlokken op ons neer kwamen dalen. Ieder semester was ik hoofdpersoon in een spannend verhaal met de titel: ''Krijg-ik-mijn-collegegeld-bijelkaar-of-val-ik-af'~ We hadden allemaal graag rijk willen zijn. Maar Lance was een aardige jongen. Hij liep niet met zijn positie te koop. Als we in moeilijkheden zaten, was hij altijd bereid ons wat te lenen en hij maakte er nooit ophef van. En hij gaf zelf grif toe dat hij geen genie was.
We hielpen hem zelfs. Gus Blue gaf hem les in fysisch-organische scheikunde - tegen betaling. Natuurlijk was hij niet altijd even scrupuleus. Er was bijvoorbeeld een stof die hij zelf in het lab had moeten maken, maar wij wisten allemaal dat hij er gewoon een monster van had gekocht in een zaak voor chemische preparaten en dat als zijn eigen werk had ingeleverd. Althans, we waren er vrijwel zeker van, maar het kon ons niet schelen.'
'"Waarom niet?' zei Rubin. 'Het was toch bedrog?' "Omdat hij er niets aan zou hebben,' zei Drake geërgerd. 'Hij zou er op zijn hoogst nog een B-min mee halen. De reden waarom ik het vertel is alleen dat we allemaal wisten dat hij tot bedrog in staat was.'
'En jij en de anderen niet, bedoel je?' viel Stacey hem in de rede. Er was een enigszins cynische klank in zijn stem. Drake trok zijn wenkbrauwen op en liet ze weer zakken. 'Als we werkelijk in het nauw zaten, zou ik voor geen van ons instaan. Maar we zaten niet in het nauw, dat was het hele punt. We hadden allemaal een redelijke kans om ons erdoor te slaan zonder fraude te hoeven plegen en dus deden we het niet. Voor rover ik weet. Ik in ieder geval niet.
Maar toen kwam het ogenblik dat Lance besloot om te gaan promoveren. Het was op een feestje. Er begon een aanbod te komen van oorlogsbaantjes en er waren al wervers op de campus. Een baan betekende geld en definitieve vrijstelling van dienst. Maar doctorstitels waren erg belangrijk voor ons en we vroegen ons af of we ooit onze studie zouden hervatten als we er, om welke reden ook, eenmaal mee opgehouden waren. Iemand (ik was het niet) zei dat hij wenste dat hij in Lance zijn schoenen stond. Lance hoefde geen keus te maken. Hij zou een baan aannemen. "Dat weet ik nog zo net niet," zei Lance, misschien alleen om tegen te spreken. "Ik denk dat ik maar hier zal blijven en promotieveren."
Misschien zei hij dat maar voor de grap. Eigenlijk weet ik dat wel zeker. Hoe het ook zij, wij dachten allemaal dat het een grap was en wij lachten. Maar we waren allemaal een beetje dronken en we kregen de slappe lach. Je weet wel, zodra een van ons een beetje kalmeerde, keek hij toevallig iemand aan en dan begon hij weer. Zo grappig was het niet. Het was zelfs helemaal niet grappig. Maar we lachten tot we half gestikt waren. En Lance werd eerst rood en toen bleek.
Ik herinner me dat ik probeerde te zeggen: "We lachen niet om jou, Lance," maar ik kon het niet. Ik hikte en proestte. En Lance liep kwaad weg.
Daarna was hij vastbesloten om te promoveren. Hij wilde er niet over praten maar hij vulde alle benodigde formulieren in en dat scheen hem voldoening te geven. Na een tijdje was alles weer zoals vroeger. Hij ging vriendschappelijk met ons om.
Ik zei tegen hem: "Geloof me, Lance, het loopt op een teleurstelling voor je uit. De faculteit geeft je nooit toestemming om research te doen voor een promotie zonder dat je ooit een enkele A hebt gehaald. Het kan gewoon niet.'
Maar hij zei: "Waarom niet? Ik heb met de commissie gepraat.
Ik heb ze gezegd dat ik chemische kinetica ga volgen bij St.George en dat ik er een A in zal halen. Ik heb gezegd dat ik ze zou laten zien wat ik kon."
Ik begreep er niets van. Het was een veel grotere grap dan de opmerking waar wij zo om hadden gelachen. Je had St. George moeten kennen. Jij zal wel begrijpen wat ik bedoel, Arnold.' Stacey knikte. 'Hij gaf een zwaar college in de kinetica. Een paar van de allerbeste haalden wel eens een A-min; de rest waren B's en Cs.'
Drake haalde zijn schouders op. 'Sommige hoogleraren beroemen zich daarop. Het is een soort professorale versie van Captain Bligh. Maar hij was een uitstekende chemicus.
Waarschijnlijk de beste die Berry ooit heeft gehad. Hij was het enige lid van de faculteit dat na de oorlog nationale bekendheid verwierf. Als Lance zijn colleges kon volgen en een goed examen doen, dan zou dat zeker indruk maken. Zelfs al had hij verder alleen maar Cs. Ze zouden zeggen: "Nou ja, hij heeft niet zo hard gewerkt omdat het niet hoefde, maar toen hij eenmaal besloten had om hard aan te pakken, heeft hij bewezen dat hij zeer begaafd is."
Hij en ik hebben samen chemische kinetica gevolgd en ik heb voor ieder college zitten zweten en zwoegen. Maar Lance zat naast me en deed niets anders dan glimlachen. Hij maakte een nauwkeurig dictaat en ik weet dat hij erop studeerde want als ik hem in de bibliotheek trof, was hij altijd bezig met chemische kinetica. Zo ging het tot het eind toe door. St. George overhoorde nooit iets. Hij liet alles afhangen van de discussiecolleges en het examen, dat drie uur duurde - drie volle uren. In de laatste week van het semester waren er geen colleges en kregen de studenten de kans om zich voor te bereiden op de examenweek. Lance glimlachte nog steeds. Zijn werk in de andere vakken was van de gebruikelijke Lance-kwaliteit geweest, maar dat kon hem niet schelen. Als we hem vroegen: 'Hoe gaat het met de kinetica, Lance," dan antwoordde hij: 'Ik zit niet te zweten" en hij klonk opgewekt, verdomme. Toen kwamen de examens -' Drake zweeg even en zijn mond verstrakte.
'Nou?' zei Trumbull.
Drake zei met iets zachtere stem dan eerst: 'Lance Faron slaagde. Hij deed meer dan dat. Hij kreeg 96 punten. Niemand had ooit meer dan 90 gehaald bij St. George en ik betwijfel of het ooit nog eens gebeurd is.'
'Voor zover ik heb gehoord is het in recente jaren nooit gebeurd,' zei Stacey. 'Wat kreeg jij?' vroeg Gonzalo.
Ik kreeg 82,' zei Drake. 'En na Lance, had ik het hoogste cijfer van mijn jaar. Na Lance!'
'Wat heeft hij daarna gedaan?' vroeg Avalon.
'Hij is voor zijn promotie gaan werken, natuurlijk. De faculteit heeft hem zonder moeite toestemming gegeven en het verhaal ging dat St. George persoonlijk voor hem heeft gepleit.
Ik ben daarna weggegaan,' vervolgde Drake. 'In de oorlog heb ik isotopenonderzoek gedaan en later ben ik naar Wisconsin
gegaan om mijn proefschrift te schrijven. Maar nu en dan hoorde ik wel eens iets over Lance van oude vrienden. Het laatste wat ik heb gehoord is dat hij ergens in Maryland een eigen privélaboratorium had. Een jaar of tien geleden, herinner ik me, heb ik zijn naam opgezocht in Chemical Abstracts; er stonden een paar publicaties van hem in beschreven. Niets bijzonders. Typisch Lance.'
Is hij nog steeds gefortuneerd?' vroeg Trumbull. Ik neem aan van wel.'
Trumbull leunde achterover. 'Als dat je verhaal is, Jim, wat zit je dan verdomme zo dwars?'
Drake keek de tafel rond, van de een naar de ander. Toen liet hij hard zijn vuist neerkomen, zodat de koffiekopjes rammelend opsprongen. 'Dat hij gefraudeerd heeft, verdomme. Dat was geen geldig examen en zolang hij zijn doctorsgraad heeft is die van mij daardoor idem zoveel minder waard en die van jou ook,' zei hij tegen Stacey. 'Namaak doctor,' mompelde Stacey. Wat?' zei Drake, een beetje verwilderd.
Niets,' zei Stacey. 'Ik dacht alleen aan een collega van mij die een tijdje aan een medische faculteit heeft gewerkt waar de studenten de doctorstitel in de medicijnen als de enige echte in de wereld beschouwden. Andere doctors waren voor hen "namaak doctors".'
Drake proestte.
'Eigenlijk,' begon Rubin op de typische discussietoon die hij zelfs in een losse opmerking wist te leggen, 'als je -'
Avalon onderbrak hem: 'Kijk eens hier, Jim, als hij gefraudeerd heeft, hoe is hij er dan doorgekomen?'
'Omdat er niets was dat erop wees dat hij fraudeerde.'
'Is het ooit bij je opgekomen,' zei Gonzalo, 'dat hij misschien helemaal niet gefraudeerd heeft? Misschien was het waar, dat hij briljant was als hij werkelijk aanpakte.'
'Nee,' zei Drake en nog eens liet een vuistslag op de tafel de kopjes rammelen. 'Dat is onmogelijk. Hij heeft daarvoor en daarna nooit een spoor van begaafdheid getoond. Bovendien was hij zo zeker van zichzelf dat hele studiejaar. Een dergelijke zekerheid kon alleen betekenen dat hij een onfeilbaar plan had uitgewerkt om een A te bemachtigen.' Trumbull zei zwaarwichtig: 'Goed, stel dat het zo was. Hij kreeg zijn titel maar heeft verder niet veel gepresteerd. Te oordelen naar wat je zei, zit hij ergens in een hoekje maar een beetje te prutsen. Je weet verdomd goed, Jim, dat massa's mensen met alleen maar hersens in hun ellebogen ook zonder bedrog allerlei mooie posities weten te bemachtigen. Waarom zou je je kwaad maken om deze ene vent, of hij nou gefraudeerd heeft of niet. Weet je waarom ik denk dat je er zo van onderste boven bent, Jim? Je kunt het niet uitstaan dat je niet weet hoe hij het gedaan heeft. Als je daar achter zou kunnen komen, zou je de hele zaak vergeten.' Henry onderbrak: 'Wil een van de heren nog cognac?' Vijf broze glaasjes werden in de lucht gestoken. Avalon, die zijn rantsoen met een oogpipetje afmat, liet zijn glas staan. Drake zei: 'Goed, Tom, vertel jij het me dan maar. Hoe heeft hij het gedaan? Jij bent de codedeskundige.' 'Maar het gaat niet om een code. Ik weet het niet. Misschien heeft hij - heeft hij het klaargespeeld een ander het examen voor hem te laten maken en heeft hij het werk van iemand anders ingeleverd.'
In iemand anders zijn handschrift?' zei Drake verachtelijk. 'Bovendien had ik daar al aan gedacht. We hebben er allemaal aan gedacht. Je denkt toch zeker niet dat ik de enige was die dacht dat Lance had gefraudeerd? We dachten het allemaal. Toen die 96 op het mededelingenbord werd aangekondigd en wij van onze verbazing waren bekomen - en dat duurde een hele tijd - hebben we geëist zijn werk te zien. Hij gaf het ons zonder moeilijkheden te maken en we hebben het allemaal bekeken. Het was bijna foutloos maar het was in zijn handschrift en in zijn stijl geschreven. Ik geloofde niet erg in de paar vergissingen die hij had gemaakt. Ik geloofde toentertijd dat hij ze er expres in had gezet, alleen om geen volkomen foutloos werk in te leveren.'
'Goed,' zei Gonzalo, 'dan heeft iemand anders het examen gemaakt en je vriend heeft het in zijn eigen woorden overgeschreven.'
Onmogelijk. In het lokaal waren alleen de studenten en de assistent van St. George. De assistent maakte vlak voor het examen begon de verzegelde examenopgaven open. Niemand had de opgaven van Lance kunnen maken en daarna ook nog zijn eigen, nog afgezien van het feit dat het onvoorstelbaar is dat geen van ons het zou hebben gezien. Bovendien was er niemand in ons jaar die goed genoeg was om 96 te halen.'
Daar ter plaatse zou het onmogelijk hebben gekund,' zei Avalon 'Maar stel dat iemand van te voren de vragen had weten :e bemachtigen en net zolang op de boeken heeft gezwoegd tot hij de antwoorden foutloos had uitgewerkt? Kan Lance dat niet op de een of andere manier gedaan hebben?'
Nee, dat kan niet,' zei Drake beslist. 'Geloof me, je oppert niets dat wij niet ook al bedacht hadden. De universiteit had een jaar of tien daarvoor een fraudeschandaal gehad en sindsdien was de hele procedure strenger geworden. St. George volgde de geijkte procedure. Hij werkte de vragen uit en gaf ze de dag voor het examen aan zijn secretaresse, die er waar St. George bij was het benodigde aantal stencils van maakte. Hij las ze nog een keer na op fouten en vernietigde toen het stencil en het origineel. De vragen werden in een envelop gedaan en verzegeld en in de safe opgeborgen. De safe werd vlak voor het examen geopend, waarna de vragen aan de assistent van St. George werden overhandigd. Het was absoluut onmogelijk dat Lance de vragen van te voren had gezien.' 'Misschien toen niet,' zei Avalon. 'Maar zelfs al liet de professor de vragen pas op de dag voor het examen stencilen, hoelang had hij ze daarvoor al in zijn bezit? Misschien heeft hij een serie vragen gebruikt die al bij een vorige gelegenheid -' 'Nee,' onderbrak Drake hem. 'We hadden vanzelfsprekend alle vroegere examenopgaven van St. George vóór het examen bestudeerd. Denk je dat we gek waren? De vragen waren allemaal nieuw.'
'Goed. Hij had dus een heel nieuw examen gemaakt. Maar zelfs als dat zo is, kan hij best de vragen al aan het begin van het semester hebben klaargehad. Misschien heeft Lance ze op de een of andere manier vroeg in het semester onder ogen gehad. Het is veel makkelijker de antwoorden op een bepaald aantal vragen in de loop van het semester uit te werken, dan te proberen de hele stof in je hoofd te krijgen.' 'Zo zou het best eens kunnen zijn gegaan, Jeff,' zei Gonzalo. 'Zo kan het niet zijn gegaan,' zei Drake, 'want zo werkte St. George niet. Iedere vraag in dat examen draaide om een bepaald punt waarover een bepaalde student gedurende het cursusjaar was gestruikeld. Eén ervan, de meest subtiele, betrof een punt dat ik in de laatste week van de colleges had gemist. Ik wees op iets dat volgens mij een vergissing was in een afleiding en St. George - nou ja, dat doet er niet toe. Wat ik wil zeggen is dat het examen na de laatste colleges moet zijn gemaakt.'
'Deed St. George dat altijd?' vroeg Arnold Stacey. 'Als dat zo was maakte hij het de studenten wel makkelijk.' 'Bedoel je dat ze vragen zouden verwachten over punten waarmee in de discussiecolleges fouten waren gemaakt?' 'Meer dan dat. De studenten zouden expres bokken kunnen schieten over gedeelten van de stof die zij al beheersten om St. George te verleiden er een vraag over te stellen die ze weer twintig punten zou opbrengen.'
Drake zei: 'Daar kan ik geen antwoord op geven. Wij hebben zijn vroegere colleges niet gevolgd dus weet ik ook niet of hij bij vroegere examens dezelfde methode heeft gebruikt.' 'De ouderejaars studenten zouden het jullie hebben verteld, denk je niet? Tenminste als studenten in de jaren veertig net zo waren als de studenten van nu.'
'Dat is zo,' gaf Drake toe. 'En ze hebben het niet gedaan. Hoe het ook zij, dat jaar deed hij het zo.'
'Zeg Jim?' zei Gonzalo. 'Hoe weerde Lance zich tijdens de discussiecolleges?'
'Hij zei niet veel. Hield zich op de vlakte. We hadden allemaal al verwacht dat hij dat zou doen. Het verbaasde ons niets.' Gonzalo zei: 'Wat was de secretaresse voor iemand? Heeft Lance haar misschien kunnen overhalen hem de vragen te geven?'
Je kent de secretaresse niet,' zei Drake grimmig. 'Trouwens, het is onmogelijk. Hij kan onmogelijk de secretaresse hebben omgekocht of de safe opengebroken of wat dan ook. Uit de aard van de vragen bleek dat ze in de laatste week voor het examen waren gemaakt en in die week had hij er niets meer aan kunnen doen.' 'Weet je dat zeker?' vroeg Trumbull.
'Reken maar. We ergerden ons kapot dat hij zo zeker was van zijn zaak. Wij waren allemaal groen van angst dat we het niet zouden halen en hij glimlachte. Hij bleef maar glimlachen. Op de laatste dag van de colleges zei een van ons "Hij gaat de examenvragen stelen." Ik zei het, om precies te zijn, maar de anderen waren het ermee eens en we besloten om - om - nou
ja, we hielden hem in het oog.'
'Bedoel je dat je hem nooit uit het zicht liet gaan?' vroeg Avalon. 'Bewaakten jullie hem 's nachts in ploegen? Volgden jullie hem naar de wc?'
'Het scheelde niet veel. Hij deelde zijn kamer met Burroughs. Burroughs sliep heel licht en zwoer- dat hij elke keer hoorde dat Lance zich in bed omdraaide.'
'Misschien heeft hij Burroughs op een nacht een slaapmiddel gegeven,' zei Rubin.
'Het had gekund, maar Burroughs dacht van 'niet en iedereen dacht van niet. Lance gedroeg zich gewoon op geen enkele manier verdacht. Hij was zelf niet kwaad dat we hem in de gaten hielden.'
'Wist hij dat jullie hem in de gaten hielden?' vroeg Rubin. 'Waarschijnlijk wel. Iedere keer dat hij ergens heen ging, vroeg hij grinnikend: "Wie gaat er met me mee?"' 'En waar ging hij heen?'
'De gewone plaatsen. Hij at, dronk, sliep, ging naar de wc. Hij ging naar de bibliotheek om te werken, of zat in zijn kamer. Hij ging naar het postkantoor, de bank, een schoenwinkel. Wij volgden hem de hoofdstraat van Berry op en neer bij al zijn boodschappen. Bovendien -' 'Wat?' zei Trumbull.
'Zelfs al had hij de vragen te pakken kunnen krijgen, dan had dat alleen die laatste dagen voor het examen gekund, misschien zelfs pas de avond tevoren. Omdat hij nou eenmaal Lance was, had hij op de antwoorden moeten zwoegen. Het zou hem dagen hard werk met zijn boeken hebben gekost om ze uit te werken. Als hij ze had kunnen beantwoorden alleen door ze van tevoren even in te zien, dan had hij niet hoeven te frauderen. Dan had hij ze ook in de eerste minuten van het examen kunnen bekijken.'
'Me dunkt, Jim,' zei Rubin sardonisch, 'dat je jezelf in een hoekje hebt gepraat. Je man kan onmogelijk hebben gefraudeerd.'
'Dat is het nou juist,' riep Drake. 'Hij moet hebben gefraudeerd. En hij heeft het zo slim gedaan dat niemand hem heeft kunnen betrappen. Het is zelfs niemand gelukt om erachter te komen hoe. Tom heeft gelijk. Dat is wat me zo ergert.' En toen gaf Henry een kuchje en zei: 'Willen de heren toestaan dat ik een woordje zeg?'
Alle hoofden kwamen omhoog alsof een onzichtbare poppenspeler aan de touwtjes had getrokken. 'Ja, Henry?' zei Trumbull.
'Het schijnt mij toe, heren, dat u te veel weet van kuiperijen om er veel van te begrijpen.'
'Maar Henry, je kwetst me verschrikkelijk,' zei Avalon met een glimlach, maar zijn donkere wenkbrauwen krulden zich naar beneden boven zijn ogen.
'Met alle respect, heren. Maar meneer Rubin hield staande dat oneerlijkheid waarde heeft. Meneer Trumbull denkt dat dr. Drake niet boos is omdat er fraude is gepleegd, maar alleen omdat het zo slim is gebeurd dat niemand het heeft ontdekt. En misschien bent u het daar wel allemaal mee eens.' Gonzalo zei: 'Ik geloof dat je wilt zeggen, Henry, dat jij zo eerlijk bent, dat je gevoeliger bent voor oneerlijkheid dan wij en dat je die daarom beter begrijpt.'
Henry antwoordde: Ik zou het bijna denken, meneer, aangevezen niemand iets heeft gezegd over een duidelijke tegenstrijdigheid in het verhaal van dr. Drake, die volgens mij alles verklaart.'
'Wat dan?' vroeg Drake.
'De houding van professor St. George, meneer. Hier is een professor die er een eer in stelt veel van zijn studenten te laten zakken en die niemand ooit meer dan 80 heeft gegeven voor een examen. En dan is er een zeer middelmatige student - en als ik het goed begrijp, wist iedereen op de scheikundeafdeling, zowel staf als studenten, van die middelmatigheid af - die 96 haalt en de professor accepteert dat en steunt hem zelfs bij de commissie die moet beslissen of hij mag promoveren. Hij had de eerste moeten zijn die fraude vermoedde. En met grote verontwaardiging.' Zij zwegen. Stacey keek nadenkend.
Drake zei: 'Misschien wou hij niet toegeven dat er bij hem gefraudeerd kon worden. Als je begrijpt wat ik bedoel.
'U verzint excuses, meneer. Bij elke situatie waarin een professor vragen stelt en een student die beantwoordt, gaat men er om de een of andere reden altijd van uit dat als er bedrog wordt gepleegd, de student dat doet. Waarom? Waarom zou het niet de professor zijn die bedrog pleegt?'
Drake zei: 'Wat zou hij daarbij winnen?'
'Wat wint men er meestal bij? Geld, vermoed ik, meneer. De situatie die u hebt beschreven is er een van een student met ruime financiële middelen en een professor met het soort salaris dat een professor in die dagen voordat het rijk beurzen begon uit te geven ontving. Stel dat de student hem een paar duizend dollar bood -'
'Waarvoor? Om het cijfer te vervalsen? We hebben Lance zijn werk gezien en dat was echt. Om Lance de vragen te laten zien voor ze werden gestencild? Daar zou Lance niets aan hebben gehad.'
'Bekijkt u het eens andersom, meneer. Stel dat de student die paar duizend dollar had aangeboden om hem, de student, de vragen aan de professor te laten zien.'
Opnieuw trok de onzichtbare poppenspeler aan de touwtjes en iedereen riep in verschillende toonaarden: 'Wat?' 'Veronderstel,' ging Henry geduldig verder, 'dat meneer Lance Faron de vragen een voor een in de loop van de cursus had opgeschreven en ze in de loop van het jaar steeds meer had bijgeschaafd. Hij koos interessante kwesties die naar voren kwamen en zei gedurende de discussies nooit iets, om des te beter te kunnen luisteren. In de loop van het jaar schaafde hij ze bij en werkte er hard aan. Zoals mijnheer Avalon al zei, is het makkelijker om enkele bepaalde punten goed in je hoofd te stampen dan de stof van een heel jaar. Hij voegde er toevallig een vraag bij die sloeg op de colleges van de laatste week, waardoor hij u ervan overtuigde dat alle vragen in de laatste week waren opgesteld. Het betekende ook dat hij een examen samenstelde dat heel anders was dan de examens van St. George gewoonlijk waren. Vroegere examens over zijn stof waren nooit op de moeilijkheden van studenten gebaseerd geweest. En te oordelen naar de verbazing van meneer Stacey, was dat later ook niet het geval. Aan het eind van de cursus, toen hij zijn vragen klaar had, heeft hij ze waarschijnlijk over de post naar de professor gestuurd.' 'Over de post?' vroeg Gonzalo.
'Dr. Drake zei meen ik dat de jongeman naar het postkantoor was geweest. Het is dus mogelijk dat hij ze over de post heeft gestuurd. Professor St. George zou de vragen hebben ontvangen, misschien met een gedeelte van de betaling in redelijk kleine coupures erbij. Hij zou ze in zijn eigen handschrift hebben overgeschreven of overgetypt en ze hebben doorgegeven aan zijn secretaresse. Daarna zou alles verder normaal verlopen. 'En natuurlijk moest de professor de student daarna tot het laatste toe blijven steunen.'
'Waarom niet?' zei Gonzalo geestdriftig. 'Lieve hemel, het klopt.'
Drake zei langzaam: 'Ik moet toegeven dat dit een mogelijkheid is die bij geen van ons is opgekomen... Maar we zullen het natuurlijk nooit met zekerheid weten.'
Stacey onderbrak hem luid: 'Ik heb de hele avond bijna geen woord gezegd, hoewel mij was gezegd dat ik aan een kruisverhoor zou worden onderworpen.'
'Het spijt me,' zei Trumbull. 'Deze gehaktbal, Drake, moest een verhaal kwijt, omdat jij uit Berry komt.'
'Goed, laat mij er dan, omdat ik uit Berry kom, nog iets aan toevoegen. Professor St. George is, zoals ik al zei, in het jaar dat ik er werd aangesteld overleden en ik kende hem niet. Maar ik ken veel mensen die hem wel hebben gekend en ik heb veel verhalen over hem gehoord.'
'Bedoel je dat hij als een bedrieger bekend stond?' vroeg Drake. 'Dat zei niemand. Maar hij stond bekend als weinig scrupuleus en ik heb een aantal weinig verheffende toespelingen gehoord over de manier waarop hij met rijkstoelagen wist te manipuleren zodat hij er zelf een inkomen uit verkreeg. Toen ik je verhaal over Lance hoorde, Jim, moet ik toegeven dat ik niet vermoedde dat professor St. George er nou precies op die
manier bij betrokken zou zijn. Maar nu Henry de moeite heeft genomen om vanaf de hoogten van zijn eigen eerlijkheid het ondenkbare te denken - nou, ik denk dat hij gelijk heeft.' Trumbull zei: 'Nou, dat is dan dat, Jim. Na dertig jaar kun je de zaak eindelijk vergeten.'
'Behalve - behalve,' - er verscheen een halve glimlach op Drakes gezicht en toen begon hij te lachen - Ik ben oneerlijk, want ik moet zeggen, als Lance de vragen al die tijd wist, dan had de rotzak ons ook wel eens hier of daar een hint kunnen geven.'
'Nadat u hem allemaal had uitgelachen, meneer?' vroeg Henry zacht, terwijl hij de tafel begon af te ruimen.
OM DE WAARHEID TE ZEGGEN
Toen Roger Halsted op de dag van de maandelijkse bijeenkomst van de Zwarte Weduwnaars bovenaan de trap verscheen, waren alleen Avalon en Rubin aanwezig. Zij begroetten hem geestdriftig.
Emmanuel Rubin zei: 'Zo, heb je jezelf eindelijk zover weten op te jutten dat je je ouwe vrienden weer eens komt opzoeken?' Hij draafde met uitgestrekte handen naar hem toe en zijn warrige baard verbreedde zich onder zijn brede glimlach. 'Waar was je de laatste twee keer?'
'Dag, Roger,' zei Avalon die vanaf de volle lengte van zijn stijve gestalte glimlachend op hem neerkeek, 'Blij je te zien.' Halsted trok zijn jas uit. 'Verduiveld koud buiten. Henry, geef mij -'
Maar Henry, de enige kelner die de Zwarte Weduwnaars ooit hadden gehad of zouden hebben, had zijn glas al klaarstaan. 'Blij u weer te zien, meneer.'
Halsted nam zijn glas aan en bedankte hem met een knikje. "Er kwam twee keer achter elkaar iets tussen... Zeg, weten jullie wat ik van plan ben?'
"Om de wiskunde eraan te geven en met eerlijk werk je brood te gaan verdienen,' zei Rubin.
Halsted zuchtte. 'Wiskunde geven aan een middelbare school is zowat het eerlijkste werk dat iemand kan vinden. Daarom betaalt het zo slecht.'
'In dat geval vraag ik me toch af,' zei Avalon, terwijl hij de drank zachtjes in zijn glas liet ronddraaien, 'waarom freelance schrijvers zulke zwendelaars zijn.'
'Freelance schrijvers zijn geen zwendelaars,' hapte freelance Rubin meteen, 'zolang je geen agent gebruikt -' 'Wat ben je van plan, Roger?' onderbrak Avalon hem kalmpjes. 'O, ik heb een ideetje in mijn hoofd,' zei Halsted. Zijn voorhoofd rees hoog en wit op, zonder een spoor van de haargrens die er misschien tien jaar geleden geweest was, hoewel zijn haar bovenop en opzij nog dik genoeg was. 'Ik ben van plan de Ilias en de Odyssee in limericks te herschrijven, een voor elk van de achtenveertig boeken. Avalon knikte. 'Heb je er al iets aan gedaan?' 'Die voor het eerste boek is klaar. Hij gaat zo:
Agamemnon, de vorst van Mykene
Trapt Achilles zo erg op zijn tenen,
Dat die vanaf toen
Niet meer mee wilde doen
En boos naar zijn tent is verdwenen.
'Niet slecht,' zei Avalon. 'Heel goed zelfs. Het geeft de essentie van het eerste boek volledig weer. Natuurlijk heet de held van de Ilias eigenlijk Achileus, of liever nog Akhileus, als je het goed wilt uitspreken.
'Als je het zo schreef, zou iedereen denken dat het een fout was,' zei Rubin, 'en dat zou het enige zijn dat ze in de limerick opviel.'
Mario Gonzalo kwam de trap oprennen. Hij was die avond gastheer en hij zei: Is er behalve jullie al iemand?'
'Alleen wij oudjes,' zei Avalon vriendelijk.
'Mijn gast komt zo. Een interessante vent. Henry zal hem aardig vinden want hij vertelt nooit een leugen.'
Henry trok zijn wenkbrauwen op, terwijl hij Mario zijn glas aangaf.
'Je wilt toch niet zeggen dat je George Washington hebt meegebracht!' zei Halsted.
'Roger! Fijn dat je er bent... Tussen twee haakjes, James Drake komt vandaag niet. Hij moest naar een of ander familie feestje, schreef hij op zijn kaart. De gast die ik meebreng heet Sand - John Sand. Ik ken hem al jaren. Een krankzinnige verft. Een fanatieke gokker. Paardenrennen. En hij liegt nooit. Ik heb hem bezig gehoord met niet liegen. Het is ongeveer de enige deugd die hij heeft.' Gonzalo knipoogde. Avalon knikte gewichtig. 'Leuk als je dat kunt. Maar naarmate je ouder wordt -'
'En ik denk dat het een interessante avond zal worden,' ging Gonzalo haastig verder, die kennelijk aan Avalons niet-erotische confidenties wilde ontsnappen. Ik vertelde hem over de club en dat we ons de laatste twee keer met mysteries hebben beziggehouden -'
'Mysteries?' vroeg Halsted met plotselinge belangstelling. 'Je bent erkend lid van de club, dus kunnen we het je vertellen. Maar laat Henry het maar doen. Hij heeft beide keren een hoofdrol gespeeld.'
'Henry?' Halsted keek enigszins verbaasd achterom. 'Proberen ze jou nou ook bij onze idiote invallen te betrekken?' Ik verzeker u, meneer Halsted,' zei Henry, 'dat ik mijn best heb gedaan er buiten te blijven.'
'Zijn best gedaan er buiten te blijven!' zei Rubin fel. 'Moet je horen, vorige keer was Henry de Sherlosk van de avond. Hij -' 'De kwestie is, dat je misschien te veel hebt gezegd, Mario. Wat heb je je vriend over ons verteld?'
'Hoezo te veel gezegd? Ik ben Manny niet. Ik heb hem zorgvuldig uitgelegd dat wij voor zover het alles wat in deze kamer gebeurt betreft allemaal als priesters in de biechtstoel zijn; en hij zei dat hij wou dat hij lid was omdat hij met een probleem zat dat hem gek maakte. Toen zei ik dat hij de volgende keer mee kon komen omdat het mijn beurt was om gastheer te zijn en dat hij dus mijn gast kon zijn en - daar is hij!' Een slanke man met een dikke sjaal om zijn nek kwam de trap op. Zijn slankheid werd nog duidelijker toen hij zijn jas uittrok. Onder zijn sjaal glansde een bloedrode das die kleur scheen te geven aan een mager, bleek gezicht. Hij was een jaar of dertig.
'John Sand,' zei Mario en stelde hem met veel ceremonieel om de beurt aan de anderen voor. Hij werd onderbroken door de zware stappen van Thomas Trumbull op de trap en een luide roep: 'Henry, een whisky-soda, vóór ik sterf.' Rubin zei: 'Tom, je zou best vroeg hier kunnen zijn als je eens een keertje ophield zo krampachtig je best te doen om te laat te komen.'
'Hoe later ik kom, hoe korter ik jouw stomme opmerkingen hoef aan te horen,' zei Trumbull. 'Heb je daar wel eens aan gedacht?' Toen werd hij ook voorgesteld en ze gingen allemaal zitten.
Daar men zo onvoorzichtig was geweest het menu die dag te laten beginnen met artisjokken, begon Rubin een dissertatie over de juiste bereidingswijze van de enige saus die erbij paste. En toen Trumbull vol walging zei dat de enige benodigdheid voor de bereiding van artisjokken een grote vuilnisbak was, zei Rubin: 'Natuurlijk, als je niet de goeie saus erbij -' Sand had weinig eetlust en liet minstens een derde van een uitstekende T-bonesteak onaangeraakt. Halsted, die aanleg had om dik te worden, zat vol afgunst naar het overblijfsel te kijken. Zijn eigen bord was het eerste leeg. Er was alleen een afgeschraapt stuk bot en wat vet over.
Sand scheen Halsteds blik te voelen en zei tegen hem: 'Eerlijk gezegd zit ik me teveel zorgen te maken om honger te hebben. Wilt u dit misschien nog opeten?' Ik? Nee, dank u,' zei Halsted somber. Sand glimlachte. 'Mag ik openhartig zijn?' 'Natuurlijk. Als u naar de gesprekken hier aan tafel hebt geluisterd, zult u hebben begrepen dat openhartigheid aan de orde van de dag is.'
'Prachtig. Ik zou het namelijk toch gedaan hebben. Het is mijn - fetisj. U liegt, mijnheer Halsted. Natuurlijk wilt u de rest van mijn vlees en u zou het opeten ook, als u dacht dat niemand het zag. Dat is zo duidelijk als wat. Maar de sociale conventies dwingen u te liegen. U wilt niet begerig lijken en u wilt niet de indruk wekken dat u de elementaire hygiëne negeert door iets te eten dat is aangeraakt door het speeksel van een vreemde.' Halsted fronste: 'En als de situatie andersom was?'
‘Als ik trek in nog meer vlees had?' 'Ja.'
'Nou, misschien zou ik om hygiënische redenen die van u niet willen opeten, maar ik zou toegeven dat ik er trek in had. Bijna alle leugens komen voort uit de drang naar zelfbescherming of uit eerbied voor de conventies. Maar ik voor mij heb het gevoel dat een leugen maar zelden een bruikbare verdediging is en sociale conventies interesseren me niet.' Rubin zei: 'Een leugen is wel degelijk een bruikbare verdediging, als hij maar grondig is. De moeilijkheid met de meeste leugens is dat ze niet ver genoeg gaan.' Heb je Mein Kampf soms onlangs gelezen?' zei Gonzalo. Rubin trok zijn wenkbrauwen op. 'Denk je dat Hitler de eerste was die de techniek van de grote leugen heeft gebruikt? Je kunt teruggaan tot Napoleon III, je kunt teruggaan naar Julius Caesar. Heb je zijn Commentaren wel eens gelezen?' Henry serveerde delicaat de baba au rhum en schonk de koffie in, toen Avalon zei: 'En nu het kruisverhoor van onze geëerde gast.'
Gonzalo zei: 'Als gastheer en voorzitter van deze bijeenkomst gelast ik het kruisverhoor af. Onze gast heeft een probleem en ik zou hem willen vragen het ons voor te leggen.' Hij tekende met snelle lijnen een karikatuur van Sand op de achterkant van zijn menu, een mager, droefgeestig gezicht, met de vermenselijkte trekken van een bloedhond.
Sand schraapte zijn keel. 'Ik heb begrepen dat alles wat in dit vertrek wordt gezegd vertrouwelijk is, maar -' Trumbull volgde zijn blik en gromde: 'Over Henry hoeft u niet bezorgd te zijn. Henry is de beste van ons allemaal. Als u aan iemands discretie wilt twijfelen, twijfel dan maar aan die van een ander.'
'Dank u, meneer,' prevelde Henry, terwijl hij de cognacglazen klaarzette op het buffet.
'Mijn moeilijkheid, heren,' zei Sand, 'is dat ik van een misdaad wordt verdacht.'
'Wat voor misdaad?' vroeg Trumbull meteen. Het was gewoonlijk zijn taak om de gasten te verhoren en hij had de blik in zijn ogen van iemand die niet van plan was zich het verhoor te laten ontgaan.
'Diefstal,' zei Sand. 'Er worden een som geld en een aantal verhandelbare obligaties vermist uit een safe van de maatschappij waar ik werk. Ik ben een van degenen die de combinatie kennen en ik had gelegenheid om ongezien de safe te openen. Ik had ook een motief want ik had een beetje pech gehad bij de paardenrennen en ik had hard wat geld nodig. Dus het ziet er niet zo mooi voor me uit.'
Gonzalo zei opgewonden: 'Maar hij heeft het niet gedaan. Dat is het nou juist. Hij heeft het niet gedaan.'
Avalon draaide het halflege glas dat hij niet zou leegdrinken in het rond en zei: 'In het belang van de logica lijkt het me dat we meneer Sand zelf zijn verhaal moeten laten vertellen.'
'Ja,' zei Trumbull. 'Hoe weet jij dat hij het niet heeft gedaan, Mario?'
'Daar gaat het nou juist om, verdomme. Hij zegt dat hij het niet gedaan heeft,' zei Gonzalo, 'en dat is voldoende. Niet voor een gerechtshof misschien, maar voor mij en voor iedereen die hem kent is het genoeg. Ik heb hem genoeg rotstreken horen toegeven -'
'Als je mij het hem eens liet vragen, goed?' zei Trumbull. 'Hebt u die dingen weggenomen, meneer Sand?' Sand antwoordde niet meteen. Zijn blauwe ogen dwaalden van het ene gezicht naar het andere. Toen zei hij: 'Heren, ik vertel u de waarheid. Ik heb geen geld of obligaties weggenomen. Ik kan u alleen mijn woord geven maar iedereen die mij kent zal u vertellen dat u daarop kunt vertrouwen.' Halsted streek met zijn hand langs zijn voorhoofd naar boven alsof hij twijfels wilde verdrijven. 'Meneer Sand,' zei hij, 'u schijnt een vertrouwenspositie te bekleden. U hebt toegang tot een safe met waardepapieren. En toch wedt u op paarden.' 'Dat doen zoveel mensen.' 'En u verliest.'
'Dat was niet helemaal mijn bedoeling.'
'Maar loopt u niet het gevaar uw positie te verliezen?'
'Ik heb het voordeel, meneer Halsted, dat ik in dienst ben van mijn oom, die mijn zwakheid kent, maar die ook weet dat ik nooit lieg. Hij wist dat ik de mogelijkheid en de gelegenheid had en hij wist dat ik schulden had. Hij wist ook dat ik pas mijn speelschulden had betaald. Dat heb ik hem verteld. De omstandigheden leken dus tegen mij te spreken. Maar toen vroeg hij mij op de man af of ik verantwoordelijk was voor het verlies en ik zei precies hetzelfde tegen hem wat ik tegen u heb gezegd Ik heb geen geld of obligaties gestolen. Omdat bij mij goed kent, gelooft hij mij.'
'Hoe hebt u uw schulden kunnen betalen?' vroeg Avalon. 'Omdat een onwaarschijnlijke gok van mij goed is uitgekomen. Dat komt ook voor. Het gebeurde vlak voordat de diefstal werd ontdekt en ik heb de bookmakers ermee betaald. Dat is ook 'de waarheid en ik heb dit ook aan mijn oom verteld.' 'Maar dan had u geen motief,' zei Gonzalo. 'Dat kan ik niet zeggen. Het is mogelijk dat de diefstal al twee weken voor hij werd ontdekt heeft plaatsgevonden. Niemand heeft gedurende die periode in de betreffende la gekeken -behalve de dief natuurlijk. Je zou dus kunnen redeneren dat ik de papieren al had weggenomen toen dat paard won - te laat dus - en de diefstal onnodig maakte.'
'Je zou ook kunnen redeneren,' zei Halsted, 'dat u het geld
hebt weggenomen om een grote som in te zetten op dat paard dat gewonnen heeft.'
'De som was niet zo groot en ik had ook andere bronnen, maar je zou zo kunnen redeneren, ja.'
Trumbull onderbrak hem: 'Maar als u nog steeds uw betrekking hebt - en ik neem aan dat dat zo is - en als uw oom geen aanklacht tegen u indient - en ik neem aan dat hij dat niet doet... Heeft hij de politie er wel bijgehaald?' 'Nee. Hij kan het verlies wel verwerken en hij is bang dat de politie alleen maar zal proberen de schuld op mij te gooien. Hij weet dat ik hem de waarheid heb gezegd.' 'Maar wat is de moeilijkheid dan, verdomme?' 'Er is niemand anders die het gedaan kan hebben. Mijn oom kan de diefstal op geen enkele andere manier verklaren. En ik ook niet. Zolang hij geen andere verklaring heeft, zal er altijd een restje gedwongenheid, een restje verdenking blijven hangen. Hij zal mij altijd in de gaten blijven houden. Hij zal mij nooit meer helemaal vertrouwen. Ik zal mijn betrekking wel houden, maar ik zal nooit promotie maken. En misschien zal ik me zo onplezierig gaan voelen, dat ik gedwongen word mijn ontslag te nemen. Als ik dat doe, kan ik niet op een enthousiaste aanbeveling rekenen en een lauwe referentie van een oom zou fataal zijn.'
Rubin fronste. 'U bent dus hier gekomen, meneer Sand, omdat Gonzalo u heeft verteld dat wij mysterieuze zaken oplossen. U wilt dat wij u zullen vertellen wie het geld en de papieren in werkelijkheid heeft weggenomen?'
Sand haalde zijn schouders op. 'Misschien niet. Ik weet zelfs niet of ik u wel genoeg informatie kan geven. Jullie zijn tenslotte geen detectives, u kunt geen inlichtingen gaan inwinnen. Als u mij alleen maar kon zeggen hoe het gedaan zou kunnen zijn - zelfs al is het vergezocht, dan zou het al helpen. Als ik naar mijn oom zou kunnen gaan en zeggen: "Kijk, oom, zo zou het misschien kunnen zijn gebeurd." Zelfs als we het nooit zeker zouden weten, zelfs als we het geld nooit zouden terugkrijgen, dan zou ik tenminste niet meer de enige verdachte zijn. Hij zou niet meer voortdurend worden gekweld door de vervelende gedachte dat ik de enig mogelijke schuldige ben.' 'Nou,' zei Avalon. 'We kunnen in ieder geval proberen logisch te redeneren. Hoe staat het met de andere mensen die voor uw oom werken? Kan een van hen in geldnood zitten?' Sand schudde zijn hoofd. 'Erg genoeg om de gevolgen te riskeren als hij betrapt zou worden? Ik weet het niet. Het is mogelijk dat een van hen in de schulden zit of gechanteerd wordt, dat een van hen begerig is of gewoon plotseling een kans zag en impulsief heeft gehandeld. Als ik een detective was, zou ik iedereen vragen kunnen stellen of documenten opsporen of wat ze ook doen. Maar nu.. .?'
'Tja,' zei Avalon, 'dat kunnen wij natuurlijk ook niet. Goed, u had dus zowel de mogelijkheid als de gelegenheid. Wie had dat nog meer?'
'Minstens drie mensen hadden makkelijker bij de safe kunnen komen dan ik en hadden dat makkelijker ongestraft kunnen doen, maar zij hebben geen van allen de combinatie en de safe was niet opengebroken, dat staat vast. Buiten mijn oom en ik zelf, zijn er twee mensen die de combinatie kennen, maar een van hen lag in de betreffende periode in het ziekenhuis en de ander is een zo oude en betrouwbare medewerker van de firma dat het ondenkbaar is dat hij de schuldige zou zijn.' 'Aha,' zei Gonzalo, 'die is het natuurlijk.' 'Je hebt teveel Agatha Christies gelezen,' zei Rubin meteen. 'In werkelijkheid is het zo, dat bij bijna elke misdaad die bekend is, de meest verdachte persoon ook inderdaad de dader is.' 'Dat is niet ter zake,' zei Halsted, 'en bovendien veel te saai. We hebben hier te maken met een zuivere oefening in de logica. Laten we meneer Sand alles wat hij weet over alle medewerkers van de firma laten vertellen en dan kunnen wij allemaal proberen op de een of andere manier vast te stellen of een van hen motief, mogelijkheid en gelegenheid heeft gehad.' 'Ja maar Jesus,' zei Trumbull, 'wie zegt er dat het een persoon is geweest? Iemand ligt dus in het ziekenhuis, goed, prachtig. Er bestaat telefoon. Hij geeft de combinatie door aan een medeplichtige.'
'Goed, goed,' zei Halsted haastig. 'We zullen natuurlijk op allerlei mogelijkheden komen en sommige zullen waarschijnlijker zijn dan andere. Als we ze allemaal grondig hebben bekeken, kan Sand de geloofwaardigste uitkiezen en die gebruiken om...'
'Mag ik iets zeggen, meneer?' Henry sprak zo snel en op een toon die zoveel luider was dan zijn normale zachte geprevel dat iedereen zich naar hem toedraaide.
Henry zei, nu weer met zachte stem: 'Hoewel ik geen Zwarte Weduwnaar ben -'
'Onzin,' zei Rubin. 'Je weet dat je een Zwarte Weduwnaar bent. Jij bent zelfs de enige die nog nooit een bijeenkomst heeft overgeslagen.'
'Mag ik er dan op wijzen, heren, dat meneer Sand, als hij uw conclusies, hoe die ook zullen luiden, aan zijn oom doorgeeft, de dingen die binnen deze muren besproken worden aan de buitenwereld bekend zal maken?'
Er volgde een pijnlijke stilte. Halsted zei: 'Als een onschuldige dreigt te worden geruïneerd, dan mogen we toch -' Henry schudde zachtjes zijn hoofd. 'Het gevolg zou zijn dat er verdenking wordt geladen op een of meer andere mensen, die misschien ook onschuldig zijn.'
'Henry heeft gelijk,' zei Avalon. 'We schijnen klem te zitten.' 'Tenzij we een definitieve oplossing kunnen vinden die alle aanwezigen voldoet en waar de buitenwereld niet bij betrokken hoeft te worden.'
'Wat heb je bedacht, Henry?' vroeg Trumbull. 'Mag ik het uitleggen?... Ik was erg benieuwd, iemand te ontmoeten die, zoals mijnheer Gonzalo voor het eten zei, nooit liegt.'
'Kom nou, Henry,' zei Rubin. 'Jij bent zelf ziekelijk eerlijk. Dat weet je zelf. Dat staat gewoon vast.'
'Dat kan wel zijn,' zei Henry, 'maar toch lieg ik wel eens.'
'Twijfel je aan wat Sand zegt? Geloof je dat hij liegt?' vroeg Rubin.
'Ik verzeker u -' begon Sand bijna vertwijfeld. 'Nee,' zei Henry. Ik geloof dat elk woord dat meneer Sand gezegd heeft waar is. Hij is niet schuldig aan het wegnemen van het geld of de obligaties. Toch is hij de meest logische persoon om te verdenken. Zijn loopbaan is in gevaar. Aan de andere kant, kan zijn loopbaan misschien gered worden, als er een redelijk alternatief kan worden gevonden, ook al leidt dat niet tot een definitieve oplossing. Daar hij zelf niet in staat is geweest een redelijk alternatief te bedenken, wil hij graag dat wij hem helpen er een paar voor hem te vinden. Ik ben overtuigd, heren, dat dit allemaal waar is.' Sand knikte. 'Dank je wel.'
'En toch,' zei Henry. 'Wat is waarheid? Om een voorbeeld te geven, meneer Trumbull, ik vind uw gewoonte om eeuwig te laat te komen en die kreet van "Henry, een whisky-soda, vóór ik sterf" onhebbelijk en onnodig en bovendien, wat erger is, begint het vervelend te worden. Ik vermoed dat anderen hier er net zo over denken.'
Trumbull werd rood maar Henry ging onvervaard verder: 'Maar als iemand mij onder normale omstandigheden vroeg of ik me eraan ergerde, dan zou ik zeggen van niet. Strikt genomen zou dat een leugen zijn, maar om andere redenen, die veel zwaarder wegen dan die gewoonte van u, mag ik u graag, meneer Trumbull. Dus als ik in dat geval precies de waarheid zei, wat zou inhouden dat ik een hekel aan u heb, dan zou dat uiteindelijk een veel grotere leugen betekenen. Daarom lieg ik om uitdrukking te geven aan de waarheid - dat ik u graag mag.' Trumbull mompelde: Ik weet niet zeker of ik jouw manier van mogen wel mag, Henry.'
Henry zei: 'Of neem meneer Halsteds limerick over het eerste boek van de Ilias. Mijnheer Avalon zei, volkomen terecht, dat de naam van de held eigenlijk Akhileus moest zijn, met een k, om de juiste uitspraak aan te geven. Maar toen wees meneer Rubin erop dat de waarheid op een vergissing zou lijken en het effect van de limerick zou bederven. Ook hier schept de waarheid een probleem.
Meneer Sand zei dat alle leugens voortkomen uit een drang naar zelfbescherming of uit eerbied voor de conventies. Maar we kunnen onze zelfbescherming en de conventies niet altijd negeren. Als we niet kunnen liegen moeten we de waarheid voor ons laten liegen.' Gonzalo zei: 'Je praat onzin, Henry.'
Ik geloof het niet, meneer Gonzalo. Weinig mensen luisteren naar wat woorden precies zeggen en menige letterlijke waarheid impliceert een leugen. Wie zal dat beter weten dan iemand die zorgvuldig altijd letterlijk de waarheid spreekt?' Sands bleke wangen waren minder bleek of zijn rode das weerkaatste het licht sterker naar boven dan eerst. 'Wat wil je daar in godsnaam mee zeggen?' zei hij.
'Ik zou u een vraag willen stellen, meneer Sand. Als de club het toestaat, natuurlijk.'
'Het interesseert me geen donder of ze het toestaan of niet,' zei Sand, en hij keek Henry woedend aan. 'Als je zo'n toon aanslaat zal ik misschien weigeren te antwoorden.' 'Misschien hoeft dat ook niet,' zei Henry. 'De kwestie is dat u elke keer dat u ontkent de diefstal gepleegd te hebben precies dezelfde zin gebruikt. Ik moest dat wel opmerken omdat ik me had voorgenomen precies op de betekenis van uw woorden te letten, toen ik hoorde dat u nooit loog. Iedere keer zei u: Ik heb geen geld of obligaties gestolen.' 'En dat is de zuivere waarheid,' zei Sand luid. 'Daar ben ik zeker van, anders zou u het niet hebben gezegd,' zei Henry. 'Nu zou ik u dit willen vragen: Hebt u misschien het geld en de obligaties weggenomen?'
Er volgde een korte stilte. Toen stond Sand op en zei: 'Mijn jas alsjeblieft. Goedenavond. Mag ik u eraan herinneren dat niets wat hier besproken wordt elders mag worden herhaald?' Toen Sand weg was, zei Trumbull: 'God zamme kraken!' Waarop Henry antwoordde: 'Misschien niet, meneer Trumbull. Wanhoop niet.'
DE MAN DIE LUCIFERSBOEKJES VERZAMELDE
'Mijn vrouw,' zei Emanuel Rubin, terwijl zijn dunne baard trilde van verontwaardiging, 'heeft er weer een stier bij gekocht.'
Praten over vrouwen, en vooral over echtgenotes, was streng verboden op de strikt mannelijke bijeenkomsten van de met opzet zo genoemde Zwarte Weduwnaars, maar gewoontes zijn sterk. Mario Gohzalo, die de gast van de bijeenkomst zat te tekenen, zei: 'In jullie miniflat?'
'Er is niets op onze flat aan te merken,' zei Rubin verontwaardigd. Hij lijkt alleen klein. En hij zou helemaal niet zo klein lijken als zij niet al die stieren had, van hout, van porselein, van aardewerk, van brons en van vilt. Ze heeft ze van een halve meter tot een centimeter lang. Ze heeft ze aan de muur, op de planken, op de vloer en ze hangen aan het plafond -' Avalon liet langzaam de drank in zijn glas ronddraaien en zei: 'Ze heeft denkelijk behoefte aan een symbool van viriliteit.' 'Ze heeft mij toch?' zei Rubin.
'Omdat ze jou heeft,' zei Gonzalo en nam het glas aan dat Henry, de vaste en onmisbare kelner van de Zwarte Weduwnaars hem in de hand drukte - waarna hij zich naar zijn stoel haastte om Rubins woedende antwoord te ontlopen. Aan de andere kant van de tafel zei James Drake tegen Roger Halsted: 'Katjepoesjenelletje - en zweeg afwachtend. 'Wat?' zei 'Halsted en zijn hoge witte voorhoofd rimpelde zich en werd een beetje rood, terwijl zijn wenkbrauwen omhoogkwamen.
'Waar ben je toch geweest?' zei Drake, kuchend om zijn eigen sigarettenrook, zoals hij vaak deed.
Halsted keek hem vol afkeer aan: 'Volgende keer blijf ik nog langer weg, denk ik. Ik ben hier vorige maand geweest, jij niet.'
'Familie?' zei Drake kort. 'Wat hoor ik, ben je de Ilias in limericks aan het herschrijven?'
'Eén voor elk boek,' zei Halsted met duidelijke zelfvoldaanheid. 'De Odyssee ook.'
'Jeff Avalon heeft de limerick voor het eerste boek meteen toen hij me, zag voor me opgezegd.'
'Ik heb er nu een voor het tweede geschreven. Wil je hem horen?'
'Nee,' zei Drake. 'Hij gaat zo:
De oorlog blijft negen jaar slepen, Agamemnon wordt niet goed begrepen, Het kamp wordt opstandig Odysseus sust handig Dan volgt de cataal'gus der schepen!
Drake luisterde onbewogen. Hij zei: 'In de laatste regel heb je een lettergreep teveel.'
'Ik kan er niets aan doen,' zei Halsted ongewoon heftig. 'Het is onmogelijk het tweede boek te doen zonder de Catalogus der schepen te noemen. Die frase heeft drie onbeklemtoonde lettergrepen. Ik laat er een weg en maak er catalogus van, met een apostrof. Dan heb ik dus vijftien volmaakte anapesten.' Drake schudde zijn hoofd. 'Een purist zou er niet tevreden mee zijn.'
Thomas Trumbull zei met een kwaadaardig gezicht: 'Ik hoop dat je gemerkt hebt dat ik vandaag vroeg was, Henry, ook al ben ik deze keer geen gastheer.'
'Het is mij niet ontgaan, meneer Trumbull,' zei Henry beleefd glimlachend.
'Het minste wat je kunt doen is er openlijk je waardering over uitspreken, na wat je vorige keer over me hebt gezegd.' "Ik waardeer het, meneer, maar het zou verkeerd zijn er een punt van te maken. Dat zou de indruk wekken dat het moeilijk voor u is om op tijd te komen en dan zou niemand kunnen verwachten dat u het de volgende keer weer zou volbrengen. Als we allemaal net doen of we het niet merken, dan zal het lijken of we het vanzelfsprekend vinden en dan zult u geen moeite hebben het nog eens te doen.'
'Geef me mijn whisky-soda, Henry, en spaar me je dialectiek.' Rubin was deze keer gastheer en zijn gast was een van zijn uitgevers, een man met een rond gezicht, gladgeschoren wangen en een goedgehumeurde glimlach. Hij heette Ronald Klein.
Zoals de meeste gasten, vond hij het moeilijk de draad van het gesprek te pakken te krijgen en tenslotte waagde hij een poging ia de richting van de enige aan tafel die hij kende. 'Manny,' zei hij, 'hoorde ik je zeggen dat Jane nog een stier heeft aangeschaft'
'Ja.' zei Rubin. 'Een koe eigenlijk, want hij springt over een halve maan, maar het is moeilijk met zekerheid te zeggen. De .mensen die zulke dingen maken, nemen het meestal niet zo nauw met anatomische details.'
Avalon, die vakkundig mes en vork hanterend zijn gevulde kalfsborst aan het bewerken was, hield een ogenblik op om te zeggen: 'Verzamelwoede is iets waaraan bijna ieder lid van de welgestelde klasse ten prooi valt. Het verzamelen heeft veel genoegens: de spanning van het zoeken, de opgetogenheid als je iets te pakken krijgt, en later het genot van het bekijken. Je kunt het met alles doen. Ik zelf verzamel postzegels.' 'Postzegels,' zei Rubin meteen, 'is het ergste wat je kunt verzamelen. Ze zijn door en door kunstmatig. Piepkleine landjes geven series uit die speciaal ontworpen zijn om veel geld op te brengen. Fouten, misdrukken en dergelijke scheppen valse waarden. Het hele bedrijf is in handen van entrepreneurs en financiers. Als je iets wilt verzamelen, verzamel dan iets zonder waarde.'
Gonzalo zei: 'Een vriend van mij verzamelt zijn eigen boeken.
Tot nu toe zijn er honderdachttien van hem uitgegeven en hij verzamelt zorgvuldig exemplaren van iedere druk, Amerikaans en buitenlands, gebonden en paperback, boekenclubuitgaven en verkorte uitgaven. Hij heeft er een hele kamer vol van en hij zegt dat hij de enige in de wereld is die een complete collectie van zijn verzamelde werk heeft en dat het eens een massa geld waard zal zijn.'
'Als hij dood is,' zei Drake kort.
'Ik geloof dat hij van plan is net te doen of hij dood is. Dan verkoopt hij de verzameling, komt weer tot leven en schrijft verder onder een pseudoniem.'
Nu nam Klein de draad weer op: 'Ik heb gisteren iemand ontmoet die lucifersboekjes verzamelt.'
'Ik heb lucifermerken verzameld toen ik een klein jongetje was,' zei Gonzalo. Ik liep altijd overal op de stoep en op straat te zoeken of -'
Maar Trumbull, die ongewoon zwijgend had zitten eten, verhief plotseling zijn stem en schreeuwde: 'Godverdomme, jullie met je geklets, onze gast zei iets. Meneer - eh - Klein, wat zei u daarnet?'
Klein keek verschrikt. 'Ik zei dat ik gisteren een man had ontmoet die lucifersboekjes verzamelt.'
'Dat zou interessant kunnen zijn,' zei Halsted vriendelijk, 'als -' 'Kop dicht,' brulde Trumbull. Ik wil hier alles van weten.' Zijn gerimpelde, gebruinde gezicht draaide zich naar Klein. 'Hoe heet die vent? Die verzamelaar?'
'Ik geloof niet dat ik dat nog weet,' zei Klein. Ik heb hem gisteren aan een lunch ontmoet, daarvoor had ik hem nog nooit gezien. We zaten met ons zessen aan tafel en hij begon over lucifersboekjes te praten. Tja, eerst dacht ik dat hij stapelgek was maar toen hij klaar was, had ik besloten zelf een verzameling te beginnen.'
'Had hij grijzige bakkebaarden met wat rood erin?' vroeg Trumbull.
'Ja, inderdaad. Kent u hem?'
'Hmm,' zei Trumbull. 'Zeg, Manny, ik weet dat jij gastheer bent en ik wil geen inbreuk maken op jouw privilege ..."
'Maar je gaat het wel doen,' zei Rubin. 'Wou je dat niet zeggen?'
'Nee verdomme,' zei Trumbull heftig. 'Ik vraag je toestemming.
Ik zou graag willen dat onze gast ons alles over zijn lunch
gisteren met die lucifersmerkenverzamelaar vertelde.'
'In plaats van een kruisverhoor?' vroeg Rubin. 'We hebben
nooit meer een kruisverhoor.'
'Dit kan belangrijk zijn.'
Rubin dacht even na met een enigszins ontevreden uitdrukking op zijn gezicht. Toen zei hij: 'Goed dan, maar na het dessert... Wat krijgen we toe vandaag, Henry?'
'Zabaglione, meneer, om bij het, Italiaanse motief van het diner van vanavond te passen.'
'Calorieën, calorieën,' kreunde Avalon zachtjes. Halsteds theelepeltje rinkelde terwijl hij suiker door zijn koffie roerde en met veel vertoon Rubins ongenuanceerde bewering dat iedereen die nog iets aan goede koffie toevoegde een barbaar was, negeerde. Hij zei: 'Zullen we nu Tom zijn zin geven en onze gast over de lucifersboekjes laten vertellen?' Klein keek de tafel rond en zei met een lachje: 'Ik wil het best doen, maar ik weet niet of het erg interessant -' 'Ik zeg je dat het interessant is,' zei Trumbull. 'Goed dan. Ik zal er geen ruzie om maken. We zijn trouwens door mij over het onderwerp begonnen. We aten in "Het Fabeldier", in de Drieënvijftigste Straat -'
'Jane wou er per se een keer eten, vanwege de naam,' zei Rubin. 'Niet zo geweldig.'
Turmbull zei: Ik vermoord je nog, Manny. Wat zit je toch over je vrouw te zaniken vandaag? Als je haar mist, ga dan naar huis.'
'Jij bent de enige die ik ken, Tom, die ervoor zou kunnen zorgen dat iemand zijn vrouw zou gaan missen.' 'Gaat u verder alstublieft, meneer Klein,' zei Trumbull. Klein begon opnieuw: 'Goed. Het gesprek begon doordat ik een sigaret opstak terwijl we op het menu wachtten en me toen onbehaaglijk voelde. Ik weet niet waarom, maar het lijkt wel of er tegenwoordig veel minder wordt gerookt tijdens de maaltijden.
Hier aan tafel, bijvoorbeeld, is meneer Drake de enige die rookt. Ik neem aan dat hij het niet vervelend vindt -' 'Nee,' mompelde Drake.
'Maar ik vond het wel vervelend, dus drukte ik mijn sigaret na een paar trekjes weer uit. Maar ik geneerde me een beetje, dus zat ik met de lucifers te spelen die ik gebruikt had om hem aan te steken, u weet wel, zo'n boekje dat de restaurants altijd op hun tafeltjes hebben liggen.'
'Om reclame voor zichzelf te maken,' zei Drake. 'Ja.'
'En die man ... nou herinner ik me het weer - Ottiwell heette
hij, zijn voornaam weet ik niet.'
'Frederick,' gromde Trumbull met sombere voldoening. 'Dan kent u hem dus inderdaad?' 'Ja, ik ken hem. Maar gaat u verder.'
'Ik had het boekje nog in mijn hand en Ottiwel strekte zijn hand uit en vroeg of hij het mocht zien. Dus gaf ik het hem. Hij bekeek het en zei zoiets als: "Matig interessant. Geen erg origineel ontwerp. Ik heb het al." Of iets dergelijks. Ik kan me zijn woorden niet precies meer herinneren.' Halsted zei nadenkend: 'Dat is een interessant punt, Klein. U weet tenminste dat u zich de woorden niet meer precies herinnert. In alle ik-verhalen herinnert de verteller zich altijd precies woord voor woord en in de juiste volgorde wat iedereen zei. Ik heb het nooit erg overtuigend gevonden.' 'Het is gewoon een conventie,' zei Avalon ernstig, terwijl hij een slokje van zijn koffie nam, 'maar ik geef toe dat het makkelijker is de derde persoon te gebruiken. Als je de eerste persoon gebruikt, weet je dat de verteller alle dodelijke gevaren waarin hij komt te verkeren zal overleven en -'
'Ik heb een verhaal in de ik-vorm geschreven waarin de verteller sterft,' zei Rubin.
'In het cowboyliedje El Paso gebeurt dat ook,' zei Gonzalo. 'In De moord op Roger -' begon Avalon. Trumbull stond op en sloeg met zijn vuist op de tafel. 'God allemachtig, stelletje idioten, de volgende die zijn bek opendoet vermoord ik. Geloven jullie me niet, als ik zeg dat dit belangrijk is? ... Gaat u verder, alstublieft, meneer Klein.'
Klein leek weinig op zijn gemak. 'Ik begrijp zelf niet goed waarom het zo belangrijk is, meneer Trumbull. Er valt niet eens veel te vertellen. Die Ottiwell begon over lucifersmerken te praten. Naar het schijnt komt er van alles bij kijken voor mensen die ze verzamelen. Er zijn allerlei factoren die de waarde verhogen: niet alleen of ze mooi zijn of zeldzaam, maar ook of de lucifers nog intact zijn en of het strijkvlak gaaf is. Hij praatte over verschillen in ontwerp, in de plaats van het strijkvlak, in type en grootte van de letters, of de binnenkant van de omslag bedrukt is of niet enzovoort. Hij praatte maar door en dat is alles. Behalve dat het zo interessant klonk dat ik er ook zin in kreeg, zoals ik al zei.'
'Heeft hij u uitgenodigd om zijn verzameling te komen bekijken?'
'Nee,' zei Klein, 'dat heeft hij niet gedaan.' 'Ik ben er geweest,' zei Trumbull. En toen hij dat gezegd had leunde hij achterover in zijn stoel met een uitdrukking van de grootste voldoening op zijn gezicht.
Er volgde een stilte en toen Henry de kleine cognacglaasjes neerzette, zei Avalon een beetje geërgerd: 'Als het dreigement ons te vermoorden is opgeheven, Tom, mag ik je dan misschien vragen hoe het er bij hem uitzag?'
Trumbull scheen van heel ver terug te keren: 'Wat? O .. . Het is griezelig. Hij is met zijn verzameling begonnen toen hij een kind was. Het zou best kunnen dat hij zijn eerste exemplaren net als Gonzalo van de straat heeft geraapt, maar op een gegeven moment werd het ernst.
Hij is vrijgezel. Hij werkt niet. Hij heeft het niet nodig. Hij heeft een erfenis gehad en hij heeft handig belegd, dus het enige waar hij voor leeft zijn die vervloekte lucifersboekjes. Het lijkt wel of zij zijn huis bezitten en hem als oppasser in dienst hebben.
Hij heeft hele zeldzame aan de muur hangen; ingelijst, nota-bene. Hij heeft ze in mappen en in dozen, overal. Zijn hele kelder staat vol met kaartenbakken, waarin hij ze heeft gecatalogiseerd volgens type en op alfabet. Je zou niet geloven hoeveel tienduizenden verschillende lucifersboekjes er over de hele wereld zijn gefabriceerd en hoeveel verschillende opschriften en hoeveel verschillende eigenaardigheden er bestaan en ik geloof dat hij ze allemaal heeft.
Hij heeft dunne boekjes, waar maar twee lucifers inzitten; en andere zo lang als je arm, waar er honderdvijftig inzitten. Hij heeft lucifers in de vorm van bierflesjes en andere in de vorm van honkbalslaghout en van kegels. Hij heeft blanco boekjes met niets op de omslag en hij heeft ze met muziekpartituren erop. Hij heeft god beter het een hele map met pornografische lucifersboekjes.'
'Die zou ik wel eens willen zien,' zei Gonzalo. 'Waarom?' zei Trumbull. 'Het is precies hetzelfde wat je overal elders ziet, alleen is zo'n lucifersboekje makkelijker te verbranden om er vanaf te komen.' 'Je hebt de ziel van een censor,' zei Gonzalo. 'Ik geef de voorkeur aan de werkelijkheid,' zei Trumbull. 'Vroeger kon je dat misschien,' zei Gonzalo. 'Wat wil je eigenlijk? Pingpongen met woorden? We waren iets ernstigs aan het bespreken.'
'Wat is er zo ernstig aan een boekje lucifers?' wilde Gonzalo weten.
'Dat zal ik je vertellen.' Trumbull keek de tafel rond. 'Denk eraan, stelletje gehaktballen, wat hier wordt besproken is altijd strikt vertrouwelijk.'
'Dat weten we allemaal,' zei Avalon droog. 'Als iemand het is vergeten, dan ben jij dat, anders zou je er ons niet aan hoeven te herinneren.'
'Meneer Klein zal ook moeten -'
'Dat heeft meneer Klein begrepen, onderbrak Rubin meteen. 'Hij weet dat niets wat in dit vertrek gebeurt onder welke omstandigheden ook buiten deze muren wordt besproken. Ik sta voor hem in.'
'Goed. Prachtig,' zei Trumbull. 'Dus nu zal ik jullie zo weinig mogelijk vertellen. Ik zweer je, als Klein die lunch niet had gehad gisteren, zou ik jullie er helemaal niets van verteld hebben. Maar het ergert me. Het knaagt al maanden aan me; al meer dan een jaar zelfs; en nu het ter sprake komt -'
'Hoor eens,' zei Drake beslist, 'of je vertelt het ons of je vertelt het ons niet.'
Trambull wreef kwaad in zijn ogen. Hij zei: 'Er is een informatie.'
'Wat voor? Waar?' vroeg Gonzalo.
'Dat doet er niet toe. Ik zeg opzettelijk niet dat het regeringsgeheimen zijn. Ik zeg opzettelijk niet dat er buitenlandse spionnen bij betrokken zijn, begrijp je? Misschien is het industriële spionage; misschien gaat het om diefstal van de honkbalafspraken van de New York Mets; misschien gaat het om fraude bij een examen, zoals bij het probleem waar Drake een paar maanden geleden mee kwam. Laten we het gewoon een informatie lek noemen, goed?'
'Goed,' zei Rubin. 'En wie is erbij betrokken? Die Ottiwell?' 'We weten het bijna zeker.' 'Arresteer hem dan.'
Trumbull zei: 'We hebben geen bewijs. Het enige wat we kunnen doen is te zorgen dat hij geen informatie in handen krijgt en zelfs dat willen we eigenlijk niet - niet helemaal.' 'Waarom niet?'
'Omdat het er niet om gaat wie het doet, maar hoe hij het doet. Als we hem arresteren zonder te weten welke methode hij gebruikt, dan neemt gewoon een ander het over. Mensen genoeg. We moeten achter de modus operandi zien te komen.' 'Heb je enig idee hoe hij het doet?' vroeg Halsted, langzaam met zijn ogen knipperend.
'Door middel van de lucifersboekjes. Hoe anders? Dat moet wel. Al onze gegevens wijzen erop dat Ottiwell het lek is en Ottiwell is een rare vent die lucifersboekjes verzamelt. Dat moet er iets mee te maken hebben.'
'Bedoel je dat hij die boekjes is gaan verzamelen om te kunnen -'
'Nee hij verzamelt ze al zijn hele leven. Daar is geen twijfel aan. Hij heeft dertig jaar nodig gehad om de verzameling die hij nu heeft op te bouwen. Maar aangezien hij de verzameling nu eenmaal had, heeft hij, toen ze hem op de een of andere manier hebben gerekruteerd om informatie door te geven,
natuurlijk een methode uitgewerkt waarbij hij de boekjes kon gebruiken.'
'Wat voor methode?' onderbrak Rubin hem ongeduldig. 'Dat weet ik nou juist niet. Maar hij bestaat. In zekere zin lenen lucifersboekjes zich uitstekend voor de taak. Er staat al een boodschap op en als je ze goed uitkiest, hoef je verder niets meer te doen. Dat restaurant waar u gisteren gegeten hebt, meneer Klein, "Het Fabeldier". Ik neem aan dat het woord "Fabeldier" ook op het lucifersboekje stond?' 'Waarschijnlijk wel. Ik heb er niet op gelet.' 'Ik weet het wel zeker. Nou, stel dat je een vorige boodschap wilt herroepen. Een fabeldier is iets dat niet bestaat. Dus als je de omslag van het boekje scheurt en over de post verzendt, dan zeg je tegen de ontvanger dat de vorige boodschap een fabel was.'
Gonzalo zei: 'Onzin, Tom. Als iemand de omslag van een lucifersboekje verstuurt, laat staan een heel boekje, dan vraagt hij er gewoon om dat hij ontdekt wordt. Zoiets is toch meteen al verdacht?'
'Niet als hij een aannemelijke reden heeft om lucifersboekjes te versturen.' 'Wat voor reden?'
'Verzamelaars doen het. Zij corresponderen en ze ruilen. Ze sturen elkaar lucifersboekjes. Iemand wil misschien een fabeldier hebben om een bepaalde serie aan te vullen en in ruil daarvoor stuurt hij een filmster aan iemand die daarin is gespecialiseerd.'
'En Ottiwell ruilt met andere mensen?' 'Natuurlijk.'
'Hebben jullie dan nooit iets onderschept dat hij had verstuurd?'
Er kwam een minachtende uitdrukking op Trumbulls gezicht. 'Natuurlijk hebben we dat. Meer dan eens. We pikten het uit de post, onderzochten het met de grootste nauwkeurigheid en stuurden het dan door.'
'Waarmee je je hebt schuldig gemaakt aan schending van het briefgeheim van de posterijen van de Verenigde Staten,' zei Rubin peinzend in de verte starend. 'Dat is natuurlijk makkelijk genoeg, als het alleen maar om de honkbalafspraken van de New York Mets gaat.'
'In godsnaam, Manny, probeer nou eens een keer om niet zo ezelachtig te doen,' zei Trumbull, 'al is het maar voor tien minuten. Je weet dat codes en geheimschriften mijn terrein zijn. Je weet dat de regering mij soms raadpleegt en dat ik daar contacten "heb. Natuurlijk zijn ze geïnteresseerd. Ze zouden zelfs geïnteresseerd zijn als het hele lek niet meer inhield dan een kletspraatje over de schutting. En ik zeg niet dat het meer is dan dat.'
'Waarom?' zei Rubin. 'Zijn ze al zo Big-Brotherachtig geworden?'
'Het is heel eenvoudig, als je even nadenkt. Elk systeem om informatie door te geven dat wij niet kunnen doorgronden is - ongeacht het soort informatie - doodgevaarlijk. Als het werkt en gebruikt wordt voor iets dat volkomen onbelangrijk is, kan het later gebruikt worden voor dingen die van vitaal belang zijn. De regering duldt geen enkel systeem om informatie door te geven dat niemand begrijpt - behalve als zij het zelf in handen heeft. Dat moet je kunnen begrijpen.'
'Goed,' zei Drake, 'jullie hebben dus die boekjes die Ottiwell verstuurt onderzocht. Wat kwam eruit?'
'Niets.' gromde Trumbull. 'We konden er helemaal niets van maken. We hebben al die rottige reclameteksten op de omslagen onderzocht maar we hebben niets ontdekt.' 'Bedoelt u dat u hebt gekeken of de beginletters van de verschillende teksten een woord vormden of zoiets?' vroeg Klein vol belangstelling.
'Als het een kind van zes was geweest die ze stuurde, ja, dan zouden we dat hebben gedaan. Nee, wij zijn heel wat subtieler te werk gegaan dan dat en we hebben niets kunnen ontdekken.' 'Nou,' zei Avalon zwaarwichtig, 'als je in geen van al de teksten op al die lucifersboekjes die hij verstuurt iets kunt ontdekken, dan is het misschien een vals spoor.'
"Bedoel je dat de lucifersboekjes er helemaal niet aan te pas komen?'
'Precies,' zei Avalon. 'Misschien dienen ze alleen maar om jullie op een dwaalspoor te brengen. Ottiwel heeft de lucifersboekjes bij de hand, hij is een bonafide verzamelaar, dus doet hij alles om zoveel mogelijk de aandacht op zijn verzameling te vestigen. Hij laat hem aan iedereen die maar wil zien. . . Hoe heb jij hem te zien gekregen, Tom?' 'Hij heeft me uitgenodigd. Ik heb geprobeerd zijn vriendschap te winnen.'
'En hij ging erop in,' zei Rubin. 'Nou, dan heb je je verdiende loon. Probeer alsjeblieft niet mijn vriendschap te winnen, Tom.' 'Dat heb ik nooit gedaan ... Ja, Jeff, ik begrijp wat je bedoelt. Hij heeft gisteren tegen Klein over zijn lucifersboekjes gepraat. Hij zou er tegen iedereen over praten. Hij zou zijn verzameling laten zien aan iedereen die bereid is ervoor naar Queens te gaan. Daarom vroeg ik ook of hij meneer Klein bij zich thuis had uitgenodigd. En met al dat gepraat, al die aandachttrekkerij, al dat geschitter met zijn verzameling, zou het jou niets verwonderen als hij intussen een systeem gebruikte dat helemaal niets met lucifersboekjes te maken heeft. Heb ik het goed?'
'Juist,' zei Avalon.
'Nee,' zei Trumbull. 'Ik geloof er niets van. Hij is echt een fanatieke lucifersboekjes verzamelaar en hij heeft geen enkele andere belangstelling in zijn leven. Hij heeft geen ideologische drijfveer om dat verschrikkelijke risico te nemen. Hij heeft geen enkele binding met de kant waarvoor hij werkt, of het nu om nationale of industriële of plaatselijke belangen gaat - en dat vertel ik jullie niet. Dat interesseert hem niet. Het gaat alleen om de lucifersboekjes. Hij heeft een manier verzonnen om de rotdingen op een nieuwe manier te gebruiken en dat is wat hem betreft de hele lol ervan.'
'Zeg,' zei Drake, die had zitten dromen. 'Hoeveel boekjes verstuurt hij eigenlijk per keer?'
'Wie zal het zeggen? De keren dat wij ze hebben onderschept, waren het er nooit meer dan acht. En hij doet het niet vaak, moet ik zeggen.'
'Goed. Hoeveel informatie kan hij doorgeven met zo’n paar boekies? Hij kan de teksten niet letterlijk en direct gebruiken. Als hij zulke dingen als die Fabeldieromslag gebruikte om een boodschap te herroepen, dan zou zelfs mijn kleine neefje het zo doorhebben, laat staan jij. Dus is het iets subtielers en misschien staat elk boekje wel voor een woord, of zelfs voor een letter. Wat kun je daarmee doen?'
'Genoeg,' zei Trumbull verontwaardigd. 'Wat denk je dat ze nodig hebben in zulke gevallen. Een encyclopedie? Degene die informatie moet hebben, sukkel, die weet het grootste deel bij voorbaat al. Er mist alleen een vitaal punt uit en dat moet hij hebben.
Bijvoorbeeld, stel we zijn in de tweede wereldoorlog. De Duitsers hebben geruchten gehoord dat er iets belangrijks aan de gang is in de Verenigde Staten. Ze krijgen een boodschap van maar een woord: atoombom. Verder hebben de Duitsers niets nodig. Goed, er was toen nog geen atoombom maar elke Duitser met een middelbare schoolopleiding zou uit dat ene woord kannen opmaken wat er aan de hand was en de Duitse natuurkundigen helemaal. Dan komt er een tweede boodschap die zegt: Oak Ridge, Tennessee. Dat zouden totaal vierentwintig letters zijn in de twee boodschappen samen en ze zouden ie wereldgeschiedenis hebben kunnen veranderen.' 'Bedoel je dat die Ottiwel dat soort informatie doorgeeft?' vroeg Gonzalo vol ontzag.
'Nee! Dat heb ik je toch gezegd,' zei Trumbull kwaad. In dat opzicht is hij absoluut niet belangrijk. Denk je nou heus dat ik er dan met jullie over zou gaan zitten praten? Het is alleen dat de modus operandi voor zulke dingen en voor alles wat je maar wilt gebruikt kan worden. En daarom moeten we erachter komen hoe het werkt. Bovendien gaat het om mijn reputatie. Ik zeg dat hij de lucifersboekjes gebruikt en ik kan niet verklaren hoe. Denk je dat ik dat leuk vindt?' Gonzalo zei: 'Misschien schrijft hij met onzichtbare inkt op de binnenkant van de boekjes.'
"Geen schijn van kans. We hebben het geprobeerd, dat hoort bij de routine. Maar als dat het was, waarom moet hij er dan lucifersboekjes voor gebruiken? Zoiets gaat net zo goed met een gewone brief en dat zou veel minder aandacht trekken. Het is een psychologische kwestie. Als Ottiwell lucifersboekjes gebruikt, dan werkt hij met een systeem dat alleen voor lucifers boekjes kan worden toegepast en dat betekent dat hij - op de een of andere manier - gebruikmaakt van boodschappen die er al op staan.'
Klein onderbrak hem: 'Nee maar, en dat allemaal omdat ik over die lunch van gisteren ben begonnen. Heeft u misschien een lijst van alle lucifersboekjes die hij heeft verstuurd? Als u er een fotokopie van had, dan zouden we hem allemaal kunnen bekijken en -'
'En de code uitwerken die ik niet kon ontdekken? Bedoelt u dat?' zei Trumbull. 'Weet u, sinds de tijd dat Conan Doyle Sherlock Holmes het heeft laten opnemen tegen de klungelaars van Scotland Yard, schijnt iedereen te denken dat de beroepsmensen niets kunnen. Ik verzeker u dat als ik het niet kan -' Avalon zei: 'En wat denkt Henry ervan?' Henry, die ernstig en met een belangstellende uitdrukking op zijn nog ongerimpelde gezicht had geluisterd, glimlachte even en schudde zijn hoofd.
Maar er verscheen een diep nadenkende trek op Trumbulls gezicht. 'Henry,' zei hij. 'Daar had ik helemaal niet aan gedacht. Je hebt gelijk, Jeff. Hij is de slimste van jullie allemaal -en dat zou een compliment zijn, als jullie niet zo'n stelletje ezels waren.'
'Henry,' zei hij, 'jij bent de eerlijke man hier. Jij kunt de oneerlijkheid van de wereld zien, zonder dat die door je eigen misdadige neigingen wordt vertekend. Ben je het met me eens? Denk je ook niet dat Ottiwell, als hij zulk werk doet, alleen een methode zou gebruiken waarbij hij zijn lucifersboekjes op unieke wijze kon benutten?'
'Om eerlijk te zijn, meneer Trumbull,' zei Henry, terwijl hij de borden die nog op tafel stonden wegnam, 'ben ik het inderdaad met u eens.'
Trumbull glimlachte. 'Ziedaar de woorden van een man die weet waar hij over praat.'
'Omdat hij het met je eens is,' zei Rubin.
‘Ik ben het overigens niet helemaal met meneer Trumbull eens,' zei Henry.
'Aha." zei Rubin. 'Wat zeg je nu, Tom?'
'Wat ik altijd al zeg.' zei Trumbull, 'dat ik je het meest mag als je je mond houdt.'
'Mag ik - een kleine toespraak houden?' vroeg Henry. 'Wacht even,' zei Rubin. 'Ik ben nog steeds de gastheer en ik neem de leiding hier over. Ik beslis over de procedure en mijn beslissing luidt dat Henry een kleine toespraak houdt en dat wij allemaal onze mond houden, behalve om vragen van Henry te beantwoorden of om zelf vragen te stellen die strikt ter zake zijn. En ik beschouw vooral Tom-Tom de trommelaar als een kandidaat voor zwijgzaamheid.'
'Dank u, meneer Rubin,' zei Henry. Ik luister bij al uw maandelijkse bijeenkomsten altijd met de grootste belangstelling naar wat de heren zeggen. Het is duidelijk dat u er allemaal een groot maar onschuldig genoegen in schept om elkaar piet woorden om de oren te slaan. Nu kunt u dat met een gast niet zo goed doen en daarom hebt u allemaal de neiging om de gast te negeren en niet naar hem te luisteren als hij iets zegt.' . 'Hebben we dat gedaan?' vroeg Avalon.
'Ja, en ik heb het gevoel, meneer Avalon, dat u daardoor misschien een zeer belangrijk punt hebt gemist. Omdat het - normaal gesproken - niet mijn plaats is om te praten, luister ik onpartijdig naar wat iedereen zegt, inclusief de gast. En het schijnt dat ik iets gehoord heb, wat de rest van u is ontgaan. Staat u mij toe, meneer Rubin, dat ik de gast een paar vragen stel? Misschien zullen de antwoorden nergens toe leiden, maar er is een kleine kans -'
'Jazeker,' zei Rubin. 'Hij moet toch een kruisverhoor ondergaan. Ga je gang.'
"Het zou geen kruisverhoor worden,' zei Henry. 'Meneer Klein?'
'Ja. Henry,' zei Klein en hij kreeg een lichte kleur van genegen nu hij onbetwist in het middelpunt van de belangstelling stond.
"Het gaat hierom, meneer Klein. Toen u, nogal in het kort,
het verhaal begon te doen van uw lunch gisteren, toen zei u ongeveer - ik kan mij, net als u, de woorden niet meer precies herinneren - dat u dacht dat hij gek was, maar dat hij zo interessant erover vertelde dat u tenslotte besloot zelf een verzameling van lucifersboekjes te beginnen.' 'Ja, dat klopt,' zei Klein en knikte. 'Een beetje gek verwonderstel ik. Ik zou er zeker niet over denken zoiets te beginnen als hij. Ik bedoel niet het spioneren, maar die enorme collectie van hem -'
'Ja,' zei Henry, 'maar ik had de indruk dat u de neiging voelde meteen te beginnen. Hebt u misschien toevallig aan het eind van de lunch een lucifersboekje van "Het Fabeldier" meegenomen?'
'Inderdaad,' zei Klein. 'Het is een beetje pijnlijk, nu ik eraan denk, maar ik heb er een meegenomen.' 'Van welke tafel, meneer?' 'Die van ons.'
'Bedoelt u dat u het boekje hebt meegenomen dat u in uw handen had gehad en doorgegeven aan Ottiwell? Dat hij het later weer heeft neergelegd en dat u het toen hebt meegenomen?'
'Ja,' zei Klein, die plotseling een verdedigende houding aannam. 'Is dat zo gek? Ze liggen er toch zeker voor de gasten?' 'Natuurlijk, meneer. We hebben hier ook lucifers op tafel liggen en die mag u best meenemen. Maar wat hebt u met het boekje gedaan, nadat u het van de tafel had gepakt?' Klein dacht even na. Ik weet het niet. Ik kan het me niet goed herinneren. Ik heb het in de zak van mijn jasje gestopt, of in de zak van mijn overjas, toen we die uit de vestiaire hadden gehaald.'
'Hebt u er niets mee gedaan, toen u thuis was gekomen?'
'Nee, eerlijk gezegd was ik het finaal vergeten. Ik heb er geen ogenblik meer aan gedacht, totdat Manny Rubin erover begon dat zijn vrouw stieren verzamelt.'
'U hebt zeker niet hetzelfde jasje aan?'
'Nee, maar wel dezelfde overjas.'
'Zou u even in de zak van uw jas willen kijken of het lucifersboekje erin zit?'
Klein verdween naar de speciale garderobe die de Zwarte Weduwnaars op hun maandelijkse bijeenkomsten gebruikten. 'Waar wil je naar toe, Henry?' vroeg Trumbull. 'Waarschijnlijk loopt het op niets uit,' zei Henry. 'Ik gok op een bijzonder toeval en daar hebben we er vanavond al een van gehad.' 'Wat dan?'
'Dat meneer Klein heeft geluncht met een man die door u in de gaten wordt gehouden en dat u er de volgende dag van hoort. Om op nog zo'n toeval te rekenen, is misschien een beetje teveel gevraagd.'
Toen Klein terugkwam, hield hij een klein voorwerp omhoog. 'Hier is het,' zei hij verheugd.
Hij gooide het op de tafel en iedereen kwam overeind om het te bekijken. Er stond in semi-gothische letters 'Het Fabeldier' op, samen met een klein plaatje van een eenhoorn. Gonzalo strekte zijn hand uit.
'Neemt u me niet kwalijk, mijnheer Gonzalo,' zei Henry, 'maar ik geloof dat het beter is als niemand het nog aanraakt... Meneer Klein, is dit het lucifersboekje dat op uw tafel lag? Hetzelfde dat u gebruikt hebt om een sigaret aan te steken en dat meneer Ottiwell daarna gebruikt heeft om enkele punten te demonstreren betreffende de plaats van het strijkvlak en dergelijke?' 'Ja.'
'En hij legde het op de tafel en u pakte het op?'
'Hebt u toevallig opgemerkt hoeveel lucifers er nog inzaten, toen u uw sigaret opstak?'
Klein keek verbaasd. 'Dat weet ik niet. Daar heb ik niet op gelet.'
'Maar u hebt er in ieder geval een lucifer uitgescheurd om uw sigaret aan te steken?' 'O, ja.'
'Dus zelfs als het boekje vol was geweest, zou er nu een lucifer uit zijn. Dit boekje ziet eruit als het standaardmodel, met een inhoud van dertig lucifers. Dus nu kunnen er niet meer dan negenentwintig lucifers inzitten - en misschien minder.' 'Ja, dat moet wel.'
'En hoeveel lucifers zitten er nu in het boekje? Wilt u even kijken?'
Klein wachtte een ogenblik en maakte toen het boekje open. Hij zat er een hele tijd naar te kijken en toen zei hij: 'Het is nieuw. Alle dertig lucifers zitten erin. Ik zal ze tellen... Ja, het zijn er dertig.'
'Maar u hebt dit boekje van de tafel genomen en u dacht toen dat het hetzelfde boekje was dat u had gebruikt? U hebt het niet van een andere tafel gepakt?'
'Nee, nee. Het was ons boekje. Althans, dat dacht ik.'
'Goed. Als u wilt, heren, kunt u het nu bekijken. Zoals u zult zien is het strijkvlak ongebruikt, er is geen enkele lucifer langs afgestreken.'
Trumbull zei: 'Bedoel je dat Ottiwell dit boekje in de plaats heeft gelegd van het boekje dat op tafel lag?' 'Zodra u zei dat hij informatie doorgaf, heb ik aan die mogelijkheid gedacht. Ik was het met u eens, meneer Trumbull. dat meneer Ottiwell de lucifersboekjes zou gebruiken. Dat leek mij psychologisch juist. Maar ik was het ook met meneer Avalon eens dat hij misschien een afleidingsmanoeuvre zou gebruiken. Meneer Avalon zag alleen niet hoe subtiel die afleidingsmanoeuvre zou kunnen zijn.'
'Omdat ik zelf te slinks ben om goed te kunnen zien,' zuchtte Avalon. 'Ik weet het.'
'Door zich te concentreren op zijn verzameling en het verzenden en ontvangen van lucifersboekjes,' zei Henry, 'hield hij uw aandacht uitsluitend daarop gericht, meneer Trumbull. Toch scheen het mij toe dat meneer Ottiwell niet uitsluitend in verband met zijn collectie met lucifersboekjes in aanraking kwam. Elke keer dat hij in een behoorlijk restaurant at - en dat kon heel vaak zijn - had hij een lucifersboekje binnen zijn bereik -Zelfs als hij in het gezelschap van anderen was, zou het makkelijk genoeg zijn om het boekje dat op de tafel lag door een andere vervangen. Zodra hij en de rest van het gezelschap weg waren, zou een medeplichtige het kunnen wegnemen.'
'Behalve deze keer,' zei Rubin sardonisch.
'Inderdaad, behalve deze keer. Toen het gezelschap vertrok lag er geen boekje lucifers op tafel. Dit geeft aanleiding tot een onaangename gedachte. Bent u gevolgd, meneer Klein?'
Klein keek verschrikt. 'Nee. Tenminste - dat wil zeggen – ik weet het niet. Ik heb niemand gezien.'
'Geen poging geweest om uw zakken te rollen?'
'Nee.' Niet dat ik weet.'
'In dat geval weten ze misschien niet zeker wie het heeft meegenomen - tenslotte zaten er behalve u en mijnheer Ottiwell nog vier anderen aan tafel; en het zou ook mogelijk zijn dat een kelner het had weggeruimd. Of misschien denken zij dat een weggeraakt boekje veel minder moeilijkheden zal opleveren dan een poging om het terug te krijgen. Of misschien heb ik het ook helemaal van het begin tot het eind mis.' Trumbull zei: 'Maak je maar niet ongerust, Klein. Ik zal ervoor zorgen dat ze een tijdje een oogje op je houden.' Tegen Henry zei hij: 'Ik zie wat je bedoelt, Henry. In elk willekeurig restaurant zijn er op elk willekeurig tijdstip tientallen lucifersboekjes, allemaal identiek. Ottiwell kan er makkelijk bij een vorig bezoek een stuk of wat hebben meegenomen -of een dozijn, als hij dat had gewild - om ze later te verwisselen. Wie zou het merken? Wie zou het interesseren? En nu wil je zeggen dat een miserabel verwisseld lucifersboekje de informatie moet bevatten?'
'Het lijkt mij heel goed mogelijk,' zei Henry.
'Go, little Book! from this my solitude / I cast thee on the
waters - go thy way!' prevelde Halsted. 'Dat is van Robert
Southey!'
'Maar hoe gaat het dan?' vroeg Trumbull, Halsteds gefluisterde versregels negerend. Hij draaide het boekje om en om in zijn vingers. 'Het is gewoon een lucifersboekje, net als alle andere. Er staat "Fabeldier" op, en een adres en een telefoonnummer. Waar kan dit boekje informatie bevatten die in andere niet te vinden is?'
'We moeten op de goede plaats kijken,' zei Henry. 'En wat is de goede plaats?' vroeg Trumbull.
'Ik ga af op wat u hebt gezegd, meneer,' zei Henry. 'U zei dat Ottiwell bij het doorgeven van de informatie beslis, gebruik zou maken van de unieke eigenschappen van de lucifersboekjes en daar ben ik het mee eens. Maar wat is er uniek aan de boodschap die op een lucifersboekje staat? In verreweg de meeste gevallen is het gewoon reclame en die is op een vrijwel onbeperkt aantal andere dingen - van cornflakedozen tot de binnenkant van tijdschriften - ook te vinden.' 'Ja, en?'
'Een lucifersboekje heeft maar een ding dat uniek is - en dat. zijn de lucifers die erin zitten. In het standaardboekje zitten dertig lucifers, die volgens een tamelijk gecompliceerd patroon schijnen te zijn gerangschikt. Maar als u de onderkant van de lucifers bekijkt, zult u zien dat er twee stukjes karton zitten, elk met vijftien lucifers eraan. Als u ze van links naar rechts telt, beginnend met de achterste rij - met de opengeslagen omslag naar boven - en dan de voorste rij, bijvoorbeeld, dan kunt u elke lucifer aanduiden met een bepaald, vast cijfer van 1 tot 30.'
'Ja,' zei Trumbull. 'Maar alle lucifers in een boekje zijn precies gelijk aan elkaar en aan de lucifers in andere boekjes van dezelfde soort. De lucifers in dit boekje hier zijn volkomen standaard.'
'Maar de lucifers hoeven toch niet gelijk te blijven? Stel dat u er een lucifer uithaalt - iedere willekeurige lucifer - Er zijn dertig verschillende mogelijkheden om dat te doen. Als u er twee uithaalde, of drie, dan zouden er nog veel meer mogelijkheden zijn.'
'Er zijn geen lucifers uitgehaald.'
'Het is maar bij wijze van spreken. De lucifers er uitscheuren zou een veel te grove manier van differentiëren zijn. Maar stel dat er in bepaalde lucifers een speldenprikje zat of een klein krasje of een klein druppeltje fluorescerende verf op de kop. die zichtbaar wordt in ultraviolet licht. Hoeveel verschillende patronen zou u kunnen produceren door een aantal lucifers -van nul tot alle dertig - te merken?'
'Dat zal ik je vertellen?' onderbrak Halsted. Twee tot de dertigste macht, dat is dus - oh, meer dan een miljard; miljard, niet miljoen. En als je ook al of niet een tekentje op de flap zou zetten, vlak achter de lucifers, dan werd het twee miljard.' 'Dus,' zei Henry, 'als u een bepaald lucifersboekje elk gewenst getal kunt geven, van nul tot twee miljard, dan zouden die getallen een code kunnen vormen om een aanzienlijke hoeveelheid informatie over te brengen.'
'Zeker zes woorden, met gemak,' zei Trumbull nadenkend. 'Verdomd!' schreeuwde hij opspringend. 'Geef hier dat ding. Ik ga weg.'
Hij rende naar de garderobe, kwam zich in zijn jas worstelend terug en riep: 'Pak je jas, Klein, je moet met me mee. Ik moet een verklaring van je hebben en bovendien is het veiliger voor je.'
Henry zei: 'Ik kan het wel helemaal bij het verkeerde eind hebben, meneer.'
'Aan het verkeerde eind, onzin! Het is zo. Ik weet het zeker. Het klopt precies met een paar dingen waar jij niets van weet... Henry, zou je ervoor voelen je met dit soort dingen te gaan bezighouden? Als beroep, bedoel ik?' 'Hé!' riep Rubin. 'Ga nou niet Henry bij ons weghalen!' 'Weest u maar niet bang,' meneer Rubin,' zei Henry zachtjes. 'Ik vind het hier veel interessanter.'
ZONDAGOCHTEND VROEG
Geoffrey Avalon liet zijn tweede borrel ronddraaien in het glas terwijl hij aan tafel ging zitten. Het glas was nog niet helemaal half leeg en hij zou er nog een slokje van nemen voor hij het verder liet staan. Hij keek ongelukkig.
Hij zei: 'Dit is voor zover ik het me herinner de eerste keer dat de Zwarte Weduwnaars bij elkaar komen zonder gast' Zijn borstelige wenkbrauwen nog steeds zwart, hoewel zijn snor en keurig verzorgde baardje in de loop van de jaren eerbiedwaardig grijs waren geworden) leken te trillen. 'Nou ja,' zei Roger Halsted, terwijl hij zijn servet met een hoorbare klap opensloeg alvorens het op zijn knieën te leggen. 'In mijn functie van gastheer deze keer, heb ik het zo besloten. Hoger beroep is niet mogelijk. Bovendien heb ik er een reden voor.' Hij legde de palm van zijn hand op zijn hoge voorhoofd en maakte een beweging alsof hij het haar, dat al jaren geleden aan de voorkant van zijn schedel was verdwenen, naar achteren wilde strijken.
'Er staat trouwens nergens in het reglement dat we een gast
moeten hebben,' zei Emanuel Rubin. 'Het enige dat we moeten hebben bij onze bijeenkomsten is geen vrouwen.'
'De leden mogen geen vrouwen zijn,' zei Trumbull met een dreigende uitdrukking op zijn altijd gebruinde gezicht. 'Er staat nergens dat de gast geen vrouw mag zijn.'
'Nee,' zei Rubin scherp en zijn dunne baardje trilde. "Elke
gast is ex officio lid voor de duur van het diner en moet zich aan alle regels houden, dus ook aan de regel dat hij geen vrouw mag zijn.'
'Wat betekent ex officio eigenlijk?' vroeg Mario Gonzalo. 'Dat heb ik me altijd afgevraagd.'
Maar Henry was al begonnen de eerste gang op te dienen, die scheen te bestaan uit een lange pastarol gevuld met gekruide kaas, die met een saus overdekt onder de gril was gezet.
Na een lange tijd zei Rubin met een verongelijkt gezicht: 'Als ik het goed zie, schijnt dit een pastarol te zijn gevuld met -'
Maar het gesprek was toen al algemeen geworden en Halsted greep een korte stilte aan om aan te kondigen dat hij zijn limerick voor het derde boek van de Ilias afhad.
Trumbull zei: 'Verdomme, Roger, ben je van plan ons bij
iedere bijeenkomst met zo'n ding te vervelen?'
'Ja,' zei Halsted, 'dat was ik inderdaad van plan. Het is een
stimulans om ermee door te gaan. Bovendien moeten we toch een onderwerp van een beetje intellectueel niveau aan tafel hebben ... Zeg, Henry, vergeet niet dat ik mijn biefstuk graag rood van binnen heb, als we tenminste biefstuk krijgen.'
'Het is forel vanavond, meneer Halsted,' zei Henry, terwijl hij de waterglazen bijvulde.
'Prachtig,' zei Halsted. 'Hier komt hij:
Menelaos en Paris die zouden Een tweekamp om Helena houden. De Trojaan had het zwaar In het tweegevecht, maar Afrodite wist hem te behouden.
Gonzalo zei: 'Maar wat betekent het?'
'Nou,' mengde Avalon zich in het gesprek, 'in het derde boek besluiten de Grieken en de Trojanen om de zaak te beslissen door middel van een duel tussen Menelaos en Paris. De laatste had Helena, de vrouw van de eerste geschaakt en dat was de oorzaak van de oorlog. Menelaos won maar Afrodite heeft Paris net op tijd van het strijdperk ontvoerd om zijn leven te redden... Ik ben blij dat je niet Venus hebt gezegd in plaats van Afrodite, Roger. Er wordt veel te veel gebruik gemaakt van de Romeinse namen.'
Halsted zei met een volle mond: 'Het paste beter in het ritme.' 'Heb je nooit de Ilias gelezen, Mario?' vroeg James Drake. 'Hoor eens,' zei Gonzalo. 'Ik ben schilder, ik moet mijn ogen sparen.'
Pas toen het dessert op tafel stond, zei Halsted: 'Goed, nu zal ik uitleggen wat ik in mijn gedachten had. De laatste vier keer dat we bij elkaar waren, is er telkens een soort misdaad ter sprake gekomen, die in de loop van onze discussies is opgelost. '
'Door Henry,' onderbrak Drake, zijn sigaret uitdrukkend. 'Goed, door Henry. Maar wat voor soort misdaden? Snert misdaden. De eerste keer was ik er niet bij, maar naar ik gehoord heb, ging het over een diefstal en die had niet eens veel om het lijf, als ik het goed heb begrepen. De tweede keer was het nog erger. Een geval van fraude bij een examen, nota bene.' 'Dat is niet zoiets onbelangrijks,' mompelde Drake. 'Nou, het is niet precies wereldschokkend. De derde keer - en toen was ik er wel bij - was het weer diefstal, maar deze keer. een iets betere. En de vierde keer was het een soort spionagezaak.'
'Geloof me,' zei Trumbull, 'dat was niet onbelangrijk.' 'Ja,' zei Halsted met zijn zachte stem, 'maar er was geen sprake van enig geweld. Moord, heren, moord!' 'Hoezo moord?' vroeg Rubin.
'Ik bedoel dat er iedere keer als we een gast hebben, iets van weinig belang ter sprake komt, omdat we het nemen zoals het toevallig valt. We nodigen niet speciaal een gast uit die ons een interessante misdaad kan voorleggen. Het zijn gewoon gasten.' 'En?'
'En nu zitten we hier met ons zessen, zonder gast, en er moet een van ons zijn die iets van een geheimzinnige moord weet en -'
'O god,' zei Rubin vol afkeer. 'Je hebt Agatha Christie gelezen. We zullen om de beurt een raadselachtige misdaad vertellen en Miss Marple zal ze voor ons oplossen... of Henry dan.'
Halsted keek beteuterd. 'Bedoel je dat ze zulke dingen doen -' 'O God,' zei Rubin emotioneel.
'Nou, jij bent schrijver,' zei Halsted. 'Ik lees nooit thrillers.' 'Je weet niet wat je mist,' zei Rubin, 'en het bewijst wat een stommeling je bent. Jij noemt jezelf wiskundige. Een speurdersroman is net zo goed een wiskundig probleem als de dingen die jij in elkaar flanst en het probleem moet worden opgebouwd uit veel onhandelbaarder materiaal.' 'Wacht nou eens even,' zei Trumbull. 'Waarom proberen we niet een of andere moord uit te vissen, nu we hier toch zitten?' 'Weet jij er een?' vroeg Halsted hoopvol. 'Jij werkt voor de regering, met codes of wat het ook is. Je hebt vast wel eens een moord meegemaakt en je hoeft geen namen te noemen. Je weet dat alles wat hier besproken wordt onder ons blijft.' 'Dat weet ik beter dan jij,' zei Trumbull, 'maar ik weet geen enkele moord. Ik zou je een paar interessante dingen over codes kunnen vertellen maar daar is het je niet om te doen... Maar jij, Roger. Aangezien jij erover bent begonnen, had je vast iets op het oog. Een of andere wiskundige moord, misschien?'
'Nee,' zei Halsted nadenkend. Ik geloof niet dat ik me kan herinneren ooit iets met een moord te maken te hebben gehad.' 'Je gelooft?' zei Halsted. 'Bedoel je dat je er niet zeker van bent?'
'Nee, ik weet het zeker. En jij, Jeff? Jij bent jurist.' 'Niet het soort dat moordenaars als cliënten krijgt,' zei Avalon en schudde met kennelijke spijt zijn hoofd. 'Ik houd me alleen bezig met octrooiproblemen. Vraag het Henry eens, die weet veel meer van misdaad af dan wij, zo lijkt het tenminste.' 'Het spijt me, meneer,' zei Henry, terwijl hij met bekwame hand de koffie inschonk. In mijn geval is hét allemaal theorie. Ik ben gelukkig nooit bij een gewelddadige dood betrokken geweest.'
'Willen jullie zeggen,' zei Trumbull, 'dat wij met ons zessen -zeven als je Henry meerekent - niet een moord op tafel kunnen brengen?'
Drake haalde zijn schouders op. 'In mijn beroep is er altijd doodsgevaar. Ik zelf heb nooit zoiets meegemaakt in het lab, maar er zijn explosies voorgekomen, gevallen van vergiftiging en zelfs van elektrocutie. Maar op zijn ergst, zijn dat moorden door onachtzaamheid. Ik kan je er niets over vertellen.' Trumbull zei: 'Wat ben je stil, Manny. Heb jij in je hele, kleurrijke loopbaan nooit reden gehad om iemand te vermoorden?' 'Soms zou ik het met genoegen doen,' zei Rubin, 'zoals nu, bijvoorbeeld. Maar het is niet nodig. Ik kan iedereen aan, welk gewicht ze ook hebben, zonder ze met een vinger te hoeven aanraken. Ik zal je iets vertellen, ik herinner me -' Maar plotseling zei Mario Gonzalo, die met stijf dichtgeknepen lippen erbij had gezeten: Ik ben bij een moord betrokken geweest.'
'O ja? Wat voor moord?' vroeg Halsted. 'Op mijn zuster,' zei hij somber. 'Ongeveer drie jaar geleden. Het was voor ik lid van de Zwarte Weduwnaars werd.' 'Neem me niet kwalijk,' zei Halsted. 'Waarschijnlijk wil je er liever niet over praten.'
Ik vind het niet erg om erover te praten,' zei Mario schouder-ophalend en zijn grote, wat uitpuilende ogen keken hen alle-maal een voor een aan. 'Maar er valt niets te vertellen. Het is geen mysterie. Gewoon een van die gevallen die deze stad zo heerlijk leefbaar maken. Ze hebben in haar flat ingebroken, op zoek naar kostbaarheden, en hebben haar vermoord.' 'Wie?' vroeg Rubin.
'Wie zal het zeggen? Verslaafden? Het gebeurt zo vaak in die buurt. In het flatgebouw waar zij en haar man woonden, waren sedert Nieuwjaar vier inbraken geweest en het was pas eind april toen het gebeurde.' Is er elke keer iemand vermoord?'
'Dat hoeft niet altijd. Een slimme inbreker kiest een ogenblik uit dat de flat leeg is. Of als er wel iemand is, dan maken ze hem bang of binden hem vast. Marge was zo dom zich te verzetten, tegen ze te vechten. Er waren duidelijke sporen van een worsteling.' Gonzalo schudde zijn hoofd. Na een pijnlijke stilte zei Halsted: 'Hebben ze de daders ooit gepakt?'
Gonzalo sloeg zijn ogen op en staarde Halsted aan zonder zijn minachting te verbergen: 'Wat dacht je? Ze hebben niet eens gezocht. Zulke dingen gebeuren aan de lopende band. Niemand kan er iets aan doen. Het kan zelfs niemand iets schelen. En als ze ze pakten, wat dan nog? Het zou Marge niet terugbrengen.'
'Het zou kunnen verhinderen dat ze met een ander hetzelfde deden.'
'Er zouden nog genoeg andere lammelingen overblijven om het te doen.' Gonzalo haalde diep adem. Toen zei hij: 'Misschien is het wel goed om erover te praten en kan ik het daarna van me af zetten. Zie je, het was allemaal mijn schuld, omdat ik zo vroeg wakker wordt. Als dat niet zo was geweest, zou Marge nu misschien nog leven en zou Alex niet het wrak geworden zijn dat hij nu is.' 'Wie is Alex?' vroeg Avalon.
'Mijn zwager. Marge haar man. Ik mocht hem graag. Om eerlijk te zijn geloof ik dat ik meer op hem gesteld was dan ik ooit op haar ben geweest. Zij had kritiek op mij. Ze dacht dat het schilderen alleen maar mijn excuus was om te lanterfanten. Natuurlijk, toen ik eenmaal een behoorlijk inkomen had - of nee, zelfs toen had ze nog kritiek op me. Ik wil van de doden geen kwaad spreken, maar over het algemeen was ze een vervelend mens. Maar ze hield van Alex.'
'Hij was geen schilder?' Avalon scheen de rol van vragensteller op zich te hebben genomen en de anderen lieten het aan hem over.
'Nee. Hij was eigenlijk helemaal niets, toen ze trouwden. Hij hing zo'n beetje rond. Maar later is hij precies geworden wat zij wilde. Zij was net wat hij nodig had om hem een beetje te stimuleren. Zij hadden elkaar nodig. Zij had iemand om voor te zorgen -' 'Geen kinderen?'
'Nee, niet een. Tenzij je die ene miskraam rekent. Arme Marge. Een biologische aanleg, waardoor ze geen kinderen kon krijgen. Maar het hinderde niet. Alex was haar kind en het ging goed met hem.
De maand dat zij trouwden kreeg hij een baan, hij maakte promotie, had goede vooruitzichten. Zij waren net zover dat ze plannen gingen maken om uit die rattenval te verhuizen - en toen gebeurde het. Arme Alex. Het was net zo goed zijn schuld als de mijne. Meer zelfs. Net op die dag moest hij het huis uitlopen.' 'Hij was dus niet thuis?'
'Natuurlijk niet. Als hij er was geweest, had hij ze misschien weg kunnen jagen.'
'Of hij had zelf vermoord kunnen worden.' 'In dat geval zouden ze waarschijnlijk zijn gevlucht en hadden ze Marge met rust gelaten. Geloof me, ik heb hem alle mogelijkheden horen overwegen. Maar hoe hij het ook keert, als hij die dag niet was weggegaan, zou ze nog leven en die gedachte kwelt hem. Hij is helemaal aan lagerwal geraakt, sinds het is gebeurd. Hij hangt weer rond. Ik geef hem wat geld, als ik het kan missen, en zo nu en dan heeft hij een baantje. Arme Alex. In die vijf jaar van zijn huwelijk had hij het helemaal gemaakt. Hij was een doordouwer. Maar nu is het allemaal voor niets geweest. Er is niets meer van over.' Gonzalo schudde zijn hoofd. 'Wat ik het rottigste vind, is dat het slachtoffer niet degene is die er het ergste aan toe is. Het was een zinloze moord - hel, alles wat ze in de flat gevonden hebben was wat papiergeld, tien of vijftien dollar - maar Marge is tenminste vlug gestorven. Het mes heeft haar hart geraakt. Maar Alex lijdt er iedere dag van zijn leven onder en voor mijn moeder was het een harde slag. En ik pieker er ook vaak over.' 'Zeg,' zei Halsted, 'als je er liever niet over praat -' 'Het hindert niet... Soms lig ik er 's nachts aan te denken. Als ik die dag niet zo vroeg wakker was geweest -' 'Dat is nou al de tweede keer dat je dat zegt,' zei Trumbull. 'Wat heeft jouw vroeg wakker worden ermee te maken?' 'Omdat de mensen die mij kennen erop rekenen. Kijk, ü wordt altijd klokslag acht uur wakker. Geen vijf minuten vroeger of later. Ik heb zelfs geen klok bij mijn bed staan, die staat in de keuken. Het heeft iets te maken met het ritme van je lichaam.'
'De biologische klok,' prevelde Drake. 'Ik wou dat het bij mij zo werkte. Ik vind het verschrikkelijk om 's morgens op te staan.'
'Bij mij werkt hij altijd,' zei Gonzalo. En zelfs onder deze omstandigheden klonk er een vleugje zelfvoldaanheid in zijn stem. 'Zelfs als ik laat naar bed ga, om drie of vier uur 's nachts, dan word ik toch om klokslag acht uur wakker. Als ik moe ben, ga ik later op de dag nog even slapen, maar om acht uur ben ik wakker. Zelfs op zondag. Je zou zeggen dat iemand het recht heeft om op zondag uit te slapen, maar zelfs dan wordt ik wakker, verdomme.'
'Het is dus op een zondag gebeurd?' vroeg Rubin. Gonzalo knikte. 'Ja. Ik had horen te slapen. Ik had het soort vent moeten zijn waarvoor mensen wel uitkijken hem zondagochtend vroeg te storen - maar ze aarzelen niet. Ze weten dat ik wakker ben, zelfs op zondag.'
'Onzin,' zei Drake, die klaarblijkelijk nog steeds over zijn moeilijkheden met het opstaan zat te denken. 'Jij bent schilder, je kunt je dag zelf indelen. Waarom zou je 's morgens opstaan?' 'Nou, dan werk ik het beste. Bovendien ben ik ook tijdbewust. Ik hoef niet volgens de klok te leven maar ik wil wel altijd graag weten hoe laat het is. Die klok van mij, die is getraind weet je dat? Nadat het gebeurde, toen Marge dood was, ben ik drie dagen van huis geweest en toen is hij stil blijven staan. Zondagavond om acht uur of maandagochtend, dat weet ik niet. Maar toen ik terugkwam stond hij daar en de wijzers wezen acht uur aan, alsof ze me goed onder mijn neus wilden wrijven dat het tijd was om op te staan.' Gonzalo zat een tijdje peinzend voor zich uit te kijken en niemand sprak. Henry deelde de cognac rond zonder uitdrukking op zijn gezicht, behalve dat zijn lippen iets samengeknepen waren.
Tenslotte zei Gonzalo: 'Het is gek maar ik had een ellendige nacht gehad, zonder dat er een reden voor was. Die tijd van het jaar, eind april, de tijd dat de kersen in bloei staan, is de tijd waar ik het meest van houd. Ik ben niet speciaal een landschapschilder maar in die tijd ga ik altijd graag naar het park
om een beetje te schetsen. En het was mooi weer. Die zaterdag was een heerlijke, zachte dag, het eerste echte mooie weekend van het jaar en mijn werk ging ook goed. Ik had geen enkele reden om me vervelend te voelen die dag, maar ik werd steeds rustelozer. Ik herinner me dat ik mijn televisietoestel vlak voor het nieuws van elf uur heb uitgezet, alsof ik het nieuws niet wilde horen. Het was net of ik een voorgevoel had dat er slecht nieuws zou zijn. Dat herinner ik me. Ik heb het niet naderhand bedacht en ik heb geen aanleg voor mystiek. Maar,ik had gewoon een voorgevoel.' Rubin zei: 'Waarschijnlijk had je alleen maar last van je spijsvertering.'
'Goed,' zei Gonzalo en hij maakte een beweging met zijn handen alsof hij de suggestie in dank aannam, 'gooi het maar op de spijsvertering. Het enige dat ik weet, is dat het nog geen elf uur was en dat ik naar de keuken ging en de klok opwond -ik wind hem altijd 's avonds op - en dat ik tegen mezelf zei: 'Ik kan nu toch nog niet naar bed gaan," maar ik deed het toch. Misschien was het inderdaad te vroeg want ik kon niet slapen. Ik lag maar te woelen en te piekeren - waarover weet ik niet-meer. Het zou beter zijn geweest als ik was opgestaan, als ik een beetje was gaan werken of lezen of naar een laat programma op de tv. had gekeken. Maar ik deed het niet. ü besloot gewoon in bed te blijven.' 'Waarom?' vroeg Avalon.
'Weet ik niet. Het leek toen belangrijk. God, ik zal die nacht nooit vergeten want ik dacht aldoor maar: misschien word ü morgen wel laat wakker omdat ik nu niet kan slapen maar &" wist dat het niet zo zou zijn. Ik moet om een uur of vier in slaap zijn gevallen maar om acht uur was ik wakker en stond op om mijn ontbijt klaar te maken.
Het was weer mooi weer. Helder en fris maar je wist dat het een echte lentedag zou worden, warm maar zonder de hitte van de zomer. Een mooie dag! Weet je, zelfs nu doet het me soms nog pijn dat ik niet meer om Marge gaf. We konden wel met elkaar opschieten maar we stonden elkaar niet na. Ik. zweer het je, als ik naar ze toe ging, dan ging ik meer voor Alex dan voor haar. En toen ging de telefoon.' "s Morgens om acht uur?' vroeg Halsted. 'Ja. Zondagochtend om acht uur. Niemand zou om die tijd iemand opbellen tenzij hij wist dat de idioot altijd om acht uur opstond. Als ik nog had geslapen en erdoor was wakker geworden en hem had afgesnauwd, zou het allemaal anders zijn gegaan.'
'Wie was het?' vroeg Drake.
'Alex. Hij vroeg of hij me wakker had gemaakt. Hij wist dat het niet zo was maar ik denk dat hij zich schuldig voelde dat hij zo vroeg belde. Hij vroeg hoe laat het was en ik keek op de klok en zei: "Het is negen over acht. Natuurlijk ben ik wakker." Ik was er eigenlijk trots op, zie je? Toen vroeg hij of hij naar me toe kon komen want hij had ruzie gehad met Marge en was kwaad de deur uit gelopen en hij wilde niet teruggaan voor ze een beetje was afgekoeld. ... Ik moet zeggen, ik ben blij dat ik nooit ben getrouwd. Maar goed. Als ik nou maar nee had gezegd. Als ik had gezegd dat ik een slechte nacht had gehad en slaap nodig had en dat ik geen zin had in gezelschap, dan zou hij naar huis zijn gegaan. Hij kon nergens anders naar toe. En dan zou het allemaal niet gebeurd zijn. Maar nee, de nobele Mario was er zo trots op dat hij altijd vroeg op was, dat hij zei: "Kom maar hier, dan maak ik koffie voor je klaar en eieren," want ik wist dat Marge nooit zo vroeg ontbeet op zondag en dat hij nog niet had gegeten.
Nou, tien minuten later was hij er en om half negen zat hij roereieren met spek te eten en wachtte Marge alleen in de flat op de moordenaars.'
Trumbull vroeg: 'Had je zwager tegen je zuster gezegd waar hij heenging?'
'Ik geloof het niet,' zei Gonzalo. 'Ik nam aan van niet. Waarschijnlijk is hij woedend de deur uit gelopen zonder zelf te weten waar hij naartoe ging. En toen dacht hij aan mij. Zelfs als hij wist dat hij naar mij toe zou gaan, heeft hij het haar misschien toch niet gezegd. Hij zal gedacht hebben: "Laat haar maar goed ongerust worden."
'Ja,' zei Trumbull, 'en toen die schoften kwamen, misschien hebben ze aan de deur gerammeld, dacht ze dat het Alex was die terugkwam en deed de deur voor ze open. Ik wil wedden dat het slot niet was geforceerd.'
'Nee, het was niet geforceerd,' zei Gonzalo.
'Is zondagochtend niet een vreemde tijd voor junkies om te
gaan inbreken?' vroeg Drake.
'Wel nee,' zei Rubin. 'Het kan ze niet schelen wanneer ze het doen. De behoefte aan drugs vraagt niet wat voor dag het is.' 'Waar ging de ruzie over?' vroeg Avalon plotseling. 'Die tussen Alex en Marge, bedoel ik.'
'O, dat weet ik niet. Iets onbenulligs. Alex had iets uitgehaald op zijn werk dat een slechte indruk moest maken en als er een ding was dat Marge niet kon hebben dan was het dat. Ik weet zelfs niet eens wat het was maar het moet een slag zijn geweest voor haar trots op hem en ze was kwaad. De moeilijkheid was dat Alex nooit heeft geleerd haar maar uit te laten razen. Dat deed ik altijd toen we nog kinderen waren. Ik zei altijd "Ja Marge, ja Marge," en dan kalmeerde ze wel Maar Alex probeerde altijd zich te verdedigen en dan maakte hij het alleen maar erger. Die keer hadden ze het grootste deel van de nacht gekibbeld. . . . Nu zegt hij natuurlijk dat het allemaal nooit gebeurd zou zijn, dat hij nooit zou zijn weggelopen, als hij er maar niet zo'n zaak van had gemaakt. 'Het leven gaat verder,' zei Avalon. 'Piekeren over hoe het had kunnen zijn heeft nog nooit iemand goed gedaan.' , 'Ja, maar hoe houd je ermee op, Jeff? Hoe het ook zij, zij. hadden een ellendige nacht gehad en ik ook. Het was net of er een soort telepathie in het spel was.' 'Kletsplaat,' zei Rubin.
'We waren tweelingen,' verdedigde Gonzalo zich.
'Geen eeneiige tweeling,' zei Rubin. 'Tenzij je een meisje bent onder al die kleren.'
'Wat wil je daarmee zeggen?'
'Alleen eeneiige tweelingen zijn telepathisch, zeggen ze. Maar' dat is ook kletspraat.'
'Nou goed,' zei Gonzalo. 'Alex was dus bij mij. Ik at mijn
ontbijt maar hij at niet veel en stortte zijn hart bij mij uit over hoe moeilijk Marge het hem soms maakte. En ik was vol begrip en zei: "Je moet het je niet zo aantrekken. Ze is een lieve meid maar je moet haar niet serieus nemen." Je weet wel wat voor troostende dingen mensen zeggen in zo'n geval. Na een paar uur, dacht ik, zou hij wel uitgepraat zijn en naar huis gaan om het goed te maken en dan kon ik naar het park gaan of misschien weer naar bed. Maar een paar uur later ging de telefoon en het was de politie.' 'Hoe wisten ze waar Alex was?' vroeg Halsted. 'Dat wisten ze niet. Ze belden mij. Ik ben haar broer. Alex en ik gingen erheen om haar te identificeren. Een tijd lang zag hij eruit als een dode, toen we daar waren. Het was niet alleen dat ze dood was: tenslotte had hij ruzie met haar gehad en de buren moesten het hebben gehoord. En nu was ze dood en ze verdenken altijd de echtgenoot. Zij ondervroegen hem natuurlijk en hij gaf toe dat ze ruzie hadden gehad en dat hij kwaad was weggelopen en naar mij toe was gegaan en alles.' 'Het moet verdomd verdacht hebben geklonken,' zei Rubin. Ik bevestigde het feit dat hij bij mij was geweest. Ik zei dat hij om twintig over acht of misschien vijf minuten later, was gekomen en sinds die tijd bij mij had gezeten. En de moord had om negen uur plaatsgevonden.' 'Waren er dan getuigen?' vroeg Drake.
'Nee. Maar er was lawaai geweest. De benedenburen hadden het gehoord. De overburen hadden het gehoord. Vallende meubels, een gil. Natuurlijk heeft geen mens iemand gezien; niemand had iets gezien. Zij zaten achter hun gesloten deuren. Maar ze hoorden het lawaai en het was om ongeveer negen uur. Daar waren ze het allemaal over eens. Voor de politie stond de toedracht toen vast. Als het daar in die buurt niet de echtgenoot is, dan is het een dief, waarschijnlijk een verslaafde. Ik ben met Alex uitgegaan en hij is dronken geworden en ik ben een paar dagen bij hem gebleven omdat hij in zijn toestand niet alleen gelaten kon worden en dat is het hele verhaal.'
Trumbull zei: 'Zie je Alex nog wel eens?'
'Een enkele keer. Ik leen hem nu en dan een paar dollar. Niet dat ik verwacht het ooit terug te krijgen. Hij heeft een week na de dood van Marge ontslag genomen. Ik geloof niet dat hij ooit weer een baan heeft genomen. Hij was gewoon een gebroken mens - omdat hij zichzelf de schuld gaf, zie je?' Waarom moest hij ruzie met haar maken? Waarom moest hij de flat
uitlopen? Waarom moest hij naar mij toe komen? Nou ja, dat is het dus. Het is een moord maar er is niets geheimzinnigs aan.'
Het bleef een tijdje stil. Toen zei Halsted: 'Zou je het erg vinden, Mario, als we er een beetje over speculeerden, zomaar - zomaar -'
'Zomaar voor de lol?' zei Mario. 'Natuurlijk, ga je gang, amuseer je. Als jullie vragen hebben, zal ik ze zo goed mogelijk beantwoorden maar over de moord valt verder niets te zeggen 'Zie je,' zei Halsted. 'Niemand heeft iets gezien. Het is alleen maar een veronderstelling dat er een stelletje naamloze verslaafden zijn binnengekomen en haar hebben vermoord. Iemand anders met een betere reden had haar kunnen doden Hij zou weten dat de verslaafden de schuld zouden krijgen en dat hij veilig zou zijn. Of zij, misschien.' 'En wie dan wel?' vroeg Mario sceptisch. 'Had ze geen vijanden? Had ze geld waar iemand op zat te azen?' vroeg Halsted.
'Geld? Wat ze had stond op de bank. Dat is allemaal naar Alex gegaan, natuurlijk. Het was in eerste instantie van hem ze waren in gemeenschap van goederen getrouwd.' 'Wat denk je van jaloezie als motief?' zei Avalon. 'Misschien had zij een liefdesverhouding. Of anders hij. Misschien hadden ze daar wel ruzie over.'
'En toen heeft hij haar vermoord?' zei Gonzalo. 'Maar hij was bij mij op het tijdstip dat zij is gedood.' 'Niet noodzakelijk hij. Misschien was het haar vriend of zijn vriendin. De vriend omdat ze dreigde hun verhouding af te breken, de vriendin omdat ze met je zwager wilde trouwen.' Mario schudde zijn hoofd. 'Marge was geen femme fatale. Het heeft me altijd verbaasd dat ze het met Alex deed. Trouwens misschien deed ze het ook niet.' 'Klaagde Alex daarover?' vroeg Trumbull met plotselinge belangstelling.
'Nee, maar hij is ook geen vurige minnaar. Ik zal je vertellen, hij is nu al drie jaar weduwnaar maar ik durf je te zweren dat hij geen enkel vriendinnetje heeft. Geen vriendje ook, voordat je daarover begint.'
Rubin zei: 'Wacht even. Je weet nog steeds niet waar de ruzie over ging. Je zei dat het over iets ging dat op zijn werk was gebeurd. Heeft hij je verteld wat het precies was en ben jij het gewoon vergeten; of heb je het nooit geweten?' 'Hij is niet in bijzonderheden getreden en ik heb er niet naar gevraagd. Het ging mij niets aan.'
Goed.' zei Rubin. Wat denken jullie hiervan? Ze hadden ruzie over iets belangrijks met betrekking tot zijn werk. Misschien had Alex vijftigduizend dollar gestolen en was Marge daar kwaad over. Of Marge had het hem laten stelen en hij begon zenuwachtig te worden en ging het daarover. En misschien hadden ze dat geld in huis en iemand wist ervan en die persoon heeft haar vermoord en heeft het gestolen en Alex durft er niets over te zeggen.'
'Wat voor iemand?' vroeg Gonzalo. 'Wat voor diefstal. Zo was Alex niet.'
'Beroemde laatste woorden,' reciteerde Drake. 'Zo iemand was hij echt niet. En als hij iets dergelijks gedaan had, dan zou de zaak waar hij voor werkte het niet stil gehouden hebben. Geen sprake van.'
Trumbull zei: 'Een andere mogelijkheid zijn de burenruzies die je altijd hebt in zo'n flatgebouw. Je weet wel, vetes tussen de bewoners. Woonde er daar misschien iemand die een hekel aan haar had en haar tenslotte heeft vermoord?' 'Jezus nee, als er zoiets ernstigs was geweest, had ik ervan gehoord. Marge hield zulke dingen nooit stil.' Drake zei: 'Kan het zelfmoord zijn geweest? Tenslotte was net haar man weggelopen. Misschien heeft hij tegen haar gezegd dat hij nooit meer terugkwam en was ze wanhopig. Misschien heeft ze in een vlaag van irrationele neerslachtigheid zelfmoord gepleegd.'
'Het was een mes uit de keuken,' zei Gonzalo, 'dat wel. Maar Marge is niet het type voor zelfmoord. Ze zou iemand anders kunnen doden, maar niet zichzelf. Bovendien, wat betekenden dan die worsteling en die gil, als ze het zelf had gedaan?' Drake zei: In de eerste plaats, kunnen die meubels zijn omgegooid tijdens de ruzie met haar man. In de tweede plaats zou ze de moord kunnen hebben geënsceneerd om haar man in moeilijkheden te brengen. Mij komt de wraak toe, zegt de beledigde vrouw.'
'Ga nou gauw,' zei Gonzalo verachtelijk. 'Zoiets zou Marge nooit doen, in geen duizend jaar.'
'Ja maar,' zei Drake, 'zoiets kun je nooit helemaal weten van een ander - zelfs niet van je tweelingzuster.' 'Nou, ik geloof er niets van.'
Trumbull zei: Ik begrijp niet waarom we onze tijd zo zitten te verdoen. Waarom vragen we het niet aan onze deskundige .. . Henry?'
Henry, op wiens gezicht alleen maar beleefde belangstelling te lezen was, zei: 'Ja, meneer Trumbull?'
'Zeg eens op, wat denk jij ervan? Wie heeft de zuster van meneer Gonzalo vermoord?'
Henry's wenkbrauwen gingen een klein eindje omhoog: Ik beweer niet dat ik een deskundige ben, meneer Trumbull, maar ik moet zeggen dat alle mogelijkheden die de heren aan tafel hebben geopperd, de uwe niet uitgezonderd, bijzonder onwaarschijnlijk zijn. Ik voor mij denk dat de politie volkomen gelijk heeft en dat als de echtgenoot het in dit geval niet gedaan heeft, het inbrekers moeten zijn geweest. En vandaag de dag moet men aannemen dat die inbrekers verslaafden zijn geweest die dringend geld nodig hadden of iets dat in geld kon worden omgezet.'
'Je stelt me teleur, Henry,' zei Trumbull. Henry glimlachte.
'Nou,' zei Halsted, 'dan moesten we de vergadering maar sluiten, nadat we hebben afgesproken wie de volgende keer gastheer is. En we moeten voortaan maar weer gasten meenemen. Dat idee van mij was niet zo'n succes.'
'Het spijt me dat ik niets beters voor jullie had, lui,' zei Gonzalo.
'Zo bedoelde ik het niet, Mario,' zei Halsted haastig. 'Weet ik wel. Nou, laten we er maar niet meer aan denken.' Ze gingen weg. Mario Gonzalo was de laatste. Gonzalo voelde een licht tikje op zijn schouder en draaide zich om. Henry zei: 'Meneer Gonzalo, kan ik u een ogenblik onder vier ogen spreken, zonder dat de anderen het merken? Het is belangrijk.'
Gonzalo staarde hem een ogenblik aan en zei: 'Goed. Ik zal ze buiten goedendag zeggen, een taxi nemen en me weer terug laten rijden.' Tien minuten later was hij terug.
'Heeft het iets met mijn zuster te maken, Henry?'
'Ik ben bang van wel, meneer. Ik vond het beter het u onder vier ogen te zeggen.'
'Goed. Laten we teruggaan naar de kamer. Er is daar nu niemand.'
'Liever niet, meneer. Wat we daar zeggen mag buiten niet herhaald worden en ik wil dit niet vertrouwelijk houden. Ik vind het niet erg te moeten zwijgen over alledaagse, onbeduidende ongeregeldheden maar een moord dat is heel iets anders. Daar in het hoekje kunnen we wel even praten.' Zij gingen samen naar de plaats die hij had aangeduid. Het was laat en het restaurant was bijna leeg. Henry zei met zachte stem: Ik heb naar uw verhaal geluisterd en als u het goed vindt, zou ik een gedeelte ervan nog eens willen nagaan, alleen om zeker te zijn dat ik het goed heb begrepen.'
'Natuurlijk, ga je gang.'
'Als ik het goed begrijp, voelde u zich op een zaterdag tegen het eind van april wat rusteloos en bent u voor het nieuws van elf uur naar bed gegaan.' 'Ja, even voor elven.'
'En u hebt niet naar het nieuws geluisterd?' 'Zelfs niet naar de opsomming aan het begin van de onderwerpen.'
'En hoewel u die nacht niet kon slapen, bent u niet meer opgestaan. U bent niet in de badkamer geweest of in de keuken.' 'Nee.'
'En u bent vroeg wakker geworden, op dezelfde tijd als iedere ochtend?'
'Ja.'
'Dat is nou juist wat mij dwars zit, meneer Gonzalo. Iemand die dank zij een soort inwendige biologische klok iedere dag op dezelfde tijd wakker wordt, wordt tweemaal per jaar op de verkeerde tijd wakker.' 'Wat?'
'In deze staat, meneer, wordt tweemaal per jaar de klok verzet. Eenmaal als de zomertijd begint en de tweede keer aan het eind ervan. Maar de biologische tijd verandert niet zo plotseling. Ziet u, mijnheer Gonzalo, de zomertijd begint op de laatste zondag in april. Op zondagochtend om een uur, worden alle klokken op twee uur gezet. Als u naar het nieuws van elf uur had geluisterd, zouden ze u eraan hebben herinnerd het te doen. Maar u hebt uw klok vóór elf uur opgewonden en u hebt er niets over gezegd dat u hem hebt verzet. Toen bent u naar bed gegaan en u hebt hem de hele nacht niet aangeraakt. Toen u om acht uur 's morgens wakker werd, had de klok op negen moeten staan. Is het niet zo?' 'Goeie god,' zei Gonzalo.
'U bent weggegaan nadat de politie had gebeld en u bent een paar dagen weggebleven. Toen u terugkwam, stond de klok natuurlijk stil. U kon onmogelijk weten dat hij een uur achterliep, toen hij stilstond. U zette hem gelijk zonder het ooit te beseffen.'
Ik heb er nooit aan gedacht, maar je hebt volkomen gelijk.' 'De politie had eraan moeten denken maar het is tegenwoordig zo makkelijk de alledaagse gewelddaden toe te schrijven aan verslaafden. U gaf uw zwager een alibi en zij kozen de weg van de minste weerstand.' 'Bedoel je dat hij -'
'Het is mogelijk, meneer. Zij maakten ruzie en hij heeft haar om negen uur 's morgens gedood, zoals de verklaringen van de buren aanduidden. Ik denk niet dat het met voorbedachten rade was. Toen, in zijn wanhoop, dacht hij aan u - het was een heel slimme zet, eigenlijk. Hij belde u op en vroeg aan u hoe laat het was. U zei negen over acht en toen wist hij dat u de klok niet had verzet en hij kwam meteen naar u toe. Als u negen over negen had gezegd, zou hij geprobeerd hebben de stad uit te komen.'
'Maar Henry, waarom zou hij het gedaan hebben?' "Dat is moeilijk te zeggen met getrouwde mensen, meneer. Misschien stelde uw zuster te hoge eisen. U zei, bijvoorbeeld, dat zij kritiek had op uw manier van leven en waarschijnlijk liet ze u dat blijken, duidelijk genoeg om te maken dat u haar niet zo graag mocht. Op de levenswijze van haar man, voor zij met hem trouwde, moet ze ook kritiek hebben gehad. Hij hing maar wat rond, zei u. Zij maakte een fatsoenlijke, hardwerkende employé van hem en misschien vond hij dat niet prettig. Toen de uitbarsting eindelijk was gekomen en hij haar gedood had, is hij weer gaan rondhangen. U denkt dat hij dat uit wanhoop doet. Maar misschien voelt hij alleen maar opluchting.'
'Tja ... Wat doen we nu?'
'Ik weet het niet, meneer. Het zal moeilijk te bewijzen zijn. Zou u werkelijk, na drie jaar, u nog kunnen herinneren dat u de klok niet hebt verzet? Een advocaat zou er bij een kruisverhoor niet veel van heel laten. Aan de andere kant, misschien zou uw zwager bekennen, als hij er plotseling mee werd geconfronteerd. U zult moeten overwegen of u ermee naar de politie wilt gaan, meneer.' 'Ik?' zei Gonzalo aarzelend. 'Zij was uw zuster, meneer,' zei Henry zacht.
DE VOOR-DE-HAND-LIGGENDE FACTOR
Thomas Trumbull keek de tafel rond en zei niet zonder voldoening: 'Nou, je zult in elk geval niet met pen en inkt de vergetelheid in gewerkt worden, Voss. Onze huisartiest is er niet. . . Henry!'
Henry, zonder een spoor van beroering in zijn heldere ogen of op zijn ongerimpelde gezicht, stond al aan Trumbulls zijde voor de echo van zijn gebrul was weggestorven. Trumbull nam de whisky-soda van het blad dat de kelner bij zich had en zei: 'Heeft Mario gebeld, Henry?' 'Nee, meneer,' zei Henry kalm.
Geoffrey Avalon had zijn tweede glas half leeg en draaide het verstrooid rond. 'Misschien dat hij na het verhaal over zijn vermoorde zuster vorige maand liever niet -' Hij maakte zijn zin niet af, maar zette voorzichtig zijn glas neer bij de plaats waar hij van plan was te gaan zitten. Het maandelijkse diner van de Zwarte Weduwnaars stond op het punt om te beginnen. '
Trumbull, die gastheer was, ging in de leunstoel aan het hoofd van de tafel zitten en zei: 'Weet je nu wie iedereen is, Voss? Aan mijn linkerhand zit James Drake. Hij is chemicus en hij weet meer over detectiveverhalen dan over chemie en dat is waarschijnlijk niet veel. Dan komt Geoffrey Avalon, een jurist die nooit in een gerechtshof komt. Emanuel Rubin, die schrijft als hij niet praat en dat is vrijwel nooit; en Roger Halsted ...
Roger, je hebt toch niet weer zo'n ellendige limerick, hoop ik?'
'Een limerick?' vroeg Trumbulls gast, voor het eerst iets zeggend. Hij had een prettige stem, licht en toch rijk en hij sprak alle medeklinkers zorgvuldig uit. Hij had een witte, van slaap naar slaap gelijk geknipte baard en ook wit haar. Zijn jeugdige gezicht glansde roze in zijn witte omlijsting. 'Bent u dichter?' 'Dichter?' snoof Trumbull. Zelfs geen wiskundige, wat zijn beroep is, zoals hij beweert. Hij is vastbesloten om voor elk boek van de Ilias een limerick te schrijven.' 'En de Odyssee,' zei Halsted met zijn zachte, haastige stem. 'Ja, ik heb mijn limerick.'
'Mooi! Hij valt buiten de agenda,' zei Trumbull. 'Je leest hem niet voor. Privilege van de gastheer.'
'O kom nou, zeg,' zei Avalon en de gladde lijnen van zijn goed geconserveerde gezicht drukten teleurstelling uit. 'Laat het hem nou voorlezen. Het duurt maar een halve minuut en ik vind het leuk.'
Trumbull deed net of hij het niet hoorde. 'Weten jullie nu allemaal wie mijn gast is? Hij is dr. Voss Eldridge. Hij is Ph. D.
Drake ook, Voss. Wij zijn allemaal doctor uit hoofde van
ons lidmaatschap van de Zwarte Weduwnaars.'
Toen hief hij zijn glas en sprak de maandelijkse toost op Old King Cole uit en het maal was officieel begonnen.
Halsted, die met Drake had zitten fluisteren, gaf hem een
papiertje. Drake stond op en declameerde:
Arglistig schoot nu een Trojaan
een pijl af - door Zeus toegestaan
Maar Pandarus' daad
Deed Troje slechts kwaad
Met de wapenstilstand was 't gedaan.
'Wel verdomme,' zei Trumbull. Ik heb gezegd dat hij niet voorgelezen mocht worden.'
'Dat ik hem niet voor zou lezen,' zei Halsted. 'Drake heeft het gedaan.'
'Het is jammer dat Mario er niet is,' zei Avalon. 'Hij zou vragen wat het betekent.'
'Ga je gang, Jeff,' zei Rubin. Ik doe net of ik het niet begrijp en dan kan jij het uitleggen.'
Maar Avalon bewaarde een waardig stilzwijgen terwijl Henry het voorgerecht opdiende. Rubin zat er met zijn gebruikelijke achterdocht naar te staren.
'Ik heb een hekel aan eten dat zo is fijngeprakt en met rommel overgoten dat je niet meer kunt zien wat erin zit,' zei hij. Henry zei: 'U zult zien dat het volkomen onschuldig is.' 'En je weet hoe eerlijk Henry is,' zei Drake. 'Als hij zegt dat het onschuldig is, kan het nog geen vlieg kwaad doen.' 'Proef het maar. Het is lekker,' zei Avalon. Rubin proefde het maar hij trok geen gezicht alsof hij het lekker vond, hoewel later bleek dat hij het helemaal had opgegeten.
Dr. Eldridge zei: 'Hebben de limericks een uitleg nodig, dr. Avalon? Zijn er trucjes in?'
'Nee, absoluut niet en laat u dat doctor maar schieten. Dat is alleen voor officiële gelegenheden. Maar het is aardig van u dat u die eigenaardigheid van onze club overneemt. Nee, het is alleen dat Mario de Ilias nooit gelezen heeft; dat doen nog maar weinig mensen, tegenwoordig.'
'Als ik het mij goed herinner, was Pandarus een koppelaar, vandaar het Engelse woord "pander". Was dat de arglistige daad waarvan in de limerick sprake was?' 'O nee, nee,' zei Avalon, die tevergeefs probeerde zijn opgetogenheid te verbergen. 'Nu denkt u aan het middeleeuwse Troilusverhaal, dat Shakespeare gebruikt heeft voor zijn Troilus and Cressida. Daar was Pandarus de koppelaar. In de Ilias was hij gewoon een Trojaanse boogschutter die gedurende een wapenstilstand een pijl afschoot op Menelaos. Dat was de arglistige daad. In het volgende boek wordt hij door de Griekse held Diomedes gedood.'
'Juist,' zei Eldridge met een vage glimlach. Wat wordt een mens toch makkelijk misleid.'
Als hij wil,' zei Rubin, maar hij glimlachte toen de London grill werd opgediend. Hiervan waren de bestanddelen onmiskenbaar. Hij smeerde een broodje en at het op, als om zich de tijd te gunnen om zich te verlustigen in de aanblik van het vlees.
'Alles wel beschouwd,' zei Halsted, hebben we op de laatste bijeenkomsten heel wat raadsels opgelost. We hebben goed werk verricht.'
'We hebben abominabel werk verricht,' zei Trumbull. 'Henry is degene die goed werk heeft gedaan,'
'Als ik zeg we dan bedoel ik Henry daar ook mee,' zei Halsted, terwijl er een blos op zijn bleke gezicht kwam. 'Henry?' vroeg Eldridge.
'Onze geachte kelner,' zei Trumbull, 'en erelid van de Zwarte Weduwnaars.'
'Teveel eer, meneer,' zei Henry, die bezig was de waterglazen te vullen.
'Eer, onzin. Ik zou nooit op een bijeenkomst komen als jij niet voor de tafel zorgde, Henry.' 'Dank u wel, meneer.'
Daarna zat Eldridge stil en nadenkend te luisteren naar de aanzwellende conversatie, die zoals gewoonlijk steeds intenser werd. Drake maakte een of ander onduidelijk onderscheid tussen Geheim Agent X en Operator 5 en Rubin sprak hem om een of andere reden die alleen aan hem zelf bekend was tegen. Drake, wiens enigszins hese stem nooit luid werd, zei: 'Goed, Operator 5 heeft wel eens vermommingen gebruikt, dat zal ik niet ontkennen. Maar Geheim Agent X was "de man met duizend gezichten". Ik kan je de fotokopie sturen van de bladzij met de inhoud van een tijdschrift uit mijn bibliotheek om het te bewijzen.' Hij maakte een aantekening in zijn opschrijfboekje.
Rubin, die voelde aankomen dat hij het dispuut zou verliezen, begon over iets anders. 'Een echte vermomming is trouwens onmogelijk. Er zijn duizend dingen die niemand kan vermommen: een bepaalde manier van staan, van lopen, van praten; massa's gewoontes die je niet kunt veranderen omdat je niet eens weet dat je ze hebt. Een vermomming werkt alleen omdat de mensen niet kijken.'
'Met andere woorden, mensen laten zich misleiden,' mengde Eldridge zich in het gesprek.
'Beslist.' zei Rubin. 'Mensen willen misleid worden.'
Het ijs werd binnengebracht en niet lang daarna sloeg Trumbull met zijn lepel tegen zijn waterglas.
'Tijd voor de inquisitie,' zei hij. 'Als gastheer sla ik mijn beurt als grootinquisiteur over. Manny, wil jij de honneurs waarnemen?'
Rubin begon meteen: 'Dr. Eldridge, hoe rechtvaardigt u het feit van uw bestaan?
'Door het feit dat ik mij inspan waarheid van onzin te onderscheiden.'
'Vindt u dat u daarin slaagt?'
'Misschien niet zo vaak als ik wel zou wensen. Maar aan de andere kant, niet minder vaak dan de meesten. De waarheid van onzin onderscheiden is iets dat iedereen wil, wij proberen het allemaal. Mijn interpretatie van Pandarus' daad in Halsteds limerick was onzin en u hebt mij verbeterd. Als ik onzin hoor, verbeter ik het ook, als ik dat kan. Het is niet altijd even makkelijk.'
'Wat voor vorm van onzin verbeteren beoefent u, meneer Eldridge? Hoe zou u uw beroep omschrijven?' 'Ik ben professor in de parapsychologie,' zei Eldridge. 'Waar ...' begon Rubin.
Avalon onderbrak hem met zijn diepe doordringende stem: Sorry, Manny, maar ik ruik een ontwijkend antwoord. Je vroeg dr. Eldridge wat zijn beroep is en hij geeft je een titel... Wat doet u, dr. Eldridge, wat is uw belangrijkste bezigheid?' Ik onderzoek parapsychologische verschijnselen,' zei Eldridge.
0 God,' mompelde Drake en drukte zijn sigaret uit. Eldridge zei: 'Keurt u dat af, meneer Drake?' Zijn gezicht toonde geen spoor van ongenoegen. Hij draaide zich naar Henry en zei volmaakt kalm: 'Nee dank je, Henry, ik geen koffie meer.'
Henry liep door naar Rubin, die zijn kopje in de lucht hield ten teken dat het leeg was.
'Het is geen kwestie van goed- of afkeuren,' zei Drake. 'Volgens mij verspilt u uw tijd.'
'Hoezo?'
'U onderzoekt telepathie en proscopie of helderziendheid en dat soort dingen?'
'Ja. En ook spoken en spiritistische verschijnselen.' 'Juist. En bent u ooit iets tegengekomen dat u niet kon verklaren?'
'Hoe bedoelt u dat? Ik zou een spook kunnen verklaren door te zeggen: "Ja, dit is een spookverschijnsel." Maar ik neem aan dat u dat niet bedoelt?'
'Ik vind het verschrikkelijk om op dit ogenblik partij te moeten kiezen voor Drake,' viel Rubin in, 'maar wat hij u wil vragen is. zoals u heel goed weet, of u ooit verschijnselen bent tegen gekomen die u niet volgens de algemeen aanvaarde, nuchtere wetten van de wetenschap kon verklaren.' 'Ja, zulke verschijnselen ben ik vaak tegengekomen.' 'Die u niet kon verklaren?' vroeg Halsted. 'Die ik niet kon verklaren. Er gaat geen maand voorbij of ik kom in aanraking met iets dat ik niet kan verklaren,' zei Eldridge zachtjes met zijn hoofd knikkend. Er volgde een korte stilte, waarin de afkeuring voelbaar was. Toen zei Avalon: 'Betekent dat dat u werkelijk in die bovennatuurlijke verschijnselen gelooft?'
'Als u wilt zeggen: Geloof ik dat er gebeurtenissen plaatsvinden die tegen de natuurwetten indruisen? Nee! Maar geloof ik dat ik alles over de natuurwetten weet dat er te weten valt? Nogmaals, nee. Geloof ik dat er iemand bestaat die alles weet van de natuurwetten? Voor de derde keer, nee.' 'Dat is een ontwijkend antwoord,' zei Drake. 'Hebt u enig bewijs, bijvoorbeeld, dat telepathie bestaat en dat de wetten van de natuurwetenschap zoals die momenteel worden aanvaard, dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd?' 'Zover zou ik niet durven gaan. Ik weet maar al te goed dat er zelfs bij de omstandigste verhalen eerlijke vergissingen, overdrijvingen, verkeerde voorstelling van zaken en gewoon bedrog voorkomen. Maar ondanks al die dingen, stuit ik wel eens op gebeurtenissen die ik niet zomaar zondermeer van de hand kan wijzen.'
Eldridge schudde zijn hoofd en ging verder: 'Mijn werk is niet makkelijk. Er zijn verschijnselen waarop geen enkele normale verklaring van toepassing schijnt te zijn, waar de bewijzen dat we met iets te maken hebben dat buiten de bekende regels staat, volgens welke de wereld schijnt te draaien, onomstotelijk lijken. Ik zou ze bijna moeten aanvaarden - en toch aarzel ik. Is er sprake van een zo slim in elkaar gezet bedrog, of van een zo slim verborgen vergissing dat ik het koper van de onzin voor het goud van de waarheid houd? Ik kan worden misleid, zoals Rubin al zei.'
Trumbull zei: 'Manny zou zeggen dat je misleid wilt worden.'
'Misschien. Wij willen allemaal graag dat dramatische dingen waar zijn. We willen allemaal graag in staat zijn een wens te doen als er een ster valt, we willen allemaal graag ongewone krachten hebben, onweerstaanbaar zijn voor vrouwen - en hoe rationeel we ook beweren te zijn, in ons hart zouden we die dingen maar al te graag willen geloven.' 'Ik niet,' zei Rubin beslist. 'Ik heb mezelf nog nooit in mijn leven voor de gek gehouden.'
'Nee?' Eldridge keek hem nadenkend aan. 'Dus als ik het goed begrijp, dan weigert u onder elke omstandigheid aan het bestaan van parapsychologische verschijnselen te geloven?'
'Dat wil ik niet beweren,' zei Rubin. 'Maar ze zouden met verdomde goede bewijzen moeten komen - betere bewijzen dan ik ooit heb gehoord.'
'En hoe denken de andere heren erover?'
Drake zei: 'Wij zijn allemaal rationalisten. Althans, van Mario Gonzalo weet ik het niet, maar die is er niet deze keer.'
'Jij ook, Tom?'
Trumbulls scherp getekende gezicht plooide zich tot een grimmige glimlach. 'Je hebt mij nog nooit met een van je verhalen kunnen overtuigen, Voss. En dat zal je nu ook wel niet lukken.' 'Ik heb je nog nooit een verhaal verteld dat mij overtuigde, Tom... Maar nu heb ik iets. Iets dat ik je nog nooit heb verteld en waar niemand buiten mijn afdeling aan de universiteit iets van af weet. Ik zal het u allemaal vertellen en als een van u een verklaring heeft die geen wijziging in de fundamentele wetenschappelijke inzichten betreffende het heelal noodzakelijk maakt, zal dat een grote opluchting voor me zijn.'
'Een spookverhaal?' vroeg Halsted.
'Nee, geen spookverhaal,' zei Eldridge. 'Maar het is een verhaal dat het principe van oorzaak en gevolg, de hoeksteen waarop de hele wetenschap is gebouwd, omverwerpt. Of om het anders te zeggen, het druist regelrecht in tegen het concept van de onomkeerbare voorwaartse richting van de tijd.' 'Op subatomisch niveau,' zei Rubin meteen, 'is het heel goed mogelijk de richting van de tijd zowel -' Kop dicht, Manny,' zei Trumbull. 'Laat Voss vertellen.' Henry had onopvallend de cognacglazen bij de eters neergezet. Eldridge pakte het zijne verstrooid op, rook eraan en knikte naar Henry, die met een hoffelijk glimlachje antwoordde. ‘Het is vreemd,' zei Eldridge, 'maar veel van de mensen die beweren over vreemde krachten te beschikken, of dat over zichzelf laten beweren, zijn jonge vrouwen zonder veel ontwikkeling, zonder veel persoonlijkheid en zonder veel intelligentie. Het is alsof het bestaan van een bepaalde gave alles heeft opgebruikt dat anders over de meer normale facetten van de persoonlijkheid verdeeld zou zijn geweest. Misschien valt het bij vrouwen alleen meer op.
Hoe het ook zij, het gaat over een vrouw die ik voor het ogenblik alleen Mary zal noemen. Zoals u zult begrijpen gebruik ik niet haar echte naam. We zijn haar geval nog aan het onderzoeken en van mijn standpunt uit gezien, zou het fataal zijn als nieuwtjesjagers van welke soort ook haar op het spoor kwamen. Begrijpt u?'
Trumbull fronste streng zijn wenkbrauwen. 'Kom nou, Voss, ik heb je verteld dat niets dat hier gezegd wordt buiten deze muren wordt besproken, dat weet je. Je kunt vrijuit spreken.' 'Ja, maar je kunt nooit weten,' zei Eldridge gelijkmoedig. 'Hoe het ook zij, ik had het over Mary. Mary is nooit naar de middelbare school geweest en verdiende haar brood achter de toonbank van een goedkoop warenhuis. Ze is niet aantrekkelijk, niemand zal haar wegroven van haar toonbank en dat is misschien maar goed ook want ze is daar nuttig en doet goed werk.
Al zou je dat niet denken, want ze kan niet goed optellen en lijdt aan verschrikkelijke aanvallen van hoofdpijn waarbij ze niet kan werken maar ergens in een kamertje zit en de andere personeelsleden de stuipen op het lijf jaagt door op een angstaanjagende manier allerlei onzin in zichzelf te prevelen. Toch denkt het warenhuis er niet over haar te ontslaan.'
'Waarom niet?' vroeg Rubin, kennelijk vastbesloten om elk punt sceptisch te bezien.
'Omdat ze winkeldieven betrapt en, zoals u weet, kunnen die tegenwoordig een zaak door vele kleine wondjes laten doodbloeden. Het is niet dat Mary bijzonder slim is of scherpe ogen heeft of ze met onverzoenlijke haat opspoort. Ze weet gewoon dat iemand een winkeldief is zodra hij of zij de zaak binnenkomt, zelfs al heeft ze die persoon nog nooit eerder gezien en zelfs al ziet ze de betreffende persoon niet eens binnenkomen.
In het begin volgde zij ze zelf een tijdje en dan werd ze hysterisch en begon met haar gemompel. Na een tijdje bracht de chef de twee dingen met elkaar in verband - Mary's typische gedrag en de winkeldiefstallen. Hij begon eerst op het een te letten en toen op het ander en het duurde niet lang of hij had door dat zij er nooit een miste.
In die bepaalde zaak daalden de verliezen al gauw tot bijna nihil, ondanks het feit dat het warenhuis in een slechte buurt ligt. Alle eer ging natuurlijk naar de chef. Waarschijnlijk heeft hij de waarheid met opzet verborgen gehouden, uit angst dat iemand Mary van hem zou stelen.
Maar toen werd hij er bang voor, denk ik. Mary ontdekte een winkeldief die geen dief was maar later bij een schietpartij betrokken werd. De chef had iets gelezen over het werk dat wij doen en kwam naar ons toe. Later heeft hij Mary bij ons gebracht.
We lieten haar geregeld naar de universiteit komen. Tegen betaling, natuurlijk. We betaalden haar niet veel, maar ze vroeg ook niet veel. Ze was een stug, onintelligent meisje van een jaar of twintig, dat niet graag praatte of beschreef wat er in haar omging. Waarschijnlijk hadden ze in haar kindertijd geprobeerd die rare ideeën eruit te slaan en had de ervaring haar voorzichtig gemaakt.'
Drake zei: 'Bedoelt u dat ze een voorspellende gave bezat?' 'Aangezien iemand met een voorspellende gave dingen ziet voor ze gebeuren en zij dingen ziet voor ze gebeuren, zou ik niet weten hoe ik het anders moest noemen. Zij ziet alleen maar onaangename dingen, dingen die haar van streek maken of bang maken en het moet haar leven tot een hel maken. Het is die eigenschap van het bang worden, het van streek raken, die de tijdbarrière doorbreekt.'
Halsted zei: 'Laten we onze grenzen duidelijk vaststellen. Wat voelt ze? Hoelang van te voren ziet ze dingen gebeuren? En hoever weg in ruimtelijke zin?'
'Voor ons heeft ze nooit veel kunnen presteren,' zei Eldridge. 'Haar gave was onafhankelijk van haar wil en ze voelde zich bij ons nooit ontspannen. Uit wat de chef ons vertelde en andere dingen die we te weten konden komen, maakten we op dat ze de dingen nooit langer dan een paar minuten van te voren zag. Hooguit een halfuur of een uur.' Rubin snoof.
'Een paar minuten,' zei Eldridge rustig, 'is net zo goed als een eeuw. Het gaat om het principe. De wet van oorzaak en gevolg is overtreden en de tijdstroom is omgekeerd. En ruimtelijk schenen er geen grenzen te zijn. Zoals zij het beschreef, als ik haar kon overhalen om iets te zeggen, en zoals ik haar nogal onhandige en onsamenhangende woorden interpreteerde, is er achter in haar geest een voortdurende bewegen van angstaanjagende gestalten. Nu en dan licht het een ogenblik op als door een bliksemschicht en dan ziet ze iets of wordt iets gewaar. Het duidelijkst ziet ze wat dichtbij is of dingen waar zij het meest bij betrokken is, zoals de winkeldiefstallen. Maar nu en dan ziet ze dingen die verder weg gebeuren. Hoe groter de ramp hoe verder ze kan zien. Een atoombom die op het punt staat te ontploffen zou ze, vermoed ik, op elke plaats in de wereld kunnen ontdekken.'
Rubin zei: 'Waarschijnlijk praat ze onsamenhangend en u vult de rest in. De geschiedenis is vol van in extase rakende profeten wier gemompel door anderen in wijsheid wordt omgezet." 'Dat is waar,' zei Eldridge, 'en als iets niet duidelijk is, schenk ik er ook geen aandacht aan - of in ieder geval niet veel. Ik hecht zelfs niet veel belang aan haar prestaties met winkeldieven. Het zou kunnen dat ze gevoelig genoeg is om een soort karakteristieke gedragswijze van winkeldieven te ontdekken, de manier waarop zij zich bewegen en staan, een soort aura, een soort reuk - het soort dingen waar jij het over had, Rubin, zoals de dingen die men niet kan vermommen. Maar toen.,.' 'Toen?' drong Halsted aan.
'Een ogenblik,' zei Eldridge. 'Eh, Henry, kan ik misschien toch nog een kopje koffie krijgen?' 'Jazeker, meneer,' zei Henry.
Eldridge keek toe terwijl zijn kopje werd gevuld. 'Wat is jouw houding tegenover parapsychologische verschijnselen, Henry"?' Henry zei: Ik heb geen vastomlijnde houding, meneer. Ik aanvaard dingen als ik zie dat ik ze wel moet aanvaarden.' 'Prachtig,' zei Eldridge. 'Dan vertrouw ik op jou en niet op die bevooroordeelde, starre rationalisten hier.' Ga door,' zei Drake. 'U bent net op een dramatisch ogenblik opgehouden om ons tot zwijgen te brengen.' 'Helemaal niet,' zei Eldridge. 'Ik zei dus dat ik Mary niet al te ernstig nam, totdat zij op een dag opeens begon te kronkelen en te hijgen en in zichzelf te mompelen. Dat doet ze wel meer, maar deze keer mompelde ze: "Eldridge. Eldridge". En haar stem werd steeds, schriller.
Ik nam aan -dat ze mij riep maar dat was niet zo. Toen ik antwoord gaf, reageerde ze niet. Ze riep aldoor maar: "Eldridge! Eldridge!" Toen begon ze te gillen "Brand! O god! Er is brand! Help! Eldridge! Eldridge!" Telkens weer opnieuw, met allerlei variaties. Ze ging er een half uur mee door. Wij probeerden erachter te komen wat het betekende. Wij praatten zachtjes natuurlijk, omdat wij haar niet meer wilden storen dan nodig was, maar wij vroegen haar telkens opnieuw: "Waar? Waar?" Tamelijk onsamenhangend en bij stukjes en beetjes, kregen we genoeg uit haar om te kunnen raden dat het San Francisco was, wat, zoals ik u niet hoef te vertellen, bijna vijfduizend kilometer hier vandaan is. Tenslotte is er maar een Golden Gate Bridge en tijdens een van haar aanvallen hijgde ze telkens weer: "Golden Gate." Later bleek dat ze nooit van de Golden-Gatebrug had gehoord en nauwelijks wist waar San Francisco ligt.
Uit wat we hadden opgevangen maakten we op dat er ergens in San Francisco, misschien op gezichtsafstand van de brug, een oud flatgebouw was afgebrand. Toen de brand uitbrak waren er totaal drieëntwintig mensen in, waarvan er vijf niet gered konden worden. Onder de vijf doden was een kind.' 'En toen u de zaak ging verifiëren,' zei Halsted, 'toen bleek dat er inderdaad een brand was geweest in San Francisco en dat er vijf mensen, waaronder een kind, bij waren omgekomen.' 'Inderdaad.' zei Eldridge. 'Maar nu komt wat mij het meest frappeerde. Eén van de vijf doden was een vrouw, Sophronia Latimer. Ze had veilig buiten weten te komen en toen ontdekte zij dat haar acht jaar oude zoontje niet was meegekomen. Zij rende gillend om haar zoontje wanhopig het huis weer in en is er niet meer uitgekomen. Het kind heette Eldridge, dus kunt u wel raden wat zij in de ogenblikken voor haar dood heeft geroepen.
Ik hoef u niet te vertellen, dat Eldridge als voornaam maar zelden voorkomt. En ik heb het gevoel dat Mary die speciale gebeurtenis, ondanks het feit dat het zover weg was, louter en alleen heeft opgevangen omdat zij via mij gevoelig was geworden voor die naam en omdat hij het middelpunt was van zo'n verschrikkelijke vertwijfeling.' Rubin zei: 'En nu zoekt u een verklaring, is het niet?,' 'Natuurlijk,' zei Eldridge. 'Hoe is het mogelijk dat dit onwetende meisje op vijfduizend kilometer afstand een brand zag, die ze in alle bijzonderheden juist wist te beschrijven - en reken maar dat wij alles nauwkeurig hebben nagegaan.' Rubin zei: 'Wat is er zo indrukwekkend aan die afstand van vijfduizend kilometer? Dat betekent tegenwoordig toch niets; met de snelheid van het licht ben je er in een zestigste seconde. Als u het mij vraagt had ze het verhaal van de brand over de radio of de televisie gehoord - waarschijnlijk het laatste.
- en heeft het toen aan u doorgegeven. Daarom heeft ze. juist dat verhaal uitgekozen, om de naam Eldridge. Ze dacht waarschijnlijk dat het de meeste indruk op u zou maken.' 'Waarom?' vroeg Eldridge. 'Waarom zou ze me op zo'n manier bedriegen?'
'Waarom?' Rubins stem stierf een ogenblik weg, alsof hij stomverbaasd was. Toen riep hij: 'Lieve hemel, u hebt jaren met dat soort mensen gewerkt en u beseft niet eens hoe graag ze u willen bedriegen. Denkt u niet dat het een gevoel van macht geeft om iemand met succes te bedriegen? En dan is er het geld, vergeet dat niet.'
Eldridge dacht een ogenblik na en schudde toen zijn hoofd. Ze heeft er gewoon de hersens niet voor om zo iets te kunnen klaarspelen. Een bedrieger moet hersens hebben - een goeie tenminste.'
'Ja maar, Voss,' onderbrak Trumbull hem, 'er is geen enkele reden om aan te nemen dat ze het alleen heeft gedaan. Misschien had ze een helper. Zij draagt de hysterie bij en hij het verstand.'
En wie zou die helper dan moeten zijn?' vroeg Eldridge zacht. Trumbull haalde zijn schouders op. 'Dat weet ik niet.' Avalon schraapte zijn keel en zei: 'Ik ben het met Tom eens en, de helper is waarschijnlijk de chef van het warenhuis. Hij had haar gave om winkeldieven er uit te pikken opgemerkt en toen bedacht hij dat hij die misschien voor iets spectaculairders zou kunnen gebruiken. Ik wil wedden dat het zo is gegaan. Hij hoorde van de brand over de televisie, ving de naam Eldridge op en heeft haar gecoached.'
'Hoeveel tijd zou ze nodig hebben om haar rol te leren?' vroeg Eldridge. 'Zoals ik u al een paar keer heb gezegd, was ze niet slim.'
'Veel zou ze niet hoeven te leren,' zei Rubin snel. 'U zegt dat ze onsamenhangend praatte. Hij hoefde haar alleen een paar belangrijke woorden te laten zeggen: Eldridge, brand, Golden Gate enzovoort. Zij hoefde ze alleen maar in willekeurige volgorde te blijven herhalen en jullie intelligente parapsychologen zouden de rest invullen.'
Eldridge knikte en zei toen: 'Heel interessant, alleen was er helemaal geen tijd om het meisje haar rol te laten leren. Daar gaat het nu juist om bij proscopie. Wij weten precies op welk tijdstip zij haar aanval had en we weten precies op welke tijd de brand in San' Francisco is uitgebroken. En de brand begon ongeveer op het ogenblik dat Mary's aanval voorbij was. Het was alsof ze toen de brand werkelijkheid was geworden het contact verloor, omdat het toen geen kwestie van proscopie meer was. Dus u ziet, er was geen tijd om een rol in te studeren. De brand was pas 's avonds op de nieuwsprogramma's van de televisie te zien. Dat was hoe wij ervan hoorden en daarna hebben we een diepgaand onderzoek ingesteld.' 'Ja maar wacht eens even,' zei Halsted. 'Er is toch een tijdsverschil? Tussen New York en San Francisco is een tijdsverschil van drie uur, dus een medeplichtige in San Francisco -' 'Een medeplichtige in San Francisco?' zei Eldridge hem met wijd open ogen aanstarend. 'Denkt u aan een wijdvertakte samenzwering? Bovendien, geloof me, ik heb ook aan het tijdsverschil gedacht. Als ik zeg dat de brand begon toen Mary ophield, dan bedoel ik, rekeninghoudend met het tijdsverschil. Mary's aanval begon om ongeveer kwart over een westelijke standaardtijd en de brand vond plaats om ongeveer kwart voor elf oostelijke standaardtijd.' Drake zei: :Ik heb een idee.' 'Ja?' zei Eldridge.
'Mary is een onontwikkeld, onintelligent meisje, zoals u ons' telkens weer vertelt, en ze krijgt een soort aanval, een aanval van epilepsie misschien wel.' 'Nee,' zei Eldridge beslist.
'Goed, een profetische aanval dan. Ze mompelt en prevelt en gilt en het enige wat ze niet doet is duidelijk spreken. Zij maakt geluiden die u interpreteert en waar u een samenhangend verhaal van maakt. Als u eruit had menen op te maken dat ze zoiets als "atoombom" zei, dan was het woord dat u als Eldridge interpreteerde misschien "Oak Ridge" geworden, om maar een voorbeeld te noemen.' 'En Golden Gate?'
'Daarin had u zoiets kunnen horen als "de goede keet" en dat had u er dan ook op de een of andere manier ingepast.' 'Niet slecht,' zei Eldridge. 'Behalve dat wij weten dat het soms moeilijk is zulke in extase verkerende mensen te verstaan en we slim genoeg zijn om gebruik te maken van de moderne techniek. We nemen al dergelijke voorvallen op de band op en dat hebben we deze keer ook gedaan. We hebben de band keer op keer beluisterd en er is geen enkele twijfel aan dat ze "Eldridge" zei en niet "Oak Ridge" en "Golden Gate" niet "goede keet". We hebben er verscheidene mensen naar laten luisteren en iedereen is het hierover eens. Bovendien hebben we met behulp van wat we hadden gehoord alle details van de brand uitgewerkt, voordat wij de officiële feiten kregen. We hebben geen enkele verandering hoeven aan te brengen. Het klopte allemaal precies.' Het bleef een hele tijd stil aan tafel.
Tenslotte zei Eldridge: 'Zo liggen de feiten dus. Mary zag een brand op vijfduizend kilometer afstand ruim een half uur voordat die uitbrak en alle bijzonderheden klopten.' Drake zei niet op zijn gemak: 'Gelooft u het? Denkt u dat het helderziendheid was?'
'Ik probeer om het niet te geloven,' zei Eldridge. 'Maar wat voor reden heb ik om het niet te geloven?' Ik wil mezelf niet voor de gek houden en iets geloven dat niet waar is, maar wat is er voor keus? En op welk punt houd ik mezelf voor de gek? Als het geen helderziendheid was, wat was het dan wel? Ik had gehoopt dat een van u het mij misschien had kunnen vertellen.'
Er volgde weer een stilte.
Eldridge ging verder: Ik kan niet anders doen dan wijzen op de beroemde uitspraak van Sherlock Holmes: "Als het onmogelijke is geëlimineerd, dan is wat er overblijft, hoe onwaarschijnlijk het ook is, de waarheid." In dit geval is elke vorm van bedrog onmogelijk, dus moet helderziendheid de waarheid zijn. Bent u het daar niet mee eens?'
De stilte was dieper dan ooit, tot Trumbull uitriep: 'Verdomme nog aan toe, Henry staat te lachen. Niemand heeft hem nog gevraagd de zaak te verklaren. Nou, Henry?'
Henry kuchte. 'Ik had niet mogen lachen, heren, maar ik kon het niet helpen, toen professor Eldridge dat citaat gebruikte.
Het schijnt het definitieve bewijs te zijn dat de heren het willen geloven.'
'Geen sprake van,' zei Rubin fronsend.
'In dat geval moet toch een zekere uitspraak van president Thomas Jefferson u in gedachte zijn gekomen.' 'Welke uitspraak?' vroeg Halsted. 'Ik denk dat mijnheer Rubin hem wel kent,' zei Henry. 'Waarschijnlijk wel, Henry, maar op het ogenblik kan ik er niet een bedenken die van toepassing is. Bedoel je de Onafhankelijkheidsverklaring?'
'Nee, meneer,' begon Henry, maar Trumbull onderbrak hen met een snauw: 'Laten we nou niet "Het hangt aan de muur en het tikt" gaan spelen, Manny. Vooruit, Henry, waar heb je het over?' 'Kijk, meneer, iemand die zegt: als het onmogelijke is geëlimineerd dan is wat er overblijft, hoe onwaarschijnlijk het ook is, de waarheid, die neemt, gewoonlijk ten onrechte, aan dat alle factoren die overwogen moeten worden ook inderdaad overwogen zijn. Laten we aannemen dat we tien factoren hebben overwogen. Negen ervan zijn duidelijk onmogelijk. Is daarom de tiende, hoe onwaarschijnlijk hij ook is, waar? Stel dat er nog een elfde mogelijkheid was en een twaalfde en een dertiende ...'
Avalon zei streng: 'Is er dan een mogelijkheid die we niet hebben overwogen?'
'Ik ben bang van wel, meneer,' knikte Henry.
Avalon schudde zijn hoofd. Ik kan niet bedenken wat het kan zijn.'
'En toch is het een voor de hand liggende factor, meneer; de meest voor de hand liggende.
'Maar wat is het dan?' vroeg Halsted duidelijk geërgerd. 'Om te beginnen,' zei Henry, 'is het onmogelijk te verklaren hoe de jongedame, zoals beschreven, van te voren tot in de kleinste bijzonderheden een brand kon voorspellen die op een afstand van vijfduizend kilometer zou plaatsvinden. Maar veronderstel dat helderziendheid ook als onmogelijk moet worden beschouwd. In dat
geval -'
Rubin kwam overeind, zijn dunne baardje stak naar voren, zijn ogen, vergroot achter zijn dikke brillenglazen, staarden. 'Natuurlijk! De brand is aangestoken. Ze kunnen weken lang met die vrouw hebben geoefend. De medeplichtige gaat naar San Francisco en zij spreken een tijd af. Zij voorspelt iets waarvan ze weet dat het zal gebeuren. Hij veroorzaakt een gebeurtenis waarvan hij weet dat ze hem zal voorspellen.' Henry zei: 'Wilt u zeggen, meneer, dat een medeplichtige doelbewust het plan zou maken om vijf mensen, waaronder een kind van acht, te doden?'
'Begin nou niet in de goedheid van de mens te geloven, Henry,' zei Rubin. 'Jij bent toch degene die zo gevoelig is voor schurkenstreken?'
'Voor kleine schurkenstreken, meneer, het soort waar de meeste mensen over heen kijken. Ik kan moeilijk geloven dat iemand alleen om een vals geval van helderziendheid te bewijzen opzettelijk een verschrikkelijke, vijfvoudige moord zou arrangeren. Bovendien zou. er voor het arrangeren- van een brand waarbij achttien van de drieëntwintig mensen gered worden en vijf bepaalde mensen omkomen, op zichzelf al enige helderziendheid nodig zijn.'
Rubin hield koppig vol: Ik kan wel een paar manieren bedenken om vijf mensen in een val op te sluiten; net als wanneer je iemand een bepaalde kaart laat kiezen bij een goocheltruc -' 'Heren,' zei Eldridge met grote beslistheid. Iedereen draaide zich naar hem toe. Ik heb u nog niet de oorzaak van de brand verteld.'
De tafel rondkijkend om zich ervan te verzekeren dat hij ieders aandacht had, vervolgde hij: 'Het was blikseminslag.
Ik zie niet in hoe het mogelijk zou zijn een blikseminslag op een van te voren bepaald tijdstip te bestellen.' Hij spreidde hulpeloos zijn handen. Ik zei u al, ik heb weken met het geval geworsteld. Ik wil niet aannemen dat het helderziendheid was maar ... Ik ben bang dat dit je theorie bederft, Henry?'
'In tegendeel, professor Eldridge. Het bevestigt hem. Vanaf het ogenblik dat u begonnen bent ons het verhaal van Mary en de brand te vertellen, heeft elk woord dat u zei het zekerder gemaakt dat bedrog onmogelijk was en dat er inderdaad sprake was van helderziendheid. Maar als helderziendheid onmogelijk is, dan volgt daar vanzelf uit dat u gelogen hebt, professor.' Er was niet een van de Zwarte Weduwnaars die niet protesteerde. Avalon met een geschokt 'Henry!' het luidst. Maar Eldridge leunde achterover in zijn stoel en lachte. 'Natuurlijk heb ik gelogen. Van het begin tot het eind. Ik wou zien of jullie, zogenaamde rationalisten begerig genoeg zouden zijn om parapsychologische verschijnselen te aanvaarden om, liever dan je eigen genot te bederven, het voor de hand liggende over het hoofd te zien. Wanneer heb ik me verraden, Henry?' 'De mogelijkheid was van het begin af aan aanwezig, meneer,' zei Henry. 'Maar iedere keer dat u een oplossing elimineerde door nog meer informatie te verzinnen, werd mijn vermoeden sterker. Toen u blikseminslag te berde bracht, wist ik het zeker. Dat was te dramatisch om het niet meteen te vermelden. Dat u er pas aan het eind mee kwam, bewees dat u het ter plaatse had verzonnen om de laatste uitweg te blokkeren.' 'Maar waarom was de mogelijkheid er al vanaf het begin, Henry?' vroeg Eldridge. 'Zie ik eruit als een leugenaar? Kun jij leugenaars ontmaskeren op de manier waarop ik Mary winkeldieven liet ontmaskeren?'
'Omdat die mogelijkheid altijd bestaat en het iets is waar men altijd rekening mee moet houden en voor moet oppassen. Dat is waar die uitspraak van president Jefferson op sloeg.' 'Wat was dat dan?'
In 1807 rapporteerde professor Benjamin Silliman van de universiteit van Yale de val van een meteoriet, op een tijdstip dat het bestaan van meteorieten nog niet door de wetenschap was aanvaard. Thomas Jefferson, een uiterst begaafde en intelligente rationalist, zei toen hij het rapport hoorde: "Ik zou nog eerder geloven dat een Yankee professor liegt dan dat er stenen uit de hemel vallen."'
'Ja,' zei Avalon meteen, 'maar Jefferson had het bij het ver-
keerde eind. Silliman loog niet en er vielen inderdaad stenen uit de hemel.'
Inderdaad, meneer Avalon,' zei Henry kalm. 'Daarom herinnert men zich het citaat nog. Maar in aanmerking genomen hoe vaak er onmogelijke gebeurtenissen zijn gerapporteerd en hoe zelden is gebleken dat ze achteraf toch mogelijk waren, dacht ik dat de kans groot was dat ik gelijk had.'
DE WIJZENDE
VINGER
Het banket van de Zwarte Weduwnaars vond in alle rust plaats, totdat Rubin en Trumbull elkaar in de haren vlogen. Gonzalo was het eerst aangekomen, stil en een beetje betrokken.
Henry was nog aan het tafeldekken, toen Gonzalo kwam. Hij hield op en zei rustig en bescheiden, op meelevende toon: 'Hoe gaat het nu, meneer?'
Gonzalo haalde zijn schouders op. 'Gaat wel, geloof ik. Sorry dat ik er vorige keer niet was maar ik had tenslotte besloten toch naar de politie te gaan en ik was een tijdje lang niet tot veel in staat. Ik weet niet of ze iets zullen kunnen doen, maar het is nu hun zaak. Ik zou bijna willen dat je het me niet had verteld.'
'Misschien had ik het beter niet kunnen doen.' Gonzalo haalde zijn schouders op. 'Hoor eens, Henry, zei hij. 'Ik heb de anderen allemaal opgebeld en ze het verhaal verteld.'
'Was dat nodig, meneer?'
'Het kon niet anders. Ik zou me niet prettig hebben gevoeld als ik het niet had gedaan. Bovendien wilde ik niet dat ze dachten dat jij had gefaald.' 'Dat is van geen belang, meneer.'
De anderen kwamen een voor een binnen en groetten hem met grote warmte en ostentatieve tact, waarna ieder tot een soort pijnlijk stilzwijgen verviel.
Avalon was gastheer die avond en, zoals altijd, scheen de waardigheid van die functie zijn normale plechtstatigheid nog te vergroten. Hij nipte aan zijn eerste borrel en introduceerde zijn gast, een jongeman met een prettig gezicht, dun wordend, zwart haar en een verbazend dikke snor, die alleen op een noodzakelijke verandering in de mode scheen te wachten om met was opgedraaide punten te kunnen krijgen. 'Dat is Simon Levy,' zei Avalon. 'Hij schrijft boeken over wetenschappelijke onderwerpen en is een fijne kerel.' Emanuel Rubin zei prompt: 'Hebt u niet een boek over de laser geschreven: Light in Step?'
'Ja,' zei Levy met het levendige genoegen van een schrijver die onverwacht erkenning ontmoet. 'Hebt u het gelezen?' Rubin, die in zijn kleine lichaam van een meter zestig de zelfbewuste ziel meedroeg van een reus, keek de ander door zijn dikke brillenglazen plechtig aan en zei: 'Ja. Ik vond het heel goed.'
Levy's glimlach verflauwde, alsof hij een beoordeling van 'heel goed' waardeloos vond.
Avalon zei: 'Roger Halsted komt deze keer niet. Hij moest de stad uit of zoiets. Hij verontschuldigt zich en vroeg me Mario van hem te groeten, als hij kwam.'
Trumbull trok zijn mondhoeken naar beneden in een snier en zei: 'Dan wordt de limerick ons bespaard.'
'Ik heb die van de vorige keer gemist,' zei Mario. 'Was hij goed?'
'Je zou hem niet hebben begrepen, Mario,' zei Avalon ernstig. 'O, was hij zo goed?'
Toen werd het stil en verliepen de gesprekken op een bijna fluisterende toon, totdat om de een of andere reden - Rubin noch Trumbull konden zich later precies herinneren hoe - de 'Act of Union' ter sprake kwam.
Trumbull zei met een stem die aanzienlijk luider klonk dan de gewone spreektoon: 'De Act of Union, waarbij het Verenigd Koninkrijk van Engeland, Schotland en Wales tot stand kwam, werd wet bij het verdrag van Utrecht in 1713.' 'Niet waar,' zei Rubin, terwijl zijn strokleurige, dunne baardje verontwaardigd op en neer wipte: 'De wet werd in 1707 aangenomen.
'Probeer je mij wijs te maken dat het Verdrag van Utrecht in 1707 werd ondertekend, stomme idioot?' 'Nee,' schreeuwde Rubin en zijn verbazend luide stem verhief zich tot een gebrul: 'Het verdrag van Utrecht is in 1713 getekend, dat heb je goed geraden, al mag god weten hoe.' 'Als het Verdrag in 1713 is getekend, dan is de Act of Union ook van 1713.'
'Nee, dat is niet waar, want het verdrag heeft niets met de Act of Union te maken en die was in 1707.' 'Wel verdomme, ik wed om vijf dollar dat je niet eens weet waar de Act of Union over gaat.'
'Hier heb je vijf dollar. Waar zijn die van jou? Of kan je geen weekloon missen van dat snertbaantje van je?' Zij waren overeind gesprongen en stonden naar elkaar toe gebogen over de stoel van James Drake, die gelaten nog een schepje zure room met bieslook op zijn laatste aardappel deed en hem in zijn mond stak.
Drake zei: 'Het heeft geen zin om tegen elkaar te staan schreeuwen, beste uilskuikens. Waarom zoeken jullie het niet op?'
'Henry!' brulde Trumbull.
Zij hoefden maar heel even te wachten eer Henry terugkwam met de derde druk van de Columbia Encyclopedia. 'Privilege van de gastheer,' zei Avalon. 'Als onpartijdig waarnemer, zal ik het nakijken.'
Bladerend in Het dikke boek, mompelde hij: 'Union, union, union, ah, Act of.' Bijna meteen liet hij erop volgen: 'Hier, 1707, Manny wint. Betalen, Tom.'
'Wat?' riep Trumbull verontwaardigd. 'Laat zien.'
Rubin pakte kalm de twee briefjes van vijf dollar van de tafel en zei op peinzende toon: 'Een goed naslagwerk, die Columbia Encyclopedia. De beste, ééndelige, universele encyclopedie in de wereld en bruikbaarder dan de Britannica, ook al verspilt hij een artikel aan Isaac Asimov.'
'Wie' vroeg Gonzalo.
'Asimov. Een vriend van mij. Hij schrijft sciencefiction en is een pathologische opschepper. Als hij naar een feestje gaat, neemt hij een exemplaar van de Encyclopedia mee en zegt: "Van beton gesproken, daar staat een uitstekend artikel over in de Columbia Encyclopedia, maar 249 pagina's na hun artikel over mij. Ik zal het u even laten zien." En dan laat hij ze het stukje over hem zelf zien.'
Gonzalo lachte. 'Dat lijkt wel een beetje op jou, Manny.' 'Laat hem dat maar niet horen, anders vermoordt hij je - als ik het niet eerst doe.'
Simon Levy zei tegen Avalon: 'Hebben jullie hier altijd twistgesprekken, Jeff?'
'Twistgesprekken genoeg,' zei Avalon, 'maar meestal komt het niet tot weddenschappen en naslagboeken. Als dat gebeurt is Henry goed voorbereid. We hebben niet alleen de Columbia Encyclopedia maar ook een bijbel, zowel de oude als de nieuwe vertaling, Webster's unabridged - tweede druk natuurlijk; Webster's Biographical Dictionary; Webster's Geographical Dictionary; The Guinness Book of Records; Brewer's Dictionary of Phrase and Fable en de complete werken van Shakespeare.'
'Nou heb ik spijt dat ik dat heb gevraagd,' zei Levy. 'Waarom?'
'Je noemde Shakespeare en alleen zijn naam al maakt me op het ogenblik misselijk.'
'Shakespeare?' Avalon keek met een blik van verheven afkeuring op zijn gast neer.
'En of. Ik heb twee maanden met Shakespeare geleefd. Ik heb hem van voren naar achteren en van achteren naar voren gelezen, totdat ik geen "Ja, mijn Vorst," en "Ik bid u" meer kan zien.'
'Meen je dat? Wacht, een ogenblikje ... Henry, hoe staat het met het dessert?'
'Het komt eraan, meneer. Coupe aux marrons.'
'Mooi!'... Simon, als je even wacht tot na het dessert, dan praten we verder.'
Tien minuten later tikte Avalon met zijn lepeltje tegen zijn glas tot het gezelschap zweeg. 'Privilege van de gastheer,' zei hij. 'Het is tijd voor het gebruikelijke kruisverhoor, maar onze geëerde gast heeft zich laten ontvallen dat hij zich twee maanden lang intens met Shakespeare heeft beziggehouden en naar mijn mening moet dat onderzocht worden. Tom, wil jij de honneurs waarnemen?'
Shakespeare?' zei Trumbull verontwaardigd. 'Wie wil er nou verdomme over Shakespeare praten?' Het verlies van vijf dollar en de uitdrukking van bovenaardse deugdzaamheid op het gezicht van Rubin hadden zijn humeur er niet beter op gemaakt.'
"Privilege van de gastheer,' zei Avalon onverstoorbaar. 'Hmmm. Nou, goed. Meneer Levy, wat hebt u, als schrijver van wetenschappelijke boeken, met Shakespeare te maken?' 'Als schrijver van wetenschappelijke boeken helemaal niets.' Hij sprak met een duidelijk Brooklyn accent. 'Het is alleen dat ik drieduizend dollar zoek.' in Shakespeare?'
"Ergens in Shakespeare. Maar ik kan niet zeggen dat ik tot nu toe veel geluk heb gehad.'
'U spreekt in raadsels. Hoe bedoelt u, drieduizend dollar ergens in Shakespeare die u niet kunt vinden?' 'Ach, het is een ingewikkeld verhaal.'
'Nou vertel het dan. Daar zitten we hier voor. Het is hier vanouds de regel dat niets wat in dit vertrek wordt gezegd of gedaan onder welke omstandigheden ook daarbuiten wordt besproken, dus u kunt vrijuit spreken. Als het ons gaat vervelen, zullen we het wel zeggen. Wees daar maar niet bang voor.'
Levy spreidde zijn armen uit. 'Goed dan, als ik eerst mijn thee mag opdrinken.'
'Gaat uw gang. Henry zal u nog een pot brengen, aangezien u niet-geciviliseerd genoeg bent om koffie te drinken... Henry!' 'Ja, meneer,' prevelde Henry.
'Wacht tot hij terug is,' zei Trumbull. 'Hij mag hier niets van missen.'
'De kelner?'
'Hij hoort erbij. De beste van ons allemaal.'
Henry kwam terug met een nieuwe pot thee en Levy zei: 'Het gaat om een legaat, min of meer. Het is niet zon geval waarbij de familielanderijen of miljoenen aan juwelen of iets dergelijks op het spel staan. Het gaat gewoon om drieduizend dollar die ik niet echt nodig heb, maar die ik toch best zou kunnen gebruiken.'
'Van wie is het een legaat?' vroeg Drake. 'Van de grootvader van mijn vrouw. Hij is twee maanden geleden op zijn zesenzeventigste jaar overleden. Hij had vijf jaar bij ons gewoond. Een beetje lastig, maar het was een aardige oude kerel en omdat hij familie van mijn vrouw was, kwam het meeste ervan op haar neer. Hij was dankbaar dat wij hem bij ons wilden nemen. Hij had geen andere nakomelingen en het enige alternatief was een bejaardentehuis. 'Ter zake, het legaat,' zei Trumbull, die tekenen van ongeduld begon te tonen.
'Opa was niet rijk maar hij had een paar duizend dollar. Toen hij pas bij ons was, vertelde hij ons dat hij drieduizend dollar had omgezet in obligaties en dat die voor ons waren als hij stierf.'
'Waarom pas als hij stierf?' vroeg Rubin. 'Ik denk dat de oude baas bang was dat wij genoeg van hem zouden krijgen. Hij hield ons die drieduizend dollar voor ons neus als een beloning voor goed gedrag. Als hij nog bij ons was als hij op sterven lag, zou hij ze ons geven en anders niet. Zo redeneerde hij, denk ik.'
Levy ging verder: 'Hij verstopte ze op allerlei plaatsen. Oude mensen kunnen soms vreemd doen. Nu en dan, telkens wanneer hij bang werd dat wij ze misschien zouden vinden, verstopte hij ze ergens anders. Natuurlijk vonden wij ze meestal al gauw maar we lieten het nooit merken en we kwamen er nooit aan. Behalve een keer! Toen had hij ze in de wasmand gestopt en we moesten ze hem wel teruggeven en vragen om ze ergens anders op te bergen omdat ze anders op een dag in de wasmachine terecht zouden zijn gekomen. Omstreeks diezelfde tijd had hij een kleine beroerte - niet daardoor, overigens - en daarna werd hij een beetje moeilijker in de omgang. Hij werd somber en hij zei niet veel. Hij kon zijn rechterbeen niet goed meer gebruiken en dat gaf hem een gevoel van sterfelijkheid. Daarna moet hij de obligaties beter hebben verstopt want we konden ze niet meer vinden. Niet dat we dat erg belangrijk vonden, want we namen aan dat hij het ons wel zou vertellen als het zover was. Twee maanden geleden kwam kleine Julia, dat is mijn jongste dochter, naar ons toe rennen om te vertellen dat opa op de bank lag en er zo gek uitzag. Wij holden naar de zitkamer en het was duidelijk dat hij een nieuwe beroerte had gehad. Wij belden de dokter maar het was duidelijk dat zijn rechterkant helemaal was verlamd. Hij kon niet spreken. Hij kon zijn lippen bewegen en geluiden maken, maar het werden geen woorden.
Hij bewoog telkens zijn linker arm en probeerde iets te zeggen. Ik zei: "Opa, wil je me iets vertellen?" Hij kon het net klaarspelen een klein knikje met zijn hoofd te geven. "Wat is het?" vroeg ik. Maar ik wist dat hij het me niet kon zeggen, dus vroeg ik: "Gaat het over de obligaties?" Weer een knikje. "Wil je ze aan ons geven?" Weer een knikje en zijn hand begon te bewegen, alsof hij probeerde te wijzen. Ik zei: "Waar zijn ze?" Zijn linkerhand trilde en bleef wijzen. Ik kon niet anders doen dan vragen: "Waar wijs je naar, opa?" maar hij kon het me niet vertellen. Hij bleef maar ingespannen wijzen, met een beverige vinger, en zijn gezicht vertrok zich vertwijfeld, terwijl hij tevergeefs probeerde te praten. Ik had erg met hem te doen. Hij wilde ons de obligaties geven, ons belonen, en nu stierf hij zonder het te kunnen doen. Caroline, mijn vrouw, huilde en zei: "Laat hem toch met rust, Simon." Maar ik kon hem niet met rust laten. Ik kon hem niet in wanhoop laten sterven. Ik zei: "We zullen de bank moeten verschuiven in de richting waarin hij wijst. Caroline wilde niet maar de oude man knikte met zijn hoofd. Caroline ging aan de ene kant van de bank staan en ik aan de andere en proberend het zonder schokken te doen, schoven we hem telkens een stukje verder. Opa was niet bepaald een lichtgewicht. Zijn vinger bleef maar wijzen. Hij draaide zijn hoofd in de richting waarin wij hem bewogen en maakte kreunende geluiden alsof hij wilde aangeven of wij hem in de goede richting schoven of niet. Ik zei: "Meer naar rechts, opa?" 'Meer naar links?" En soms knikte hij. Eindelijk kwamen we bij de boekenkast en hij draaide langzaam zijn hoofd om. Ik wilde het voor hem doen, maar ik was bang hem pijn te doen. Hij speelde het klaar het om te draaien en lag een hele tijd naar de boeken te staren. Toen bewoog zijn vinger langs de rij boeken tot hij een bepaald boek aanwees. Het was The Complete Works of Shakespeare, in de uitgave van Kittredge.
Ik zei: "Shakespeare, opa?" Hij antwoordde niet, hij knikte niet, maar zijn gezicht ontspande zich en hij probeerde niet meer te praten. Ik denk dat hij me niet hoorde. Een soort halve glimlach trok zijn linker mondhoek omhoog en hij stierf. De dokter kwam, het stoffelijk overschot werd weggehaald, wij regelden de begrafenis. Pas toen de begrafenis voorbij was, kwamen we terug op Shakespeare. De obligaties zouden niet weglopen, redeneerden wij en het leek ons verkeerd er meteen naar te graaien, voor we voor de oude man hadden gezorgd. Ik nam aan dat er iets in de Shakespeare zou zitten dat ons zou vertellen waar de obligaties waren. Maar toen kwam de eerste schok. We doorzochten het hele boek, bladzij voor bladzij maar er was niets te vinden. Geen stukje papier. Geen woord.' Gonzalo zei: 'Ook niet in de band? U weet wel, tussen dat spul waarmee de bladzijden zijn vastgelijmd en de achterkant?' 'Niets.'
'Misschien heeft iemand het eruit gehaald.' 'Hoe dan? De enigen die ervan wisten waren Caroline en ik. Van diefstal is geen sprake. Tenslotte dachten wij dat er een aanwijzing te vinden moest zijn in de tekst, in de stukken zelf. Dat is een idee van Caroline. In de afgelopen twee maanden heb ik woord voor woord alle stukken van Shakespeare gelezen, al zijn sonnetten, al zijn gedichten - twee keer achter elkaar. Ik heb niets gevonden.'
'Laten we die Shakespeare en die aanwijzing nou maar vergeten,' zei Trumbull knorrig. 'Ze moeten ergens in uw huis zijn.
'Waarom denkt u dat?' zei Levy. 'Hij kan ze net zo goed in een bankkluis hebben opgeborgen. Hij kwam nog' buiten, zelfs naar zijn eerste beroerte. Nadat we ze in de wasmand hadden gevonden, heeft hij misschien gedacht dat ze in huis niet veilig waren.'
'Goed, maar hij kan ze ook ergens in huis hebben verstopt. Waarom zoekt u niet gewoon?'
'Dat hebben we gedaan. Of liever, Caroline heeft het gedaan. Zij heeft het hele huis doorzocht - en het is groot en ruim, een van de redenen waarom we opa konden hebben - en ik doorzocht Shakespeare. We hebben geen van tweeën iets gevonden.' Avalon, die nadenkend had zitten fronsen, zei: 'Wacht even, er is geen enkele reden waarom we dit niet logisch zouden kunnen oplossen.
Ik neem aan dat je grootvader in Europa is geboren, Simon?'
'Ja. Hij is als jongen naar Amerika gekomen, vlak voor de eerste wereldoorlog uitbrak. Hij is net op tijd vertrokken.' 'Ik neem aan dat hij geen uitgebreide schoolopleiding heeft gehad?'
"Helemaal geen,' zei Levy. 'Hij is bij een kleermaker gaan werken en later heeft hij zijn eigen zaak opgebouwd. Hij is zijn hele leven kleermaker gebleven, tot hij ophield met werken. Onderwijs heeft hij niet gehad, behalve het godsdienstonderwijs dat de joden in tsaristisch Rusland elkaar gaven.' "Nou,' zei Avalon, 'hoe kan je dan denken dat hij je op een aanwijzing wijst in de werken van Shakespeare. Die kende hij toch niet?'
Levy leunde fronsend achterover in zijn stoel. Hij had het kleine cognacglas dat Henry al een tijdje geleden voor hem had neergezet, nog niet aangeraakt. Nu pakte hij het op, draaide de steel zachtjes rond tussen zijn vingers en zette het weer neer.
'Daar vergis je je in, Jeff,' zei hij een beetje koel. 'Hij had dan misschien geen schoolopleiding, maar hij was heel intelligent en heel belezen. Hij kende de bijbel uit zijn hoofd en hij had als jongen al Oorlog en Vrede gelezen. Shakespeare kende hij ook. Op een keer zijn we een opvoering van Hamlet gaan zien, in het park en hij begreep er meer van dan ik.' Rubin onderbrak hem energiek: 'Ik ben niet van plan ooit nog een Hamletvoorstelling te gaan zien voor ze met een Hamlet komen die er uitziet zoals Hamlet er uit moet zien. Dik!' Dik!' zei Trumbull verontwaardigd.
'Ja, dik. De koningin zegt in het laatste tafereel over Hamlet: "Hij is dik en kortademig." Als Shakespeare zegt dat Hamlet -' Zijn moeder zegt dat, niet Shakespeare. Het is de typische, overdreven moederlijke bezorgdheid van een onintelligente vrouw -'
Avalon sloeg op de tafel: 'Een andere keer, heren?'
Tegen Levy zei hij: 'In welke taal las je grootvader de bijbel?'
'In het Hebreeuws natuurlijk,' zei Levy koud.
'En Oorlog en Vrede?'
'In het Russisch. Maar Shakespeare, als je het goed vindt, las hij in het Engels.'
Wat niet zijn moedertaal is. Ik neem aan dat hij het met een accent sprak.'
levy's koelheid werd ijzig: 'Waar wil je naartoe, Jeff?' Avalon kuchte. 'Ik zit niet antisemitisch te doen. Ik wijs alleen op het feit dat er, aangezien de grootvader van je vrouw niet zo thuis was in de taal, een grens was aan de subtiliteit waarmee hij een citaat uit Shakespeare kon gebruiken. Het is onwaarschijnlijk dat hij een frase zou gebruiken als: "and there the antiek sits' uit Richard II, want hoe belezen hij ook was, hij zal niet geweten hebben wat een "antiek" is.' 'Wat is het?' vroeg Gonzalo.
'Dat doet er niet toe,' zei Avalon ongeduldig. 'Als je grootvader Shakespeare als aanwijzing heeft gebruikt, moet het een heel voor de hand liggende aanwijzing zijn.' 'Van welk stuk hield uw grootvader het meest?' vroeg Trumbull.
Hij hield natuurlijk van Hamlet. Ik weet dat hij niet veel om de komedies gaf,' zei Levy, 'hij vond de humor onwaardig. De historische stukken zeiden hem niets. Wacht, hij hield ook van Othello.'
'Goed,' zei Avalon. 'We moeten ons concentreren op Hamlet en Othello.'
'Ik heb ze gelezen,' zei Levy. 'Je denkt toch niet- dat ik die heb overgeslagen.'
'En het moet een bekende passage zijn,' ging Avalon verder, zonder op hem te letten. 'Niemand zou denken dat het een goede aanwijzing was om alleen maar naar Shakespeare te wijzen, als het om een of andere onbekende versregel ging.' 'De enige reden waarom hij alleen maar wees, was dat hij niet kon praten,' zei Levy. 'Het kan een heel onbekend citaat zijn geweest, dat hij zou hebben uitgelegd als hij had kunnen praten.'
'Als hij had kunnen praten,' zei Drake logisch, 'zou hij niets hebben hoeven uitleggen. Dan zou hij u gewoon gezegd hebben waar de obligaties waren.'
'Precies,' zei Avalon. 'Een goed punt, Jim. Simon, je zei dat de oude man niet meer probeerde te praten en dat zijn gezicht zich ontspande, nadat hij naar Shakespeare had gewezen. Hij had het gevoel dat hij je had duidelijk gemaakt wat je moest weten.'
'Ja, maar daar vergiste hij zich in,' zei Levy somber.
'Laten we het logisch beredeneren,' zei Avalon.
'Is dat nodig?' zei Drake. 'Waarom vragen we het niet meteen aan Henry? ... Henry, welke regel uit Shakespeare zou van toepassing kunnen zijn?'
Henry zei, terwijl hij geruisloos de dessertborden weghaalde: 'Ik heb een redelijke kennis van de stukken van Shakespeare, meneer, maar ik moet bekennen dat mij op het ogenblik geen enkele toepasselijke versregel te binnen schiet.' Drake keek teleurgesteld maar Avalon zei: 'Vooruit, Jim, Henry heeft bij vorige gelegenheden goed werk gedaan maar er is geen reden om te denken dat we zonder hem machteloos zijn. Ik vlei mezelf dat ik de stukken van Shakespeare goed ken.'
'Ik ben ook geen beginneling,' zei Rubin.
'Nou, laten wij dit dan samen oplossen. Laten we eerst Hamlet nemen. Als het Hamlet is, moet het een van de alleenspraken zijn, want dat zijn de bekendste delen van het stuk.' 'Ja,' zei Rubin. 'En de regel: "To be or not to be, that is the question" is de bekendste regel uit Shakespeare. Het is de samenvatting van zijn hele werk, zoals het kwartet uit Rigoletto kenmerkend is voor alle operamuziek.'
'Daar ben ik het mee eens,' zei Avalon. 'En de alleenspraak gaat over sterven en de oude man was stervende. "To die: to sleep; No more"' en hij citeerde de rest van de passage. 'Ja maar wat hebben we daaraan. Wat brengt het ons verder?' zei Levy ongeduldig.
Avalon, die altijd Shakespeare voordroeg met wat naar hij beweerde de Shakespeareaanse uitspraak was (het leek opvallend veel op een Iers accent) zei: 'Tja, ik weet het eigenlijk niet.' Plotseling zei Gonzalo: 'Zegt Shakespeare ook niet ergens in Hamlet: "The play is the thing?"'
'Ja, zei Avalon. "The play is the thing wherein I'll catch the conscience of the king."'
'Nou,' zei Gonzalo. 'Als de oude man naar een boek met toneelstukken wees, is dat misschien de regel. Hebt u niet ergens een portret of een beeldje van een koning, of een pak kaarten misschien?'
Levy haalde zijn schouders op. Ik kan me er niets bij voorstellen.'
'Nou, misschien is het dan iets in Othello' zei Rubin. 'Het bekendste deel van het stuk is Jago's speech over de goede naam: "Good name in man and woman, dear my Lord..." ' 'En?' vroeg Avalon,
En de beroemdste regel erin, die de oude man zeker heeft gekend, want iedereen kent hem, zelfs Mario, is: "Who steals my purse steals trash; 't is something, nothing; 't was mine, 't is his" ... enzovoort.' 'En?' zei Avalon weer.
'Het klinkt alsof het op het legaat kan slaan. "T was mine; 'tis his," dat wil zeggen, het was van mij; het is van hem. En het klinkt ook alsof het legaat verdwenen is: "Who steals my purse steals trash," zijn beurs is dus niets waard.' 'Hoezo verdwenen?' vroeg Levy.
'Nadat u de obligaties in de wasmand had
gevonden, kon u ze niet meer vinden, zei u. Misschien heeft de oude
man ze ergens op een veilige plaats verstopt en wist hij niet meer
waar. Of misschien heeft hij ze weggegeven of verloren aan een of
andere flessentrekkerij. Hij kon u niet meer vertellen wat het was.
Dus heeft hij om in vrede te kunnen sterven naar de werken van
Shakespeare gewezen. U zou zich de bekendste regel uit zijn
lievelingsstuk herinneren, waarin staat dat zijn beurs waardeloos
is: "Who steals my purse steals trash." En daarom hebt u
niets gevonden.'
'Daar geloof ik niets van,' zei Levy. 'Ik vroeg hem of hij ons die obligaties wilde geven en hij knikte.'
'Hij kon alleen maar knikken en hij wilde ze u ook geven maar het was onmogelijk ... Ben je het daar niet mee eens, Henry?' Henry, die zich nu van al zijn plichten had gekweten en rustig stond te luisteren, zei: 'Ik ben bang van niet, meneer Rubin.' 'Ik ook niet,' zei Levy.
Maar Gonzalo zat met zijn vingers te knippen. 'Wacht, wacht, zegt Shakespeare niet ergens iets over een contract dat over geld ging, een obligatie om iets te betalen dus?' 'Obligaties bestonden toen nog niet,' zei Drake glimlachend. 'Ik weet het zeker,' zei Gonzalo. 'Het ging erom of iets in het contract stond beschreven of niet.'
"Wacht eens even,' zei Drake. 'Ging dat contract niet over drieduizend dukaten?
'Allemachtig, je hebt gelijk,' zei Avalon.
Gonzalo lachte van oor tot oor. 'Ik denk dat ik het heb gevonden. Een contract dat over drieduizend geldeenheden gaat. Dat is het stuk waarnaar we moeten kijken.' 'Dat kan ik nauwelijks geloven, heren,' onderbrak Henry zacht. 'Het betreffende stuk is De koopman van Venetië en de persoon die vraagt of iets in het contract beschreven staat is Shylock, de jood, die uit is op een onmenselijke wraak. Ik denk niet dat de oude heer dat stuk erg heeft gewaardeerd.' , Levy zei: 'Je hebt gelijk. Shylock was in zijn oren een smerig woord en voor mij heeft het ook geen zuivere klank.' Rubin zei: 'Maar je hebt toch die passage waarin hij zegt: 'Heeft een jood geen ogen? Heeft een jood geen handen, organen, dimensies, zinnen, .gevoelens, hartstochten ..."?' 'Dat zal mijn grootvader weinig gezegd hebben,' zei Levy. 'Het pleidooi is voor de hand liggend en pleit voor een gelijkheid waar mijn grootvader het in zijn hart niet mee eens zou zijn geweest, want ik weet zeker dat hij zich superieur voelde in zoverre dat hij tot Gods uitverkoren volk hoorde.' Gonzalo keek teleurgesteld. 'Het ziet ernaar uit dat we niet veel verder komen.'
Levy zei: 'Nee, ik geloof het ook niet. Ik heb het hele boek doorgewerkt. Ik heb alle toespraken zorgvuldig bestudeerd, alle passages die hier ter sprake zijn gekomen. Ze zeggen me geen van allen iets.'
Avalon zei: 'Goed, misschien niet, maar misschien heb je een heel subtiel punt gemist -'
'Kom nou, Jeff. Daarnet zei je nog dat het niet iets subtiels
kon zijn. Mijn grootvader dacht aan iets dat mijn vrouw en
mij meteen iets zou zeggen. Iets dat we zouden begrijpen en waarschijnlijk meteen; en dat was niet zo.'
'Misschien hebt u gelijk,' zei Drake. 'Misschien gaat het om een soort familiegrapje.'
'Dat zei ik toch net?'
'Waarom probeert u het dan niet andersom? Was er niet een of ander speciaal gezegde? Was er een of andere uitdrukking die hij vaak gebruikte?'
'Ja. Als hij kwaad was op iemand zei hij: "Achttien zwarte jaren over hem".'
'Wat is dat voor uitdrukking?' vroeg Trumbull. 'In het Jiddisch is het heel gewoon,' zei Levy. 'Een andere was: "Het zal hem net zoveel helpen als koppen een dooie."' 'Wat betekent dat?' vroeg Gonzalo.
'Het slaat op een medische handeling. Je doet een brandend stukje papier in een kleine, ronde, glazen kop en zet die met de opening op de huid. Het papier dooft uit maar in de kop ontstaat een gedeeltelijk vacuüm waardoor de circulatie in de bovenste lagen wordt gestimuleerd. Uiteraard kan koppen de circulatie van een dode niet bevorderen.'
'Goed,' zei Drake. 'Is er iets dat met achttien zwarte jaren of met het koppen van doden te maken heeft dat iemand aan iets in Shakespeare doet denken?'
Er volgde een pijnlijke stilte en tenslotte zei Avalon: 'Ik kan niets bedenken.'
'En zelfs al kon je het wel,' zei Levy, 'wat zouden we er dan aan hebben? Wat zou het betekenen? Ik ben hier al twee maanden mee bezig; hoe zouden jullie het dan in twee uur voor me kunnen oplossen?'
Drake wendde zich weer tot Henry en zei: 'Wat sta je daar te staan, Henry? Kun jij ons niet helpen?'
'Het spijt me, meneer Drake, maar ik geloof nu dat die hele Shakespeare geschiedenis een vals spoor is.' 'Nee,' zei Levy. 'Dat kan niet. De oude heer wees naar de Shakespeare, dat staat vast. Zijn vinger was er maar een paar centimeter vandaan. Hij kan geen ander boek bedoeld hebben.' Drake zei plotseling: 'Zeg, meneer Levy, u houdt ons toch hoop ik niet voor de gek? U zit ons niet iets op de mouw te spelden om ons een figuur te laten slaan?'
'Wat?' zei Levy verbaasd.
'Niets, niets,' zei Avalon snel. 'Hij denkt aan iets wat een andere keer is gebeurd. Hou je mond, Jim.' 'Hoor eens,' zei Levy. 'Ik heb u precies verteld wat er is gebeurd. Hij wees recht op de Shakespeare uitgave.' Er volgde een korte stilte. Toen slaakte Henry een zucht en zei: 'In detectiveverhalen -' 'Attentie' attentie,' onderbrak Rubin.
'In detectiveverhalen,' herhaalde Henry, 'is de vage aanwijzing van een stervende een veel gebruikt motief maar ik heb er nooit erg in kunnen geloven. Het wordt altijd zo voorgesteld alsof een stervende, die op het laatste ogenblik nog iets wil meedelen, in zo'n geval verschrikkelijk ingewikkelde toespelingen maakt. Zijn stervende brein, dat nog maar twee minuten te leven heeft, werkt een patroon uit waar het brein van een gezond mens die uren de tijd heeft, niet uit kan komen. In dit geval hebben we te doen met een oude, aan een beroerte stervende man die niet kan spreken en u denkt dat hij snel een aanwijzing heeft verzonnen die een groep intelligente mensen niet heeft kunnen ontraadselen, terwijl een van hen er twee maanden mee bezig is geweest. Mijn enige conclusie is, dat die aanwijzing niet bestaat.'
'Maar waarom zou hij dan naar Shakespeare hebben gewezen, Henry?' vroeg Levy: 'Was het dan alleen maar een vage hersenschim van een stervende?'
'Als uw verhaal juist is,' zei Henry, 'dan denk ik dat hij inderdaad probeerde iets te doen. Maar hij kan onmogelijk een aanwijzing hebben verzonnen. Hij deed het enige waartoe zijn stervende brein in staat was. Hij wees naar de obligaties.' 'Hou mij ten goede,' zei Levy nijdig. 'Ik was er zelf bij. Hij wees naar het Shakespeare-boek.'
Henry schudde zijn hoofd. Hij zei: 'Meneer Levy, wijst u eens naar Fifth Avenue?'
Levy dacht een ogenblik na, duidelijk proberend zich te oriënteren.
Toen wees hij.
'Wijst u naar Fifth Avenue?' vroeg Henry.
'Nou, de ingang van het restaurant is aan Fifth Avenue, dus wijs ik ernaar.'
'Ik heb de indruk, meneer,' zei Henry, dat u naar een foto van de Boog van Titus aan de westelijke muur van dit vertrek wijst.' 'Ja, dat klopt, maar daarachter ligt Fifth Avenue.' 'Precies, meneer. Dus ik weet alleen maar dat u naar Fifth Avenue wijst, omdat u mij dat zegt. Het is net zo goed mogelijk dat u naar de foto wijst of naar een punt in de lucht ervoor, of naar de Hudson, of naar Chicago, of naar de planeet Jupiter. Als u alleen maar wijst, zonder verder verhaal of anderszins enige aanduiding te geven waarnaar u wijst, dan geeft u alleen een richting aan, meer niet.'
Levy wreef over zijn kin. 'Bedoel je dat mijn grootvader alleen een richting aangaf?'
'Dat moet wel. Hij heeft niet gezegd dat hij naar Shakespeare wees.
Hij wees alleen.'
'Goed, maar waar wees hij dan naar? De - de -' Hij sloot zijn ogen en draaide zachtjes aan zijn snor, terwijl hij zich de situatie in zijn huiskamer voor de geest haalde. 'De Verranzanobrug?'
'Waarschijnlijk niet, meneer,' zei Henry. Zijn vinger was er maar een paar centimeter vandaan, zei u, dus zal hij niet naar iets vóór het boek gewezen hebben. Maar wat was er achter het boek, meneer Levy?'
'De boekenkast. Het hout van de boekenkast. En als je het boek weghaalt, zit er niets achter. Er lag niets tegen het hout aan geduwd, als je dat soms bedoelt. Als er iets had gelegen, dan hadden we het zeker gezien.' 'En achter de boekenkast, meneer?' 'De muur.'
'En tussen de boekenkast en de muur, meneer?' Nu zweeg Levy. Hij dacht een ogenbik na en niemand onderbrak zijn gedachten. Hij zei: 'Is er hier een telefoon die ik even kan gebruiken, Henry?' 'Ik zal hem u brengen, meneer.'
De telefoon werd voor Levy neergezet en in de contactdoos gestoken. Levy draaide een nummer.
'Hallo, Julia? Waarom ben je nog zo laat op? Niks te tv.; gauw naar bed. Maar roep eerst mammie even, schatje . .. Hallo, Caroline, met Simon..: Ja, ik amuseer me best, zeg luister even, Caroline, wil je? Je weet de boekenkast waar Shakespeare in staat? ... Ja, die Shakespeare. Natuurlijk. Schuif hem eens van de muur af? ... De boekenkast. ... Nou, je kunt de boeken er toch uithalen? Haal ze er allemaal uit als het moet, gooi ze maar op de vloer. .. Nee, nee, je hoeft alleen de ene kant van de boekenkast die het dichtst bij de deur is een paar centimeter naar voren te schuiven; net genoeg om erachter te kunnen kijken en zeg me dan of je iets ziet... Kijk ongeveer op de plaats waar de Shakespeare moet staan ... Ja, ik wacht.' Zij bleven allemaal doodstil in dezelfde houding zitten. Levy zag duidelijk bleek. Er gingen ongeveer vijf minuten voorbij. Toen: 'Caroline?... Ja, ja, rustig maar. Heb je de kast...? Goed, goed, ik kom zo thuis.'
Hij hing op en zei: 'Dat is sterk zeg. De oude heer had ze met sellotape tegen de achterkant van de boekenkast geplakt. Hij moet hem een keer hebben verschoven toen wij uit waren. Het is een wonder dat hij toen niet ter plaatse een beroerte heeft gekregen.'
'Je hebt het weer voor elkaar gebracht, Henry,' zei Gonzalo.
Levy zei: 'Vindersloon is driehonderd dollar, Henry.'
Henry zei: 'De club betaalt mij goed, meneer en de diners zijn een genoegen voor mij. Meer is niet nodig.'
Levy werd een beetje rood en begon over iets anders: 'Maar hoe heb je het doorgekregen? Terwijl wij allemaal -'
'Het was niet moeilijk, meneer,' zei Henry. 'U hebt allemaal alle verkeerde mogelijkheden nagegaan en ik heb eenvoudig gesuggereerd wat overbleef.'
LULLABY OF BROADWAY
Voor het eerst in de geschiedenis van de Zwarte Weduwnaars werd het maandelijkse diner in een particulier huis gegeven. Emanuel Rubin had erop gestaan en zijn dunne, strokleurige baardje had hevig op en neer gewipt terwijl hij op parlementarisme wijze zijn standpunt verdedigde.
Hij zou de volgende keer gastheer zijn, zei hij, en de gastheer was volgens het reglement van de club een absolute vorst, terwijl nergens in de regels de plaats van bijeenkomst bindend was vastgelegd.
'Het is onze traditie,' begon Geoffrey Avalon met het soort plechtigheid dat bij zijn beroep van octrooigemachtigde paste, 'om altijd hier samen te komen.'
'Als de traditie de baas is,' zei Rubin, 'waarom hebben we dan een reglement nodig?'
Tenslotte had hij zijn zin gekregen, toen hij als laatste argument aanvoerde dat hij een uitstekende kok was en de fijne keuken beheerste, waarop Mario Gonzalo grijnslachend zei: ¦"Laten we gaan dan kunnen we ruiken hoe hij de hamburgers laat aanbranden.'
'Ik geef jullie geen hamburgers,' zei Rubin kwaad, maar tegen die tijd had iedereen er al mee ingestemd. Dus nu stonden Avalon en James Drake, die allebei met dezelfde trein van over de Hudson waren gekomen, in dé hal
* Lullaby of Broadway is een bekende Amerikaanse song. Lullaby betekent in het Engels slaapliedje en Broadway is de bekende uitgaansstraat in Manhattan.
van het flatgebouw in West Side waar Rubin woonde en wachtten tot de portier ze zou opmerken. Het was zonder meer duidelijk dat zij er, tenzij ze geweld gebruikten, zonder toestemming van de portier nooit in zouden komen. 'De vestingmentaliteit,' mompelde Avalon. 'Die vind je tegenwoordig overal in New York. Je kunt nergens in zonder dat je eerst met argusogen wordt opgenomen en op wapens gefouilleerd.'
'Ik kan het ze niet kwalijk nemen,' zei Drake met zijn zachte, hese stem. Hij stak een sigaret op. 'Het is beter dan in de lift te worden aangerand.'
'Waarschijnlijk heb je gelijk,' zei Avalon somber. De portier draaide zich naar hen toe. Hij was een korte man met een rond gezicht. Zijn hoofd was kaal met een randje grijs haar, dat zich herhaalde in zijn snor, die kort en borstelig was als die van Drake maar een groter deel van zijn bovenlip in beslag nam. Hij zag er volstrekt niet angstaanjagend uit maar zijn grijze uniform gaf hem een air van gezag en waarschijnlijk was dat genoeg om indringers te ontmoedigen.
'Ja?' zei hij.
Avalon schraapte zijn keel en liet zijn diepe bariton zo indrukwekkend mogelijk schallen om zijn verlegenheid te verbergen want hij was een verlegen man, ook al zou men dat niet geloven van iemand met een zo grote, rechte en indrukwekkende gestalte als hij. 'Wij zijn dr. Drake en de heer Avalon en wij komen voor de heer Emanuel Rubin in flat 14-AA.' 'Drake en Avalon,' herhaalde de portier. 'Een ogenblikje.' Hij liep naar het hord waarop de bellen van de flats zaten en sprak in de intercom. Rubins krakerige stem kwam duidelijk over: 'Laat ze binnen, laat ze binnen.'
De portier hield de deur voor ze open, maar Avalon aarzelde even op de drempel. 'Komen hier vaak incidenten voor?' De portier knikte gewichtig: 'Nu en dan, meneer. Wat je ook doet, het gebeurt toch. Vorig jaar is er ingebroken in een flat op de twintigste verdieping en niet lang geleden is er een dame gewond geraakt in de wasserette. Zulke dingen gebeuren.'
Een zachte stem zei: 'Goedenavond, heren, mag ik erbij komen?'
Drake en Avalon keerden zich om en keken naar de nieuwaangekomene. Een ogenblik lang herkenden zij hem geen van tweeën. Toen grinnikte Drake even en zei: 'Henry, wat zie je er prachtig uit als je niet als kelner bent gekleed.' Avalon zei, aanzienlijk heftiger: 'Henry! Wat doe jij...?' Hij slikte de woorden in en keek verlegen.
Meneer Rubin heeft me uitgenodigd, meneer. Aangezien het diner niet in het restaurant gehouden zou worden, zei hij, en ik niet het voorrecht zou hebben u te bedienen, moest ik zijn gast zijn. Ik geloof dat dit de reden was waarom hij er zo op aandrong het diner hier te houden. Meneer Rubin is wat sentimenteel, al zou men het niet denken.' 'Prachtig,' zei Avalon vol geestdrift, als om zijn eerdere verbazing goed te maken. 'Portier, deze heer hoort bij ons.' Henry aarzelde. 'Misschien wilt u informeren bij mijnheer Rubin?'
De portier die al die tijd geduldig de deur had opengehouden, zei: 'Dat is niet nodig. Loopt u maar door.' Henry knikte en zij liepen door de grote blauwe vestibule naar de rij liften.
Drake zei: 'Henry, ik heb zo’n pak als jij aanhebt in geen jaren meer gezien. Als je je zo in New York vertoont, veroorzaak je een oploop.'
Henry keek een ogenblik naar beneden om zich zelf te bekijken. Hij had een antracietkleurig pak aan van een zo conservatieve snit dat Drake zich kennelijk stond af te vragen waar er nog een zaak te vinden was die zulke kledingstukken verkocht. Hij had nette zwarte schoenen aan, een blinkend wit overhemd en een smalle, donkergrijze das met een simpele dasspeld.
Dit alles werd bekroond door een donkerbruine dophoed, die Henry nu afnam en luchtig bij de rand vasthield.
'Ik heb in geen tijden meer een dophoed gezien,' zei Avalon.
'Geen enkel soort hoed, trouwens,' zei Drake.
'Het is de vrijheid van deze tijd,' zei Henry. 'Iedereen doet tegenwoordig wat hij prettig vindt en ik vind dit prettig.' 'De moeilijkheid is,' zei Avalon, 'dat sommige mensen het prettig schijnen te vinden om vrouwen in de wasruimte te molesteren.'
'Ja,' zei Henry. 'Ik hoorde wat de portier zei. In ieder geval kunnen we hopen dat er vandaag niets zal gebeuren.' Een van de liften kwam beneden aan en er kwam een dame met een hondje uit. Avalon stak zijn hoofd door de deur en draaide het, voor hij naar binnen ging, naar links en naar rechts. Zij bereikten zonder moeilijkheden de veertiende verdieping.
Zij waren allemaal bijeen, of althans bijna allemaal. Rubin had een schort van zijn vrouw voor (er stond met grote letters 'Jane' op geborduurd) en zag er verhit uit. Op het buffet stond een uitgebreide verzameling flessen en Avalon had zichzelf tot barkeeper uitgeroepen nadat hij Henry's diensten had afgewimpeld.
'Ga zitten, Henry,' zei Rubin luid. 'Jij bent de gast.' Henry zag er niet op zijn gemak uit.
Halsted zei licht stotterend: 'Aardige flat heb je, Manny.' 'Hij is niet slecht - mag ik er even langs - maar een beetje klein. Natuurlijk hebben we geen kinderen, dus hebben we niet zoveel ruimte meer nodig en het heeft bepaalde voordelen voor een schrijver om in Manhattan te wonen.' 'Ja,' zei Avalon. 'Ik heb beneden een paar van de voordelen gehoord. De portier zei dat vrouwen worden lastiggevallen in de wasruimte.'
'Ach wat,' zei Rubin minachtend. 'Sommige van die wijven vragen erom. Sedert de Chinese delegatie van de Verenigde Naties een motel heeft betrokken, een paar blokken verder, zien die ouwe tangen overal de dreiging van het gele gevaar.' 'En inbraken zijn er ook geweest,' zei Drake. Rubin keek kwaad, alsof elke kritiek op Manhattan een persoonlijke aanval op hem was. 'Dat kan overal gebeuren en Jane was onvoorzichtig.'
Henry, de enige die aan de tafel zat, met een nog onaangeraakt glas voor zich, keek verbaasd - een uitdrukking die vreemd genoeg geen enkele rimpel in zijn gladde gezicht veroorzaakte. Hij zei: 'Neem me, niet kwalijk, meneer Rubin. Bedoelt u dat ze uw flat zijn binnengedrongen?' 'Ja. Je kunt het slot geloof ik open krijgen met een reepje celluloid. Daarom heeft iedereen ingewikkelde extra sloten laten aanbrengen.'
'Wanneer is het dan gebeurd?' vroeg Henry. 'Een week of twee geleden. Zoals ik al zei, het was Janes schuld. Zij was verderop in de gang naar iemand toe gegaan om over recepten te praten of zo iets en had het tweede slot niet dichtgedaan. Dan vraag je er gewoon om. Het schorem heeft daar een soort instinct voor, een zesde zintuig. Ze kwam net terug toe de inbreker wegging en er is een enorm gedoe om geweest.'
'Is ze gemolesteerd?' vroeg Gonzalo, terwijl zijn ogen nog meer uitpuilden dan gewoonlijk.
'Zo kun je het nauwelijks noemen. Ze is erg geschrokken, dat is alles. Ze heeft het op een gillen gezet - het beste wat ze kon doen. De vent is hem gesmeerd. Als ik thuis was geweest, was ik hem achterna gegaan en ik zou hem te pakken hebben gekregen ook. Ik zou -'
'Dat kun je beter niet doen,' zei Avalon streng, terwijl hij met zijn wijsvinger het ijs in zijn glas omroerde. 'Zo'n jacht kan uitlopen op een mes in je ribben. Jouw ribben.' 'Ach wat,' zei Rubin. 'Ik heb wel meer tegenover kerels met messen gestaan. Je kunt ze mak- Wacht even, er brandt iets aan.' Hij holde naar de keuken.
Er werd op de deur geklopt,
'Gebruik het kijkgaatje,' zei Avalon.
Halsted deed het en zei: 'Het is Tom.' Hij deed de deur open om Thomas Trumbull binnen te laten.
Avalon zei: 'Waarom is je komst met aangekondigd?'
Trumbull haalde zijn schouders op. 'Ze kennen me hier.
Ik ben al eens eerder bij Manny geweest.'
'Bovendien is zo'n belangrijke regeringsagent als jij boven alle verdenking verheven,' zei Drake.
Trumbull zei: 'Heeft iemand de stieren al geteld?'
Gonzalo lachte. 'Het is wel een hele kudde.'
De boekenkasten langs de muur stonden vol met stieren van hout en aardewerk in alle kleuren en maten. Een aantal stonden op muurtafeltjes, andere op het televisietoestel.
'In de badkamer zijn er nog meer,' zei Drake, toen hij uit de keuken kwam.
'Wedden dat we allemaal op een verschillend aantal uitkomen als we alle stieren in de flat zouden gaan tellen en dat niemand het goed zou hebben?' zei Trumbull.
'Ik wil wedden dat Manny zelf niet eens weet hoeveel het er zijn,' zei Halsted.
'Hé, Manny,' riep Gonzalo, 'Hoeveel stieren zijn er hier?' 'Ik zelf meegeteld?' riep Rubin terug, terwijl hij druk met aardewerk rammelde. Hij stak zijn hoofd om het hoekje van de keukendeur. 'Eén voordeel van hier eten is dat je zeker weet dat er geen lever in het voorgerecht zit. Jullie krijgen een aubergineschotel met van alles erin en vraag me niet naar de bijzonderheden want het is mijn eigen recept. Ik heb het bedacht... Mario, als je die stier laat vallen breekt er een stuk af en Jane kent ze allemaal uit haar hoofd en zal ze straks stuk voor stuk controleren als ze terugkomt.' Avalon zei: 'Heb je dat gehoord, van die inbraak hier, Tom?' Trumbull knikte. 'Hij heeft niet veel meegenomen, naar ik hoor.'
Rubin kwam bedrijvig aanlopen met borden in zijn handen. 'Nee, Henry, je mag niet helpen. Zeg, Jeff, zet je glas even neer en help me de messen en vorken op tafel leggen... Ik heb gebraden kalkoen, dus willen jullie allemaal even nadenken of je je vlees donker of licht wilt hebben en verander alsjeblieft niet van gedachten als jullie eenmaal besloten hebben. En jullie krijgen allemaal vulsel of je wilt of niet want dat maakt of breekt'
Avalon legde met een zwierig gebaar de laatste messen neer en zei: 'Wat hebben ze meegenomen, Rubin?' 'Die inbrekers? Niets. Jane moet net toen hij begonnen was zijn teruggekomen. Hij heeft wat in het medicijnkastje gerommeld, op zoek naar drugs, zeker. Ik geloof dat hij wat klein geld heeft gevonden en hij had aan mijn opnameapparatuur gezeten. Misschien heeft hij geprobeerd mijn draagbare stereo-installatie mee te nemen om hem te verkopen maar hij heeft alleen de kans gehad hem een eindje te verschuiven... Wil iemand trouwens muziek horen?'
'Nee,' riep Trumbull verontwaardigd. 'Als je het waagt met je verdomde lawaai te beginnen, dan steel ik je apparatuur en smijt al je banden en platen in het vuur.' Gönzalo zei: 'Manny, ik zeg het met grote tegenzin, maar het vulsel is zelfs nog lekkerder dan de aubergine was.' Rubin bromde: 'Als ik een grotere keuken had' Buiten klonk het gehuil van een sirene. Drake wees met zijn duim over zijn schouder naar het open raam. 'De Lullaby of Broadway.'
Rubin wuifde achteloos met zijn hand. 'Je raakt eraan gewend. Als het de brandweer niet is, is het een ambulance en als het geen ambulance is, is het de politie; als het de politie niet is... Het verkeer hindert me niet.'
Een ogenblik scheen hij in gedachten verzonken. Toen kwam er een uitdrukking van de diepste haat op zijn kleine gezicht. 'De buren, die hinderen me. Weet je hoeveel piano's er alleen op deze verdieping zijn? En hoeveel grammofoons?' 'Jij hebt er ook een,' zei Trumbull.
'Maar ik zet hem niet om twee uur 's ochtends keihard aan,' zei Rubin. 'Het zou niet zo erg zijn als dit een oud flatgebouw was, met muren die een halve meter dik zijn. De ellende is dat dit gebouw pas acht jaar oud is en de muren zijn van met pleister bedekte aluminiumfolie. De muren geleiden lawaai. Als je je oor tegen de muur legt, dan kan je geluiden horen van elke flat op elke verdieping drie lagen boven en onder ons.
'En als je nou nog de muziek echt kon horen en meegenieten,' ging hij verder, 'maar je hoort alleen maar die rottige bas, bonk, bonk, bonk, op een subsonisch niveau waar je botten van smelten.'
Halsted zei: 'Ik weet wat je bedoelt. Waar ik woon, daar hebben we een echtpaar dat ruzie maakt. Mijn vrouw en ik luisteren ernaar maar we kunnen nooit de woorden horen, alleen de toon. Om razend te worden. Soms klinkt de toon trouwens interessant.'
'Hoeveel gezinnen wonen er nou in dit gebouw?' vroeg Avalon.
Rubin zat even te rekenen, zijn lippen bewogen. 'Ongeveer zeshonderdvijftig,' zei hij.
'Ja, als je per se in een bijenkorf wilt wonen, dan moet je de gevolgen op de koop toe nemen,' zei Avalon vol morele superioriteit zijn keurige, grijzende baard naar voren stekend. 'Dank je voor je troostende woorden,' zei Rubin. 'Henry, laat me je nog eens van de kalkoen bedienen.' 'Nee, echt niet, meneer Rubin,' zei Henry, met een soort machteloze wanhoop. 'Ik kan werkelijk' En hij zweeg met een zucht want zijn bord werd volgeladen.
Hij zei: 'U schijnt echt ontdaan te zijn, meneer Rubin, en ik heb een gevoel dat er meer achterzit dan alleen maar iemands pianospel.'
Rubin knikte en een ogenblik lang trilden zijn lippen werkelijk van woede. 'Reken maar, Henry. Het is die vervloekte timmerman. Misschien kun je hem nu zelfs horen.' Hij hield zijn hoofd in een luisterende houding. Automatisch hielden de gesprekken op en iedereen luisterde. Behalve het steeds doorgaande gegier van het verkeer buiten, was er niets te horen.
Rubin zei: 'Nou, we hebben geluk. Hij doet het op het ogenblik niet; al een hele tijd niet, eigenlijk. Luister eens, allemaal. Het dessert is op een soort ramp uitgelopen en ik heb moeten improviseren. Als iemand het niet wil eten, dan heb ik een cake van de banketbakker, die ik normaal gesproken niet zou aanbevelen, begrijpen jullie' 'Laat mij deze keer helpen,' zei Gonzalo. 'Best. Iedereen mag helpen, behalve Henry.' 'Dat is een soort omgekeerd snobisme,' zei Trumbull. Henry, Rubin zet je op je plaats. Als hij zich er niet zo verdomd goed van bewust was dat je een kelner bent, zou hij je laten helpen om ons te bedienen.'
Henry keek naar zijn nog steeds volgeladen bord en zei: 'Ik voel me niet zozeer gefrustreerd omdat ik niet mag helpen als wel omdat ik iets niet goed begrijp.'
'Wat begrijp je niet?' vroeg Rubin die met het dessert op een blad binnenkwam. Zo te zien leek het erg op chocolader mousse.
'Is er een timmerman aan het werk in dit gebouw?' vroeg Henry.
'Welke timmerman?... O, waar ik het daarnet over had. Nee, ik weet niet wat hij is. Ik noem hem alleen maar een timmerman. Hij is altijd aan het hameren. En altijd net als ik wil schrijven en rust nodig heb... Hoe is de bavaroise!' 'O, is het bavaroise' zei Drake, die er achterdochtig naar keek. 'Dat moest het worden,' zei Rubin, 'maar de gelatine wilde niet stijf worden dus moest ik improviseren.' 'Het smaakt verrukkelijk, Many,' zei Gonzalo. 'Een beetje te zoet,' zei Avalon, 'maar ik geef niet veel om toetjes.'
'Het is inderdaad een beetje te zoet,' zei Rubin grootmoedig.
'Dadelijk krijgen jullie koffie - en geen oploskoffie.'
'Wat timmert hij, meneer Rubin?' vroeg Henry.
Rubin was weer verdwenen en pas vijf minuten later, toen de koffie was ingeschonken, kon Henry zijn vraag herhalen:
'Wat timmert hij, meneer Rubin?'
'Wat?' vroeg Rubin.
Henry schoof zijn stoel achteruit. Zijn vriendelijke gezicht scheen zich te verharden. 'Meneer Rubin,' zei hij, 'u bent de gastheer en ik ben deze keer de gast van de club. Ik zou u om een gunst willen vragen, die u, als gastheer kunt toestaan.' 'Ga je gang, vraag maar,' zei Rubin.
'Volgens de traditie moet ik, als gast, worden ondervraagd. Eerlijk gezegd voel ik daar niet veel voor omdat ik, in tegenstelling tot andere gasten, ook bij het volgende diner en dat daarna aanwezig zal zijn, als kelner dan natuurlijk, en ik wil liever' Henry aarzelde. 'En je wilt je privacy bewaren?' vroeg Avalon. 'Zo zou ik het misschien niet helemaal stellen' begon Henry en toen onderbrak hij zichzelf en zei: 'Ja, zo zou ik het wel stellen. 'Ik wil mijn privacy bewaren. Maar ik wil nog iets anders. Ik wil meneer Rubin ondervragen.' Waarom?' vroeg Rubin en zijn ogen werden nog groter dan ze al waren achter zijn sterk vergrotende brillenglazen. 'Ik heb vanavond iets gehoord dat ik niet begrijp en u geeft geen antwoord op mijn vragen.'
'Henry, je bent dronken. Ik heb al je vragen beantwoord.' 'Evengoed, meneer Rubin, mag ik u officieel ondervragen?' 'Ga je gang.'
'Dank u,' zei Henry. 'Ik wil alles weten over die geluidshinder waar u over klaagde.'
'Bedoel je die timmerman met zijn Lullaby of Broadway?' 'Dat Was mijn vinding,' zei Drake zachtjes maar Rubin negeerde hem.
'Ja. Hoelang gaat dat al zo?'
'Hoe lang?' zei Rubin, 'Al maanden.'
'Erg luid?' vroeg Henry.
Rubin dacht even na. 'Nee, niet echt luid. Maar je hoort het.
Het gebeurt op de vreemdste ogenblikken. Je kunt het nooit voorspellen.'
'En wie doet het?'
Rubin sloeg plotseling hard met zijn vuist op tafel, zodat zijn koffiekopje rinkelde. 'Dat is het nou juist. Het is niet zozeer het geluid, hoe irritant het ook kan zijn. Ik zou het kunnen verdragen, als ik het begreep: als ik wist wie het was; als ik wist wat hij aan het doen was; als ik naar iemand toe kon gaan en hem vragen er even mee op te houden als ik bijzondere moeilijkheden heb met een onderdeel van mijn plot. Het is net of je getreiterd wordt door een klopgeest.' Trumbull stak zijn hand op. 'Wacht even. Laten we alsjeblieft ophouden over klopgeesten en zulke onzin. Manny,.je gaat niet proberen het bovennatuurlijke erbij te slepen! Laten we een ding even goed vaststellen -' Halsted zei: 'Henry stelt de vragen, Tom.' 'Dat weet ik,' zei Trumbull met een ijzig knikje. 'Mag ik een vraag stellen, Henry?'
'Als u bedoelt waarom meneer Rubin een geluid hoort en er niet achter kan komen waar het vandaan komt, dan wilt u dezelfde vraag stellen als ik,' zei Henry. 'Goed, ga je gang,' zei Trumbull. 'Ik schenk mezelf nog wat koffie in.'
Henry zei: 'Wilt u die vraag beantwoorden, meneer Rubin?' Rubin zei: 'Waarschijnlijk is het voor jullie moeilijk te begrijpen. Even kijken, twee van jullie wonen aan de overkant van de Hudson, een van jullie in een van de oudere delen van Brooklyn en een in Greenwich Village. Tom woont in een verbouwd zandstenen huis. Waar Henry woont, weet ik niet precies, maar het is vast niet in zo'n moderne 'bijenkorf, zoals Avalon het noemt. Geen van jullie woont in een van die moderne flatgebouwen met vijfentwintig of meer verdiepingen en vijfentwintig flats op iedere verdieping, en met een geraamte van geluidvoortplantend beton.
'Als iemand goed hard zijn grammofoon aan heeft, zou ik misschien kunnen horen of het geluid van boven of van beneden komt, hoewel ik er niet op zou kunnen zweren. Als ik daar zin in had, zou ik eerst op deze verdieping, daarna op de verdieping hieronder en dan die hier boven van deur tot deur kunnen gaan en misschien zou ik dan, als ik mijn oor tegen de goede deur legde, erachter kunnen komen uit welke flat het kwam.
Maar als er alleen maar iemand zachtjes aan het hameren is, kom je er nooit achter. Ook al luister je aan de goede deur, dan zou dat nog niet helpen. Het geluid plant zich niet via de lucht en de deur voort. Het gaat via de muren. Ik zal je zeggen, toen ik kwaad genoeg was, ben ik een paar keer inderdaad van deur tot deur gegaan. Ik weet niet hoeveel keer ik zo door de gangen heb geslopen.'
Gonzalo lachte. 'Als iemand je betrapt dan krijgt de portier beneden klachten te horen dat er gevaarlijk uitziende figuren door het gebouw sluipen.'
'Dat kan me niet schelen,' zei Rubin. 'De portier kent me.' Zijn gezicht nam een uitdrukking van geaffecteerde bescheidenheid aan. 'Hij is een bewonderaar van me.'
'Ik wist dat je er ergens een zou hebben,' zei Trumbull maar Henry duwde tegen de kalkoen op zijn bord en keek ongelukkiger dan ooit.
'En als je bewonderaar geen dienst heeft?' wierp Gonzalo tegen. 'Jullie moeten dag en nacht een portier hebben en je bewonderaar moet wel eens slapen.'
'Ze kennen me allemaal,' zei Rubin. 'En deze, de man die nu bij de deur staat, Charlie Wisconski, heeft door de week de avonddienst van vier tot twaalf, dat is de zwaarste dienst. Hij is de hoofdportier. Hoor eens, ik moet even de tafel afruimen.' Henry zei: 'Kan iemand anders dat niet voor u doen, meneer Rubin? Ik wil doorgaan met de ondervraging en ik wil terugkomen op de timmerman. Als de muren het geluid voortplanten en u hoort het, wordt het dan niet door veel andere mensen ook gehoord?' 'Dat zal wel.'
'Maar als hij zoveel mensen hindert,
'Dat is nog zoiets ergerlijks,' zei Rubin. 'Dat is niet zo ... Dank je, Roger, zet de borden maar gewoon in de gootsteen. Afwassen doe ik straks wel... Die timmeraar schijnt verder niemand te hinderen. De mannen zijn overdag weg en veel van de vrouwen ook en er zijn niet veel kinderen in het gebouw. De vrouwen die thuis zijn, zijn met hun huishouden bezig, 's Avonds heeft iedereen de televisie aan. Dus wie heeft er last van wat getimmer nu en dan? Ik heb er last van omdat ik altijd thuis ben en omdat ik schrijf. Ik heb er last van omdat ik creatief ben, omdat ik moet kunnen denken en een beetje rust nodig heb.'
'Hebt u er met andere bewoners over gesproken?' vroeg Henry-
'Ja, een enkele keer.' Hij tikte onrustig met zijn lepeltje tegen zijn kopje. 'Je volgende vraag zal wel zijn wat ze zeiden?' 'Te oordelen naar uw gefrustreerde uitdrukking,' zei Henry, 'zou ik zeggen dat niemand toegaf het ooit gehoord te hebben.'
'Nou, daarin vergis je je. Een of twee van hen zeiden dat ze het wel eens gehoord hadden. De ellende is dat het niemand interesseerde. Ze hoorden het wel maar het interesseerde ze niet. New Yorkers worden zo afgestompt voor lawaai, dat je de hele boel in de lucht zou kunnen laten vliegen zonder dat het ze interesseerde.'
'Wat denk je dat hij doet, hoe maakt hij dat geluid, wie het ook is?' vroeg Avalon..
Rubin zei: 'Ik zeg dat het een timmerman is. Misschien geen vakman, maar hij timmert. Ik had durven zweren dat hij daarboven een werkplaats heeft. Ik durf het nog te zweren. Het kan niet anders.'
'Wat bedoelt u daarmee, dat u het nog durft te zweren?' vroeg Henry.
'Ik heb er met Charlie over gepraat.' 'De portier?'
'Wat heb je nou aan de portier?' vroeg Gonzalo. 'Waarom ben je niet naar de eigenaar gegaan? Of de inspecteur?' 'Wat heb ik aan die mensen?' zei Rubin ongeduldig. 'Het enige dat ik van de eigenaar weet is dat hij elke hittegolf de airconditioning laat stukdraaien omdat hij er nou eenmaal de voorkeur aan geeft hem met kauwgum te repareren. En om de inspecteur te pakken te krijgen, moet je relaties hebben in Washington. Bovendien is Charlie een fijne kerel en ik kan goed met hem opschieten. Toen Jane door die inbreker was aangevallen en ik was er niet, was Charlie de eerste die ze te hulp riep.'
'Heeft ze de politie niet gebeld?' vroeg Avalon. 'Natuurlijk, maar eerst Charlie!'
Henry keek erg ongelukkig. Hij zei: 'U hebt dus met de portier over dat getimmer gepraat. Wat zei hij?' 'Hij zei dat hij geen klachten had gehad. Het was de eerste keer dat hij ervan hoorde. Hij zei dat hij het zou onderzoeken. Dat heeft hij ook gedaan en hij zweert bij hoog en bij laag dat er nergens een timmermanswerkplaats in het gebouw is. Hij zei dat hij een paar mannen alle flats had laten binnengaan om de airconditioning te controleren - dat is de manier om ergens binnen te komen.'
'Dus daar heeft de portier het bij gelaten?'
Rubin knikte. 'Ja. En dat beviel me ook niet. Het hinderde me. Het was duidelijk dat Charlie me niet geloofde. Hij geloofde niet dat er getimmerd werd. Ik was de enige die er wat van had gezegd, zei hij.'
'Hoort mevrouw Rubin het niet?'
'Natuurlijk wel. Maar ik moet haar aandacht erop vestigen. Zij heeft er ook geen last van.'
Gonzalo zei: 'Misschien is het een of ander meisje dat met castagnetten oefent, of een slaginstrument.' 'Ga nou gauw. Ik kan heus wel horen of iets ritmisch is of zo maar gehamer.'
'Misschien is het een kind,' zei Drake, 'of een huisdier. Ik heb eens in een flat in Baltimore gewoond, waar ik aldoor gebonk boven mijn hoofd had, alsof iemand een paar honderd keer per dag iets liet vallen. En dat was ook zo. Ze hadden een hond die een speelgoedbot had dat hij steeds op pakte en liet vallen. Ik heb ze gevraagd of ze er een vloerkleed onder wilden leggen.'
'Het is geen kind en het is geen hond,' zei Rubin koppig. 'Ik wou dat jullie niet allemaal aannamen dat ik niet weet wat ik hoor. Ik heb vroeger op een timmerwerf gewerkt. Ik kan zelf ook vrij goed timmeren. Ik ken het geluid van een hamer op hout.'
'Misschien is iemand zijn flat aan het verbouwen,' zei Halsted. 'Maanden lang? Het moet meer zijn dan dat.' Henry zei: 'En hoe staat de situatie er nu voor? Hebt u nog andere pogingen gedaan om uit te zoeken waar het vandaan komt, nu de portier u in de steek heeft gelaten?' Rubin fronste. 'Ik heb het wel geprobeerd, maar het was niet makkelijk. Iedereen heeft hier een geheim telefoonnummer. Dat hoort bij de vestingmentaliteit waar Avalon het over heeft. En ik ken maar weinig mensen goed genoeg om ze aan te spreken. Ik heb het geprobeerd met aankloppen op deuren die me waarschijnlijk leken en mezelf voor te stellen, maar het enige resultaat was dat ik wantrouwend werd aangekeken.' 'Ik zou het opgeven.' zei Drake.
'Ik niet,' zei Rubin, naar zichzelf wijzend. 'De grootste moeilijkheid was dat iedereen dacht dat ik een soort gek was. Zelfs Charlie, geloof ik. Gewone mensen staan over het algemeen wat wantrouwend tegenover schrijvers.' 'Misschien terecht,' zei Gonzalo.
'Kop dicht,' zei Rubin. 'Daarom besloot ik met tastbare bewijzen te komen.'
'Wat voor bewijzen?' vroeg Henry.
'Nou, verdomme, ik heb dat vervloekte gehamer op de band opgenomen. Ik heb er twee of drie dagen achter elkaar mijn oren op gespitst gehouden en telkens als het begon heb ik het apparaat aangezet en het opgenomen. Van schrijven kwam natuurlijk geen lor terecht maar aan het eind had ik vijfenveertig minuten gehamer - niet luid, maar het is te horen. En het resultaat was interessant want als je er naar luisterde, kon je alleen aan het gehamer al horen dat de vent een beroerde timmerman is. De slagen waren niet gelijkmatig en sterk. Hij had geen controle over die hamer en die onregelmatigheid maakt je doodmoe. Als je eenmaal het goede ritme te pakken hebt, kun je de hele dag timmeren zonder moe te worden. Ik heb het zelf vaak genoeg gedaan'
Henry onderbrak: 'En hebt u de band voor de portier afgedraaid?'
'Nee. Een maand geleden ben ik naar een hogere instantie gegaan.'
Gonzalo zei: 'Dus ben je toch naar de inspecteur gegaan?' 'Nee. We hebben zoiets als een huurdersvereniging.' Iedereen aan tafel glimlachte goedkeurend, behalve Henry. 'Daar had ik niet aan gedacht,' zei Avalon. Rubin glimlachte. 'De meeste mensen zouden er in zo'n geval als dit niet aan denken. Dat komt omdat het enige doel van zo'n vereniging is om de eigenaar achter zijn vodden te zitten. Het lijkt wel of niemand er ooit van heeft gehoord dat huurders last van elkaar kunnen hebben en toch zou ik zeggen dat meer dan driekwart van de overlast in een flatgebouw veroorzaakt wordt door interactie van de bewoners. Ik zei dat ik'
Henry onderbrak hem opnieuw. 'Bent u actief lid van de vereniging, meneer Rubin?'
'Ja, ik ben lid. Iedere bewoner wordt automatisch lid.' 'Ik bedoel, gaat u geregeld naar vergaderingen toe?' 'Om de waarheid te zeggen, was dit pas de tweede vergadering die ik heb bijgewoond.'
'Kennen de mensen die regelmatig komen u?' 'Sommige ervan. Trouwens, wat doet dat er toe? Ik heb mezelf voorgesteld. Rubin, zei ik, 14-dubbel A en toen hield ik mijn toespraakje. Ik had de opname bij me en zwaaide ermee in de lucht. Ik zei dat die band het bewijs was dat er ergens een idioot het publiek zat te hinderen; dat ik de datums en tijden erbij had aangegeven en ze als het moest door een notariële verklaring zou laten bevestigen en dat ik naar mijn advocaat zou gaan. Als de huisbaas zo'n lawaai had veroorzaakt zei ik, zou iedereen in de zaal een gezamenlijke protestactie hebben geëist. Dus waarom zouden we niet op dezelfde manier optreden tegen een van de bewoners?'
'Het moet een welsprekende toespraak zijn geweest,' gromde Trumbull. 'Jammer dat ik er niet bij was om je te horen. Wat zeiden ze?'
Rubin trok een woedend gezicht. 'Ze wilden weten wie de bewoner was die het lawaai veroorzaakte en dat kon ik ze niet vertellen. Dus deden ze verder niets. Niemand had het geluid gehoord; niemand was erin geïnteresseerd.' 'Wanneer was die vergadering?' vroeg Henry. 'Bijna een maand geleden. En ze hebben de zaak niet vergeten. Het was een welsprekende toespraak, Tom. Het was een donderpreek. Dat heb ik expres zo gedaan. Ik wilde dat erover gepraat zou worden en dat gebeurde ook. Charlie, de portier, zei dat de helft van de bewoners het erover hadden gehad. En dat was net wat ik wou. Ik wou dat de timmerman ervan hoorde. Ik wou dat hij zou weten dat ik op zijn bloed uit was.'
'Maar u bent toch niet van plan geweld te gebruiken, meneer Rubin?' zei Henry.
'Dat is niet nodig. Ik wou alleen dat hij het wist. Het is de laatste weken vrij rustig geweest en ik wil wedden dat het zo blijft.'
'Wanneer is de volgende vergadering?' vroeg Henry. 'Volgende week ... Misschien ga ik erheen.' Henry schudde zijn hoofd en zei: 'Doet u dat liever niet, meneer Rubin. Het lijkt me beter als u de hele zaak verder laat rusten.'
'Ik ben niet bang voor hem, wie het ook is.'
'Dat weet ik wel, meneer Rubin, maar ik vind de situatie om verschillende redenen heel vreemd ...'
'Hoezo?' vroeg Rubin snel.
'Ik - ik - Het klinkt melodramatisch, dat geef ik toe maar - meneer Avalon, u en meneer Drake kwamen vlak voor mij beneden in de hal aan. U stond met de portier te praten.' 'Ja, dat klopt,' zei Avalon.
'Misschien arriveerde ik te laat. Misschien heb ik iets gemist. Maar ik dacht, meneer Avalon, dat u de portier had gevraagd of er veel onaangename incidenten waren geweest in het gebouw en dat hij antwoordde dat er verleden jaar was ingebroken in een flat op de twintigste verdieping en dat er op de een of andere manier een vrouw was verwond in de wasruimte.'
Avalon knikte peinzend.
Henry zei: 'Maar hij wist dat we op weg waren naar de flat van meneer Rubin. Dus waarom heeft hij dan niet verteld dat er hier nog geen twee weken geleden door iemand was ingebroken?'
Iedereen zweeg nadenkend. Gonzalo zei: 'Misschien wilde hij niet kletsen.'
'Hij heeft ons wel over de andere incidenten verteld. Misschien is er een onschuldige verklaring voor maar toen ik van de inbraak hoorde, werd ik een beetje ongerust. En alles wat ik daarna heb gehoord, heeft dat gevoel versterkt. Hij is een bewonderaar van meneer Rubin. Mevrouw Rubin heeft hem te hulp geroepen toen het gebeurd was. En toch zegt hij er niets over.'
'Wat denk jij dat erachter zit, Henry?' vroeg Avalon. 'Misschien weet hij er meer van.'
'Welnee, Henry,' zei Rubin meteen. 'Wil je beweren dat Charlie lid is van een roversbende?'
'Nee, maar als er iets vreemds aan de gang is in dit gebouw, zou het voor bepaalde mensen nuttig kunnen zijn de portier zo nu en dan een briefje van tien dollar in zijn hand te stoppen. Hij zou misschien niet eens weten waar het voor was. Wat ze wilden zou in zijn ogen misschien volmaakt onschuldig lijken - maar toen er bij u werd ingebroken, begreep hij er misschien plotseling meer van. Nu voelt hij zich schuldig en wil er verder niet meer over praten. Voor zijn eigen bestwil.' 'Goed,' zei Rubin. 'Maar wat voor eigenaardigs kan er hier aan de gang zijn? De timmerman met zijn gehamer?' Henry zei: 'Waarom zou er iemand op deze verdieping op de loer liggen tot u en mevrouw Rubin de flat leeg en maar met een slot afgesloten achter lieten? En waarom heeft meneer Rubin, toen meneer Avalon het over die vrouw in het waslokaal sprak, de hele zaak afgedaan met een toespeling op de Chinese delegatie bij de Verenigde Naties? Heeft die er iets mee te maken?'
Rubin zei: 'Alleen dat Jane me heeft verteld dat sommige bewoners bang waren dat de Chinezen hier binnen zouden komen'.
'Ik vind dat geen overtuigende reden voor uw non sequitur. Heeft mevrouw Rubin misschien gezegd dat de man die zij in de flat heeft verrast een Oosterling was?' 'O, dat zegt niets,' zei Rubin, vol ernst zijn schouders optrekkend. 'Wat kan je nou helemaal zien'
Avalon zei: 'Wacht even, Manny. Niemand vraagt of je inbreker echt een Chinees was. Henry vraagt alleen of Jane zei dat het er een was.'
'Ze zei dat ze het dacht. Ze had de indruk dat het een Chinees was... Kom nou, Henry. Je denkt toch niet dat er spionage in het spel is?'
Henry zei onverstoorbaar: Samen met het onregelmatige gehamer, ja - ik meen dat meneer Rubin zei dat die onregelmatigheid zonder meer duidde op een slechte timmerman. Kan de onregelmatigheid geproduceerd worden door een sluwe spion? Het lijkt mij dat het zwakke punt van ieder spionagesysteem het doorgeven van de informatie is. In dit geval zou er geen contact nodig zijn tussen zender en ontvanger, geen ontmoetingspunt, er valt niets af te luisteren, niets te onderscheppen. Het is het natuurlijkste en onschuldigste geluid in de wereld, en niemand zou het horen behalve degene die luistert - en, in dit geval toevallig, een schrijver die probeert zich te concentreren en door het geringste geluid wordt afgeleid. En zelfs dan wordt het gewoon uitgelegd als iemand die aan het timmeren is - een timmerman.' Trumbull zei: 'Kom nou, Henry, dat is dwaasheid.' Henry zei: 'En de inbraak dan, waarbij praktisch niets is gestolen?'
'Onzin,' zei Rubin. 'Jane is te vlug teruggekomen. Als ze vijf minuten langer was weggebleven, was de stereo-installatie weg geweest.'
Trumbull zei: 'Hoor eens, Henry, je hebt in het verleden opmerkelijke dingen gedaan en ik wil niets dat je zegt helemaal verwerpen. Maar dit vind ik toch wel erg onwaarschijnlijk.' 'Misschien kan ik het bewijzen.' 'Hoe dan?'
'Ik zou er de opname van het gehamer voor nodig hebben die meneer Rubin heeft gemaakt. Zou u die willen halen, meneer Rubin?'
Rubin zei: 'Zo gebeurd.' Hij liep door een boogvormige doorgang naar een andere kamer.
Trumbull zei: 'Als je denkt dat ik van plan ben om naar wat stom gehamer te gaan zitten luisteren en dat ik je dan zal vertellen dat het een code is, Henry, dan ben je stapelgek.' 'Meneer Trumbull,' zei Henry. 'Wat voor connecties u met de regering hebt, weet ik niet, maar ik denk dat u zo dadelijk contact zult willen opnemen met de personen die over deze zaken gaan en ik zou willen voorstellen dat u begint met de portier grondig aan de tand te laten voelen en dat' Rubin kwam fronsend en met een rood gezicht terug, 'Gek. Ik kan ze niet vinden. Ik dacht dat ik precies wist waar ze moesten zijn. Ze liggen er niet. Daar gaat je bewijsmateriaal.
Henry. Ik zal... Heb ik ze ergens laten liggen?' 'Het feit dat ze weg zijn, is het bewijs, meneer Rubin,' zei Henry. 'En ik denk dat we nu weten waar de inbreker naar zocht en waarom er sinds die tijd niet meer gehamerd is. Trumbull zei haastig: 'Ik moet even' Toen zweeg hij, omdat de bel ging.
Een ogenblik zaten zij allemaal verstijfd. Toen mompelde Rubin: 'Zeg me nou niet dat Jane er al aankomt.' Hij stond moeizaam op, ging naar de deur en gluurde door het kijkgaatje. Hij keek even en zei toen: 'Wel allemachtig!' en gooide de deur open. In de opening stond de portier, met een rood gezicht en kennelijk niet op zijn gemak.
De portier zei: 'Ik kon niet zo gauw iemand vinden om me te vervangen ... Hoort u eens,' zei hij, terwijl zijn ogen onrustig van de een naar de ander schoten, 'ik wil geen moeilijkheden, maar'
'Doe de deur dicht, Manny,' riep Trumbull.
Rubin trok de portier naar binnen en deed de deur dicht.
'Wat is er aan de hand, Charlie?'
Ik heb er aldoor over zitten prakkiseren. En nu vraagt iemand me naar de moeilijkheden hier... Dat was u, meneer,' zei hij tegen Avalon. 'En toen kwamen er nog meer mensen en ik denk: Ik weet waar ze voor komen. Een paar van u stellen een onderzoek in naar die inbraak, denk ik zo en ik wist echt niet wat er aan de hand was maar ik ben buiten mijn boekje gegaan en ik wil het uitleggen. Die kerel' 'Naam en flatnummer,' zei Trumbull. 'King! Flat 15-U,' zei Charlie.
'Goed. Kom mee naar de keuken. Manny ik ga hier even opbellen.' Hij deed de keukendeur achter zich dicht. Rubin keek op alsof hij luisterde. Toen zei hij: 'Boodschappen hameren? niet te geloven.'
'Daarom werkte het zo goed,' meneer Rubin,' zei Henry zacht. 'En het had nog lang door kunnen gaan, als er niet in hetzelfde flatgebouw een schrijver had gewoond met - als ik het zo zeggen mag - zulke duidelijk excentrieke gewoontes als u.
YANKEE DOODLE
Het was alle Zwarte Weduwnaars bekend dat Geoffrey Avalon in de tweede wereldoorlog als officier had gediend en dat hij de rang van majoor had bereikt. Voor zover ze wisten, was hij echter nooit aan het front geweest en hij sprak nooit over zijn oorlogservaringen. Maar met zijn stramme houding kon men hem zich makkelijk in een uniform voorstellen, zodat het niemand ooit verbaasde te horen dat hij eens majoor Avalon was geweest.
Toen hij met een legerofficier als gast de eetkamer van de club binnenkwam, leek dat dan ook niet meer dan natuurlijk. En toen hij zei: 'Dit is een oude vriend van mij uit het leger, kolonel Samuel Davenheim,' werd deze door iedereen hartelijk begroet zonder dat ook maar iemand een wenkbrauw optrok. Een legervriendje van Avalon was hun legervriend]e. Zelfs Mario Gonzalo, die tegen het eind van de jaren vijftig een weinig gedenkwaardige tijd in dienst had doorgebracht en wiens oordeel over officieren, zoals zij wisten, niet vleiend was, gedroeg zich vriendelijk genoeg. Hij hees zich op een van de dientafels en begon te schetsen. Avalon keek een ogenblik over Gonzalo's schouder, alsof hij zich ervan wilde verzekeren dat het artistieke lid van de Zwarte Weduwnaars de schedel van de kolonel niet zou laten uitlopen in een paar ezelsoren.
Het zou bijzonder ontoepasselijk zijn geweest, als Gonzalo dit had gedaan, want Davenheim toonde alle kenmerken van een helder verstand. De vorm van zijn gezicht, rond en een beetje mollig, werd benadrukt door een ouderwetse haardracht, kort bovenop en opzij gemillimeterd. Zijn mond verbreedde zich makkelijk tot een vriendelijke glimlach, zijn stem was helder, zijn woorden duidelijk.
Hij zei: 'Ik heb van u allemaal al een beschrijving gehad, want zoals u weet is Jeff een methodisch mens. Ik zou in staat moeten zijn u allemaal te herkennen. U bent bijvoorbeeld Emanuel Rubin want u bent klein, u hebt dikke brillenglazen, een dun baardje'
'Een rafelig baardje,' zei Rubin zonder zich beledigd te voelen, 'Zo noemt Jeff het gewoonlijk, omdat die van hem zo dicht is, maar ik heb nooit gemerkt dat de dichtheid van de gelaatsbeharing betekent'
'En u praat veel,' zei Davenheim bedaard, de ander met het gezag van een kolonel de mond snoerend. 'En u bent schrijver ... U bent Mario Gonzalo, de schilder en uw beschrijving heb ik niet eens nodig omdat u zit te tekenen... Roger Halsted, wiskundige, gedeeltelijk kaal. Het enige lid van het gezelschap dat niet al zijn haar meer heeft, dus dat is makkelijk ... James Drake, of liever, doctor James Drake' 'Wij zijn allemaal doctor uit hoofde van ons lidmaatschap van de Zwarte Weduwnaars,' zei Drake van achter omhoogkringelende sigarettenrook.
'U hebt gelijk en Jeff heeft het mij zorgvuldig uitgelegd. U bent doctor doctor Drake want u ruikt op vijf meter afstand naar sigarettenrook.
'Jeff kan het weten,' zei Drake filosofisch. 'En Thomas Trumbull,' zei Davenheim, 'omdat u kwaad kijkt en omdat u de laatste bent... Heb ik iedereen gehad?' 'Alleen de leden,' zei Halsted. 'U hebt Henry vergeten, de belangrijkste van allemaal.
Davenheim keek verbaasd om zich heen 'Henry?' 'De kelner,' zei Avalon, die rood werd, en hij tuurde naar zijn glas. 'Neem me niet kwalijk, Henry, maar ik wist niet wat ik tegen kolonel Davenheim over je moest zeggen. Als ik hem vertelde dat je de kelner was, zou ik je op een belachelijke manier te kort doen, maar als ik meer zei, zou ik de strikte geheimhouding waartoe de Zwarte Weduwnaars verplicht zijn verbreken.'
'Ik begrijp het,' zei Henry tegemoetkomend, 'maar nu kan ik beter eerst de kolonel inschenken. Wat zal het zijn, meneer?' Een ogenblik scheen de kolonel hem niet te begrijpen. 'O, wat ik wil drinken? Nee, nee, laat maar. Ik drink niet.' 'Wat gemberbier, misschien?' Het was duidelijk dat Davenheim zich aan elke strohalm probeerde vast te klampen. 'Goed, graag, dank je.'
Trumbull glimlachte. 'Het leven van de geheelonthouder is zwaar.'
'Ze moeten je altijd iets nats aanbieden,' zei Davenheim wrang. 'Ik heb er nooit aan kunnen wennen.' Gonzalo zei: 'Laat ze een kers in uw gemberbier doen. Of nog beter, vul een cocktailglas met water en doe er een olijf in. Drink ervan en vul het glas af en toe bij. Dan zal iedereen u bewonderen als iemand die goed tegen drank kan. Hoewel ik om eerlijk te zijn nog nooit een officier heb ontmoet die' 'Ik denk dat we elk ogenblik kunnen gaan eten,' zei Avalon haastig en keek op zijn horloge.
Henry zei: 'Wilt u aan tafel gaan, heren?' en zette een van de broodmandjes vlak voor Gonzalo neer, als om hem aan te sporen zijn mond daarvoor te gebruiken. Gonzalo nam een broodje, smeerde de ene helft ervan, beet erin en zei gesmoord: 'die niet na een martini al apezat was,' maar niemand luisterde.
Rubin, die tussen Avalon en Davenheim in zat, zei: 'Wat voor soort officier was Jeff, kolonel?'
'Een verdomd goeie,' zei Davenheim ernstig. 'Maar hij had weinig kans om zich te onderscheiden. Wij waren allebei met juridische zaken belast en dat betekende kantoorwerk. Het verschil tussen ons is dat hij zo verstandig is geweest zijn ontslag te nemen toen de oorlog voorbij was en ik niet.' 'Dus u houdt zich nog steeds bezig met militair recht?' 'Inderdaad.'
'Nou, ik kijk uit naar de dag waarop militair recht even uit de tijd zal zijn als feodaal recht.'
'Ik ook,' zei Davenheim kalm, 'maar zover is het nog niet." 'Nee,' zei Rubin, 'en als u'
'Verdomme, Manny,' onderbrak Trumbull hem, 'kun je niet wachten tot het tijd is voor het kruisverhoor?' 'Ja,' zei Avalon luid kuchend, 'we moesten Sam maar eerst laten eten, voor hij eraan moet geloven.' Rubin zei: 'Als het militair recht dezelfde consideraties toepaste als-' 'Straks!' bulderde Trumbull.
Rubin keek verontwaardigd door zijn dikke brillenglazen maar deed er verder het zwijgen toe.
Halsted zei in een duidelijke poging het gesprek een andere wending te geven: 'Ik ben niet helemaal tevreden over mijn limerick voor het vijfde boek van de Ilias.'
'Met wat?' vroeg Davenheim niet begrijpend.
'Let alstublieft niet op hem,' zei Trumbull. 'Roger is er niet
van af te brengen vijf regels nonsens in elkaar te flansen voor elk boek van de Ilias.'
'En de Odyssee' zei Halsted. 'De moeilijkheid is dat het vijfde boek voornamelijk handelt over de wapenfeiten van de Griekse held Diomedes en daarom vind ik dat hij eigenlijk deel moet uitmaken van het rijmschema en dat is me niet gelukt. Ik heb er maanden mee lopen tobben.'
'Is dat de reden waarom je limericks ons de laatste paar keer bespaard zijn gebleven?' vroeg Trumbull.
'Ik had er wel een en ik wou hem ook wel voorlezen, maar hij bevredigt me niet.
'Daarin sta je niet alleen,' zei Trumbull.
'De kwestie is,' zei Halsted kalm, 'dat er op Diomedes, geen rijm te vinden is, zelfs niet als je de e van de laatste lettergreep zou afzwakken tot u. Diomedes rijmt op dicteeles en Diomedes op redes of bedes, maar wat heb ik daaraan?' 'Noem hem Tydeïdes,' zei Avalon. 'Homerus gebruikt vaak een patroniem.'
'Wat is een patroniem?' vroeg Gonzalo. 'De familienaam, of letterlijk eigenlijk vadernaam.' zei Halsted. De vader van Diomedes heette Tydeus.
dacht je dat ik daar niet aan gedacht had? Het rijmt met "nogal wiedes".' 'Waarom niet "piramides"?' vroeg Rubin. 'Of "chlorides",' zei Drake.
'Zeer humoristisch,' zei Halsted. 'Ik ben er niet uitgekomen en ben dus maar met Diomedes begonnen.' 'Dus je hebt je er van afgemaakt,' zei Rubin. 'Een beetje wel,' gaf Halsted toe, 'Hier komt hij:
Diomedes valt aan, keer op keer Hij velt menig Trojaan met zijn speer Zelfs de goden zo heilig Zijn voor hem niet veilig En Ares stort zwaargewond neer.
Avalon schudde zijn hoofd. 'Ares was niet zo zwaar gewond. Hij had kracht genoeg over om brullend naar de Olympus op te stijgen.'
'Ik moet toegeven dat ik niet helemaal tevreden ben,' zei Halsted.
'Daar zijn we het dan allemaal over eens,' zei Trumbull. 'Gevulde kalfsborst!' zei Rubin geestdriftig want Henry, handig als altijd, was al begonnen de borden voor iedereen neer te zetten.
Kolonel Davenport zei, nadat hij aanzienlijke tijd aan zijn kalfsborst had besteed: 'Jullie doen jezelf niet te kort, Jeff.' 'O, we hebben het niet slecht,' zei Avalon. 'Het restaurant laat ons navenant betalen, maar het is maar een keer in de maand.' Davenheim hanteerde zijn vork vol geestdrift en zei: 'Dr. Halsted, u bent wiskundige'
'Ik onderwijs wiskunde aan ongeïnteresseerde jongelui, dat is niet helemaal hetzelfde.'
'Maar vanwaar dan de limericks op de twee heldendichten?' 'Juist omdat het geen wiskunde is, kolonel. 'Iemand die een bepaald beroep heeft, hoeft nog niet al zijn hobby's in dezelfde richting te zoeken.' *Neem me niet kwalijk,' zei de kolonel.
Avalon keek op zijn netjes schoongegeten bord en duwde peinzend tegen zijn halfvolle glas, waar hij niet meer van zou drinken. Hij zei: 'Sam weet zelf ook wat het is om een intellectuele hobby te hebben. Hij is een uitstekend foneticus.' 'Nou ja,' zei Davenheim met overdreven bescheidenheid, 'Ik ben maar een amateur.'
Rubin zei: 'Betekent dat dat u moppen kunt vertellen met het bijbehorende accent?'
'In bijna elk accent dat u maar wilt - binnen redelijke grenzen,' zei Davenheim. 'Maar ik kan geen moppen vertellen, zelfs niet in algemeen beschaafd.'
'Dat geeft niet,' zei Rubin. 'Ik hoor liever een slechte mop in een authentiek accent dan een goede in een slecht nagedaan accent.'
Gonzalo zei: 'Hoe komt het dan dat jij zelf altijd alleen om je eigen moppen lacht, hoewel die in beide opzichten falen?' Davenheim zei snel, om Rubens antwoord af te snijden: 'U brengt mij van mijn a propos af.' Hij leunde naar opzij om Henry gelegenheid te geven de rumcake voor hem neer te zetten. 'Wat ik wou zeggen, dr. Halsted - goed, Roger dan -is dat je misschien je toevlucht neemt tot de klassieken om je geest af te leiden van een ingewikkeld wiskundig probleem. En terwijl je bewuste geest dan bezig is met rijmwoorden proberen, is je onderbewustzijn -'
'Het gekke is,' zei Rubin, nu zelf zijn kans grijpend om zich in het gesprek te mengen, 'dat het werkt. Al zit ik nog zo vast met een plot, het is nog nooit gebeurd dat ik er niet uit ben gekomen door naar de film te gaan. Ik bedoel niet een goede film die werkelijk al mijn aandacht opeist. Ik bedoel een slechte film die mijn bewuste geest net genoeg bezighoudt om mijn onderbewustzijn vrij spel te laten. Een spionagefilm is het beste.'
Gonzalo zei: 'Die begrijp ik zelfs niet als ik al ,mijn aandacht erbij houd.'
'Zij zijn anders gericht op het verstand van een twaalfjarig kind,' zei Rubin, eindelijk wraak nemend. Terwijl Henry de koffie inschonk, zei Davenheim: 'Ik ben het met Manny eens. Een dag bezig zijn met fonetiek kan, volgens mij, soms enorm bijdragen tot de oplossing van een probleem in mijn werk. Maar is hier niet ook nog een andere kant aan? Het is duidelijk dat wij door de bewuste geest bezig te houden het onbewuste vrijlaten om ondergronds te doen wat het wil. Maar blijft het ondergronds? Zou het niet nu en dan bovenkomen? Is het niet mogelijk dat het zich soms zichtbaar of hoorbaar manifesteert, misschien niet voor de betreffende persoon, degene die zelf nadenkt, maar voor anderen?' 'Wat bedoelt u precies, kolonel?' vroeg Trumbull. 'Luister eens,' zei Davenport. 'Als we elkaar tutoyeren, laten we het dan allemaal doen. Ik heet Sam. Ik bedoel dit: stel dat Manny met een verhaal bezig is waar een onontdenkbaar vergif in voorkomt -'
'Nooit van mijn levensdagen!' zei Rubin nadrukkelijk. 'Evenmin als tarantula's, mystieke Hindoes en bovennatuurlijke verschijnselen. Dat is allemaal negentiende-eeuwse romantiek. Ik weet zelfs niet of ook mysteries over een afgesloten kamer niet -'
'Het is maar een voorbeeld,' zei Davenheim, die even moeite had de vloed te keren. 'Je gaat iets anders doen om je onbewust de kans te geven te werken en, zover je weet, zou je kunnen zweren dat je het mysterie volkomen van je af hebt gezet, dat je er niet aan denkt, dat het volkomen uit je geest is verdwenen. En dan roep je een taxi aan en je zegt: 'Toxisch! Toxisch!'
Trumbull zei nadenkend: 'Het is vergezocht en ik geloof er niet in, maar ik begin iets te begrijpen. Jeff, heb je Sam meegebracht omdat hij met een probleem zit?' Avalon schraapte zijn keel. 'Niet helemaal. Ik heb hem vorige maand al uitgenodigd, om allerlei redenen, waarvan de belangrijkste was dat ik dacht dat jullie hem allemaal zouden mogen. Maar gisteren heeft hij de nacht bij mij doorgebracht en - mag ik het ze vertellen, Sam?'
Davenheim haalde zijn schouders op. 'Jullie zwijgen allemaal als het graf, zeg je?'
'Daar kun je op vertrouwen,' zei Avalon. 'Sam kent mijn vrouw al bijna even lang als hij mij kent maar gisteren heeft hij haar twee keer Farber genoemd in plaats van Florence.' Davenheim glimlachte vaag. 'Dat was mijn onbewuste dat naar boven kwam. Ik had kunnen zweren dat ik het helemaal van me af had gezet.'
'Je merkte het zelf niet,' zei Avalon. En tegen de anderen: 'Ik hoorde het niet, maar Florence wel. De tweede keer zei ze: "Hoe noem je me?" en hij zei: "Wat?" Zij antwoordde: "Je noemt me aldoor Farber." En hij keek stomverbaasd.' 'Desondanks,' zei Davenheim, 'is het niet mijn onbewuste dat mij zorgen baart, maar het zijne.'
'Dat van Farber?' vroeg Drake, terwijl hij met zijn vergeelde vingers zijn sigaret uitdrukte.
'Dat van de andere,' zei Davenheim.
Trumbull zei: 'Het is nu toch tijd voor de cognac, Jeff. Wil jij onze geëerde gast ondervragen of zal iemand anders het doen?'
'Ik weet niet of het wel nodig is hem te ondervragen,' zei Avalon. 'Misschien wil hij ons gewoon zelf vertellen waar zijn onbewuste mee bezig is als zijn bewuste geest is afgeleid.' 'Ik weet niet zeker of ik dat wel wil,' zei Davenheim grimmig. 'Het is een nogal vertrouwelijke kwestie.' 'Je hebt mijn woord,' zei Trumbull, 'dat alles wat hier gezegd wordt, strikt vertrouwelijk wordt behandeld. Ik weet zeker dat Jeff je dat al heeft verteld. En dat geldt ook voor onze geachte Henry. En je hoeft natuurlijk niet in bijzonderheden te treden.'
'Maar ik kan zeker geen valse namen gebruiken?'
'Niet als Farber een van de ware namen is,' zei Gonzalo met een brede grijns.
'Verdomd nog aan toe,' zuchtte Davenheim. 'Als verhaal betekent het trouwens niet veel. En misschien betekent het helemaal niets. Ik kan me wel verschrikkelijk vergissen. Maar als ik me niet vergis, wordt het een erg pijnlijke geschiedenis voor het leger en een dure voor het rijk. Ik zou bijna hopen dat ik me vergis. Aan de andere kant ben ik al zover gegaan dat, als ik me heb vergist, het mijn loopbaan permanent - zou kunnen schaden. Maar ik ben niet zo heel ver meer van mijn pensioen af.'
Een ogenblik leek hij in gedachten verzonken, toen zei hij fel: 'Nee, ik wil gelijk hebben. Hoe pijnlijk het ook wordt, er moet een eind aan komen.' 'Gaat het om verraad?' vroeg Drake.
'Nee, ik wil gelijk hebben. Hoe pijnlijk het ook wordt, er moet dat het zo was. Verraad kan een enorme waardigheid hebben. Verraad is soms gewoon de andere zijde van de medaille van de vaderlandsliefde. Wie voor de ene kant een verrader is, kan voor de andere kant een martelaar zijn. Ik praat natuurlijk niet over de beunhaas die zich voor een klein beetje geld aan iedereen verhuurt. Ik heb het over de man die denkt dat hij een hogere zaak dient dan zijn land en die geen cent wil aannemen voor alle risico's die hij neemt. Dat begrijpen wij heel goed, wanneer we te doen hebben met de verraders van de vijand. Bijvoorbeeld de mensen die door Hitler beschouwd werden als -'
'Dus het gaat niet om verraad,' zei Trumbull een beetje ongeduldig.
'Nee. Alleen corruptie. Smerige, stinkende omkoperij. Een bende van lieden - soldaten, moet ik tot mijn spijt zeggen, officieren, mogelijk zelfs hoge officieren - die erop uit zijn Uncle Sam een beetje ader te laten.'
'Waarom is dat geen verraad?' zei Rubin scherp. 'Het verzwakt ons en corrumpeert het leger. Soldaten die zo gering over hun land denken dat ze het bestelen, zullen het waarschijnlijk ook niet belangrijk genoeg vinden om ervoor te sterven.'
'Wat dat aangaat,' zei Avalon, 'houden de mensen hun gevoelens en hun daden gescheiden. Het is heel goed mogelijk om vandaag van Uncle Sam te stelen en morgen voor hem te sterven en in beide gevallen volkomen oprecht te zijn. Heel wat mensen die als een vanzelfsprekende zaak ieder jaar de fiscus van de helft van wat ze eigenlijk aan inkomstenbelasting zouden moeten betalen beroven, beschouwen zich desondanks als goede, vaderlandslievende Amerikanen.' Rubin zei: 'Laat de inkomstenbelasting erbuiten. Als je in aanmerking neemt waar aan het grootste deel van het belastinggeld door de Staat wordt uitgegeven, dan zou je met recht kunnen volhouden dat de ware patriot degene is die liever de nor indraait dan dat hij zijn belasting betaalt.' Davenheim zei: 'Om openlijk en uit principe te weigeren je belasting te betalen en daarvoor naar de gevangenis te gaan, is heel wat anders dan eenvoudig de betaling van je rechtvaardige aandeel in de last te ontduiken, terwijl anderen wel hun last moeten dragen en die van jou erbij. Beide zijn tegen de wet maar voor het eerste geval kan ik nog enig respect opbrengen. Maar in het geval waar ik het over heb is hebzucht ongeveer de enige drijfveer. De mogelijkheid bestaat dat er miljoenen dollars aan belastinggelden mee gemoeid zijn.' 'De mogelijkheid bestaat? Verder niet?' vroeg Trumbull, zijn voorhoofd rimpelend als een wasbord. 'Verder niet. Tot nu toe. Ik kan het niet bewijzen en het is iets dat erg moeilijk op te sporen is zonder verdomd goede aanwijzingen. Als ik de zaak forceer en mijn verdenkingen niet voor honderd procent kan waarmaken, dan wordt ik voor de leeuwen geworpen. Er zijn misschien zeer belangrijke figuren bij betrokken - en misschien ook niet.' 'Wat heeft Farber ermee te maken?' vroeg GonZalo. 'Tot nu toe hebben we twee verdachten, een sergeant en een gewoon soldaat. Farber is de sergeant. Robert J. Farber. De ander heet Orin Klotz. Maar we hebben eigenlijk geen enkel bewijs tegen ze.' 'Helemaal niets?' vroeg Avalon.
'Eigenlijk niet. Als een gevolg van wat Farber en Klotz gedaan hebben, is er voor duizenden dollars aan legeruitrusting verdwenen maar we kunnen niet bewijzen dat zij iets onwettigs hebben gedaan.'
'Bedoel je omdat er hoge omes bij betrokken zijn?' Gonzalo glimlachte langzaam. 'Officieren? Met hersens?' 'Dat is mogelijk, ja,' zei Davenheim droog, 'hoe onwaarschijnlijk het ook lijkt. Maar ik kan het niet bewijzen.' 'Kun je de twee verdachten die je hebt niet ondervragen?' vroeg Gonzalo.
'Dat heb ik gedaan,' zei Davenheim. 'En uit Farber krijg ik niets. Hij is een van dat verschrikkelijk gevaarlijke soort mensen - het eerlijke werktuig. Ik denk dat hij te stom is om de betekenis van wat hij heeft gedaan te begrijpen en dat hij het, als hij het had geweten, niet zou hebben gedaan.' 'Wrijf hem de waarheid onder zijn neus,' zei Avalon. 'Wat is de waarheid?' zei Davenheim. 'En ik ben nog niet bereid om mijn vermoedens op tafel te leggen. Als ik nu openbaar maak wat ik weet, betekent dat op zijn best oneervol ontslag voor die twee en de rest van de bende houdt zich een tijdje gedekt en begint dan opnieuw. Nee, ik leg mijn kaarten liever niet op tafel totdat ik ergens een spoor heb gevonden, een spoor dat duidelijk genoeg is om het risico te durven nemen dat er voor mij aan verbonden is.'
'Een spoor dat naar een hoger geplaatst persoon leidt, bedoel je?' vroeg Rubin. 'Precies.'
'En hoe zit het met die andere vent?' vroeg Gonzalo. Davenheim knikte. 'Dat is de belangrijkste van de twee. Hij weet het. Hij heeft hersens. Maar ik kan hem niets maken. Zijn verhaal klopt. Ik heb het telkens en telkens weer met hem doorgenomen en hij is aan alle kanten gedekt. Halsted zei: 'Als het alleen maar vermoedens zijn dat het om meer gaat dan deze twee kerels alleen, waarom vat je het dan 'zo ernstig op. Is het niet net zo goed mogelijk dat je je vergist?'
'Voor anderen zou het misschien zo lijken,' zei Davenheim. 'En ik kan op geen enkele manier uitleggen waarom ik zo zeker weet dat ik me niet vergis, behalve misschien op grond van mijn ervaring. Tenslotte kan een ervaren wiskundige heel zeker weten dat een bepaalde gissing van hem waar is en toch niet in staat zijn het volgens de strenge regels van de wiskundige bewijsvoering aan te tonen. Is dat niet zo, Roger?' 'Ik weet niet of dat wel zo'n goede vergelijking is,' zei Halsted. 'Ik dacht van wel. Ik heb mensen ondervraagd die zonder enige twijfel schuldig waren en ik heb mensen ondervraagd die zonder enige twijfel onschuldig waren en hun houding, wanneer zij beschuldigd worden, is verschillend en ik kan dat verschil aanvoelen. De ellende is dat dat gevoel van mij niet als bewijs kan gelden. Farber weet van niets maar Klotz is net ietsje te voorzichtig, net ietsje te zeker. Hij speelt een spelletje met mij en hij geniet ervan en dat is iets waar ik me onmogelijk in kan vergissen.'
'Ja, als je erop staat dat je die dingen kunt aanvoelen,' zei Halsted misnoegd, 'dan valt er verder niet over te redetwisten. Dan stel je het buiten het rationele vlak.' 'Ik kan me gewoon niet vergissen,' zei Davenheim, zonder zich aan de onderbreking te storen, alsof hij nu zo in het vuur van zijn betoog opging dat wat Halsted zei alleen maar een geluid van buitenaf voor hem was, dat niet tot hem doordrong. 'Als ik hem het vuur na aan de schenen leg, glimlacht Klotz alleen maar een beetje. Het is alsof ik een stier ben en hij de matador en als ik hem van dichtbij begin te bestoken, dan blijft hij doodstil staan, zwaait achteloos met zijn mantel en daagt me uit toe te stoten. Maar als ik dat probeer, is hij verdwenen en wappert alleen de mantel over mijn hoofd.' 'Ik ben bang dat hij je te pakken heeft, Sam,' zei Avalon hoofdschuddend. 'Als jij het gevoel hebt dat hij je gewoon in de maling neemt, dan ben je op een punt gekomen dat je niet meer op je eigen oordeel kunt vertrouwen. Laat iemand anders het van je overnemen.'
Davenheim schudde zijn hoofd. 'Nee, als het is wat ik denk en ik weet dat het zo is - dan wil ik degene zijn die er een eind aan maakt.'
'Kijk,' zei Trumbull, 'ik heb wel een beetje ervaring met dit soort dingen. Geloof je dat Klotz de hele zaak voor je kan oplossen? Hij is maar een gewoon soldaat en zelfs al is er een soort samenzwering, dan vermoed ik toch dat hij er maar heel weinig van zal weten.'
'Goed, toegegeven,' zei Davenheim. 'Ik verwacht geen gouden bergen van Klotz. Maar toch moet hij een andere figuur kennen, een hoge geplaatste persoon. Hij moet iets weten, een feitje betreffende iets dat dichter bij de kern ligt. Die dingen, dat ene feit en die ene man, die wil ik uit hem krijgen. Dat is het enige dat ik vraag. En waar ik aan kapot ga, dat is dat hij zichzelf verraadt en toch kom ik er niet achter.' Hoe bedoel je dat hij zich zelf verraadt?' vroeg Trumbull. 'Dat is nou waarom ik over het onbewuste begon. Als hij en ik zo met elkaar aan het schermen zijn, is al zijn aandacht op mij gericht, probeert hij met alles wat hij in zich heeft mij tegen te houden, te misleiden, in de war te brengen, buiten spel te zetten. Het is een spelletje waar hij verdomd goed in is, de rotvent. Het laatste wat hij van plan is, is mij de informatie te geven die ik wil hebben, maar hij weet wat het is en terwijl zijn geest zo ingespannen bezig is met andere dingen, komt die informatie naar boven. Elke keer als ik hem te na kom en hem in een hoek probeer te drijven - als ik mijn horens in die vervloekte mantel van hem stoot, nog niet zover van zijn lies -dan zingt hij.'
'Wat doet hij?' brulde Gonzalo en er ontstond een algemene beroering onder de Zwarte Weduwnaars. Alleen Henry toonde geen spoor van emotie, terwijl hij verscheidene van de koffiekopjes opnieuw vulde.
'Hij zingt,' zei Davenheim. 'Nou ja, dat wil zeggen - hij neuriet. En het is altijd hetzelfde deuntje.' 'Wat voor deuntje? Ken je het?'
'Natuurlijk ken ik het. Iedereen kent het. Het is Yankee Doodle.
Avalon zei: 'Zelfs president Grant, die toondoof was, kende die deun. Hij zei dat hij maar twee deuntjes kende, het ene was "Yankee Doodle" en het andere niet.' 'En met Yankee Doodle verraadt hij de hele zaak?' vroeg Drake de sceptische chemicus, met de blik in zijn ogen die er altijd inkwam als hij aan het verstand van een ander begon te twijfelen.
'Ja, op de een of andere manier. Hij verbergt de waarheid zo slim als hij kan maar zijn onbewuste laat er iets van zien, een klein stukje maar, het topje van de ijsberg. En dat topje is Yankee Doodle. Ik begrijp het niet. Het is te gering om er iets mee te kunnen doen. Maar het is er! Dat weet ik zeker.' 'Bedoel je dat de oplossing van je probleem in Yankee Doodle te vinden is?' vroeg Rubin.
'Ja!' zei Davenheim nadrukkelijk. 'Daar ben ik zeker van. De kwestie is dat hij zelf niet weet dat hij neuriet. Op een bepaald ogenblik zei ik tegen hem: "Wat is dat?" en hij begreep me niet. Ik zei: "Wat neurie je daar?" en hij staarde me vol verbazing aan. Ik durf te zweren dat het niet gespeeld was.' 'Net als toen je Farber tegen Florence zei,' zei Avalon. Halsted schudde zijn hoofd. 'Ik geloof niet dat je daar teveel belang aan moet hechten. We hebben allemaal wel eens een tijd een deuntje in ons hoofd dat we niet meer kunnen kwijtraken. En ik weet zeker dat we dat ook nu en dan onbewust neuriën.'
Davenheim zei: 'Op willekeurige tijden, misschien. Maar Klotz neuriet Yankee Doodle alleen op bepaalde ogenblikken, als ik hem intensief ondervraag. Telkens wanneer hij in spanning zit door mijn voortdurende vragen naar het corruptiecomplot, komt dat deuntje naar boven. Het moet iets betekenen.' 'Yankee Doodle,' zei Rubin peinzend, half tegen zich zelf. Een ogenblik keek hij naar Henry, die bij het buffet stond met een kleine, verticale plooi tussen zijn wenkbrauwen. Henry ontmoette Rubins blik maar reageerde niet. Een paar ogenblikken heerste er een nadenkend stilzwijgen en geen van de Zwarte Weduwnaars leek erg gelukkig. Tenslotte zei Trumbull: 'Maar misschien heb je het wel helemaal mis, Sam. Misschien moet je de verklaring eerder in de psychiatrie zoeken. Misschien neuriet die Klotz wel altijd als hij gespannen is Yankee Doodle. Misschien betekent het alleen dat hij zijn grootvader heeft horen zingen toe hij klein was of dat zijn moeder hem ermee in slaap zong.' Davenheim trok licht spottend zijn bovenlip omhoog. 'Denk je nou werkelijk dat ik daar niet aan heb gedacht? Ik heb wel tien van zijn beste vrienden ondervraagd. Niemand had hem ooit iets horen neuriën.'
'Misschien liegen ze,' zei Gonzalo. 'Ik zou nooit iets aan een officier vertellen als ik het kon vermijden.' 'Of misschien hebben ze het gewoon niet opgemerkt,' zei Avalon. 'Maar erg weinig mensen merken dingen op.'
'Misschien hebben ze gelogen, misschien wisten ze het niet,' zei Davenheim,' maar op het eerste gezicht en alles bij elkaar genomen, ben ik geneigd uit hun getuigenissen op te maken dat het neuriën van Yankee Doodle specifiek verband houdt met mijn onderzoek en met niets anders.'
'Misschien staat het alleen in verband met het soldatenleven. Het is een marsliedje dat geassocieerd wordt met de Onafhankelijkheidsoorlog,' zei Drake.
'Maar waarom doet hij het dan alleen in mijn tegenwoordigheid en nooit met iemand anders?'
Rubin zei: 'Goed. Laten we aannemen dat Yankee Doodle iets te betekenen heeft in dit verband. We kunnen er tenslotte niets bij verliezen Dus laten we eens even zien, hoe gaat het ook weer? ... In godsnaam, Jeff, ga het alsjeblieft niet zingen.' Avalon die zijn mond open had met de duidelijke bedoeling om te gaan zingen, sloot hem weer met een klap. Hij kon zowat even goed wijs houden als een oester en in zijn redelijkste ogenblikken wist hij dat. Met een vleugje hooghartigheid zei hij: 'Ik zal het opzeggen.' 'Goed,' zei Rubin. 'Als je maar niet zingt.' Avalon trok een streng gezicht, ging ervoor zitten en begon met zijn diepste bariton te declameren:
'Yankee Doodle went to town A-riding on a pony. Stuck a feather in his cap And called it macaroni. Yankee Doodle, keep it up, Yankee Doodle Dandy Mind the music and the step And with the girls be handy.'
Gonzalo zei: 'Het is maar een nonsensrijmpje.' 'Niks nonsens,' zei Rubin verontwaardigd en zijn dunne baardje trilde. 'Het heeft een volkomen duidelijke betekenis. Het is een door een stadsrat geschreven satire op een plattelandsjongen. 'Doodle' staat voor elk primitief volksinstrument -
een doedelzak bijvoorbeeld - dus een Yankee Doodle is een uit de klei getrokken boerenjongen met net zo veel kennis van de wereld als een doedelzak. Hij rijdt op zijn pony naar de stad, vastbesloten om een goed figuur te slaan. Daarom draagt hij kleren die volgens hem stadskleren zijn. Hij draagt een veer op zijn hoed en denkt dat hij een echte dandy is. En zo iemand noemden ze aan het eind van de achttiende eeuw een "macaroni", een hippe vogel, gekleed naar de laatste mode. De laatste vier regels zijn het refrein en beschrijven de plattelandsjongen op een bal in de stad. Zij geven hem de spottende raad flink te stampen en galant te zijn tegen de dames. Het woord "dandy" dat in het midden van de achttiende eeuw in zwang kwam, betekende hetzelfde als "macaroni".' Gonzalo zei: 'Goed, Many, jij je zin. Het is geen nonsens. Maar wat heeft Sam eraan?'
'Niet veel, vrees is,' zei Rubin. 'Sorry, Sam, maar het lijkt me dat Klotz een plattelandsjongen is die de stadsrat in de maling neemt en daarom moet hij denken aan dat spotliedje en hoe hij de rollen heeft omgedraaid.'
Davenheim zei: 'Ik neem aan dat jij denkt dat hij een plattelandsjongen moet zijn omdat hij Klotz heet, Manny. Maar als je zo redeneert moet jij een profeet zijn omdat je Emanuel heet. Klotz is geboren en getogen in Philadelphia en ik betwijfel het of hij ooit een boerderij heeft gezien. Bepaald geen plattelands jongen dus.'
'Goed,' zei Rubin, 'misschien had ik dan de verkeerde kant van de stok te pakken. Hij is de grotestadsjongen die een loopje neemt met jou, Sam.'
'Omdat ik een plattelandsjongen ben?' Ik ben geboren in Stoneham, Massachusetts en heb op Harvard rechten gestudeerd. En dat weet hij ook. Hij heeft er in zijn momenten als matador vaak genoeg zijdelings op gezinspeeld.' Drake zei: 'Maar maakt het feit dat je in Massachusetts bent geboren en hebt gestudeerd je niet tot een Yankee?' 'Niet een Yankee Doodle,' zei Davenheim koppig. 'In zijn ogen misschien wel,' zei Drake. Davenheim dacht er een ogenblik over na en zei toen: 'Ja, dat is mogelijk. Maar als dat zo is, zou hij het dan niet eerder openlijk neuriën, spottend? De kwestie is dat ik geloof dat hij het onbewust doet. Het houdt verband met iets dat hij probeert te verbergen, niet met iets dat hij probeert te zeggen.' Halsted zei: 'Misschien verheugt hij zich al op de toekomst, als hij, rijkgeworden van zijn misdaden, uit stappen kan gaan in de stad. Met andere woorden, als hij "een veer op zijn hoed kan steken".'
Drake opperde: 'Of misschien denkt Klotz dat de manier waarop hij jou ertussen neemt een pluim op zijn hoed is.' Gonzalo zei: 'Misschien heeft een bepaald woord een speciale betekenis. Stel dat "macaroni" betekent dat hij banden heeft met de Maffia. Of misschien betekent "with the girls be handy" dat er ook een Milva bij betrokken is. Ze hebben toch nog Milva's in het leger?'
Het was op dit punt dat Henry zei: 'meneer Avalon, zou u, als gastheer, mij willen toestaan een paar vragen te stellen?' Avalon zei: 'Kom nou, Henry, dat mag altijd, dat weet je.' 'Dank u, meneer. En u, kolonel, vindt u het ook goed?' Davenheim keek verbaasd maar hij zei: 'Nou, je bent nu eenmaal hier, Henry, dus ga je gang maar.' Henry zei: 'meneer Avalon heeft acht regels van Yankee Doodle voorgedragen - vier versregels gevolgd door vier regels' refrein. Maar vers en refrein hebben een verschillende melodie. Zong soldaat Klotz alle acht de regels?' Davenheim dacht een ogenblik na. 'Nee, natuurlijk niet Hij neuriede - eh -' Hij sloot zijn ogen, concentreerde zich en zong: 'Dum-dum dum-dum dum-dum-dum, dum-dum dum-dum dum-du-u-um dum. Dat was alles. De eerste twee regels. 'Van het vers?'
'Ja. Yankee Doodle went to town, A-riding on a pony.' 'Altijd die twee regels?' 'Ja, altijd, geloof ik.'
Drake veegde een paar kruimels van de tafel. 'Sam, je zegt dat het neuriën plaatsvond als het verhoor bijzonder spannend werd. Heb je erop gelet wat er juist op die ogenblikken ter sprake kwam?'
'Ja, natuurlijk. Maar ik treed liever niet in bijzonderheden.' 'Dat begrijp ik maar misschien kun je me dit vertellen. Ging het op die ogenblikken alleen over hemzelf of ook over sergeant Farber?'
'In het algemeen,' zei Davenheim langzaam, 'begon hij te neuriën op die ogenblikken dat hij het nadrukkelijkst zijn onschuld betoogde, maar hij pleitte altijd voor alle twee, dat moet ik hem nageven. Hij heeft nooit geprobeerd zich zelf vrij te pleiten ten koste van de ander. Het was altijd zo dat noch Farber noch hij dit of dat hadden gedaan of voor dit of dat verantwoordelijk waren.'
Henry zei: 'Kolonel Davenheim, dit is maar een gissing. Als het antwoord nee is, dan heb ik niets meer te zeggen. Maar als het antwoord ja is, dan zou er misschien wat in kunnen zitten.'
'Wat is je vraag, Henry?' zei Davenheim. 'Is er op dezelfde basis waar Klotz en Farber gelegerd zijn toevallig ook een kapitein Gooden of Gooding of een naam die erop lijkt?'
Davenheim, had tot dat ogenblik met een halfvermaakte uitdrukking op zijn gezicht naar Henry zitten kijken. Maar die verdween ogenblikkelijk. Zijn lippen klemden zich op elkaar en zijn gezicht werd duidelijk bleek. Toen schoot hij met een schrapend geluid zijn stoel achteruit en stond op. 'Ja,' zei hij moeizaam. 'Kapitein Charles Goodwin. Hoe kan jij dat in vredesnaam weten?'
'In dat geval zou hij wel eens uw man kunnen zijn. Ik zou Klotz en Farber vergeten, als ik u was, meneer, en me concentreren op die kapitein. Misschien is hij de stap omhoog die u nodig had. En misschien zal de kapitein makkelijker tot een bekentenis te krijgen zijn dan soldaat Klotz.' Davenheim scheen niet in staat nog een woord uit te brengen en Trumbull zei: 'Leg het eens uit, Henry.' 'Het is Yankee Doodle, net als de kolonel dacht. Maar het punt is dat soldaat Klotz het neuriede. We moeten ons dus afvragen aan welke woorden hij dacht als hij neuriede.' Gonzalo zei: 'De kolonel zei dat hij de volgende regels zong: Yankee Doodle went to town, a-riding on a pony.' Henry schudde zijn hoofd. 'Het oorspronkelijke gedicht Yankee Doodle had wel twaalf coupletten en die "macaroni"-regels horen er niet bij. Die zijn later ontstaan, hoewel ze nu het bekendst zijn. Het origineel gaat over een boerenjongen die het kamp van Washingtons Landmacht gaat bezoeken en drijft de spot met zijn naïveteit, dus meneer Rubins interpretatie van de aard van het gedicht is denk ik juist.' Rubin zei: 'Henry heeft gelijk. Ik herinner het menu. Washington komt er zelfs in voor, maar als kapitein Washington. De boerenjongen had zelfs geen idee van militaire rangen.' 'Ja,' zei Henry. 'Ik ken niet alle coupletten en dat zal wel voor de meeste mensen gelden. Misschien kende Klotz ze ook niet allemaal. Maar iedereen die iets van het gedicht weet, kent het eerste couplet, of in ieder geval de eerste twee regels. En dat is misschien wat soldaat Klotz heeft geneuried. De eerste regel bijvoorbeeld - en daarin spreekt de boerenjongen - luidt: Father and I went down to camp. Begrijpt u?' 'Nee,' zei Davenheim zijn hoofd schuddend, 'Niet helemaal.' 'Ik stel me voor dat u, elke keer als u soldaat Klotz het vuur na aan de schenen legde, zei: "Farber en jij hebben dit-en-dat gedaan," en dat hij dan zei: "Farber en ik hebben dit en dat niet gedaan." En dat hij dan begon te neuriën. U zei, kolonel, dat hij meestal begon op het ogenblik dat hij ontkende en dat hij altijd zowel voor Farber als voor zichzelf ontkende. Dus als hij zei: "Farber en ik," dan kwam hem vanzelf de regel "Farber and I went down to camp" in gedachten. Henry zong het met een zachte tenor.
'Farber en hij waren in een legerkamp,' zei Avalon, 'maar, goeie god, het is wel vergezocht.'
'Als dat het enige was wel, meneer,' zei Henry. 'Maar daarom vroeg ik of er een kapitein Gooden in het kamp was. Als hij een derde lid van de samenzwering was, dan zou dat de drang om die regels te neuriën misschien wel onweerstaanbaar maken. Het eerste couplet is het enige dat ik ken -' Maar hier werd hij door Rubin onderbroken, die rechtop staand brulde:
'Father and l went down to camp Along with Cap'n Good'n, And there we saw the men and boys As thick as hasty pudding.'
'Ja,' zei Henry kalm. 'Farber and I went down to camp, along with Captain Goodwin.'
'Verdomd,' zei Davenheim. 'Dat moet het zijn. Als het niet zo is, dan zou dat het ongelooflijkste toeval zijn. ... En dat bestaat niet. Henry, je hebt de spijker op de kop geslagen. 'Ik hoop het. Nog koffie, kolonel?' zei Henry.
DE CURIEUZE WEGLATING
Roger Halsted was zichtbaar vol van onderdrukte vreugde, toen hij op de maandelijkse bijeenkomst van de Zwarte Weduwnaars arriveerde. Hij wikkelde zijn das los (het was een koude avond en er zat sneeuw in de lucht - meer dan dat, want er lag al bijna twee centimeter op de grond) en zei: 'Nou heb ik toch een gast voor jullie!'
Emanuel Rubin keek hem over zijn whisky-soda aan en zei knorrig: 'Waar bleef je? Zelfs Tom Trumbull zit al aan zijn borrel en we dachten dat je in je plichten als gastheer zou falen.' Halsted keek gekwetst en zijn hoge voorhoofd werd roze. Hij zei: 'Ik heb het restaurant gebeld, Henry -' Henry had de broodmandjes op tafel gezet en ervoor gezorgd dat de zemelenbroodjes waar Geoffrey Avalon zo dol op was, goed zichtbaar waren. Hij zei:- 'Ja, meneer Halsted. Ik heb het gezelschap meegedeeld dat u een beetje laat zou zijn. Ik denk ' dat meneer Rubin u maar een beetje plaagt.' Trumbull zei: 'Wat voor gast?'
'Daarom ben ik laat. Ik moest hem ophalen in White Plains en het sneeuwt daar harder dan hier. Ik heb het restaurant moeten bellen vanuit een benzinestation.'
'Maar waar is hij?' vroeg Mario Gonzalo, nog netter uitgedost dan anders in een bruine blazer, bijpassend gestreept overhemd en das met bijpassend patroon.
'Beneden. Toilet. Hij heet Jeremy Atwood; hij is een jaar of vijfenzestig en hij heeft een probleem.'
Avalon fronste op bijna twee meter hoogte zijn dikke, grijzende wenkbrauwen. 'Daar zat ik net aan te denken. Het oorspronkelijke doel van de Zwarte Weduwnaars bestond alleen uit eten en conversatie. Nu zijn we al zover gekomen dat we altijd een probleem hebben om ons druk over te maken en onze spijsvertering mee te bederven. Wat gebeurt er als we er geen meer kunnen vinden? Heffen we de club dan op?' Gonzalo zei: 'Dan vallen we weer terug op conversatie zonder doel. We hebben altijd Manny nog.'
Rubins dunne baardje kwam zichtbaar omhoog en hij zei: Niets wat ik zeg is zonder doel, Mario. Ondanks alles is er een vage hoop dat mijn woorden jou nog iets bij kunnen brengen. Zo zou ik je bijvoorbeeld kunnen uitleggen waarom je laatste schilderij totaal niet deugt.'
'Je zei dat je het goed vond,' zei Mario met een frons en liep in de val.
'Alleen maar uit opluchting omdat je zei dat het je laatste schilderij was en totdat ik ontdekte dat je bedoelde dat het je nieuwste was.'
Maar nu kwam Halsteds gast de trap op. Hij bewoog zich tamelijk langzaam en scheen moe te zijn. Halsted hielp hem uit zijn jas en toen de gast zijn hoed afzette, bleek hij bijna kaal te zijn. Er was nog maar een klein randje haar over. Halsted zei: 'Heren, dit is mijn gast, Jeremy Atwood. Ik heb hem ontmoet doordat een neef van hem een collega van me is. Meneer Atwood, mag ik u het gezelschap voorstellen?' Tegen de tijd dat iedereen aan Atwood was voorgesteld en hij een glas droge sherry in zijn hand gedrukt had gekregen, had Henry de eerste gang opgediend. Rubin keek er achterdochtig naar.
'Geen lever?' vroeg hij.
'Geen lever, meneer Rubin,' zei Henry. Het hoofdbestanddeel is niertjes.'
'O god,' zei Rubin. 'Wat is er voor soep?' 'Preicrème, meneer Rubin.
'Nog erger,' mopperde hij. 'Het een is nog erger dan het ander,' en hij prikte achterdochtig met zijn vork in de niertjes. Drake zei, met een glinstering in zijn kleine oogjes die betekende dat bij meende een collega-chemicus op het spoor te zijn: 'Waarin geeft uw neef les, meneer Atwood?' Atwood antwoordde met een opvallend muzikale tenor: 'Engelse literatuur, geloof ik. Ik ken hem niet zo erg goed.' 'Daar hebt u groot gelijk in,' zei Rubin meteen. 'Leraren Engelse literatuur hebben waarschijnlijk meer ongeletterde idioten geproduceerd dan enige andere macht van onwettige cultuur ter wereld.'
'U moet weten, meneer Atwood,' zei Gonzalo, in een poging om wraak te nemen, 'Manny Rubin is een schrijver wiens werk nog nooit door een leraar is besproken, tenzij die dronken was op dat ogenblik.'
Om Rubins antwoord af te snijden, zei Trumbull snel: 'En wat is uw beroep, meneer Atwood?'
'Ik heb nu mijn pensioen maar vroeger was ik ingenieur,' zei Atwood.
Avalon zei: 'U hoeft nu nog geen vragen te beantwoorden, meneer Atwood, dat komt pas na het dessert.' Deze raad bleek overbodig want Rubin had nu het bit tussen zijn tanden genomen en draafde door. Bij de soep, waar hij maar weinig van at, ontwikkelde hij de stelling dat leraren Engels in het algemeen en leraren Engelse literatuur in het bijzonder zich speciaal ten doel hadden gesteld de Engelse taal te ketenen en de literatuur tot een in ondoorzichtig barnsteen gevat fossiel te maken.
Bij het hoofdgerecht, gevulde eend, stelde Rubin een onderzoek in naar de drijfveren van die Engelse docerende misdadigers en kwam tot de slotstom dat deze bestonden uit haat en verbitterde afgunst op al degenen, in heden en verleden, die in staat waren de Engelse taal als werktuig te gebruiken. 'Zoals Emanuel Rubin, natuurlijk,' fluisterde Gonzalo luid. 'Precies,' zei Rubin, totaal niet uit het veld geslagen. 'Ik weet meer van grammatica dan welke leraar Engels ook en ik heb meer en grondiger gelezen dan een van hen ook maar bij benadering zou kunnen. Het enige is dat ik me niet door grammatica laat binden of door literatuur laat dwingen.' 'Dat kan iedereen die ongrammaticale rotzooi schrijft ook zeggen,' zei Avalon.
'Dat betekent alleen iets, Jeff,' zei Rubin heftig, 'als je wilt beweren dat ik ongrammaticale rotzooi schrijf.' Nadat hij zijn rijst had verorberd, het vulsel van de eend enigszins verwaarlozend; begon Rubin een welsprekend betoog over de schade die deze academisch gevormde delinquenten in de geest van de jongeren aanrichtten en verdedigde zijn stelling tegen de vijf anderen, die elk op hun beurt tegenwerpingen maakten tot dat de poire au vin was opgediend en de koffie ingeschonken.
'Kan ik een glas melk krijgen in plaats van koffie?' vroeg Atwood op verontschuldigende toon.
Henry's antwoord ging verloren in Rubins triomfantelijke: 'zie je nou wel? Elke Engelse leraar zou gezegd hebben: 'Mag ik een glas melk?' maar Atwood weet best dat hij dat mag. De vraag is, of er melk te krijgen is in het restaurant. Daarom zegt hij "kan" en niet "mag".'
Atwood zei: 'Om de waarheid te zeggen ben ik nooit erg goed geweest in grammatica en misschien had ik moeten zeggen -'
Halsted sloeg met zijn lepel tegen zijn glas en zei: 'Genoeg grammatica, Manny, genoeg. Het is tijd voor onze gast.' 'En dat is dan ook de reden?' zei Rubin, nog een laatste pijl afschietend, 'dat ik geen recensies bewaar, want iedere Engelse literatuurman die zijn tijd verdoet met het schrijven van recensies ...'
'Hij bewaart alleen de goede,' zei Gonzalo. 'Ik kan het weten, hij heeft me zijn lege plakboek laten zien.' Halsteds lepel rinkelde aanhoudend tegen zijn glas en tenslotte zei hij: 'Mijn vriend Stuart - meneer Atwoods neef - vertelde me een paar weken geleden toevallig dat meneer Atwood een literair probleem had. Dat wekte natuurlijk mijn belangstelling - om redenen die wij allemaal begrijpen - dus informeerde ik verder. Stuart bleek er niet veel van te weten. Daarom nam ik contact op met de heer Atwood en hij heeft me er genoeg over verteld om me te overtuigen dat hij een uitstekende gast zou zijn voor deze bijeenkomst. Aangezien ik gastheer en hij zo vriendelijk is -geweest te willen komen - Avalon kuchte luid. 'Ik hoop dat meneer Atwood weet dat wij hem nogal-'
'Ik heb het hem allemaal precies uitgelegd, Jeff,' zei Halsted. Ik heb hem ook uitgelegd dat alles wat hier omgaat strikt vertrouwelijk is. Toevallig heeft meneer Atwood er nogal belang bij dat zijn probleem wordt opgelost en zal hij onze hulp zeer op prijs stellen.'
Trumbulls donkere gezicht plooide zich in dreigende vouwen: 'Wel verdomme, Roger, je hebt hem toch hoop ik geen oplossing gegarandeerd?'
'Nee, maar we hebben tot nu toe geen slechte resultaten geboekt,' zei Halsted niet zonder voldaanheid. 'Goed dan. Laten we beginnen... Henry! Kom je met de cognac? ... Wie neemt het kruisverhoor af, Roger?' 'Nou, jij, Tom.'
Henry schonk de cognac geroutineerd in de kleine glaasjes. Atwood stak schuchter zijn hand op om aan te geven dat hij niet wilde en Henry sloeg hem over. Hij richtte zijn blauwe ogen op Trumbull. 'Neemt u mij een kruisverhoor af?' 'Alleen maar bij wijze van spreken, meneer Atwood. Wij hebben belangstelling voor uw literaire probleem. Wilt u het ons vertellen, precies zoals het u het beste lijkt? Als u het niet erg vindt, zullen we vragen stellen als dat nodig lijkt.' 'O dat vind ik niet erg,' zei Atwood opgewekt. Zijn ogen schoten van gezicht naar gezicht. 'Ik waarschuw u dat het geen erg groot mysterie is - behalve dat ik niet weet wat ik ervan moet denken.'
'De kans bestaat dat wij er ook niet uit kunnen komen,' zei Gonzalo, zijn glas aan zijn lippen brengend. Drake, die herstellende was van een verkoudheid en daarom noodgedwongen minder rookte, drukte somber een halfopgerookte sigaret uit en zei: 'Dat zullen we nooit weten als we niet eerst horen wat het is.' Hij snoot zijn neus in een knalrode zakdoek, die hij daarna in de zak van zijn jasje propte. 'Wilt u beginnen, meneer Atwood?' zei Trumbull. 'En houden jullie allemaal je mond, alsjeblieft.'
Atwood vouwde zijn handen op de rand van de tafel, bijna alsof hij weer terug was op school, en zijn woorden hadden een formele klank. Hij reciteerde.
'Het begint allemaal met een vriend van mij, Lyon Sanders, die, evenals ik, gepensioneerd ingenieur was. We hadden nooit samen gewerkt maar we woonden al een kwart eeuw naast elkaar en waren goed met elkaar bevriend. Ik ben vrijgezel; hij was een kinderloze weduwnaar; en we leidden allebei een leven dat, oppervlakkig gezien, eenzaam zou hebben geleken. Maar dat waren we geen van beiden want we hadden elk een gerieflijk plaatsje voor ons zelf veroverd. Ik zelf heb een studieboek over weg- en waterbouwkunde geschreven dat enig succes heeft gehad en de laatste paar jaar ben ik bezig met een nogal uitvoerig maar informeel verslag van mijn ervaringen in het veld. Ik betwijfel of het ooit zal worden uitgegeven maar mocht dat wel gebeuren, dan zal ik natuurlijk -'
Maar dat doet niet ter zake. Sanders was een veel agressiever mens dan ik, luidruchtiger, ruwer, met een nogal grof gevoel voor humor. Hij was dol op spelen.' 'Een gokker?' onderbrak Rubin.
'Nee, nee, spelletjes. Ik geloof dat hij elk kaartspel dat ooit is uitgevonden kon spelen. En ook elk ander spel waar fiches, stenen, dobbelstenen, borden, bekers of wat dan ook voor gebruikt worden. Hij was een meester in
Mah-jong, parcheesi, trik-trak, monopoly, dammen, schaken, go. Ik zou u zelfs de namen van de meeste spelen die hij kende niet kunnen vertellen.
Hij las boeken over het onderwerp en bedacht zelf spelen. Sommige ervan waren heel ingenieus en dan raadde ik hem aan er patent op te nemen en ze op de markt te brengen. Maar daar ging het hem helemaal niet om. Hij deed het alleen maar voor zijn eigen vermaak. En daarom had hij mij erbij nodig, ziet u? Hij scherpte zijn analyses op mij. Trumbull zei: 'Hoe dan?'
'Kijk,' zei Atwood, 'als ik zeg dat hij die spelen deed, dan bedoel ik dat niet in de gebruikelijke zin van het woord. Hij analyseerde ze zorgvuldig, bijna alsof het om principes van de mechanica ging -'
'Dat is ook zo,' zei Rubin plotseling. 'Ieder behoorlijk spel kan wiskundig worden geanalyseerd. Er bestaat zelfs een heel terrein van recreationele wiskunde.'
'Dat weet ik,' zei Atwood, hem zachtmoedig in de rede vallend. 'Maar ik geloof niet dat Sanders erg orthodox te werk ging. Hij heeft nooit aangeboden het mij uit te leggen en ik heb nooit de moeite genomen ernaar te vragen. Gedurende de laatste twintig jaar was het onze gewoonte om de weekeinden door te brengen met spelen, waarbij we dan het gedurende de week geleerde toepasten. Hij nam namelijk vaak de tijd om mij te onderwijzen. Niet uit een of andere drang om te onderwijzen, maar louter en alleen om een betere tegenstander te hebben en zo het spel voor zichzelf interessanter te maken. Wij speelden bijvoorbeeld tien weken achter elkaar bridge om dan over te gaan op rummy en daarna op iets waarbij ik getallen bij elkaar moest passen waar hij aan dacht. Uiteraard won hij bijna altijd.'
Drake, zat naar een onaangestoken sigaret te kijken alsof hij hoopte dat die zichzelf zou aansteken en zei: 'Vond u dat niet vervelend?'
'Niet, erg. Ik had er plezier in te proberen hem te verslaan en soms lukte het. Ik won net vaak genoeg van hem om het leuk te blijven vinden.'
'Denkt u dat hij u liet winnen?' vroeg Gonzalo. 'Dat geloof ik niet. Mijn overwinningen maakten hem altijd boos of uit zijn humeur en zetten hem altijd als een razende aan het analyseren. Ik denk dat hij het ook wel een beetje leuk vond, want als hij te lang achter elkaar onafgebroken won, begon hij me dingen te leren. Het was een vreemde relatie maar het ging goed. We waren zeer op elkaar gesteld.' 'Waren?' vroeg Avalon.
'Ja,' zuchtte Atwood. 'Een half jaar geleden is hij gestorven. Het was geen grote schok. We hadden het alle twee zien aankomen. Ik mis hem natuurlijk verschrikkelijk. De weekends zijn nu erg leeg. Ik mis zelfs de luidruchtige manier waarom hij mij plaagde. Hij zat me voortdurend op mijn kop. Hij kreeg er nooit genoeg van me ermee te plagen dat ik geheelonthouder ben en hij hield nooit op om te spotten met mijn sport.' 'Hoezo?' vroeg Gonzalo.
'Ik heb aan hardlopen gedaan en ging nog steeds trimmen. Hij plaagde mij daarmee en noemde me een "uitslover".' Trumbull fronste. 'Dat zult u toch wel vervelend gevonden hebben. Had u nooit zin hem een opstopper te geven?' 'Welnee,' zei Atwood. 'Hij was nu eenmaal zo. En u hoeft ook niet te denken dat de dood van die arme Lyonel in enig opzicht verdacht was. Naar dergelijke motieven hoeft u niet te zoeken. Hij is op achtenzestig jarige leeftijd gestorven aan complicaties bij een niet ernstige suikerziekte, waaraan hij jaren had geleden.
Hij zei dat hij me iets in zijn testament zou nalaten. Hij verwachtte dat hij eerder zou sterven dan ik, ziet u. Hij zei dat het een vergoeding was voor het geduld waarmee ik me altijd liet verslaan. In werkelijkheid, weet ik zeker dat het uit genegenheid was, maar hij zou de laatste zijn om dat toe te geven.
Hij begon er pas over te praten in het laatste jaar voor zijn dood, toen hij wist dat zijn toestand achteruitging. Natuurlijk zei ik dat dit geen geschikt onderwerp was om over te praten en dat ik het alleen maar pijnlijk vond. Maar een keer lachte hij en zei: "Ik zal het je niet makkelijk maken, jij hardloper, uitslover die je bent." Ziet u wel, alleen door aan hem te denken, begin ik al op zijn manier te praten. Ik weet niet precies meer hoe hij me die keer noemde, maar zoiets was het. Maar goed, zonder benamingen, zei hij: 'Ik zal het je niet makkelijk maken. We blijven tot het laatste toe doorspelen.' Hij zei dit op wat later zijn sterfbed bleek te zijn. Ik was de enige die hij had, behalve de diverse leden van het ziekenhuispersoneel die er onpersoonlijk bijstonden. Hij had een paar verre verwanten, maar die kwamen hem niet opzoeken, 's Avonds laat, toen ik me net zat af te vragen of ik niet beter weg kon gaan en de volgende ochtend terugkomen, draaide hij zijn hoofd naar me toe en zei met een stem die bijna normaal klonk: "De curieuze weglating in Alice." Ik zei natuurlijk: "Wat zeg je?"
Maar hij lachte heel zwakjes en zei: "Meer vertel ik je niet, oude vriend, meer vertel ik je niet." En hij sloot zijn ogen en was dood.'
'Een laatste aanwijzing op het sterfbed,' zei Rubin.
Avalon zei: 'Hij sprak duidelijk, zei u?'
'Heel duidelijk,' zei Atwood.
'En u hebt hem duidelijk verstaan?'
'Volkomen duidelijk,' zei Atwood.
'Weet u zeker dat hij niet zei: "De curieuze toelating van Wallace?" ' zei Gonzalo, 'Of: "De furieuze verlating in Dallas?" ' Atwood zei: 'Wacht u even. Mijn verhaal is nog niet uit. Ik was aanwezig bij de voorlezing van het testament. Daar was ik voor uitgenodigd. De andere aanwezigen waren een aantal van de verre verwanten die Lyon niet waren komen opzoeken. Er waren een paar neven en een achternichtje. Lyon was niet rijk, maar hij had ze allemaal een legaat nagelaten en ook een aan een oude bediende, en een aan zijn school. Ik kwam het laatst. Ik kreeg tienduizend dollar, die voor mij in een kluis -waren gedeponeerd waarvan men mij de sleutel op mijn verzoek zou overhandigen.
Toen de voorlezing van het testament was afgelopen, vroeg ik de notaris om de sleutel van de kluis. Ik kan niet ontkennen dat ik tienduizend dollar uitstekend kan gebruiken. De notaris zei dat ik mij moest wenden tot de bank waar de kluis te vinden was. Als ik dat niet binnen een jaar na die datum deed, zou het legaat komen te vervallen en op andere wijze worden nagelaten.
Uiteraard vroeg ik waar de bank was en de notaris zei dat hij me alleen kon zeggen dat het ergens in de Verenigde Staten was. Verdere informatie had hij er niet over, behalve een envelop die hij mij moest overhandigen en die mij, naar hij hoopte, zou kunnen helpen. Zelf had hij een andere envelop, die hij na een jaar moest openen, als ik het geld dan nog niet had geïnd.
Ik nam mijn envelop aan en vond er alleen de woorden in die ik mijn vriend vlak voor hij stierf had horen zeggen: "De curieuze weglating in Alice." ... En zo is de situatie op dit ogenblik.'
Trumbull zei: 'Bedoelt u dat u uw tienduizend dollar niet hebt gekregen?'
'Ik bedoel dat ik de bank niet heb gevonden. Er is een half jaar voorbij en ik heb nu dus nog een half jaar de tijd.' Gonzalo zei: 'Misschien is het een anagram. Misschien kunt u de naam van de bank vinden door de plaats van de letters te veranderen.'
Atwood haalde zijn schouders op. 'Ik heb aan die mogelijkheid gedacht. Ik kan me niet herinneren dat Sanders zich ooit met anagrammen heeft beziggehouden, maar ik heb het geprobeerd. Er is niets hoopgevends uitgekomen.' Drake snoot zijn neus weer en zei, met een gezicht alsof hij op dat moment geen geduld had voor logische redeneringen: 'Waarom gaat u niet gewoon alle banken in White Plains af en vraagt ze of ze daar een sleutel van een kluis op uw naam hebben liggen?'
Avalon schudde zijn hoofd. 'Dat is tegen de regels van het spel, James,' zei hij streng.
'Tienduizend dollar is geen spelletje,' zei Gonzalo. Atwood zei: 'Ik geef toe dat ik het gevoel zou hebben dat ik valsspeelde als ik probeerde het raadsel op te lossen door gewoon op mijn geluk te vertrouwen. Maar ik moet ook toegeven dat ik het toch heb gedaan. Ik heb zowel de banken van White Plains als die van verscheidene omliggende gemeenten geprobeerd maar ik heb bot gevangen. Dat verbaast me trouwens niet. Het is onwaarschijnlijk dat hij het geld dicht bij huis zou plaatsen. Hij had tenslotte het hele land om een plaats te kiezen.'
'Is hij het laatste jaar van zijn leven nog op reis geweest - in de tijd dat hij er met u over begon te praten?' vroeg Halsted. 'Ik geloof het niet,' zei Atwood. 'Maar dat was ook niet nodig. Hij kan het door zijn notaris hebben laten doen.' 'Ja,' zei Trumbull. 'Laten we het anders proberen. U hebt een halfjaar gehad om erover na te denken. Tot welke conclusies bent u gekomen?'
'Op grond van de boodschap zelf tot geen enkele,' zei Atwood. 'Maar ik kende mijn vriend goed. Als je iets wilde verstoppen, heeft hij me eens gezegd, was de beste manier om gebruik te maken van de moderne technologie. Elk document, elke notitie, elke reeks instructies kan op een microfilm worden gezet en het kleine stukje materiaal waar het op staat kan op bijna elke plaats worden verstopt en alleen bij toeval worden ontdekt. Ik denk dat de boodschap mij moet vertellen waar ik de microfilm kan vinden.'
Rubin haalde zijn schouders op. 'Dat verandert niet veel aan het probleem. De boodschap vertelt ons de plaats van de microfilm in plaats van die van de bank. Dus zitten we nog steeds met de curieuze weglating.'
'Ik geloof niet dat het helemaal op hetzelfde neerkomt, zei Atwood nadenkend. De bank kan duizend kilometer hier vandaan zijn, maar het stukje microfilm, of misschien gewoon een stukje heel dun papier, kan vlakbij zijn. Maar hoe dichtbij ook, het zou net zo goed duizend kilometer hier vandaan kunnen zijn.' Hij zuchtte. 'Ik vrees dat die arme Lyon ook dit spelletje zal winnen.'
Trumbull zei: 'Als wij het probleem probeerden op te lossen en het lukte ons, zou u dan het gevoel hebben dat u valsspeelde?'
'O ja,' zei Atwood, 'Maar ik zou het geld toch dankbaar aanvaarden.'
'Heb jij een idee wat de boodschap kan betekenen, Tom? vroeg Halsted nieuwsgierig.
'Nee,' zei Trumbull, 'maar als we, zoals meneer Atwood zegt, naar een klein stukje papier of microfilm zoeken op een plaats die dichtbij en goed toegankelijk is en als we aannemen dat meneer Sanders het spel eerlijk heeft gespeeld, dan zouden we misschien een aantal dingen kunnen elimineren... Aan wie heeft hij zijn huis nagelaten, meneer Atwood?' 'Aan een neef, die het daarna heeft verkocht.' 'Wat is er met de boedel gebeurd? Sanders had toch boeken, allerlei soorten spelen, meubilair?'
'Het meeste is geveild.'
'Hebt u er iets van gekregen?'
'De neef was zo vriendelijk mij te zeggen dat ik uit die dingen die geen intrinsieke waarde hadden alles mocht uitkiezen wat ik maar wilde. Ik heb niets genomen. Ik zelf ben geen verzamelaar.'
'Wist uw vriend dat van u, denkt u?'
'O ja.' Atwood bewoog zich onrustig in zijn stoel. 'Heren, ik heb zes maanden tijd gehad om hierover na te denken. Het is duidelijk dat Sanders de film niet in zijn eigen huis zal hebben verstopt, aangezien hij dat aan een ander heeft nagelaten en wist dat ik geen gelegenheid zou hebben het te doorzoeken. Hij had alle gelegenheid om het in mijn huis te verstoppen, waar hij even vaak kwam als ik bij hem. En ik denk dat het in mijn huis is.'
Trumbull zei: 'Niet noodzakelijk. Misschien had hij bepaalde geliefde boeken of iets anders waarvan hij zeker wist dat u zou vragen ze als aandenken te mogen hebben. 'Nee,' zei Atwood. 'Hoe kon hij zeker weten dat ik dat zou doen? Zoiets zou hij me in zijn testament hebben nagelaten.' 'Dat zou het hebben verraden,' zei Avalon. 'Weet u zeker dat hij er nooit op heeft gezinspeeld dat u iets moet nemen. Of dat hij u niet terloops iets heeft gegeven?' 'Nee,' zei Atwood glimlachend. 'U hebt geen idee hoe onkarakteristiek dat voor hem zou zijn... Maar iets anders. Aangezien hij mij een jaar heeft gegeven om het te vinden, lijkt het mij dat hij er nogal zeker van moet zijn geweest dat het gedurende die tijd op dezelfde plaats zou blijven. Het is niet waarschijnlijk dat het deel uitmaakt van iets dat ik misschien zou weggooien, of verkopen of gemakkelijk zou kunnen verliezen.'
Er klonk een instemmend gemompel.
Atwood zei: 'Hij zou het heel goed op de kroonlijst van een muur kunnen hebben geplakt of ergens op de onderkant van een zwaar meubelstuk, of in de koelkast - u begrijpt wel wat ik bedoel.'
'Hebt u gezocht?' vroeg Gonzalo.
'Reken maar,' zei Atwood. 'Ik heb het heel druk met dit spelletje. Ik heb heel wat tijd besteed aan het afzoeken van kroonlijsten, onderkanten, laden en binnenkanten van allerlei meubels. Ik heb zelfs in de kelder en op zolder gezocht.' 'Maar u hebt kennelijk niets gevonden,' zei Trumbull. 'Anders zouden we er nu niet over zitten te praten.' 'Nee, ik heb niets gevonden - maar dat zegt niets. Wat ik zoek kan wel zo klein zijn dat het nauwelijks te zien is. Waarschijnlijk is het zo klein. Tenzij ik wist dat ik op de goede plaats zocht en min of meer verwachtte het te vinden, zou ik er misschien recht naar kunnen kijken zonder het te zien, als u begrijpt wat ik bedoel.'
'En dat brengt ons weer terug op de boodschap,' zei Avalon.
'Als u die begreep, dan zou u weten waar u moest zoeken en dan zou u het vinden.'
'Ja,' zei Atwood. 'Als ik hem begreep.'
'Nou, volgens mij,' zei Avalon, 'is het belangrijkste woord
"Alice." Heeft die naam een speciale betekenis voor u? Is het de naam van iemand die u alle twee kende. Is het de naam van Sanders overleden vrouw, bijvoorbeeld? De bijnaam van iets?
Een soort grapje tussen u beiden?'
'Nee. Op al die vragen is het antwoord nee.'
Avalon glimlachte, zodat zijn regelmatige tanden zichtbaar werden onder zijn keurige, een klein tikkeltje grijzende snor.
'Dan zou ik zeggen dat "Alice" moet slaan op de beroemdste Alice die de wereld kent - Alice in Wonderland.'
'Natuurlijk' zei Atwood duidelijk. 'Daarom is het een literair probleem en daarom ben ik ermee naar mijn neef gegaan, die Engelse literatuur onderwijst. Ik heb van het begin af aangenomen dat het op het beroemde boek van Lewis Carroll sloeg. Sanders was een groot Alice-liefhebber. Hij had een collectie van verschillende uitgaven van het boek en zijn hele huis hing vol met reproducties van de illustraties van Tenniel.'
'Daar hebt u ons niets van verteld,' zei Avalon op verwijtende toon.
'Heb ik u dat niet verteld?' zei Atwood. 'Het spijt me. Het is een van die dingen die ik zelf zo goed weet, dat ik om de een of andere reden aanneem dat iedereen het weet.' 'We hadden het kunnen verwachten,' zei Trumbull, zijn mondhoeken naar beneden trekkend. 'Alice krijgt in het boek te maken met een pak kaarten.
'Het is altijd nuttig om alle belangrijke gegevens te weten,' zei Avalon stijf.'
'Goed,' zei Trumbull, 'dan hebben we nu dus de curieuze weglating in Alice in Wonderland . .. Wat voor curieuze weglating is dat? Hebt u daar ook ideeën over, meneer Atwood?' 'Nee,' zei Atwood. 'Ik heb Alice als kind gelezen en daarna nooit meer - tot het legaat, natuurlijk. Ik moet bekennen dat ik er nooit veel aan heb kunnen vinden.' 'Mijn hemel,' mompelde Drake.
Atwood hoorde hem want hij draaide zijn hoofd snel naar Drake toe. 'Ik ontken niet dat het voor anderen charme kan hebben maar ik heb nooit kunnen zien wat er zo grappig is aan woordgrapjes. Het verbaast me overigens niet dat Sanders dol op het boek was. Zijn gevoel voor humor was nogal rauw en primitief. In ieder geval werd mijn afkeer nog versterkt door mijn ergernis dat ik er een weglating in moest ontdekken. Ik had geen zin om het boek zo grondig te bestuderen. Ik hoopte dat mijn neef me zou kunnen helpen.' 'Een leraar Engelse literatuur?' zei Rubin spottend. 'Hou je mond, Manny,' zei Trumbull. 'Wat zei uw neef, meneer Atwood?'
'Het toeval wil' zei Atwood, 'dat meneer Rubin gelijk heeft. Mijn neef heeft geen idee. Hij zei dat enkele passages uit de originele versie van het verhaal, dat Lewis Carroll zelf met de hand had geschreven, niet in de uiteindelijke uitgave in boekvorm staan. Toevallig is er nu een uitgave van de eerste versie te krijgen. Ik heb er een exemplaar van gekocht en doorgekeken. Ik heb er niets in gevonden waar ik iets uit op kon maken.'
Gonzalo zei: 'Luister eens. Wat wij verkeerd doen, zegt Henry altijd, is dat we de zaak te ingewikkeld maken. Waarom kijken we niet naar de boodschap zelf? Die luidt: "De curieuze weglating in Alice." Misschien hoeven we helemaal niet naar het boek te kijken. Het boek heet niet Alice. Het heet Alice in Wonderland.'
Avalon verbrak zijn gekwetste stilzwijgen lang genoeg om te zeggen: 'Het heet De avonturen van Alice in Wonderland, als je precies wilt zijn.'
'Goed,' zei Gonzalo. 'De avonturen van Alice in Wonderland.' Dan moeten we ons dus op de rest van de titel concentreren want die wordt in de boodschap weggelaten ... Denk je ook niet, Henry?'
Henry die stil bij het dressoir stond zei: 'Het is zeker een interessante overweging, meneer Gonzalo.' 'Kom nou,' zei Trumbull. 'Wat is daar zo curieus aan? Het is gewoon een conventionele weglating. Hopen mensen zouden alleen Alice zeggen.'
Halsted zei: 'Afgezien daarvan, zie ik niet in wat De avonturen in Wonderland dan zou betekenen. Het is niets duidelijker dan de oorspronkelijke boodschap. Mijn idee is het volgende: In Alice in Wonderland - sorry, Jeff, De avonturen van Alice in Wonderland - staan gedichten, de meeste ervan zijn parodieën op bekende gedichten uit die tijd -' 'Geen erg goede,' zei Rubin.
'Dat doet nu niet ter zake,' zei Halsted. 'Het zijn trouwens geen volledige parodieën. Er worden gedeelten weggelaten. Alice zegt bijvoorbeeld een gedicht op dat begint: Hoe vrolijk plast de krokodil, een parodie op het afgrijselijke gedicht van Isaac Watts: Hoe vrolijk vliegt de nijv're bij hoewel ik geloof •dat de werkelijke titel anders was. Alice draagt maar twee coupletten voor en ik weet zeker dat het gedicht van Watts er minstens vier heeft. Misschien ligt het antwoord in de missende coupletten van het origineel.' 'Is dat een curieuze weglating?' vroeg Trumbull. 'Ik weet het niet. Ik kan me de oorspronkelijke versie niet herinneren, behalve de eerste regel, maar het moet wel worden opgezocht... En de andere gedichten waar de parodieën op dienen ook te worden bestudeerd.' zal het met genoegen doen,' zei Atwood beleefd. 'Ik had er niet aan gedacht.'
Drake zei: 'Dat lijkt me onzin. De boodschap spreekt van een curieuze weglating in Alice. Volgens mij betekent dat in Alice zoals het boek nu is en niet in een of andere bron die er niet instaat.'
'Dat kun je niet weten,' protesteerde Halsted. 'Ja maar dat is het nu juist,' zei Trumbull. Als we het goede antwoord hebben, zullen we, lijkt me, meteen weten dat het goed is en als we iets verzinnen dat alleen maar een nieuw raadsel onthult, dan is dat gewoon het antwoord niet.' Avalon zei: 'Tja, ik kan niets meer bedenken. Zullen we het Henry vragen?'
Atwood keek verbaasd en Avalon verklaarde: 'U moet weten, meneer Atwood, dat Henry, die het schijnt te behagen ons te bedienen, een zintuig heeft om door complicaties heen te kunnen kijken.'
Gonzalo zei: 'Dat is nou net wat ik probeerde te doen maar jullie wilden er niet van horen... Henry, ligt het antwoord niet in de volledige titel van het boek?' Henry glimlachte spijtig en zei: 'Heren, u moet niet meer op mijn schouders laden dan ik kan dragen. Ik heb het boek natuurlijk wel gelezen, maar ik ken het niet erg goed. Wil ik in staat zijn het raadsel te doorgronden dan moet het heel simpel zijn.'
'Als het heel simpel was,' zei Atwood, 'dan zouden we het hebben gezien.'
'Misschien,' zei Henry. 'En toch heb ik het gevoel dat het simpel moet zijn. Uw vriend, meneer Sanders, heeft toch waarschijnlijk gewild dat u het legaat zou krijgen. Hij heeft er een raadsel, een spel, van gemaakt omdat dat in zijn karakter lag maar hij moet hebben gewild dat u zou winnen.' Atwood knikte. 'Dat lijkt me wel.'
'Laten we dus zoeken naar iets heel simpels, iets waarvan hij dacht dat u het zeker zou vinden, maar net subtiel genoeg om het spel interessant te maken. Zoals ik al zei, ken ik het boek niet zo goed, dus zal ik vragen moeten stellen. Avalon kuchte. 'Ik ken Alice vrij goed, Henry. Ik zal je vragen wel beantwoorden.'
Uitstekend, meneer. Meneer Trumbull zei dat Alice in Wonderland over een pak kaarten gaat en uit de tekenfilm van Walt Disney herinner ik me nog het beste dat de koningin, hartenvrouw, steeds maar riep: 'Sla hem zijn hoofd af." ' 'Ja,' zei Avalon. 'Een vrouwelijke Hendrik vin. De hartenkoning en de hartenboer komen er ook in voor.' 'Ook nog andere kaarten?'
Ze worden allemaal genoemd,' zei Avalon. 'De harten zijn de Koninklijke familie, de klavers zijn de soldaten, de ruiten hovelingen, de schoppen werklieden. Drie van de schoppen spelen er een rol in, de twee, de vijf en de negen. ... Is het niet zo, meneer Atwood?'
'Ja.' zei Atwood grimmig. 'Het staat me vers voor de geest.' Trumbull zei: 'Ik vermoed dat Henry zal gaan vragen of er ook kaarten worden overgeslagen. Maar er worden er maar een paar met name genoemd -'
'De zes die ik heb opgenoemd,' zei Avalon. Van de harten de koning, de koningin en de boer; van de schoppen de twee, de vijf en de negen.'
‘Maar wat dan nog?' zei Trumbull. 'Zoveel als er nodig zijn worden met name genoemd en de rest is er wel maar blijft op de achtergrond. Daar is niets "curieus" aan. Ik sta erop
dat het woord curieus wordt gerespecteerd.'
Henry knikte en zei: 'U bent een atleet, meneer Atwood?'
'Ik heb vroeger veel aan hardlopen gedaan. Waarom vraag je dat?'
'U zei dat meneer Sanders u altijd plaagde met uw sportieve neigingen. ... Hebt u een schaakbord?' 'Ja zeker.'
'Van u zelf? Of was het een geschenk van de heer Sanders?' 'O nee, van mij. Nogal mooie stukken. Ze waren van mijn vader. Sanders en ik hebben er heel wat mee gespeeld. Henry knikte. Ik vraag ernaar omdat we allemaal over Alice in Wonderland hebben gepraat, zonder te vermelden dat er ook nog een vervolg op bestaat.' 'Alice in Spiegelland,' zei Avalon. 'Ja, natuurlijk.' 'Zou dat niet ook onder het woord Alice vallen?'
Avalon knikte. 'Ja, zeker. De titel is De Avonturen van Alice in spiegelland, dus het kan met hetzelfde recht met Alice worden aangeduid als het andere.'
'En gaat Alice in Spiegelland niet over schaakstukken?' 'Inderdaad,' zei Avalon welwillend, want zijn rol als erkend expert had zijn goede humeur volledig hersteld. De zwarte en de witte koningin zijn er belangrijke personages in. De witte koning speelt ook een rol maar de zwarte koning zit alleen maar onder een boom te slapen.'' 'En komen er ook paarden in voor?'
Avalon knikte: 'De witte ruiter heeft een gevecht met de zwarte ruiter en daarna escorteert hij Alice naar het laatste veld. Hij is het vriendelijkste karakter in alle twee de delen en de enige die Alice schijnt te mogen. Hij wordt algemeen beschouwd als een zelfportret van Carroll.' 'Ja, ja,' zei Trumbull ongeduldig. 'Waar wil je naar toe, Henry?'
'Ik zoek weglatingen. Komt er aan het begin van het boek niet een witte pion voor?'
'Ik geloof niet dat je het boek zo slecht kent als je beweert, Henry. Er komt inderdaad een witte pion voor in het eerste hoofdstuk, die Lily heet. Alice zelf speelt ook de rol van een witte pion en tenslotte wordt ze gepromoveerd tot witte koningin.'
'En torens?' vroeg Henry.
Avalon dacht een tijdje fronsend na en schudde toen zijn hoofd.
Atwood zei: 'Ze worden genoemd, u kunt me geloven. Ik ken het ellendige boek praktisch uit mijn hoofd. In het eerste hoofdstuk gaat Alice het Spiegelhuis binnen, ziet de schaakstukken heen en weer lopen en zegt tegen zichzelf: en daar wandelen twee Kastelen arm in arm.' Kastelen worden ook wel Torens genoemd.'
Henry zei: 'Dan hebben we dus Koning, Koningin, Toren, Paard en Pion. Maar er is nog een zesde schaakstuk, de Raadsheer. Speelt dat een rol in het boek of wordt het genoemd?' Avalon zei: 'Nee.'
'Uitstekend, meneer. Meneer Trumbull zei dat Alice in Wonderland over een pak kaarten gaat en uit de tekenfilm van Walt Disney herinner ik me nog het beste dat de koningin, hartenvrouw, steeds maar riep: 'Sla hem zijn hoofd af." ' 'Ja' zei Avalon. 'Een vrouwelijke Hendrik vin. De hartenkoning en de hartenboer komen er ook in voor.' 'Ook nog andere kaarten?'
'Ze worden allemaal genoemd,' zei Avalon. 'De harten zijn de Koninklijke familie, de klavers zijn de soldaten, de ruiten hovelingen, de schoppen werklieden. Drie van de schoppen spelen er een rol in, de twee, de vijf en de negen. ... Is het niet zo, meneer Atwood?'
'Ja.' zei Atwood grimmig. 'Het staat me vers voor de geest.' Trumbull zei: Ik vermoed dat Henry zal gaan vragen of er ook kaarten worden overgeslagen. Maar er worden er maar een paar met name genoemd-'
'De zes die ik heb opgenoemd,' zei Avalon. Van de harten de koning, de koningin en de boer; van de schoppen de twee, de vijf en de negen.'
'Maar wat dan nog?' zei Trumbull. 'Zoveel als er nodig zijn worden met name genoemd en de rest is er wel maar blijft op de achtergrond. Daar is niets "curieus" aan. Ik sta erop dat het woord curieus wordt gerespecteerd.' Henry knikte en zei: 'U bent een atleet, meneer Atwood?' 'Ik heb vroeger veel aan hardlopen gedaan. Waarom vraag je dat?'
zei dat meneer Sanders u altijd plaagde met uw sportieve neigingen. ... Hebt u een schaakbord?' 'Ja zeker.'
'Van u zelf? Of was het een geschenk van de heer Sanders?' 'O nee, van mij. Nogal mooie stukken. Ze waren van mijn vader. Sanders en ik hebben er heel wat mee gespeeld. Henry knikte. 'Ik vraag ernaar omdat we allemaal over Alice in Wonderland hebben gepraat, zonder te vermelden dat er ook nog een vervolg op bestaat.' 'Alice in Spiegelland,' zei Avalon. 'Ja, natuurlijk.' 'Zou dat niet ook onder het woord Alice vallen?'
Avalon knikte. 'Ja, zeker. De titel is De Avonturen van Alice in spiegelland, dus het kan met hetzelfde recht met Alice worden aangeduid als het andere.'
'En gaat Alice in Spiegelland niet over schaakstukken?' 'Inderdaad,' zei Avalon welwillend, want zijn rol als erkend expert had zijn goede humeur volledig hersteld. De zwarte en de witte koningin zijn er belangrijke personages in. De witte koning speelt ook een rol maar de zwarte koning zit alleen maar onder een boom te slapen.'' 'En komen er ook paarden in voor?'
Avalon knikte: 'De witte ruiter heeft een gevecht met de zwarte ruiter en daarna escorteert hij Alice naar het laatste veld. Hij is het vriendelijkste karakter in alle twee de delen en de enige die Alice schijnt te mogen. Hij wordt algemeen beschouwd als een zelfportret van Carroll.' 'Ja, ja,' zei Trumbull ongeduldig. 'Waar wil je naar toe, Henry?'
'Ik zoek weglatingen. Komt er aan het begin van het boek niet een witte pion voor?'
'Ik geloof niet dat je het boek zo slecht kent als je beweert, Henry. Er komt inderdaad een witte pion voor in het eerste hoofdstuk, die Lily heet. Alice zelf speelt ook de rol van een witte pion en tenslotte wordt ze gepromoveerd tot witte koningin.'
'En torens?' vroeg Henry.
Avalon dacht een tijdje fronsend na en schudde toen zijn hoofd.
Atwood zei: 'Ze worden genoemd, u kunt me geloven. Ik ken het ellendige boek praktisch uit mijn hoofd. In het eerste hoofdstuk gaat Alice het Spiegelhuis binnen, ziet de schaakstukken heen en weer lopen en zegt tegen zichzelf: en daar wandelen twee Kastelen arm in arm.' Kastelen worden ook wel Torens genoemd.'
Henry zei: 'Dan hebben we dus Koning, Koningin, Toren, Paard en Pion. Maar er is nog een zesde schaakstuk, de Raadsheer. Speelt dat een rol in het boek of wordt het genoemd?' Avalon zei: 'Nee.'
Atwood zei: 'Op een van de illustraties van het eerste hoofdstuk staan twee Raadsheren afgebeeld.' 'Dat is het werk van Tenniel,' zei Henry, 'niet van Carroll. Is de totale afwezigheid van de Raadsheer niet een curieuze-weglating?
'Ik weet het niet,' zei Avalon langzaam. 'Lewis Carroll was een rasechte Victoriaan. Misschien was hij bang het Hof te beledigen.'
'Is het niet curieus dat hij daarin zover is gegaan?' 'Nou, gesteld dat het zo was?' zei Halsted. Henry zei: 'Meneer Sanders wist dat meneer Atwood op dit schaakspel gesteld was en dat hij het niet zou verkopen of weggeven of verliezen. Ik denk dat meneer Atwood, als hij vier Raadsheren van zijn spel eens goed bekijkt, waarschijnlijk het stukje film zal vinden. Als het hoofd eraf kan, zou hij erin kunnen kijken en als het hoofd er niet afkan zou hij het stukje vilt waar ze op staan eraf kunnen trekken.' Er heerste een pijnlijke stilte. 'Dat is vergezocht, Henry,' zei Trumbull.
'Misschien niet, meneer,' zei Henry. 'Meneer Sanders is meer dan eens beschreven als iemand met een weinig verfijnd gevoel voor humor. Hij plaagde meneer Atwood voortdurend met zijn sport: Misschien is de laatste boodschap zijn manier om de grap nog voort te zetten. U bent hardloper geweest, meneer Atwood. Ik neem aan dat u weet wat het andere woord voor Raadsheer is?'
'Hij wordt ook loper genoemd,' zei Atwoord gesmoord. 'Het lijkt me,' zei Henry, 'dat meneer Sanders het misschien grappig gevonden zal hebben om de boodschap in een loper te verbergen.'
Atwood sprong overeind. 'Ik denk dat ik maar naar huis moet gaan.'
'Ik zal u brengen,' zei Halsted.
'Ik geloof dat het op is gehouden met sneeuwen,' zei Henry, 'maar rijdt u voorzichtig.'
UIT HET OOG
Het maandelijkse banket van de Zwarte Weduwnaars was zover gevorderd dat er, op een enkel worstje en een demonstratief onaangeroerd stuk lever op het bord van Emmanuel Rubin na niet veel meer over was van de mixed-grill - en op dat ogenblik verhieven zich de stemmen in een homerische strijd. Rubin, waarschijnlijk boos dat er zelfs maar lever op tafel was gekomen, zei op nog beslister toon dan voor hem gebruikelijk was: 'Poëzie is klank. Het is niet iets waar je naar kijkt. Het doet er niet toe of een cultuur nu de nadruk legt op rijm, alliteratie, herhaling, evenwicht of cadens, uiteindelijk komt het allemaal neer op de klank.'
Roger Halsted schreeuwde nooit maar zijn emotionele toestand was altijd af te lezen aan de Meur van zijn hoge voorhoofd. Op dit ogenblik was die diep roze en spreidde zich uit tot voorbij de lijn die eens de haargrens had gemarkeerd. Hij zei: 'Waarom zou je generaliseren, Manny? Geen enkele generalisatie kan standhouden, als je niet al begint met een waterdicht systeem van axiomatische stellingen. Literatuur -' 'Begin alsjeblieft niet over figuratieve poëzie,' zei Rubin. 'Want dat is Victoriaanse flauwekul.'
'Wat is figuratieve poëzie?' vroeg Mario Gonzalo traag. 'Zit hij dat uit zijn duim te zuigen, Jeff?' Hij voegde nog een lijntje toe aan het verwarde haar in de zorgvuldige karikatuur die hij bezig was te maken van de gast van die avond, Waldemar Long, die hoewel hij sinds ze aan tafel waren gegaan in somber stilzwijgen had zitten eten, kennelijk elk woord van de conversatie volgde .
'Nee,' zei Geoffrey Avalon met kennis van zaken, 'hoewel ik Manny er best voor aanzie iets uit zijn duim te zuigen als dat de enige manier zou zijn om zijn gelijk te bewijzen. Figuratieve poëzie is poëzie waarin de woorden of regels typografisch zo zijn gearrangeerd dat er een visueel patroon ontstaat dat de betekenis versterkt. Het bekendste voorbeeld is De staart van de muis in Alice in Wonderland.' Halsted kon zich met zijn zachte stem niet boven hun door elkaar schreeuwende stemmen uit verstaanbaar maken en hij sloeg ritmisch met zijn lepel op zijn waterglas tot het aantal decibels was afgenomen.
Hij zei: 'laten we redelijk blijven. Het onderwerp van gesprek is niet poëzie in het algemeen maar de limerick als versvorm. Mijn argument is dit - en ik zal het nog eens herhalen, Manny - dat de waarde van een limerick niet door zijn inhoud wordt bepaald. Iemand die denkt dat een limerick smerig moet zijn om goed te zijn, vergist zich. Het is makkelijker -' James Drake drukte zijn sigaret uit, trok met zijn korte, grijze snorretje en zei met zijn hese stem: 'Waarom noem je een smerige limerick smerig? Pas maar op voor het Hoog Gerechtshof.'
Halsted zei: 'Omdat het een tweelettergrepig woord is met een betekenis die jullie allemaal begrijpen. Hoe wil je dat ik het anders noem? Op - seks - en - excrementen - betrekkinghebbend - godslasterlijk - en - zonder - onderscheid - oneerbiedig -in - het - algemeen?'
Avalon zei: 'Vooruit, Roger, zeg wat je zeggen wou en laat je niet op de kast jagen.' En met een strenge blik onder zijn dikke wenkbrauwen door naar de tafel in het algemeen, zei hij: 'Laat hem praten.'
'Waarom?' zei Rubin. Hij heeft niets te ... Al goed, Jeff. Ga je gang, Roger.'
'Jullie worden bedankt,' zei Halsted op de gekwetste toon van iemand die eindelijk het hem aangedane onrecht erkend ziet. 'De waarde van een limerick wordt bepaald door de onverwachtheid van de laatste regel en de vondst van het laatste rijmwoord. In feite kan een oneerbiedige inhoud op zich zelf schijnbaar waarde hebben maar minder vindingrijkheid vereisen - en dus een minder interessante limerick opleveren. Nu is het mogelijk om een rijm te gebruiken dat vermomd wordt door de orthografische conventies.' 'Wat?' zei Gonzalo. 'Spelling,' zei Avalon.
'En wanneer je de spelling ziet,' zei Halsted, verhoog je door het ogenblik uitstel vóór je de klank hoort het plezier dat de limerick geeft. Maar in dat geval moet je de limerick zien. Als je hem alleen maar opzegt, wordt hij minder goed.' 'Waarom geef je ons niet een voorbeeld?' zei Drake. 'Ik weet wat hij bedoelt,' zei Rubin luid. 'Hij gaat MA. laten rijmen op CD. - Master of Arts en Caster of Darts.' 'Dat is inderdaad wel eens gebruikt,' gaf Halsted toe, 'maar het is een extreem voorbeeld. Het duurt te lang voor je het doorhebt en daardoor veroorzaakt het meer ergernis dan geamuseerdheid. Maar nou heb ik, terwijl we aan het discussiëren waren, een limerick gemaakt die -'
Op dit ogenblik mengde Trumbull zich voor het eerst in dit gedeelte van het gesprek. Zijn gebruinde, gerimpelde gezicht vertrok zich tot een uitdrukking van grote kwaadaardigheid en hij zei: 'Daar geloof ik niets van. Je hebt hem gisteren verzonnen en je bent alleen over al deze flauwekul begonnen om hem te kunnen voordragen. Als het weer zo'n Ilias-vers is, smijt ik je persoonlijk de deur uit.'
'Het is niet de Ilias,' zei Halsted. 'Daar heb ik de laatste tijd niets meer aan gedaan. En het heeft natuurlijk geen zin om hem jullie voor te lezen. Ik zal hem opschrijven en doorgeven.'Hij schreef metzwarte blokletters op een ongebruikt servet: you can't call the british queen ms. tain't as nice as elizabeth is. but i think that the queen would be even less keen to have herself mentioned as ls.
Gonzalo lachte hardop toen hij hem las. 'Ja, als je weet dat MS moet worden uitgesproken als Miz, dan spreek je LS uit als Liz.'
'Voor mij,' zei Drake minachtend, 'zou LS moeten staan voor Lanuscript, als het moet rijmen op MS.'
Avalon tuitte zijn lippen en schudde zijn hoofd. 'Het gebruik van tain't in plaats van it's not bederft die regel. Je moet ergens anders een lettergreep zien kwijt te raken. En als je helemaal consequent wil zijn, moet je het rijmwoord IS dan niet spellen als S?'
Halsted knikte gretig. 'Je hebt volkomen gelijk en ik heb er ook aan gedacht om dat te doen maar dat zou niet doorzichtig genoeg zijn en de lezer zou het niet snel genoeg begrijpen om erom te kunnen lachen. Bovendien zou dat dan de beste vondst in de limerick zijn en zou LS een anticlimax worden.' 'Moet je nou werkelijk al die vergezochte argumenten erbij slepen voor zo'n stukje lariekoek als dit?' vroeg Trumbull? 'Ik geloof dat ik mijn stelling heb bewezen,' zei Halsted. 'De humor kan visueel zijn.'
Trumbull zei: 'Nou, hou er dan nu over op. En aangezien ik deze keer gastheer ben, is dat een bevel... Henry, waar blijft verdomme het dessert?'
'Komt eraan, meneer,' zei Henry zacht. Onverstoord door Trumbulls toon, nam hij handig de tafel af en deelde het dessert rond. -
De koffie was al ingeschonken en Trumbulls gast vroeg zachtjes: 'Mag ik thee, alsjeblieft?'
De gast had een lange bovenlip en een even lange kin. Zijn hoofdhaar was dik en ruig maar zijn gezicht was onbehaard en hij liep een beetje voorovergebogen, als een beer. Toen hij werd voorgesteld had alleen Rubin een blijk van herkenning gegeven.
'Bent u niet aan de NASA verbonden?'
Waldemar Long had geantwoord met een verschrikt 'Ja,' alsof hij was opgeschrikt uit een half ontevreden berusting in zijn anonimiteit. Toen had hij gefronst. En ook nu, terwijl Henry zijn thee inschonk, fronste hij weer en hield zich onopvallend op de achtergrond.
Trumbull zei: 'Ik geloof dat het ogenblik is aangebroken dat onze gast een woordje gaat meespreken in de discussie en misschien kan hij iets zinnigs bijdragen aan het tot nu toe bijzonder onwijze geklets vanavond.'
'Nee, dat hindert niets, Tom,' zei Long. 'Ik heb niets tegen frivoliteit.' Hij had een diepe, tamelijk mooie stem met een duidelijke klank van droefheid erin. 'Ik heb zelf geen talent voor lichte conversatie,' ging hij verder, 'maar ik luister er graag naar.'
Halsted, die nog steeds zat te broeden op de kwestie van de limericks, zei met plotselinge kracht: 'Ik stel voor dat de ondervrager deze keer niet Manny is.'
'Nee?' zei Rubin, zijn dunne baard krijgslustig naarvoren stekend.
'Nee. Let op mijn woorden, Tom. Als Manny onze gast ondervraagt, dan begint hij natuurlijk over het ruimtevaartprogramma omdat hij iets met NASA te maken heeft. En dan krijgen we weer al die argumenten te horen die we al honderd keer hebben gehoord. Ik heb de balen van het hele onderwerp van de ruimtevaart en of we wel of niet naar de maan horen te gaan.'
'U kunt er niet half zo genoeg van hebben als ik,' zei Long tamelijk onverwacht. 'Ik zou liefst over geen enkel aspect van de ruimte-exploratie willen praten.'
De zware nadrukkelijkheid van deze opmerking scheen de stemming van het hele gezelschap te drukken. Zelfs Halsted scheen een ogenblik lang niet te weten welk ander onderwerp hij met iemand die voor Nasa werkte moest aansnijden. Toen ging Rubin verzitten in zijn stoel en zei: 'Ik neem aan, dr. Long, dat deze houding van u van recente datum is?' Long draaide snel zijn gezicht naar Rubin toe. Zijn ogen vernauwden zich. 'Waarom zegt u dat, meneer Rubin?' Er kwam een bijna geaffecteerd lachje op Rubins gezicht. 'Doodeenvoudig, beste dr. Long. U bent meegeweest op de cruise om te kijken naar het lanceren van de Apollo vorige winter. Ik was uitgenodigd als literair vertegenwoordiger van de intellectuele gemeenschap maar ik was verhinderd. Maar ik kreeg wel alle folders en brochures en daarin zag ik dat u meeging. U zou een lezing geven over een of ander aspect van het ruimtevaartprogramma, ik weet niet meer precies wat, en u had dat vrijwillig aangeboden. Daarom moet uw afkeer van het onderwerp in het halfjaar na de cruise zijn ontstaan.' Long gaf snel' achter elkaar een paar kleine knikjes met zijn hoofd en zei: 'Ik schijn in dit verband bekender te zijn dan in welk ander verband in mijn leven ook. Die vervloekte cruise heeft me nog beroemd gemaakt ook.'
'Ik wil nog verder gaan,' zei Rubin geestdriftig. 'Ik denk dat er tijdens die cruise iets gebeurd is waardoor u een afkeer hebt gekregen van de ruimtevaart, misschien zelfs zo erg dat u er over denkt uw ontslag te nemen bij nasa en werk te zoeken op een heel ander terrein.'
Long staarde nu strak voor zich uit. Hij wees naar Rubin met een lange vinger die geen ogenblik trilde en zei: 'Hou op met dat spelletje.' Toen stond hij met beheerste woede op en zei: 'Het spijt me, Tom. Bedankt voor de maaltijd, maar ik ga nu maar.'
Iedereen stond op en sprak door elkaar: iedereen behalve Rubin, die met een uitdrukking van geschokte verbazing op zijn gezicht bleef zitten.
Trumbulls stem klonk boven de rest uit: 'Wacht even, wacht even, Waldemar. Ga allemaal zitten alsjeblieft, verdomme. Jij ook, Waldemar. Wat is er aan de hand? Rubin, wat betekent dit allemaal?'
Rubin keek naar zijn lege koffiekopje en tilde het op alsof hij wenste dat er koffie inzat, zodat hij de zaak kon vertragen door eerst een slokje te nemen. 'Ik demonstreerde gewoon een logische redenering. Tenslotte schrijf ik speurdersromans. Ik schijn een zenuw te hebben geraakt.' Hij zei dankbaar: 'Dank je, Henry,' toen de zwarte koffie hem tegemoet glinsterde uit het tot de rand gevulde kopje.
‘Wat voor logische redenering?' vroeg Trumbull.
'Goed, hier komt hij: Dr. Long zei: "Die vervloekte cruise
heeft me nog beroemd gemaakt ook." Hij zei "nog ook" en benadrukte die woorden. Dat betekent dat er ook nog iets anders is gebeurd en, omdat we het over zijn afkeer van het hele onderwerp van de ruimtevaart hadden, leidde ik daaruit af dat die cruise hem ook zijn afkeer van de ruimtevaart had bezorgd. Uit zijn houding maakte ik op dat die afkeer sterk genoeg was om te maken dat hij zijn baan eraan wilde geven. Dat was alles.'
Long knikte weer op precies dezelfde snelle, nauwelijks zichtbare manier met zijn hoofd als eerst en ging weer zitten. Goed, het spijt me, meneer Rubin. Ik was te haastig. De kwestie is dat ik inderdaad wegga bij NASA. Je zou kunnen zeggen dat ik er al weg ben - eruit geschopt. Dat is alles ... Laten we over iets anders praten. Tom, je zei dat mijn sombere stemming zou verdwijnen als ik hier kwam, maar het heeft niet gewerkt. In plaats daarvan heeft mijn stemming jullie allemaal beïnvloed en heb ik het diner bedorven. Het spijt me. Ik hoop dat iedereen het me wil vergeven.'
Avalon legde een vinger op zijn nette snorretje en wreef er zachtjes over. Hij zei: 'Om de waarheid te zeggen, meneer Long, hebt u ons iets gebracht waar we hier dol op zijn -namelijk een gelegenheid om onze nieuwsgierigheid te bevredigen. Mogen wij u vragen stellen over deze zaak?' 'Het is iets waar ik niet vrij over kan spreken,' zei Long voorzichtig.
Trumbull zei: 'Als je wilt wel, Waldemar. Je hoeft niet in details te treden maar voor de rest is alles wat hier. in dit vertrek gezegd wordt strikt vertrouwelijk. En, zoals ik er altijd aan toevoeg wanneer het mij nodig lijkt dat te doen, dat geldt ook voor onze gewaardeerde vriend Henry.' Henry, die bij het dressoir stond, glimlachte even. Long aarzelde. Toen zei hij. 'Eigenlijk is uw nieuwsgierigheid makkelijk genoeg te bevredigen en ik vermoed dat in ieder geval meneer Rubin, met zijn talent om dingen te raden, de bijzonderheden al heeft gededuceerd. Ik word ervan verdacht, opzettelijk of uit onvoorzichtigheid, indiscreet te zijn geweest en in beide gevallen is het mogelijk dat ik in de toekomst onofficieel maar uiterst effectief uit elke positie op mijn eigen werkterrein zal worden geweerd.'
'Bedoelt u dat u op een zwarte lijst wordt gezet' vroeg Drake. 'Dat is een woord dat ze nooit gebruiken, maar het komt er wel op neer.'
'Ik neem aan,' zei Drake, 'dat u niet indiscreet bent geweest.' 'Integendeel, dat ben ik wel geweest.' Long schudde zijn hoofd. 'Dat heb ik niet ontkend. Het vervelende is, dat zij denken dat de zaak erger is dan ik wil toegeven.' Er volgde weer een stilte. Toen zei Avalon op zijn indrukwekkendst strenge toon: 'Welke zaak, meneer Long? Kunt u ons er iets over vertellen of moet u het laten bij wat u tot nu toe hebt gezegd?'
Long streek met zijn hand over zijn gezicht. Toen schoof hij zijn stoel achteruit van de tafel, zodat hij met zijn hoofd tegen de muur kon leunen.
Hij zei: 'Het is zo verschrikkelijk weinig dramatisch. Ik ben meegegaan op die cruise, zoals meneer Rubin al zei. Ik zou een lezing geven over bepaalde ruimtevaartprojecten, nogal fantastische, en ik was van plan in bijzonderheden te beschrijven wat er in bepaalde, nogal fascinerende richtingen zoal gedaan werd. Die bijzonderheden kan ik u niet geven, zoals ik tot mijn schade heb ondervonden. Een gedeelte van de stof was nog vertrouwelijk maar men had mij gezegd dat ik er over zou mogen spreken. Toen, de dag voor ik mijn lezing zou geven, kreeg ik radiofonisch bericht dat het niet door kon gaan. ,De geheimhouding was niet opgeheven. Ik was woedend. Het heeft geen zin te ontkennen dat ik opvliegend van aard ben en bovendien heb ik weinig aanleg om voor de vuist weg een lezing te houden. Ik had mijn lezing zorgvuldig opgeschreven en was van plan het voor te lezen. Ik weet dat niet de juiste manier is om te spreken maar ik kan het niet anders. Nu had ik niets te vertellen aan een groep mensen die een flink bedrag hadden betaald om naar mij te komen luisteren. Het was een vervloekt pijnlijke situatie.' Wat hebt u gedaan?' vroeg Avalon.
Long schudde zijn hoofd. 'Ik hield de volgende dag een nogal bedroevende vraag-en-antwoordsessie. Het ging helemaal niet
goed. Het was erger dan gewoon helemaal niets te hebben. Tegen die tijd, ziet u, wist ik al dat ik in grote moeilijkheden zat.'
'Op welke manier?' vroeg Avalon.
'Het is een mooie grap,' zei Long. 'Ik zal het u vertellen. Ik ben niet erg spraakzaam tijdens de maaltijd, zoals u misschien zult hebben opgemerkt. Maar toen ik na dat telefoontje aan tafel ging, moet ik een aardige imitatie hebben gegeven van een lijk dat met een boze uitdrukking op zijn gezicht was gestorven. De anderen probeerden mij in het gesprek te betrekken, al was het alleen maar om te verhinderen dat ik de sfeer zou vergiftigen. Eindelijk zei iemand: "En dr. Long, waar gaat u het morgen over hebben?" En toen barstte ik los. "Nergens over," zei ik, "helemaal nergens over. De lezing ligt keurig uitgewerkt in mijn hut, maar ik kan hem niet houden omdat ik net heb gehoord dat de stof nog geheim is." ' 'En toen is de lezing gestolen?' zei Gonzalo opgewonden. 'Nee. Waarom zouden ze iets stelen vandaag de dag? Ze hebben hem gefotografeerd.' 'Weet u dat zeker?'
'Toentertijd wist ik het zeker. Toen ik na het diner terugkwam in mijn hut, was de deur niet afgesloten en de papieren lagen anders. Sedertdien is het met zekerheid bewezen. De informatie is uitgelekt.'
Er volgde een wat neerslachtige stilte. Toen zei Trumbull: 'Wie kan het gedaan hebben? Wie heeft je gehoord?' 'Iedereen aan mijn tafel,' zei Long moedeloos. Rubin zei: 'U hebt een krachtige stem, dr. Long, en als u zo boos was als ik vermoed, dan hebt u luid gesproken. Waarschijnlijk hebben een aantal mensen aan naburige tafeltjes u ook gehoord.'
'Nee,' zei Long, zijn hoofd schuddend. 'Ik sprak met op elkaar geklemde tanden, niet hard. Bovendien weet u niet hoe het was op die cruise. Er hadden veel te weinig mensen ingeschreven, ziet u - slechte reclame, slechte organisatie. Het schip was maar voor veertig procent volgeboekt en de rederij schijnt er flink op te hebben verloren.'
'In dat geval moet het een vervelende tocht zijn geweest, nog afgezien van uw onaangename ervaring,' zei Avalon. 'Integendeel. Tot op dat ogenblik was het me uitstekend bevallen en voor de anderen is het waarschijnlijk zo gebleven. Er was bijna meer personeel dan passagiers en de bediening was uitstekend. Iedereen kon van alle faciliteiten gebruik maken zonder dat het een gedrang werd. Zij zetten ons verspreid neer in de eetzaal, zodat we veel privacy hadden. Wij hadden een tafel voor zeven personen. Het geluksgetal, zei iemand in het begin.' Een ogenblik lang werd Longs uitdrukking nog grimmiger dan hij al was. 'Geen van de tafeltjes bij ons in de buurt was bezet. Ik weet absoluut zeker dat niets wat er aan onze tafel werd gezegd, door anderen kon worden gehoord.'
Dan zijn er dus zeven verdachten,' zei Gonzalo nadenkend. 'Zes, want ik tel niet mee,' zei Long. 'Ik wist waar de lezing was en wat erin stond. Ik hoefde mezelf niet te horen om daar achter te komen.'
'Maar u staat ook onder verdenking, of dat liet u tenminste doorschemeren,' zei Gonzalo. 'Niet voor mijzelf,' zei Long.
Trumbull zei geërgerd: 'Ik wou dat je ermee naar me toe was gekomen, Waldemar. Ik heb me al maanden over die kennelijke malaise van je bezorgd gemaakt.' Wat zou je hebben gedaan, als ik het je had verteld?' Trumbull dacht even na. 'Nou, verdomme, ik zou je hier gebracht hebben... Vooruit. Vertel ons over die zes mensen aan je tafel. Wie waren het?'
'Een was de scheepsarts, een knappe vent met een indrukwekkend uniform aan, een Nederlander.'
Rubin zei: 'Ja, dat was te verwachten. Was het niet een schip van de Holland-Amerikalijn?'
'Ja. De officieren waren Nederlanders en het personeel, de kelners en de stewards en zo, waren voornamelijk Indonesiërs. Ze hadden allemaal drie maanden lang een stoomcursus Engels gevolgd maar we communiceerden voornamelijk in gebarentaal. Niet dat ik me daarover beklaag. Ze waren vriendelijk en ijverig - en zeer efficiënt omdat er aanzienlijk minder passagiers waren dan het normale aantal.' 'Enige reden om de dokter te verdenken?' vroeg Drake. Long knikte. 'Ik verdacht ze allemaal. De dokter was een stille man, hij en ik waren de twee zwijgzame leden van het gezelschap. De andere vijf maakten een enorm lawaai, zo ongeveer als u hier aan tafel doet. Hij en ik luisterden. Waar ik wat hem betreft op heb zitten broeden is dat hij degene was die me vroeg waar ik over ging praten. Een dergelijke persoonlijke vraag was voor hem niet karakteristiek.' 'Misschien dacht hij dat u zich niet goed voelde,' zei Halsted. 'Het kan zijn dat hij alleen maar probeerde u bij het gesprek te betrekken.'
'Mogelijk,' zei Long onverschillig. 'Ik herinner me die maaltijd tot in de kleinste bijzonderheden. Ik heb er zo vaak over nagedacht. Het was een volkenkundig diner, dus iedereen had een papieren Hollands petje gekregen en er werden speciale Indonesische gerechten geserveerd. Ik heb de pet gedragen maar ik haat kerrieschotels en net toen de dokter me die vraag stelde, werd er een klein schaaltje met lamsvlees in kerriesaus voor me neergezet als hors d'oeuvre. En woedend als ik was over die stommiteit van officiële instanties en misselijk van de kerrielucht, kon ik me gewoon niet meer beheersen. Als die kerrie er niet was geweest, zou ik misschien -
Hoe het ook zij, na het eten ontdekte ik dat er iemand in mijn hut was geweest. De inhoud van de lezing was niet zo verschrikkelijk belangrijk, al was hij dan geheim, maar wat wel belangrijk was, is dat iemand zo snel had gehandeld. Iemand op het schip was lid van een spionageorganisatie en dat was belangrijker dan de hele coup. Zelfs al was deze informatie niet belangrijk, een volgende keer zou het wel zo kunnen zijn. Het was dus geraden om de geschiedenis te rapporteren en, als rechtgeaard burger, deed ik dat.'
Rubin zei: Is de dokter niet de meest voor de hand liggende verdachte? Hij stelde de vraag en luisterde dus waarschijnlijk naar uw antwoord, wat de anderen misschien niet gedaan hebben. Als officier wist hij de weg op het schip, wist hij de vlugste weg naar uw hut, had hij misschien zelfs een duplicaat van de sleutel. Had hij gelegenheid om naar uw hut te gaan, voor u er zelf heen ging?' 'Ja,' zei Long. 'Daar heb ik allemaal aan gedacht. Maar de moeilijkheid is dat iedereen aan tafel me heeft gehoord omdat ze allemaal een tijdje over het systeem van geheime informatie bleven praten. Ik zelf heb niets gezegd, maar ik herinner me dat de Pentagon Papers ter sprake kwamen. En iedereen wist waar mijn hut was omdat ik er de vorige dag een klein feestje had gegeven voor mijn tafelgenoten. En die sloten zijn voor iemand die daar een beetje handigheid in heeft, gemakkelijk open te krijgen - hoewel het dom was dat ze hem na afloop niet weer op slot hebben gedraaid, maar wie het ook gedaan heeft, hij had waarschijnlijk haast. En toevallig heeft ook iedereen aan tafel een kans gehad om gedurende de maaltijd naar mijn hut te gaan. 'Wie waren de anderen dan?' vroeg Halsted. 'Twee echtparen en een ongetrouwde vrouw. De alleenstaande vrouw - laten we haar juffrouw Robinson noemen - was knap, een beetje aan de mollige kant; ze had een prettig gevoel voor humor en de slechte gewoonte om gedurende de maaltijd te roken. Ik geloof dat ze nogal op de dokter was gesteld. Ze zat tussen ons in - wij hadden altijd de zelfde plaatsen.' Wanneer had zij de kans om naar uw hut te gaan?' vroeg Halsted.
'Ze ging vlak nadat ik mijn opmerking had gemaakt weg. Ik werd te veel door mijn sombere gedachten in beslag genomen om er aandacht aan te besteden, maar later herinnerde ik het mij natuurlijk. Ze kwam terug voor dat ongelukje met de warme chocolade want ik herinner me dat ze probeerde te helpen.'
'Waar zei ze dat ze was geweest?'
'Daar heeft niemand haar toen naar gevraagd. Later is het haar wel gevraagd en toen zei ze dat ze naar haar hut was geweest om naar het toilet te gaan. Misschien is het waar, maar haar hut was vrij dicht bij de mijne.' 'Heeft niemand haar gezien?'
'Nee, dat was ook niet waarschijnlijk. Iedereen was in de eetzaal en in de ogen van Indonesiërs lijken alle Amerikanen op elkaar.'
Avalon zei: 'Wat was dat met die warme chocola waar u het over had?'
Long zei: 'Dat betrof een van de echtparen. Laten we zeggen dat ze Smith heetten en het andere echtpaar Jones, of andersom. Dat doet er niet toe. Smith was een luidruchtig type. Hij deed me trouwens denken aan -' 'O hemel,' zei Rubin. 'Zeg het maar liever niet.' 'Goed, ik zal het niet zeggen. Hij was een van de mensen die lezingen zouden geven. Jones trouwens ook. Smith praatte snel, lachte vlug, wist van bijna alles een dubbelzinnigheid te maken en had er zoveel plezier in dat wij het allemaal ook gingen doen. Hij was een vreemde figuur. Het soort vent waar je op het eerste gezicht meteen een hekel aan krijgt en van wie je denkt dat het een stommeling is. Maar als je aan hem gewend bent, dan merk je dat je hem toch wel mag en dat hij achter al zijn nonsens bijzonder intelligent is. Ik herinner me dat de dokter de eerste avond de hele tijd naar hem zat te kijken, alsof hij dacht dat hij gek was, maar tegen het eind van de reis was hij kennelijk op Smith gesteld geraakt. Jones was veel rustiger. Aanvankelijk scheen hij diep geschokt te zijn door de schandelijke opmerkingen van Smith maar later deed hij even hard met hem mee - wat Smith, geloof ik, niet zo leuk vond.'
Avalon vroeg: 'Wat was hun terrein?'
'Smith was socioloog en Jones bioloog. De bedoeling was de ruimtevaart vanuit een groot aantal wetenschappelijke richtingen te belichten. Het was een goed idee, hoewel de uitwerking ernstige tekortkomingen vertoonde. Maar enkele lezingen waren uitstekend. Er was er een over de Mariner 9 en de nieuwe gegevens over Mars, die voortreffelijk was, maar dat doet er nu niet toe.
De opschudding werd veroorzaakt door mevrouw Smith. Zij was een vrij lang, mager meisje. Niet erg mooi, naar de gebruikelijke maatstaven gemeten, maar met een bijzonder aantrekkelijke persoonlijkheid. Ze praatte bescheiden en het was duidelijk dat ze in haar leven altijd automatisch aan anderen dacht. Ik geloof dat iedereen al gauw erg op haar gesteld raakte en Smith zelf scheen dol op haar te zijn. De avond dat ik mijn mond voorbij praatte, bestelde zij warme chocolademelk. Het werd gebracht in een hoog, topzwaar glas en, in een misplaatste poging het extra netjes te serveren, brachten ze het op een blaadje.
Smith zat als gewoonlijk geanimeerd te redeneren en zwaaide met zijn armen terwijl hij dat deed. Hij gebruikte altijd al zijn ledematen als hij praatte. Het schip schommelde, hij schommelde en - enfin, de chocola kwam op de schoot van mevrouw Smith terecht.
Zij sprong op en alle anderen ook. Juffrouw Robinson snelde haar te hulp. Het viel me op en daardoor weet ik dat ze toen weer terug was. Mevrouw Smith wimpelde alle hulp af en verliet haastig de tafel. Smith rukte met een plotseling verschrikt en ontsteld gezicht zijn papieren hoedje af en ging haar achterna. Vijf minuten later was hij terug en stond ernstig met de hoofdsteward te praten. Toen kwam hij naar onze tafel en zei dat mevrouw Smith haar naar de steward had gestuurd om hem te verzekeren dat haar jurk makkelijk gewassen kon worden, dat ze zich niet had bezeerd, dat het er niets toe deed en dat het niemands schuld was.
Hij kwam ons ook verzekeren dat er niets aan de hand was. Hij vroeg of we aan tafel wilden blijven tot zijn vrouw terugkwam. Zij was zich aan het verkleden en zou weer bij ons komen zitten, opdat niemand van ons het gevoel zou hebben dat er iets ergs was gebeurd. We stemden natuurlijk toe. Niemand van ons hoefde ergens heen.'
Avalon zei: 'En dat betekent dat ze tijd heeft gehad om naar uw hut te gaan.'
Long knikte. 'Ja, dat is zo. Ze leek er het type niet voor, maar waarschijnlijk moet je in dit soort zaken niet op de buitenkant afgaan.'
'En bleef iedereen wachten?'
'Behalve de dokter. Hij stond op en zei dat hij een zalf uit zijn
spreekkamer zou halen, voor het geval ze brandwonden had Maar hij was een paar minuten eerder dan zij alweer terug.' Avalon zei, terwijl hij ter onderstreping langzaam met zijn vinger op de tafel tikte: 'Dus hij kan ook in uw hut geweest zijn. En juffrouw Robinson kan er geweest zijn voordat het ongelukje met de chocola gebeurde.'
Rubin zei: 'En wanneer kunnen de Jones-en er geweest zijn?' Long zei: 'Laat me verder gaan. Toen mevrouw Smith terugkwam, zei ze dat ze geen brandwonden had, dus hoefde de dokter haar de zalf niet te geven, zodat we niet weten of hij die inderdaad wel had gehaald. Het kan bluf zijn geweest.' 'En als ze erom had gevraagd?' zei Halsted. 'Dan had hij kunnen zeggen dat hij het niet kon vinden maar dat hij, als ze even met hem meeging, zou proberen haar te helpen. Wie zal het zeggen? Hoe het ook zij, we bleven allemaal nog een tijdje zitten, bijna alsof er niets was gebeurd en tenslotte stonden we op. Tegen die tijd zaten wij aan het enige tafeltje waar nog mensen zaten. Iedereen ging weg, behalve mevrouw Jones en ik, die nog even achterbleven.' 'Mevrouw Jones?' vroeg Drake.
'Ik heb u nog niets over mevrouw Jones verteld. Donker haar donkere ogen, erg levendig. Ze was dol op scherpe kaassoorten en als ze met de kaasplank kwamen, nam ze altijd van elke soort een stukje. Als je tegen haar praatte had ze zo'n manier om je aan te kijken waardoor je het gevoel kreeg dat ze niemand anders zag. Ik denk dat Jones in stilte nogal jaloers was. In elk geval heb ik hem, behalve die ene keer, nooit meer dan twee stappen van haar vandaan gezien. Hij stond op en zei dat hij naar hun hut ging en zij zei dat ze dadelijk ook kwam. Toen draaide zij zich naar mij toe en zei: "Kunt u mij uitleggen waarom die terrasvormige ijsvelden op Mars zo belangrijk zijn? Ik had het u de hele avond al willen vragen maar ik kreeg er geen kans toe."
We hadden juist die dag die schitterende lezing over Mars gehad en ik voelde me nogal gevleid dat ze het aan mij vroeg in plaats van aan de astronoom die de lezing had gegeven. Het was of ze als vanzelfsprekend aannam dat ik er net zoveel van wist als hij. Dus praatte ik er een tijdje over en zij zei telkens: "Wat interessant".'
Avalon zei: 'En intussen kan Jones in uw hut zijn geweest.' 'Ja. Ik heb later aan die mogelijkheid gedacht. Hun gedrag was in ieder geval voor alle twee ongewoon.' Avalon zei: 'Goed. Kort samengevat zijn er dus vier mogelijkheden. Juffrouw Robinson kan het gedaan hebben toen ze vóór het ongelukje met de chocola van tafel ging. De Smith-en kunnen het samen gedaan hebben, samen: Smith gooide expres de chocola om zodat mevrouw Smith het vuile werk kon doen. De dokter kan het gedaan hebben toen hij de zalf ging halen. En de Jones-en kunnen het samen gedaan hebben; in dat geval deed Jones het vuile werk terwijl mevrouw Jones dr. Long aan de praat hield.'
Long knikte. 'Als die mogelijkheden zijn overwogen en tegen de tijd dat het schip terug was in New York was de veiligheidsdienst al begonnen de achtergrond van alle zes na te gaan. In dergelijke gevallen, ziet u, is verdenking alleen al voldoende. De enige manier voor een geheimagent om niet ontdekt te worden, is dat hij of zij onverdacht blijft. Zodra het oog van de contraspionage op hem is gericht, kan het niet anders of hij wordt ontmaskerd. Geen enkele dekmantel kan een diepgaand onderzoek doorstaan.' Drake zei: 'En wie van hen bleek het te zijn?' Long zuchtte. 'Daar zit hem de moeilijkheid. Geen van allen. Ze waren allemaal brandschoon. Er kon, naar ik hoor, op geen enkele manier worden bewezen dat een van hen iets anders was dan hij voorgaf.'
Rubin zei: 'Waarom zegt u "naar ik hoor"? Doet u niet aan het onderzoek mee?'
'Aan de verkeerde kant. Hoe onschuldiger de andere zes zijn, des te schuldiger lijk ik. Ik heb degenen die het onderzoek leiden verteld - dat moest ik wel - dat deze zes mensen de enigen waren die het konden hebben gedaan en als geen van hen het heeft gedaan, dan moeten ze mij er wel van verdenken dat ik een verhaaltje heb verzonnen om iets veel ergers te verbergen.'
Trumbull zei: 'Ja maar verdomme, Waldemar. Dat kunnen ze niet denken. Wat kon jij er nou bij winnen om het gebeurde te rapporteren als je het zelf had gedaan?' 'Dat weten ze juist niet,' zei Long. Maar de informatie is doorgegeven en als ze geen van de zes anderen de schuld ervan kunnen geven, zullen ze mij de schuld geven. En hoe minder ze mijn motief begrijpen, des te meer zullen ze denken dat motief dan wel bijzonder verontrustend moet zijn. Dus zit ik in de puree.'
Rubin zei: 'Weet u zeker dat die zes werkelijk de enige mogelijke daders zijn? Weet u echt helemaal zeker dat u het tegen niemand anders hebt gezegd?' 'Absoluut zeker,' zei Long droog.
'Maar misschien herinnert u het zich niet,' zei Rubin. 'Misschien was het maar terloops. Kunt u er werkelijk zeker van zijn?'
'Ik kan er absoluut zeker van zijn. De radiofonische oproep kwam niet lang voor het diner. En toen ik eenmaal van tafel was gegaan, heb ik voor ik in mijn hut kwam met niemand een woord meer gewisseld. Geen woord.' 'Wie heeft u horen telefoneren? Misschien heeft iemand u afgeluisterd.'
'Er stonden een paar officieren in de buurt, ja. Maar mijn baas drukte zich cryptisch uit. Ik wist wat hij bedoelde maar niemand anders zou het hebben begrepen.' 'En hebt u ook cryptisch geantwoord?' vroeg Halsted. 'Ik zal u precies vertellen wat ik heb gezegd: "Hallo, Dave." En toen: "God gloeiende verdomme." Toen heb ik opgehangen. Die vijf woorden heb ik gezegd. Meer niet.' Gonzalo klapte plotseling vol geestdrift zijn handen tegen elkaar. Ik heb iets bedacht. Waarom moet het met voorbedachten rade zijn gebeurd? Misschien was het spontaan. lederen wist tenslotte dat die cruise zou komen en dat er mensen van NASA zouden spreken en dat er misschien iets interessants te horen zou zijn. Iemand - het kan iedereen geweest zijn -heeft iedere dag omstreeks etenstijd de verschillende hutten doorzocht en tenslotte heeft hij uw lezing gevonden -'
'Nee,' zei Long scherp. 'Dat iemand, louter toevallig, precies in die een of twee uur nadat ik had verkondigd dat er een lezing op mijn tafel lag waar geheime informatie instond, de papieren zou hebben gevonden - dat is te onwaarschijnlijk. Bovendien stond er niets in waaruit een leek had kunnen opmaken dat hij met iets belangrijks te doen had.' Avalon zei nadenkend: 'Is het niet mogelijk dat een van de mensen aan uw tafel in alle onschuld de informatie heeft doorgegeven? Misschien heeft een van hen tijdens zijn afwezigheid tegen iemand gezegd: "Heb je het gehoord van die arme dr. Long? Ze hebben zijn lezing verboden." En dan zou die persoon - en dat kan iedereen zijn - het hebben gedaan.' Long schudde zijn hoofd. 'Dat kan niet, hoe graag ik het ook zou willen. Dat zou alleen gebeuren als de betreffende tafelgenoot onschuldig was. Als de Smith-en onschuldig waren, dan zou het enige waar ze aan dachten toen ze van tafel wegliepen het ongeluk met de chocolademelk zijn. Ze zouden niet onderweg een praatje blijven staan maken. De dokter zou alleen aan de zalf denken. Tegen dat Jones van tafel opstond zou hij, aangenomen dat hij onschuldig was, de zaak allang vergeten zijn. Als hij al ergens over praatte, zou het eerder de chocolademelk zijn.'
Plotseling zei Rubin met luider stem: 'Goed. Maar juffrouw Robinson dan? Toen zij wegging, was dat met de chocola nog niet gebeurd. Het enige belangwekkende dat zij had te vertellen, was uw dilemma. Misschien heeft zij er met iemand over gepraat.'
'Denkt u?' zei Long. 'Als ze onschuldig is, dan deed ze precies wat ze zei, dan ging ze naar haar hut om naar het toilet te gaan. Als ze daarvoor van tafel moest opstaan, dan moet ze wel haast gehad hebben; en onder die omstandigheden blijft iemand niet staan om een praatje te maken.' Iedereen zweeg.
Long zei: 'Het onderzoek zal worden voortgezet en ik weet zeker dat ze de waarheid zullen ontdekken en dat zal blijken dat ik me alleen heb schuldig gemaakt aan een ongelukkige verspreking. Maar tegen die tijd is mijn loopbaan naar de maan.
'Dr. Long?' zei een zachte stem. 'Mag ik u een vraag stellen?' Long keek verbaasd op. 'Een vraag?'
'Ik ben Henry, meneer. De heren van de club staan een enkele keer toe dat ik deelneem aan -'
'Verdraaid, ja, Henry,' zei Trumbull. 'Zie jij een mogelijkheid die wij niet hebben gezien?'
Ik weet het niet zeker,' zei Henry. 'Het is duidelijk dat dr. Long gelooft dat alleen de zes anderen die aan zijn tafel zaten erbij betrokken kunnen zijn en het schijnt dat degenen die de zaak onderzoeken het daarmee eens zijn.' 'Het kan niet anders,' zei Long.
In dat geval,' zei Henry, 'vraag ik me af of dr. Long aan de mensen van de veiligheidsdienst heeft verteld hoe hij over kerrie denkt.'
Long zei: 'Dat ik er niet van houd, bedoel je?' 'Ja,' zei Henry. Is dat ter sprake gekomen?' Long spreidde zijn handen uit en schudde zijn hoofd. 'Nee, dat geloof ik niet. Waarom zou het? Het heeft er niets mee te maken. Ik gebruikte het alleen maar als een extra excuus dat ik zo stom mijn mond voorbij heb gepraat. Ik heb het hier denk ik verteld om sympathie te winnen of zo, maar op de mensen van de veiligheidsdienst zou het niet de minste indruk maken.'
Henry zweeg een ogenblik en Trumbull zei: 'Brengt die kerrie je op een idee, Henry?'
'Misschien wel,' zei Henry. 'Ik denk dat we min of meer in de positie verkeren waarover meneer Halsted het eerder op de avond heeft gehad in verband met limericks. Om volledig over te komen moeten sommige limericks worden gezien; de klank alleen is niet genoeg. En sommige taferelen moeten ook worden gezien om goed over te komen.' 'Dat begrijp ik niet,' zei Long.
'Kijk, dr. Long,' zei Henry. 'U zat daar in het restaurant van het schip aan een tafel met zes andere mensen en daarom hebben alleen die zes mensen u gehoord. Maar als we het tafereel zouden kunnen zien in plaats van uw beschrijving te horen, dan zouden we heel duidelijk iets zien dat u hebt weggelaten.'
'Geen sprake van,' zei Long koppig.
'Weet u dat wel zeker?' zei Henry. 'U zit hier aan tafel met zes andere mensen, net als op het schip. Hoeveel mensen hebben uw verhaal gehoord?' 'Zes -' begon Long.
En Gonzalo viel in: 'Zeven, met jou mee, Henry.' 'En werd u niet door iemand bediend aan tafel, dr. Long? U zei dat de dokter u naar uw lezing vroeg net op het ogenblik dat er een schotel van lamsvlees met kerrie voor u werd neergezet en dat de geur van de kerrie u zo ergerde dat u uw indiscretie eruit flapte. Maar die kerrieschotel is daar niet vanzelf gekomen. Het is dus zo, dat er op het ogenblik dat u sprak zes mensen met u aan tafel zaten en er een zevende, voor u onzichtbaar, vlak achter u stond.' 'De kelner,' fluisterde Long.
Henry zei: 'Men is geneigd een kelner nooit op te merken, tenzij hij ergernis geeft. Een goede kelner is onzichtbaar en u vertelde dat de bediening uitstekend was. Is het niet mogelijk dat de kelner het ongeluk met de chocolademelk zorgvuldig heeft geënsceneerd om de aandacht af te leiden? Of dat hij, als het een ongeluk was, van de opschudding heeft gebruik gemaakt? Daar er veel kelners en weinig gasten waren, zou het waarschijnlijk niet erg opvallen als hij even verdween. En als zijn afwezigheid werd opgemerkt, kon hij altijd zeggen dat hij naar het toilet was geweest. Hij zou even goed weten waar uw hut was als de dokter en zou waarschijnlijk net zo makkelijk de deur open kunnen krijgen.'
Long zei: 'Maar het was een Indonesiër. Hij kende geen Engels.'
'Weet u dat zeker? U zei dat hij een spoedcursus van drie maanden had gevolgd. En misschien kende hij beter Engels dan hij voorwendde. U bent bereid te geloven dat mevrouw Smith in werkelijkheid niet zo aardig en attent was als ze oppervlakkig leek en dat de levendigheid van mevrouw Jones was voorgewend, evenals de fatsoenlijkheid van de dokter, de luidruchtigheid van Smith, de toewijding van Jones voor zijn vrouw en de noodzaak voor juffrouw Robinson om naar het toilet te gaan. Kan dan het gebrekkige Engels van de kelner ook niet voorgewend zijn geweest?'
'Mijn god,' zei Long, op zijn horloge kijkend. 'Als het niet zo laat was, zou ik nu metéén Washington bellen.' Trumbull zei: 'Als je een paar privételefoonnummers weet. zou ik toch maar meteen bellen. Het gaat om je loopbaan. Zeg ze dat ze een onderzoek moeten instellen naar die kelner en vertel ze in godsnaam niet dat je het idee van iemand anders hebt.'
'Bedoel je dat ik moet zeggen dat ik er net aan heb gedacht? Ze zullen me vragen waarom ik er niet eerder aan heb gedacht.'
Dan vraag je hun maar waarom zij er niet aan hebben gedacht dat er bij een tafel in een restaurant een kelner hoort.' Henry zei zachtjes: 'Niemand heeft een reden om daaraan te denken. Maar weinig mensen zijn in kelners geïnteresseerd zoals ik.'