BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Kruisgang

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Marianne en Theo Hoogstraaten
Kruisgang
De Fontein

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ISBN 978 90 261 2450 NUR © 2006 Uitgeverij De Fontein bv, Postbus 1, 3740 AA Baarn Omslagontwerp: Studio Eric Wondergem
Foto omslag: Zefa
Auteursfoto: © Martin Reidsma
Zetwerk: Hans Gordijn
www.theohoogstraaten.nl
www.uitgeverijdefontein.nl
Alle personen in dit boek zijn door de auteur bedacht. Enige gelijkenis met bestaande – overleden of nog in leven zijnde – personen berust op puur toeval. Alle rechten voorbehouden. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced or transmitted in any form or by any other means, without written permission from the publisher.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Doodgaan
is een kunst, zoals alles.
Ik kan het meesterlijk.’
SYLVIA PLATH – Fragment uit Lady Lazarus ‘Slaap met het donker, vrouw
slaap met de nacht.’
H. MARSMAN – Fragment uit Afscheid

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Proloog
‘ZOU JE EEN STUKJE WILLEN OPSCHUIVEN?’
Er staan twee vrouwen voor hem, beladen met volle plastic tassen van een middagje winkelen. Een van hen wijst naast hem, de ander kijkt afkeurend naar zijn felgekleurde scooter, die hij naast het hou- ten bankje op de standaard heeft gezet.
Zonder iets te zeggen schuift hij wat op. De vrouwen gaan zitten en beginnen een gesprek over vrienden en relaties alsof hij het niet woord voor woord kan volgen, alsof hij niet bestaat. Ze hebben zich ongetwijfeld geen moment afgevraagd waarom hij hier zit. Er is blijkbaar niets ongewoons aan een jongen die in zijn eentje op een bankje naar een spoorwegovergang en een station zit te staren. Het gesprek wordt intiemer. De vrouwen lijken zich zijn aanwe- zigheid toch bewust te zijn, want ze dempen hun stemmen. Een van hen werpt hem een blik toe die duidelijk maakt dat ze zich stoort aan het feit dat hij er nog steeds zit.
Hij klemt zijn lippen op elkaar en probeert zich voor hun geklets af te sluiten, de draad van zijn gedachten weer op te pakken. Alles is eindig, behalve het eeuwige leven dat na het einde begint.
Hij schudt het hersenspinsel onmiddellijk weer van zich af. On- eindige liefde of eindeloos geluk bestaan alleen in de geest van wie erin gelooft, net als eeuwig leven of eeuwige verdoemenis. Hij moet zich door zulke gedachten vooral niet in de war laten brengen. Alles is eindig; voorbij is voorbij.
De roodwitte bomen van de spoorwegovergang zwaaien omhoog. Nog voor het rode licht is gedoofd steekt er al een drietal tiener- meisjes op de fiets het spoor over. Ze schreeuwen en lachen naar el- kaar en blijven, ondanks de toeterende auto achter hen, naast elkaar rijden. Zodra de automobilist kans ziet om hen te passeren, ontlaadt hij zijn frustratie door ze te snijden. Sturen haken in elkaar, een

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina voorwiel draait weg en raakt de stoeprand. Met een kreet van schrik klapt de berijdster tegen de stoeptegels, vlak voor het bankje. Ze blijft liggen, haar gezicht vertrokken van pijn. De andere meisjes roepen de automobilist verwensingen na.
‘Shit,’ zegt het slachtoffer terwijl ze opkrabbelt en de schade be- kijkt. Haar broek is gescheurd en ze heeft schaafwonden op haar handen. ‘Wat een hufter! En zomaar doorrijden.’ Verontwaardigd kijkt ze de verdwijnende auto na.
‘Tja, dat heb je ervan,’ zegt een van de vrouwen op het bankje ge- melijk.
‘Eigen schuld, zou ik zeggen,’ vult de andere aan. ‘Heb ik jullie wat gevraagd soms? Nee? Hou dan je kop.’ Woe- dend steekt ze haar middelvinger naar hen op. ‘Stomme trutten.’ Ze bukt zich en zet haar fiets overeind.
‘Je voorwiel staat krom,’ zegt een van haar vriendinnen. Hij slaat het tafereel gade alsof het zich een eind verderop af- speelt. Nog een paar minuten, ziet hij op zijn horloge. Straks pas- seert eerst de stoptrein, die hij al langs het perron ziet staan. Onge- veer twee minuten later zal vanaf de andere kant de intercity voorbij denderen en zonder af te remmen door het station razen. ‘Kun je misschien even helpen?’ vraagt een van de meisjes. ‘Jij hebt meer kracht dan wij.’ Ze kijkt hem lief en een beetje uitdagend aan, zoals hij van meisjes gewend is. Vroeger zou het hem gelukkig heb- ben gemaakt. Nu mag hij zich er niet door laten afleiden. ‘Sorry, ik heb wat anders te doen.’
De bel bij de overweg begint te rinkelen en het licht springt op rood. Dalende bomen versperren de doorgang. Auto’s remmen af en vormen een rij die als een harmonica ineen schuift voordat hij defi- nitief tot stilstand komt.
Hij staat op en loopt langzaam naar de overweg. ‘Die spoort niet,’ hoort hij een van de vrouwen achter zich nog zeggen.
Leunend op een spoorboom staart hij naar de trein die het station uit rijdt en op snelheid begint te komen. Een onstuitbare massa, staal op staal, wielen die alles vermorzelen wat op hun weg komt. Vreemd genoeg kan hij er onaangedaan naar kijken. Hij tuurt de

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina trein na tot hij om de bocht verdwijnt. Vrijwel tegelijkertijd doemt daar ook een stipje op, dat snel groter wordt. De intercity heeft ge- lukkig geen vertraging. Nu komt het alleen nog aan op timing, op dat ene moment waarop niemand hem nog kan stoppen. Geconcentreerd kijkt hij naar de aanstormende trein. Als de ma- chinist op dit moment een noodstop moet inzetten, zou de trein nog voor de overweg tot stilstand komen.
Nu! Met een soepele beweging duikt hij onder de spoorboom door. Kalm steekt hij de rails over, het gegil en geschreeuw achter zich negerend. Hij weet wat hij doet, heeft dit in zijn fantasie al vele malen gerepeteerd.
Terwijl hij de laatste stappen zet voelt hij een lome ontspanning over zich komen. Een loodzware last glijdt van hem af. In een thea- traal gebaar spreidt hij beide armen. Martelaren sterven pas na hun dood, staan soms zelfs op uit hun graf.
Als hij opkijkt naar de raampjes boven de massieve, gele neus van de trein ontmoeten zijn ogen in een flits die van de machinist. Diens mond staat wagenwijd open, alsof híj een doodskreet slaakt.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘GOEDEMORGEN, QUICKSTART UITZENDBUREAU, U SPREEKT MET IRIS.’
Terwijl ze luistert naar wat er aan de andere kant van de lijn wordt gezegd, verschijnt er een glimlach op haar gezicht. ‘Ik denk, meneer Havermans, dat ik u wel kan helpen. Op dit mo- ment staan er een paar vrouwen ingeschreven die naar mijn idee ge- schikt zijn voor uw vacature. Ik zal checken wie er beschikbaar is. Ik neem zo spoedig mogelijk contact met u op. Een prettige dag nog.’ Ze legt de telefoon neer en vervolgt haar gesprek met de vrouw die aan de andere kant van haar bureau zit. ‘Kunt u met een compu- ter overweg?’
De vrouw antwoordt bevestigend. Iris staat op en begeleidt haar naar de intakecomputer, waarop werkzoekenden die zich willen in- schrijven zelf hun gegevens kunnen intypen. ‘Als u klaar bent komt u weer bij me, dan praten we verder.’ Ze kijkt op en wendt zich tot de man die ze uit een ooghoek in de gaten heeft gehouden omdat hij niet lijkt te weten hoe hij de formulieren op de computer moet invullen. ‘Wilt u alstublieft meekomen, me- neer?’ Ze maakt een uitnodigend gebaar naar haar bureau. ‘Mag ik uw identiteitsbewijs en uw verblijfsvergunning even in- zien?’
‘Is goed.’ Uit de binnenzak van zijn zwarte leren jas haalt hij een groezelig paspoort en een plastic mapje tevoorschijn. Zijn donkere ogen nemen haar onderzoekend op, wantrouwig ook. Hoeveel ambtenaren zijn haar al voorgegaan, met hetzelfde verzoek en deels dezelfde vragen die zij nu moet gaan stellen? ‘Is wettig geregeld dat ik hier mag blijven,’ zegt hij terwijl hij haar de documenten overhandigt.
Ze knikt hem vriendelijk toe. Hij komt uit Afghanistan, leest ze

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina in de verblijfsvergunning. Nog geen jaar hier, maar hij spreekt toch al redelijk Nederlands. Regelmatig komen er allochtonen op het uit- zendbureau die nauwelijks Nederlands spreken, terwijl ze al jaren hier wonen. Die zijn vrijwel onbemiddelbaar. Een pluspunt dus voor deze man. Het getuigt van een positieve instelling. Ze vouwt zijn paspoort open en kijkt snel en onopvallend naar de foto. Ze is niet opgeleid om valse paspoorten van echte te onder- scheiden, het is alleen een controle om zich in te dekken voor moge- lijke problemen achteraf. De man die voor haar zit is onmiskenbaar de persoon op de pasfoto: kort, donker gekruld haar, bij de slapen opgeschoren, een hoog voorhoofd met boven het linkeroog een op- vallend litteken, vriendelijke, grote ogen en een relatief kleine, rechte neus. Geboren in Kandahar. Afgaand op zijn geboortedatum moet hij nu zesendertig jaar zijn. De meeste vluchtelingen die hier werk komen zoeken zijn jonger.
‘Wat voor werk deed u in uw vaderland, uw thuisland?’ De toevoeging is niet nodig. Hij antwoordt al voordat ze haar vraag heeft afgemaakt.
‘Ik werk daar op universiteit, geef les, fysica.’ Iris knikt. Hoogopgeleid dus. Voor zo’n man zal toch wel iets te vinden zijn? De vraag is alleen of dat via haar lukt. ‘Zou u hier ook les willen geven?’
Op zijn gezicht breekt een verraste glimlach door. ‘Als dat moge- lijk is. U hebt zulk werk voor mij?’
Iris schudt ontkennend haar hoofd. ‘Ik vraag het omdat u dan beter direct contact kunt zoeken met universiteiten of hogescholen. Een open sollicitatie. Weet u wat dat is?’ Zijn gezicht betrekt weer. ‘Ik heb al veel brieven verstuurd. Soms niet eens antwoord. Beter lager beginnen om samenleving leren kennen. Daarom ben ik hier.’
‘Wat voor werk zou u willen doen?’
‘Ik wil alles proberen. Nu alleen maar zitten, niets doen, of taal leren.’
‘Voor iemand die hier zo kort is als u spreekt u goed Nederlands. Dat maakt het makkelijker om werk voor u te vinden. Productiewerk in een fabriek, tijdelijk, om te beginnen. Zou u daar voor voelen?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘U hebt dus werk?’ Opluchting en ongeloof strijden op zijn ge- zicht om de voorrang.
‘Als u in een fabriek wilt werken…’ Voor de zekerheid draait ze zijn verblijfsvergunning om. Ze zucht. Op slag slaat haar stemming om. Hij heeft geen werkvergunning. Deze man is niet achterlijk, hij weet donders goed dat hij niet mag werken. Daarom probeerde hij het waarschijnlijk zonder hulp bij de intakecomputer, alsof hij uit- eindelijk niet toch zijn papieren had hoeven tonen. ‘Het spijt me.’ Ze schuift zijn papieren over het bureau terug en kijkt hem verwijtend aan. ‘U hebt geen werkvergunning. Ik kan niets voor u doen. Dat moet u toch weten?’ ‘U zei u hebt werk.’ Zijn lippen vormen een smalle streep. Hij zet beide handen voor zich op het bureau. ‘U hebt werk. Waarom geeft u dat niet aan mij tot iemand anders is gevonden, met vergunning? Werk wordt nu niet gedaan en ik zit te vervelen, maar krijg wel geld betaald. Klopt niet. Is slecht voor uw land. Ik wil wat doen.’ De logica is onweerlegbaar. Hoe legt ze hem echter uit dat logica en vreemdelingenbeleid in dit land weinig raakpunten hebben? Goed opgeleide mensen zoals hij, die zich onvoorwaardelijk willen inzetten, moeten een moedeloos makend bureaucratisch traject doorlopen voordat ze aan de slag mogen, terwijl voor groepen laag- opgeleiden zonder enig perspectief op werk de poort wagenwijd openstaat. Politiek, de historie van haar land, ze heeft er zelf al moeite mee om het te begrijpen. Laat staat dat ze deze man het kansloze van zijn situatie kan uitleggen. ‘Het spijt me heel erg. Ik mag u niet aan werk helpen zolang u geen werkvergunning hebt.’
Hij blijft in dezelfde houding zitten, alsof hij nadenkt. Even sluit hij zijn ogen. Dan, in een flits, veegt hij met één beweging alle pa- pieren van haar bureau en begint in een voor haar onverstaanbare taal te schreeuwen.
Ze deinst achteruit. Vanuit haar ooghoek ziet ze haar collega Marcel, die aan het bureau naast het hare met een vrouw zit te pra- ten, overeind komen.
‘Alstublieft. Blijft u kalm. Ik mág u niet helpen, dat zei ik al. Ik moet me aan de regels houden, dat moet u begrijpen.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Regels, regels… Ik mag níets, alleen zitten, wachten tot ze me zeggen dat ik weer terug moet naar mijn land. Ik wil werken, eigen geld verdienen!’
Hij lijkt wat gekalmeerd, staat op en bukt zich om de papieren op te rapen. Als hij overeind komt staat Marcel opeens voor hem. ‘Wilt u dit pand onmiddellijk verlaten!’ klinkt het geïrriteerd en dreigend tegelijk.
De verkeerde toon op het verkeerde moment. De man kijkt Marcel aan alsof hij met een melaatse van doen heeft. Hij balt zijn vuisten, maar houdt zich in. ‘Eerst pand uit, dan land uit, is dat wat u wilt?’
‘Ik wil alleen dat iemand die zich niet gedraagt hier weggaat,’ snauwt Marcel.
Even lijkt het of de man op de provocatie zal ingaan, maar hij be- denkt zich en keert zich om. Op weg naar de deur houdt hij stil bij een computer. Daar verliest hij alsnog zijn zelfbeheersing. Hij pakt het toetsenbord met beide handen, rukt het los en smijt het op de grond. Op zoek naar iets om zijn frustratie verder op af te reageren kijkt hij rond. Zweetdruppels verschijnen op zijn voorhoofd, zijn ge- zicht is verkrampt.
‘Niet doen. Geen geweld, alstublieft.’ Iris is opgesprongen en loopt op de man toe. ‘U bent een redelijk mens. Wij kunnen er niets aan doen; wij maken de regels niet.’
Ze houdt haar adem in. Hij zegt niets, maar heeft zijn voornemen om Marcel te lijf te gaan zo te zien nog niet laten varen. De span- ning hangt bijna tastbaar in het kantoor. Dan knapt er iets in hem en slaat hij zijn handen voor zijn gezicht. ‘Dit had ik niet mogen doen. Neem mij alstublieft niet kwalijk.’ ‘Donder op man,’ snauwt Marcel. ‘Ik heb het te druk om me met malloten als jij bezig te houden.’
‘Hou je in, Marcel.’ Iris pakt hem vast en duwt hem weg. Haar stem klinkt ongemeen fel. ‘Dit handel ik af.’ ‘Tot je dienst. Ben je soms al aan het oefenen voor je nieuwe func- tie? Zorg je er ook voor dat hij dat toetsenbord vergoedt? Ik zou de politie erbij halen.’
‘Ik doe dit op mijn manier.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Marcel gaat nijdig achter zijn bureau zitten. Iris vermoedt dat hij het niet kan uitstaan dat zij de belangrijkste kandidaat is voor de functie van regiomanager die binnenkort vacant is, een baan waar- voor híj voorlopig niet in aanmerking komt. Hij herstelt zich snel en vervolgt het gesprek met zijn cliënte, die angstig heeft toegeke- ken.
‘Neemt u mij niet kwalijk. Soms wordt het te veel. Ik zal weg- gaan,’ zegt de Afghaan. Hij maakt een hulpeloze indruk. Zijn han- den, die net nog tot vuisten waren gebald, hangen slap langs zijn li- chaam.
‘Wilt u misschien een kop koffie?’
Zijn gezicht ontspant, er verschijnt zelfs een vage glimlach op. ‘U bent vriendelijk. Ik schaam mij. Dank u wel.’ Dan draait hij zich om en loopt naar buiten.
Als even later de cliënte van Marcel is vertrokken, valt hij naar haar uit. ‘Je bent niet goed bij je hoofd! Als je iedereen die hier onze tijd komt verdoen een kop koffie aanbiedt, dan heten we straks uit- zendbureau De Instuif. Leuk vooruitzicht!’ ‘Ach, stik!’ Ze draait hem haar rug toe en loopt naar het keukentje om koffie voor zichzelf te halen. Bijna twaalf uur, ziet ze op de klok. Vanmiddag zitten ze hier gelukkig met z’n drieën. Dan kan Marcel al zijn aandacht op Ellis richten, hun collega die alleen ’s middags werkt. Ze is pas een maand in dienst, nog te kort om de attente en voorkomende Marcel in te delen in de categorie foute mannen. Ze betrapt Ellis er regelmatig op dat ze verliefd naar hem glimlacht. Dat geeft te denken. Een intercedente moet over een flinke portie mensenkennis beschikken, anders is ze ongeschikt voor dit werk. Marcel wordt haar eerste probleem, als ze de functie van regiomana- ger werkelijk krijgt.
Het koopavondpubliek is al naar huis. De hangjongeren op het win- kelplein, die een risico vormen omdat er weleens een van het groepje naar de steeg komt om tegen de muur te pissen, zijn vertrokken. Het is waterkoud. Neonreclames en verlichte etalages aan de overkant van het plein schemeren door een gordijn van motregen. Alles lijkt hem mee te zitten. Een betere avond om een moord te plegen had

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina hij zich niet kunnen wensen, bedenkt hij cynisch. Ongeduldig kijkt hij op zijn horloge. Waar blijft die man toch? Opruimen, kas afslui- ten, naar achteren lopen, misschien koffiekopjes afwassen, jas aan- trekken, het alarm inschakelen en snel door de voordeur naar buiten. In de afgelopen weken heeft hij vastgesteld dat die handelingen on- geveer een kwartier in beslag nemen. Het is al tien voor halftien ge- weest. Hij zal toch niet nog glazen zijn gaan slijpen, of de boekhou- ding zitten bijwerken?
Observeren, plannen, uitvoeren. Voor hem is dat een gelegen- heidsschema, voor vaklui ongetwijfeld de gewoonste zaak van de wereld, net zoals het wanhopige gesmeek van het slachtoffer, de doodsangst in diens ogen, waar hij zowel naar uitkijkt als tegenop ziet. Daarom wil hij er niet te lang mee worden geconfronteerd, uit angst weekhartig te worden.
Mij komt de wrake toe, staat er geschreven. Vroeger zou hij het
zeker hebben overgelaten aan de almachtige God van de zondags- school om de schuldigen te straffen. Toen was hij zelfs geneigd om zijn kwelgeesten ook zijn andere wang toe te keren. Maar vroeger is dood, net als zijn vader, net als God, die naar zijn stelligste overtui- ging zelfs nooit heeft bestaan.
En God zag dat het goed was. Hij hoort nog de gedragen stem van
zijn vader als hij zondags na de maaltijd voorlas uit de Bijbel. Een alwetende en almachtige Regisseur, die glimlachend toekijkt terwijl onschuldige kinderen verschrikkelijk lijden, die instemmend knikt als Zijn schepsels elkaar afmaken, die niet ingrijpt terwijl ze van Zijn schepping een chaos maken. Een weerzinwekkende gedachte. Als hij wil dat de schuldigen hun straf niet ontlopen, zal hij zelf op Gods stoel plaats moeten nemen, de wrekende gerechtigdheid, die zowel oordeelt als executeert. Het vonnis is uitgesproken, het is tijd om het te voltrekken.
Vijf voor halftien. Er staan nog twee auto’s op het kleine parkeer- terrein voor de winkeliers. De rode bestelwagen is van de opticien en de blauwe sedan van de eigenaar van het restaurant, dat pas rond halfelf sluit.
Beweging in de steeg. Terwijl hij de motor start begint zijn hart heftig te kloppen. Het hoeft niet per se vandaag. Volgende week kan

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ook. Sterk zijn, geen twijfels. De omstandigheden zijn nu optimaal. Hij probeert zijn handen, die hij om het stuur van de bestelbus heeft geklemd, te ontspannen. Nog even, dan komt die rotzak de steeg uit. Daarna moet hij nog een meter of tien naar zijn auto lopen. Vanaf het plein is hij dan niet meer te zien.
De hand waarmee hij de versnellingspook naar voren duwt, trilt. Hij krijgt het koud, voelt zijn maag samentrekken. Het lijkt of hij de controle over zijn benen heeft verloren, want het koppelingspedaal komt zo onbeheerst omhoog dat de bus naar voren schiet, onstuit- baar, recht op het slachtoffer af. Een fractie van een seconde kijkt hij in diens verbijsterde ogen.
Na de klap rijdt hij een paar meter achteruit en manoeuvreert de bus daarna vlak naast het lichaam. Hij opent het portier en springt eruit. Gejaagd schieten zijn ogen over de struiken aan de andere kant van het parkeerterrein. Erachter ligt de overdekte fietsenstal- ling van een scholengemeenschap. Op een zwoele zomeravond moet dat een uitgelezen plek zijn voor vrijende paartjes. Hij is ervan uit- gegaan dat die nu zijn uitgeweken naar comfortabeler plekken. Er duikt niemand op om te kijken wat er is gebeurd. Op het winkel- plein is de klap ook niet gehoord, anders was er beslist al iemand door de steeg gekomen.
Haastig loopt hij om de voorkant van de bus heen. De confronta- tie met zijn slachtoffer, dat levenloos op de grond ligt, ontneemt hem even de adem. Niet aarzelen nu. Híj moet dit doen, omdat nie- mand anders zal kunnen en willen begrijpen wat die man heeft aan- gericht. Als in een roes stapt hij over hem heen en trekt de zijdeur van zijn bus open. Hij pakt het slappe lichaam onder de oksels, trekt het overeind en werkt het bovenlijf zo snel als hij kan over de rand van de laadvloer. Terwijl hij naar binnen klimt houdt hij allebei de armen vast om te voorkomen dat het terugglijdt. Daarna trekt hij het helemaal naar binnen, draait het op zijn buik, bindt armen en benen vast met plastic strips en stopt een prop in de mond. Hij heeft niet kunnen vaststellen hoe ernstig gewond zijn slachtoffer is. Mocht hij tijdens de rit bij kennis komen, dan kan hij in elk geval niet gaan schreeuwen. Hij springt de bus weer uit en duwt de laad- deur dicht. Hijgend van de inspanning kijkt hij om zich heen. De

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina achterkant van gesloten winkels, donkere ramen, een verlaten steeg, bewegingloze struiken.
Pas als hij achter het stuur zit en de bus wegrijdt, ontspant hij zich. De eerste akte is gespeeld, de regisseur is tevreden. Nu een kort changement de decor en akte twee kan beginnen, heftiger dan de eer-
ste, met nieuwe spelers, die daar nog geen weet van hebben. De au- dities zijn geweest. Hij heeft de acteurs voor de hoofdrollen gecast, hun optredens zorgvuldig gepland, tot hun onvermijdelijke einde. Avé Caesar, zij die gaan sterven, groeten u. Bloed, ontreddering,
chaos, alles volgens een vooropgezet plan. Het aftellen is begonnen. Deze regisseur zal de regie niet voortijdig uit handen geven.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dagboek van Sander, 4 mei
Ikben lelijk,lelijk als de nacht.Als ik in de spiegel kijk word ik aangestaard door iemand met een gezicht vol puisten, een te brede opgetrokken wipneus met neusgaten die me aankijken alsof het ogen zijn en flaporen als extra handicap. Had ik ook nog een vervormde ruggengraat gehad, dan kon ik zonder schmink en hulpmiddelen voor de gebochelde van de Notre Dame doorgaan. Je neemt het veel te zwaar op… Wie je beter leert kennen kijkt daar toch doorheen… Wat maakt het mij nou uit hoe je eruitziet… Het gaat in het leven toch om innerlijke schoonheid… Dodelijke clichés, waarmee mijn familie en mensen die zich vrienden noemen met woorden proberen mijn leven zin te geven, terwijl hun ogen langs mij heen kijken. Volgens mij weten zelfs mijn vader en moeder zich geen raad met mij. Een zoon die er niet uitziet en regelmatig depressief raakt, past blijkbaar niet in het plaatje van maatschappe- lijk geslaagde ouders met een hoog inkomen. Ik zou daarover met hen willen praten, maar krijg er de kans niet voor omdat ze altijd weg zijn voor hun werk. Sinds mijn vader zijn roeping tot dominee ingeruild heeft voor die van volksvertegenwoordiger, brengt hij het grootste deel van de week door in Den Haag. En mijn moeder wordt volledig in beslag genomen door haar baan als directrice van een verpleeghuis voor bejaarden. Zelfs tijdens de schaarse momen- ten waarop ze wel thuis zijn, is het nog moeilijk om tussen de tele- foongesprekken door meer dan oppervlakkig contact met hen te krijgen.
Niemand weet wat ik werkelijk voel. Mensen staan niet open voor het leed van anderen, gaan het uit de weg, ontkennen dat het be- staat. Toch heb ook ik een uitlaatklep nodig als het me te veel wordt.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Daarom begin ik vandaag, op mijn achttiende verjaardag, met dit dagboek. Ik zal er niet elke dag iets aan toevertrouwen. De dage- lijkse sleur is de moeite van het noteren niet waard. Het gaat me om alles wat mijn leven beïnvloedt, of wat me aangrijpt, om gebeurte- nissen die mensen met een aantrekkelijker uiterlijk dan het mijne aan het denken zullen zetten. Daarom laat ik dit dagboek misschien ook aan anderen lezen. Om het voor hen toegankelijker te maken, zal ik proberen beeldend en levendig te schrijven en zal ik personen, die er een belangrijke rol in spelen, zelf aan het woord laten. Wie deze regels onder ogen krijgt moet wel beseffen dat ik heel wat innerlijke strijd heb geleverd voordat ik de eerste woorden op- schreef. Besef ook dat het diepste leed bestaat waar niemand het vermoedt, en dat het tot extreme reacties kan leiden. Lees gerust verder, maar wees gewaarschuwd.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘DOE NIET ZO STOM, MA.’ Iris begint meesmuilend te lachen. ‘Een beurs voor het paranormale… een sporthal vol zweverige types zul je bedoelen. Waarzeggers, handlezers, kaartleggers, koffiedikkijkers. Is dat wat je wilt? Die onzin is al zo oud als de wereld, net als je horo- scoop die je dagelijks in de krant leest en waaraan je zo veel belang hecht.’
‘Je kunt daar met van alles kennismaken. Ik wil me alleen oriënte- ren.’ Haar moeder kijkt verongelijkt en gaat naar de keuken. ‘Een kopje thee?’ vraagt ze terwijl ze de waterkoker vol laat lopen. ‘Ik heb rooibos gekocht, die vind jij toch ook lekker?’ ‘Draai er maar omheen.’ Iris staat op en loopt haar moeder ach- terna. Ze kijkt rond in de ouderwetse keuken met beige, gewolkte tegeltjes, een lelijk aanrechtblad en eikenhouten kastdeurtjes die nog uit vroeger eeuwen stammen. Ze probeert al jaren haar ouders over te halen om een nieuwe keuken aan te schaffen, maar ze zien er het nut niet van in.
‘Nou, vertel op. Je hebt een speciale reden om daarheen te gaan. En kom niet aan met gezwam over praten met geesten van overlede- nen of zo, want dat is absolute onzin.’
‘Dat zeg jij. Ik zou daar maar niet zo zeker van zijn.’ Wat moet ze daar nou op zeggen? Iris observeert haar moeder, terwijl die water in de theepot schenkt. Ze lijken op elkaar, uiterlijk althans. Met hun halflange, blonde haar, amandelvormige, groen- grijze ogen, een rechte neus en hoge jukbeenderen stralen ze iets aristocratisch uit, wat door vreemden al snel voor arrogantie wordt versleten.
Haar moeder pakt theeglazen uit een keukenkastje en zet ze op het aanrecht. ‘Je weet dat ik door al dat gesjouw met mijn moeder al heel lang last heb van mijn rug.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Dat moet je ook niet doen. Daar ben je niet voor opgeleid. Oma zit in een verpleeghuis om verpleegd te worden. Niet om door jou uit bed te worden getild en te worden aangekleed.’ ‘Als ik niet langskom laten ze haar halve dagen in bed liggen,’ rea- geert haar moeder verontwaardigd. ‘Niet genoeg handen aan bed, zeggen ze. Je zult het misschien niet geloven, maar ze hebben haar aangeleerd om in een luier te plassen, terwijl ze niet eens inconti- nent is. Ik heb wel eens op de bel bij haar bed gedrukt om te kijken hoelang het duurde voordat er iemand kwam kijken. Meer dan tien minuten! De verzorgster moest helemaal van een andere afdeling komen. Je kunt er in alle rust doodgaan zonder dat ze het in de gaten hebben.’ Met een klap zet ze de suikerpot op het aanrecht. ‘Toch moet je ook aan jezelf denken, ma. Twee dagen in de week naar het verpleeghuis, drie keer per week Mick ophalen van de kleu- terschool en op hem passen tot na het avondeten. Ik vind dat Hugo en Susan een andere oplossing voor hem moeten zoeken. Je bent roofbouw op jezelf aan het plegen. Weet je dat iemand als jij een sandwichmoeder wordt genoemd?’
‘Sandwichmoeder? Oppassen op mijn kleinkind vind ik leuk, daar krijg ik energie van. Ik kom alleen maar niet van die rugpijn af. Geen fysiotherapeut die me kan helpen,’ vervolgt ze zonder Iris de kans te geven om te reageren. ‘Op die beurs –’ ‘Nee hè? Je gaat me toch niet vertellen dat je daar op zoek gaat naar een handoplegger? Je hebt ze toch wel allemaal op een rijtje?’ barst Iris uit. ‘Straks smeren ze je nog een magnetisch armbandje aan. Helpt gegarandeerd tegen allerlei kwalen, vooral rugpijn, kost slechts twintig euro, een fractie van het honorarium voor een fysio- therapeut.’
‘Doe niet zo cynisch.’ Haar moeder zucht even diep. ‘Heb je wel eens van reiki gehoord? Tante Els heeft er veel baat bij.’ ‘Ach ja, tante Els. Nu ben ik overtuigd. Nee, reiki zegt me niets.’ ‘Oordeel er dan niet over. Laat me gewoon uitzoeken of het mij kan helpen. Die rugpijn is soms niet te harden. Je vader is al net zo cynisch als jij, die krijg ik daar niet mee naartoe. Alsjeblieft, Iris. Ga jij met me mee.’
‘Waarom vraag je Hugo niet, of Susan?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Ze ziet haar schoonzus er wel voor aan dat ze daar iets nieuws, iets spannends in ziet.
‘Te druk allebei, dat weet je. Jij hebt meer tijd. Je wilt vast niet dat ik alleen ga. Stel je voor dat ik iets stoms doe.’ Ze glimlacht inne- mend en schenkt de glazen vol. ‘Seniele moeder dreigt spaarreke- ning te plunderen ten gunste van magnetiseur met gladde praatjes. Dat laat je toch niet gebeuren?’
Iris schudt haar hoofd. Ze pakt haar thee van het aanrecht, loopt terug naar de kamer en gaat zitten in de donkerrode fauteuil, erg le- lijk, maar comfortabel, haar vaste plekje als ze bij haar ouders is. ‘Alleen om je te behoeden voor kwakzalvers.’ ‘Lief van je.’ Haar moeder gaat tegenover haar op de beige, leren bank zitten en roert bedachtzaam in haar thee. ‘Hoe was het op je werk vandaag?’
‘Viel wel mee. Vrijdag is het meestal niet zo druk. Gisteren had- den we wat problemen met een asielzoeker die bijna door het lint ging.’
Haar moeder neemt haar bezorgd op. ‘Door het lint ging… Hij heeft jullie toch niet bedreigd hè, omdat je geen werk voor hem had? Je leest van die rare dingen in de krant over buitenlanders die den- ken dat ze worden gediscrimineerd als ze niet direct worden gehol- pen.’
‘Nee hoor, ma.’ Ze onderdrukt haar irritatie en neemt een slok. ‘Het ligt niet zo eenvoudig als jij het voorstelt. Ik had die man graag aan werk geholpen. Hij had helaas geen werkvergunning en dus hield het op. Het is allemaal zo uitzichtloos voor iemand als hij, snap je?’
‘Ze kunnen toch niet iedereen die hier asiel komt vragen meteen een werkvergunning geven? Dat moet je toch ook begrijpen.’ ‘Mag ik alsjeblieft medelijden met die man hebben?’ ‘Typisch Iris. Altijd bezorgd om anderen. Je zou een goede moe- der zijn, weet je dat?’
‘Waar slaat dat nou weer op?’ reageert ze verontwaardigd. ‘Ik vraag me werkelijk af of je ooit een man krijgt, en kinderen,’ gaat haar moeder onverstoorbaar verder. ‘Je loopt al tegen de dertig en je bent nog steeds vrijgezel. Het lijkt me zo ongezellig als je

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina thuiskomt en er is niemand. Ja, je kat, maar dat is wat anders. Op die beurs zijn ook helderzienden. Je zou eens bij zo iemand langs moe- ten gaan.’
‘Als je niet onmiddellijk ophoudt, dan zoek je maar iemand an- ders om met je mee te gaan.’
‘Dat lukt me nooit, want het is aanstaande zondag al.’ Terwijl ze naar huis rijdt speelt het gesprek met haar moeder nog door haar hoofd. Ze had zich niet moeten laten overhalen om met haar mee te gaan naar die para-pocus beurs, meer tegengas moeten geven en haar moeten overreden om ervan af te zien. Nu zit er niets anders op dan zondag een knop om te zetten en een haar wezens- vreemde wereld binnen te stappen, zonder het cynisme tentoon te spreiden waarmee ze een dergelijke manifestatie normaal gesproken tegemoet zou zijn getreden.
Ze rijdt de toegang naar de parkeergarage onder het appartemen- tencomplex op en stopt voor de slagboom. Raampje open, plastic kaartje in een gleuf stoppen, weer uitnemen en de slagboom zwaait omhoog. Een smalle doorgang tussen betonnen wanden vol zwarte strepen en laksporen dwingt haar rechts aan te houden. Automobi- listen verkijken zich regelmatig op deze bocht. Nooit zal ze wennen aan de sinistere sfeer die tussen de pilaren van de door neonbuizen verlichte garage hangt, nooit zal ze zich er op haar gemak voelen. Als ze haar auto op zijn plek heeft gezet loopt ze snel zonder op of om te kijken naar de lift. Ze verstijft even als er aan de andere kant van de garage iets op de vloer stuitert. Het ijle geluid galmt door de naargeestige, ogenschijnlijk uitgestorven ruimte. Waarom hebben ze haar geen parkeerplaats vlak bij de lift gegeven, zoals ze heeft aangevraagd? De beheerder van het complex weet net zo goed als zij dat hier ’s nachts zwervers en drugsverslaaf- den slapen en dat er regelmatig wordt gedeald. Een vrouw alleen kan zich hier onmogelijk veilig voelen.
Nadat ze op de liftknop heeft gedrukt verbijt ze zich. Aan de op- lichtende getallen boven de deur van de lift ziet ze dat hij helemaal van de bovenste etage moet komen.
Bij de centrale hal maakt ze een tussenstop om haar brievenbus te

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina legen. In de lift neemt ze het stapeltje door. Krantje, rekeningen en een envelop met STRIKT PERSOONLIJK in hoofdletters onder haar naam geschreven. Waarschijnlijk heeft ze een prijs gewonnen en moet ze om die te kunnen incasseren eerst iets overbodigs of onbe- nulligs aanschaffen bij een firma die haar heeft geselecteerd uit een adressenbestand waarin ze ongevraagd is opgenomen. Vrouw alleen, eind twintig, behoorlijk inkomen, meer vrije tijd dan een jonge moeder, ongetwijfeld geïnteresseerd in cosmetica, slankheidspro- ducten, reizen en vrouwenbladen. Het wordt tijd dat ze een sticker op haar brievenbus plakt met het verzoek er geen reclame in te stop- pen.
Op de derde etage glijden de liftdeuren open. Ze stapt uit en komt in een vierkante hal met zware, houten deuren die standaard zijn voorzien van een kijkgaatje. Voor nummer 312 haalt ze een sleu- tel uit haar tas en steekt hem in het slot. Een kattenpislucht slaat haar tegemoet. Gisteren geen tijd gehad om de kattenbak te ver- schonen. Ze doet het licht in de hal aan, legt haar post op het schoe- nenkastje en loopt, op lichtknopjes drukkend, via de keuken naar de woonkamer, op zoek naar Beau, haar gecastreerde, roodharige pers. Hij blijkt het zich gemakkelijk te hebben gemaakt in de slaapkamer, op haar hoofdkussen. Zodra hij haar ziet begint hij luid te spinnen en met zijn nagels in het dekbed te klauwen. ‘Foei, Beau. Je mag niet op bed liggen. Weet je dat nou nog niet?’ Hij rolt behaaglijk op zijn rug, haar uitnodigend hem op zijn buik te kroelen.
Glimlachend tilt ze hem van bed en zet hem op de grond. ‘Daar trap ik niet in, ondeugd.’ Met de kat achter zich aan loopt ze naar de kamer om de telefoon uit zijn standaard te pakken. Eén nieuw be- richt, hoort ze als het nummer van haar voicemail heeft ingetoetst. Renate, haar vriendin, herinnert haar eraan dat ze wat zou komen drinken. Natuurlijk Renate, sorry, antwoordt ze in gedachten, maar ik ben later thuis dan ik verwachtte. Mijn ouders drongen zo aan dat ik bij hen bleef eten. Je weet hoe dat gaat, hè? Iris verbreekt de ver- binding en zet het toestel terug in de houder. Ze is toe aan koffie. In de keuken vult ze het reservoir van het Senseo-apparaat met vers water en zet het aan. Haar vingers glijden

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina langs de langwerpige blikken waarin verschillende smaken koffie- pads zitten. Bij ‘Rio de Janeiro’, haar favoriet, stoppen ze. Terwijl ze wacht tot het water is opgewarmd neemt ze de post nog eens door. Haar eerste impuls is om de brief met STRIKT PERSOONLIJK erop weg te gooien. Toch ritst ze met haar nagel de envelop open. Er zit een A4’tje in. Als ze het heeft uitgevouwen blijft ze doodstil staan. Ze vergeet te ademen, kan haar ogen niet van het papier afhouden. Beau, die met gekromde rug langs haar benen strijkt, krijgt niet de aandacht waar hij om vraagt. Langzaam loopt ze naar de zwartleren bank en laat zich erop vallen. Ongelovig staart ze naar de verknipte tijdschriftfoto die op het A4’tje is geplakt. Een naakt vrouwenli- chaam, zonder hoofd en zonder benen, maar met volle borsten. Op de linkerborst is vlak naast de tepel een tweede tepel getekend. IJdel- heid der ijdelheden, alles is ijdelheid staat erboven, in hetzelfde hand-
schrift als STRIKT PERSOONLIJK op de envelop. Onder de foto staat Nog dertien dagen! Ze draait het papier om. Geen afzender. Natuur-
lijk niet.
Werktuiglijk aait ze Beau, die op haar schoot is gesprongen, over zijn kop. Wie kan haar dit hebben gestuurd? En waarom? Hoeveel mensen wisten er nou van? Haar ouders natuurlijk, de huisarts, de chirurg in het ziekenhuis, een aantal verpleegsters, en Renate, de enige vriendin die ze in vertrouwen heeft genomen. Ze kan zich niet voorstellen dat een van hen haar zo’n idioot bericht stuurt. Nog der- tien dagen… Tot wat? Vandaag is het vijftien november. Op de achtentwintigste zou er dus iets moeten gebeuren. Ze kent niemand die op die dag jarig is of een jubileum viert of wat dan ook. De afzender heeft bereikt wat hij wilde, stelt ze kwaad vast. Ze neemt het briefje serieus en dat moet ze niet doen. IJdelheid der ijdel- heden, alles is ijdelheid. Archaïsch taalgebruik dat nergens op slaat. Of
wel? IJdelheid speelde natuurlijk een belangrijke rol bij haar beslis- sing. Wist de afzender daarvan, had hij er soms moeite mee? Ze be- trapt zich erop dat ze haar hoofd schudt. Abrupt komt ze overeind, pakt de telefoon en drukt de voorkeuzetoets van Renates nummer in. Ze is opgelucht dat haar vriendin onmiddellijk opneemt. ‘Het is wat later geworden dan ik dacht.’ Bijna halfelf, ziet ze op haar horloge. ‘Maakt het je wat uit?’ Ze praat sneller dan ze gewend

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina is. Renate heeft onmiddellijk door dat er wat is. ‘Ik vertel het je zo. Kom eraan.’
Snel nog even Beau z’n brokjes geven en zijn waterbakje verver- sen. Morgen maakt ze de kattenbak wel schoon. Al sinds de brugklas van de middelbare school zijn Renate en zij vriendinnen, en ook elkaars tegenpolen, zowel in uiterlijk als in ka- rakter. Zíj is blond, Renate heeft donker, enigszins krullend haar; zíj is aan de kleine kant, Renate is lang en slank; zíj is impulsief, heeft het hart op de tong, Renate is rustig en bedachtzaam. Soms kunnen mensen die heel verschillend zijn het juist goed met elkaar vinden, en zij zijn daar het bewijs van. Het lag bijna voor de hand dat Renate een appartement in hetzelfde complex huurde als zij, Renate aan de voorkant, op de tiende verdieping, met uitzicht op de snelweg, zíj aan de parkkant. Als ze in de winter ’s ochtends vroeg naar buiten kijkt, naar besneeuwde of berijpte bomen, of ’s zomers de vogels hoort fluiten, heeft zij ten minste de illusie in een natuurlijke omge- ving te wonen. Een illusie die ze overdag tijdelijk inruilt voor de stank en herrie van de stad en de rondweg. ‘Stort je hart maar uit,’ is het eerste wat Renate zegt als ze haar heeft binnengelaten.
‘Was het zo duidelijk? Wat vind je hiervan?’ ‘Als je het me niet had laten zien, zou ik moeite hebben gehad om het te geloven,’ zegt Renate nadat ze het knipsel heeft bekeken. Ze tikt er met haar vinger op. ‘Een gestoorde geest. Een normaal mens stuurt zoiets niet, zelfs niet om leuk te doen of om te pesten.’ Ze kijkt Iris onderzoekend aan. ‘Heb je soms een onenightstand gehad die gefascineerd was door je litteken en er alles over wilde weten? Heb je er meer uitgeflapt dan je achteraf wilde en hem daarom weer snel gedumpt? Zijn mannelijke eer gekrenkt? Ken je iemand die op deze manier wraak zou willen nemen?’ Iris loopt naar de huiskamer en gaat met rechte rug op een strak vormgegeven bank zitten. Renate koopt meubels op het uiterlijk, niet op het zitcomfort. Ze doet haar best om haar appartement een designuitstraling te geven. Aan de muren hangt fraaie net-echt- kunst, geselecteerd op bij het interieur passende tinten. ‘Na Edwin heb ik het even gehad met vriendjes, en al helemaal

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina met ontbijtgasten.’ Ze werpt haar vriendin, die glazen uit een kast pakt, een veelzeggende blik toe. ‘Ik wacht tot ik een lat-vriend tegen het lijf loop, net als jij, dan kan ik gewoon mijn eigen leventje blijven leiden.’
‘Dat is ook niet altijd gezellig, hoor,’ zegt Renate terwijl ze een fles rode wijn ontkurkt. ‘Denk eens goed na, Iris. Wie zou je dit ge- stuurd kunnen hebben?’
‘Dat is het juist. Ik heb geen idee.’
Renate haalt haar schouders op en schenkt de wijnglazen vol. ‘Op wat er over dertien dagen ook moge gebeuren.’ Ze houdt haar glas omhoog. ‘En dat je het vooral niet te serieus neemt.’ ‘Dat zou ik niet hebben gedaan als die tweede tepel er niet bij was getekend. Dat maakt het knipsel opeens heel intiem en bedreigend. Het voelt alsof ik ben aangerand, alsof iemand me heeft betast en iets heeft ontdekt wat ik verborgen wilde houden.’ ‘Je litteken… loslippigheid,’ probeert Renate nog een keer. ‘Uitgesloten! Ik heb niemand er ooit iets over verteld. Dat maakt het extra beklemmend. Nog dertien dagen tot wat? En dan die zin- netjes over ijdelheid…’
‘Als ik met drie tepels was geboren, dan had ik er ook een laten weghalen. Dat kun je toch geen ijdelheid noemen.’ ‘Dat zeg je nu. Je weet dat ik me er vroeger dood voor schaamde, bang was om voor kermisattractie te worden uitgemaakt en er alles aan deed om te voorkomen dat iemand erachter kwam.’ ‘Handdoek om je heen als je uit het douchehokje kwam na gymles, nooit strakke T-shirts aan, nooit topless zonnen op het strand, nooit lang hetzelfde vriendje omdat hij nergens aan mocht komen. Toch hebben we een leuke tijd gehad op school.’ Renate glimlacht.
Over haar glas heen neemt Iris haar een beetje argwanend op. ‘Je praat er zo luchtig over. Jij bent toch nooit loslippig geweest, hè?’ Renate kijkt haar verontwaardigd aan. ‘Ik heb je gezworen dat ik het aan niemand zou vertellen. Daar heb ik me aan gehouden.’ Ze steekt met een overdreven gebaar twee vingers in de lucht. ‘Mijn lip- pen zijn verzegeld geweest, Iris, ook na je operatie. Ik vond het heel bijzonder dat je mij in vertrouwen nam.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Blijft dus de vraag wie er, behalve mijn ouders en een paar men- sen uit het ziekenhuis, van wisten.’
‘Ik zou mijn hoofd er niet over breken.’ ‘Ik krijg een brief van iemand die weet hoe mijn borsten eruit zien, of eruit zagen, terwijl die persoon ze nooit kan hebben gezien. Vind je het vreemd dat ik me er wél druk over maak?’ ‘En dus heeft de afzender je al waar hij je wil hebben, terwijl je dat papiertje nog maar net in huis hebt. Zullen we het over wat anders hebben? Dat helpt je misschien om je gedachten te verzetten en het te vergeten. Hoe was het met je ouders?’ Iris glimlacht. ‘Je gelooft het waarschijnlijk niet, maar ik ga aan- staande zondag met mijn moeder naar een beurs voor paranormale zaken. Ze hoopt daar iemand te vinden die haar van haar rugpijn kan afhelpen. En als we er dan toch zijn wil ze bij iemand langsgaan die in een glazen bol mijn toekomst kan voorspellen. Of ik ooit aan de man kom, en of ik haar nog kleinkinderen zal schenken.’ Renate schiet in de lach en houdt nog net een slok wijn binnen. ‘Echt iets voor jou. Ik zou dat briefje meenemen. In die glazen bol is ongetwijfeld ook te zien wie de afzender is.’ ‘Ja, vast,’ zegt Iris grinnikend. Ze staat op en loopt naar de deur. ‘Ik ga ervandoor. Ik heb een lange dag gehad. Nog snel even douchen en dan lekker slapen. Heb je tijd en zin om morgenmiddag mee te gaan winkelen? Ik heb nog wat kleren nodig.’ ‘Gezellig. Ik kan ook wel wat nieuws gebruiken. Hoe laat?’ ‘Ik moet eerst het huis een beetje aan kant maken en nog bood- schappen doen… Om een uur of twee?’
‘Prima. Als ik maar om zes uur thuis ben. ’s Avonds moeten Max en ik op visite.’
‘Is Max nog aan het werk?’
‘Nachtdienst deze week, tot en met vandaag. Als ik morgen opsta, gaat hij slapen. Het wordt tijd dat zijn coschappen voorbij zijn. ’ ‘Doe hem de groeten. Welterusten en tot morgen.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dagboek van Sander, 15 mei
Ikken de meesten van mijn klasgenoten nu een jaar of drie.Ze zijn aan mij gewend geraakt, accepteren mijn aanwezigheid met vriendelijke onverschilligheid en afstandelijkheid. De overtui- ging dat ik nog hoogstens een jaar deel zal uitmaken van hun leef- wereld, heeft mij een gedoogstatus verleend. Gesprekken vallen niet meer stil als ik in de buurt kom.
Geestelijk ben ik ze jaren voor, dat is mijn tragiek en mijn redding tegelijk. De tijd die zij verdoen om hun plek in de groep te verove- ren, besteed ik aan lezen. Al vanaf de basisschool is mijn leeshonger nauwelijks te stillen. Het laatste jaar heb ik mij gestort op de groten uit de wereldliteratuur. Anna Karenina, en Doctor Zhivago, die op straat in elkaar zakt op het moment dat hij zijn geliefde Lara meent terug te zien, hebben mij bewust gemaakt van de willekeur van het noodlot.
Ik wil zélf grip houden op mijn leven. Voorlopig heb ik vrede met de plaats langs de zijlijn die mijn klasgenoten mij toestaan. Die stelt mij in staat mensen om mij heen te observeren. Uit de signalen die ze afgeven kan ik afleiden hoe hun gedrag zich gaat ontwikkelen, net zoals ik uit allerlei meetbare gegevens het weer kan voorspellen. Alles wat met klimaten en het weer te maken heeft fascineert me. Vandaag heb ik daarover een presentatie gehouden in de klas. Niets kent zoveel verschillende gezichten als het weer, niets is zo grillig en toch zo voorspelbaar, niets heeft meer invloed op het dagelijkse leven van mensen, op hun humeur, hun gezondheid, hun daginde- ling, hun kleding, hun wijze van verplaatsen. ‘Neem je dat ook mee op onze schoolreis naar Italië?’ was een van de vragen die me werd gesteld toen ik een mobiel weerstation de-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina monstreerde. De meisjes deden alsof ze het een aantrekkelijke ge- dachte vonden om iemand in de buurt te hebben die dagelijks voor- spellingen zou kunnen doen over de temperatuur en de neerslagkan- sen. Niemand van ons spreekt Italiaans, dus aan de lokale weerberichten hebben we niets. Die onverwachte belangstelling gaf voor mij de doorslag om me definitief in te schrijven voor de kunst- en cultuurreis, die volgens de organiserende docenten voor iedere vwo-leerling een verplicht onderdeel van de opvoeding hoort te zijn. De vraag naast wie ik in de bus moet zitten en met wie ik een hotel- kamer ga delen, verdring ik automatisch, zoals ik zoveel verdring om mijn bestaan leefbaar te houden. Wie bijna in de examenklas van het vwo zit, staat op de rand van volwassenheid. Er zal ongetwijfeld een volwassen antwoord op worden gevonden.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘ZO TE ZIEN ONTKETENT HET PARANORMALE GEEN STORMLOOP, MA. Voor de toverboeken van Harry Potter staan ze in de rij, maar wij kunnen zo doorlopen.’ Ze had zich voorgenomen om geen cyni- sche opmerkingen te maken, maar om een niet te verklaren reden neemt haar weerzin toe naarmate ze de sporthal naderen waar de beurs wordt gehouden.
Haar moeder haalt nauwelijks merkbaar haar schouders op. ‘Ik ga niet meer met je in discussie, Iris. Het heeft niets met toverij te maken, maar dat wil jij toch niet begrijpen.’ Het grind kraakt onder hun schoenen als ze over het pad lopen dat vanaf het door struiken omgeven parkeerterrein naar de ingang van de hal leidt. De deur staat uitnodigend open. Aan weerszijden ervan hangen posters achter de ramen: een geopende hand waarin een andreaskruis oplicht; een vrouw in een blauw gewaad die op een troon zit met De hoge priesteres als onderschrift. TOEGANG VIJF EURO, staat op een bordje boven een tot kassa ver- heven metalen kistje op een tafel met informatiefolders. ‘Kan ik u ergens mee van dienst zijn?’ vraagt de kaartverkoopster. Ze wijst op de folders. ‘Ik heb informatie over alle standhouders.’ ‘Iets over reiki graag,’ antwoordt haar moeder. In de hal is het drukker dan zich op het parkeerterrein liet aan- zien. Zonder de gedragen, serene sfeer die er hangt, had ze zich op een huishoudbeurs gewaand. Geroezemoes, mensen die over paden langs stands schuifelen, zitjes waar privégesprekken worden gevoerd en waar mediums en helderzienden worden geconsulteerd, de zoete, bedwelmende geur van wierook, vluchtige indrukken die ze regis- treert en onmiddellijk blokkeert. Dit is haar wereld niet en ze wil voorkomen dat ze erdoor wordt beïnvloed. ‘Kijk eens, Iris.’ Haar moeder staat bij een stand in een boek te

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina bladeren. ‘Zal ik dit kopen? Dan kan je vader ook over reiki lezen.’ Ze duwt het boek in Iris’ handen. ‘Wat vind jij?’ Reiki, de universele levensenergie, leest ze. ‘Het spijt me. Pa leest dit
echt niet. Ik zou mijn geld aan iets anders besteden.’ ‘Anders best interessante boeken hier.’
Gevende handen, Geneeskrachtige stenen, Tarot. Je denkt toch niet dat je bij een nuchter iemand als pa met zulke titels aan kunt komen? Bij mij trouwens ook niet.’
‘Hebt u wel eens iets over tarot gelezen?’ vraagt de standhouder. Hij kijkt Iris fronsend aan.
‘Nee. Het heeft niet echt mijn belangstelling.’ ‘Mijn dochter staat afwijzend tegenover alles wat met het para- normale te maken heeft.’
‘Onbekend maakt onbegrepen. Zoals zovelen wil uw dochter zich niet openstellen voor het spirituele omdat zij er bang voor is. Stel je voor dat krachten van gene zijde toch van invloed zijn op ons leven. Dan zou je de grip op je bestaan kunnen verliezen. Voor sommigen is dat zo’n bedreigende gedachte, dat ze bij voorbaat alles wat met het paranormale te maken heeft als onzin bestempelen.’ Iris verbijt zich. Wat een gênante vertoning. Die man praat over haar alsof ze er niet bij staat.
‘Daar zou u wel eens gelijk in kunnen hebben. Angst voor het on- bekende…’ beaamt haar moeder. Ze pakt het boekje over tarotkaar- ten van de stapel. ‘Weet u of hier iemand is die daarmee werkt?’ ‘Kaartlezers of piskijkers, het is allemaal een pot nat. Je gelooft toch niet dat ze je iets zinnigs over de toekomst kunnen vertellen?’ zegt Iris bits.
‘Dat weet ik zo net nog niet.’
‘Die vrouw met dat donkere haar, achter die tafel daar, is een hel- derziend medium.’ De man wijst naar een stand verderop. ‘Ik zou zeggen: ga eens met haar praten.’
‘Je kwam hier voor reiki, ma,’ zegt Iris zuchtend. ‘Zullen we daar alsjeblieft naar op zoek gaan?’
‘Daarvoor moet u bij de kamerschermen aan de andere kant van de hal zijn,’ zegt de man behulpzaam.
Pas als ze buiten gehoorsafstand zijn, barst ze los. ‘Luister eens,

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ma. Ik ben met je meegegaan om je een plezier te doen, niet om me door een zweverig type te laten vertellen hoe bang ik wel niet ben voor die onzin. Als ons leven echt wordt bepaald door de stand van de sterren of als ons lot werkelijk viel af te lezen uit kaarten, dan zou niemand doorgaan met leven zoals hij gewend is. Wat voor zin zou dat dan hebben?’
‘Als je er niet bang voor bent, wat heb je er dan voor bezwaar tegen om langs die helderziende te gaan? Het is tóch onzin, dus wat ze ook zegt, waar zou jij je druk over maken? Doe niet zo ongezellig. Iris, verpest mijn dag nou niet.’
‘Ik wil je dag niet verzieken, maar je maakt het me wel erg moei- lijk. Denk nou eens na. Mensen hebben altijd al de behoefte gevoeld om dingen die ze niet begrijpen te verklaren uit het bovennatuur- lijke. Mediums en helderzienden spelen daar op in. Het zijn crea- tieve mensen met heel veel fantasie, die zich goed in een ander kun- nen verplaatsen. En door zo’n fantast wil jij je de toekomst laten voorspellen?’
‘Een waarzegger is iets anders dan een helderziende. Ik heb er- over gelezen dat –’
‘Laat maar.’
‘Goed. Maar ik wil het toch een keer proberen, als een soort test. Daar kun je toch geen bezwaar tegen hebben? Als achteraf blijkt dat ze niets dan onzin heeft uitgekraamd, dan ben ik ervan overtuigd dat jij gelijk hebt. Kom mee, Iris, we gaan proefondervindelijk vast- stellen of er sprake is van oplichting. Dat moet je toch aanspreken. Ik vind het nu al spannend.’
Ze trekt er zo’n samenzweerderig gezicht bij, dat Iris in de lach schiet. Hoofdschuddend volgt ze haar moeder langs de stand van een iriscopist en een uitstalling van piramides in alle soorten en maten. Ze blijven staan bij een tafeltje waarop een Mariabeeld, met er- voor brandende kaarsjes en smeulende wierookstaafjes, een sfeer van spiritualiteit en devotie oproept. Op een blauw kleed ligt een stapel- tje tarotkaarten. De vrouw erachter wijst uitnodigend op de stoelen tegenover haar.
‘Kan ik iets voor u betekenen?’ Afwachtend kijkt ze naar Iris’ moeder. ‘Wilt u misschien iets vragen?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Als het kan…’ Haar moeder gaat aarzelend op de aangeboden stoel zitten. Iris besluit te blijven staan. ‘Gaat u toch zitten.’ De vrouw kijkt haar strak aan. Ze heeft diep- blauwe ogen met een opvallende stervormige tekening in haar pu- pillen. ‘Ik voel uw onrust.’ Heel even sluit ze haar ogen, dan kijkt ze Iris weer aan. ‘Iets wat kortgeleden in uw leven is gekomen, maakt u onzeker. Wilt u daar meer over weten?’
Heel even is Iris uit het veld geslagen. Dan herstelt ze zich. Die openingszin kan bij het gros van de mensen worden gebruikt. Wie een helderziende om advies komt vragen is uiteraard onzeker, en niet over iets wat lang geleden is gebeurd, want dan zou hij wel eer- der zijn gekomen.
‘Wat is er, Iris?’ Haar moeder kijkt haar onderzoekend aan. ‘Niets. Hoe kom je erbij?’
‘Het gaat om iets waar uw moeder geen weet van heeft,’ vervolgt de helderziende ongevraagd.
Ja, dat kan een kind bedenken na haar moeders opmerking. De vrouw begint haar te irriteren.
‘Kom nou zitten,’ dringt haar moeder aan. ‘Waar gaat dit over, Iris? Een man misschien?’
‘Ik wil niet aandringen, maar misschien kan ik u helpen,’ zegt de vrouw.
Ze kijkt vriendelijk, komt niet opdringerig over. Op een vreemde manier straalt ze iets vertrouwenwekkends uit. ‘Laten we het proberen, Iris. Ik betaal. Als het over een man gaat, dan wil ik er alles over weten.’ De ogen van haar moeder schitteren ondeugend.
De helderziende pakt het stapeltje kaarten en legt ze in een waaier op het kleed. ‘Wilt u hier alstublieft drie kaarten uit trek- ken?’
Iris kijkt naar haar moeder. Die schudt haar hoofd. ‘Ik ben al getrouwd en heb al kinderen,’ zegt ze met een lachje. Als ze niets doet zijn ze hier voorlopig nog niet weg. Geagiteerd trekt Iris drie kaarten uit de waaier en geeft die aan de vrouw. Die moet naar haar opkijken omdat ze nog steeds staat. Zonder ze te bekijken legt de helderziende de kaarten naast el-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina kaar. Dan pas werpt ze er een blik op. Op haar gezicht verschijnt een vreemde, afstandelijke uitdrukking.
‘Kaart tien, het rad van fortuin, geflankeerd door vijftien en der- tien, de duivel en de dood.’ Ze kijkt op naar Iris maar lijkt haar niet te zien. ‘U had vroeger een probleem en dat is sinds een paar dagen terug. U zult het moeten doorstaan. Negatieve krachten zijn aan het werk. U hebt moed nodig om die te weerstaan, om angst en wan- trouwen te overwinnen. Uw dagen zijn geteld. Om u heen heerst de dood en de belofte van een nieuwe dag is ver weg.’ Ze lijkt in trance geraakt, haar ogen zijn gesloten en ze heeft de laatste zin fluisterend uitgesproken.
‘Wilt u er alstublieft mee stoppen! Ik vind dit heel vervelend. Hier zijn we niet voor gekomen.’ Haar moeder staat met een kwaad gezicht op. ‘Kom mee.’ Ze pakt Iris bij de arm. ‘Dit was de eerste en meteen de laatste keer.’
‘Nou zeg, jij slaat ook om van het ene in het andere uiterste,’ zegt Iris als ze wat verderop zijn.
‘Iets wat in je leven is gekomen maakt je onzeker, en ik heb er geen weet van? Ik merk het echt wel als er iets met je aan de hand is. Tot vandaag is me niets bijzonders aan je opgevallen, behalve dat je voortdurend in de contramine bent.’
‘Ik had niet veel zin in deze beurs.’
‘Dat heb je duidelijk genoeg laten merken. Weet je, opeens heb ik er ook niet zo veel zin meer in.’
‘We zijn hierheen gegaan omdat je een reikibehandeling wilde voor je rug. Je gaat me toch niet vertellen dat je daar nu van af- ziet?’
‘Heb je daar opeens wel vertrouwen in?
‘Doet dat er wat toe? Je bent hier nu toch, en tante Els had er veel baat bij, vertelde je.’
‘Dat klopt, ja.’
‘Wat houdt je dan tegen? Kom mee. Verderop staan die kamer- schermen.’
‘Je bent alleen maar bang dat ik er later op terugkom en je nog eens met me mee moet. Leer mij jou kennen, Iris.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Opspattend water van een passerende bestelauto ontneemt haar tij- delijk het zicht op de weg. Snel zet ze de ruitenwissers op dubbele snelheid. Rijden in het donker als het regent is niet haar favoriete bezigheid. Ze is veel te gespannen, houdt het stuur te krampachtig vast. Anderen scheuren gewoon door en lijken geen hinder te heb- ben van het slechte zicht en de verblindende koplampen. Zij heeft al haar aandacht nodig om op de weg te blijven en geen verkeersbor- den of afslagen te missen. Ze moet nodig haar contactlenzen eens laten controleren. Het licht van de straatlantaarns is voorzien van een halo en borden kan ze pas lezen als ze er dichtbij is. Bij de volgende afslag rijdt ze opgelucht de rondweg af. Haar handen ontspannen enigszins. Ze is ook niet helemaal zichzelf van- avond, met dank aan die kaartlezeres, of helderziend medium, zoals ze volgens haar moeder moet worden genoemd. Hoe kon die vrouw weten dat een probleem van vroeger weer is opgedoken in haar leven? Dat zit haar dwars. Het was uiteraard stom toeval dat ze kaarten met de dood en de duivel uit het stapeltje trok, maar toch… Ze is er niet geruster op geworden.
Stomme trut! Je moet niet alles zo serieus nemen, de brief met het knipsel niet en de opmerking van die vrouw al helemaal niet. Hoe kun je nu commentaar hebben op het vertrouwen dat je moeder stelt in horoscopen als je jezelf in de kaart laat kijken door de eerste de beste helderziende? Ze glimlacht om de toevallige woordspeling. Gedachten zijn niet altijd te reguleren, kunnen spontaan een eigen leven gaan leiden, net zoals het leven met je op de loop kan gaan. Ze zucht diep.
Doodmoe wordt ze van zichzelf. Er is niets gebeurd en er gaat niets gebeuren.
Ze schakelt terug en remt af voor een verkeerslicht. In haar ach- teruitkijkspiegel ziet ze een fietser aankomen die keihard door blijft trappen. Vlak naast haar auto, aan de stoepkant, springt hij van zijn fiets, laat hem vallen en timmert met zijn vuist op de zijruit. Zijn ge- zicht is vertrokken van woede. Niet reageren, snel de knop van de centrale portiervergrendeling indrukken, is haar eerste impuls. Ze reageert te traag. Hij heeft het portier al opengerukt. ‘Kun je niet uit je ogen kijken!’ schreeuwt hij. ‘Moet je zien!’ Hij

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina wijst op de kletsnatte, gescheurde broek van zijn trainingspak en de winkelhaak in zijn jack.
Het verkeerslicht springt op groen. Achter haar vormt zich on- middellijk een rij auto’s. Iemand begint ongeduldig te toeteren. Met die man half in de auto kan ze niet zomaar optrekken, al vraagt hij daar wel om met zijn agressieve gedrag.
‘Waar heb je het over?’ vraagt ze zo rustig mogelijk. ‘Dat geloof je toch niet! Heb je gedronken of ben je blind?’ Hij slaat met zijn hand op het dak van haar auto. Omdat er even geen tegemoetkomend verkeer is, kan de rij auto’s achter haar passeren. Geen bestuurder die zich afvraagt wat er aan de hand is, of ze misschien hulp nodig heeft. Het ik-tijdperk in volle glorie.
‘Als je nu eens rustig vertelt wat er aan de hand is,’ probeert ze. Hij is gelukkig nog niet op het idee gekomen om op de passa- giersstoel te gaan zitten. Mocht hij dat toch proberen dan rijdt ze alsnog weg. Voor de zekerheid zet ze de versnelling in z’n één en houdt het koppelingspedaal ingedrukt.
Die handeling is hem niet ontgaan. ‘Doorrijden na een aanrij- ding, het slachtoffer gewond langs de weg laten liggen… Als je dat doet dan zit je tot je strot in de problemen, besef je dat?’ vraagt hij dreigend. ‘Je wilt toch niet beweren dat je niets hebt gemerkt?’ ‘Ik beweer helemaal niets, en gemerkt heb ik ook niets.’ In de spiegel ziet ze dat de auto’s die door haar geblokkeerd werden in- middels zijn doorgereden, op één na die, net als zij, langs de stoep- rand staat, een stuk achter haar.
‘Je hebt me gesneden en me met je achterbumper geraakt. Daar- door ben ik gevallen. Als je die kar nou eens op de stoep zet, dan kunnen we het afhandelen.’
‘Als dat echt zo is… Sorry dan. Ik heb er niets van gemerkt,’ her- haalt ze.
‘Knap stom dus.’
Hij is gekalmeerd. Zijn houding straalt niets agressiefs uit. Ze be- sluit op zijn voorstel in te gaan. ‘Goed. Als je even een stap achteruit doet en het portier dichtdoet.’ Ze zet haar auto met twee wielen op de stoep, zodat ze het verkeer niet meer hindert.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Kom maar kijken, dan kun je zelf zien wat je niet hebt gemerkt.’ Hij houdt het portier voor haar open. Als ze is uitgestapt, loopt hij langs de auto en wijst op een ondiepe, maar onmiskenbaar verse kras op de achterbumper.
‘Niets van gemerkt?’ vraagt hij cynisch. ‘Ik anders wel. Je mag blij zijn dat ik zo goed ben terechtgekomen.’ Ze staat er beteuterd bij. ‘Ik snap niet hoe het kan,’ is alles wat ze er ten slotte weet uit te brengen. ‘Weet je wat, ik geef je mijn naam en adres, dan moet je me maar een rekening sturen voor die broek en dat jack.’
‘En wie verzekert mij dat je die werkelijk betaalt? Kunnen we het niet direct regelen? Dit trainingspak heeft me zeventig euro gekost.’ Ze zucht hoorbaar. Opeens is ze zich ervan bewust dat ze in de regen staat, zonder jas. ‘Het spijt me. Zo veel heb ik niet bij me. Ik heb een ander idee.’
Ze duikt haar auto in, haalt een visitekaartje uit haar handtas en geeft het hem.
‘Iris Lijesen, intercedent, Quickstart uitzendbureau,’ leest hij hardop. ‘Indrukwekkend, hoor. Moet ik daar mijn geld komen op- halen?’
‘Wat mij betreft wel. Ik hoop dat je het vertrouwd genoeg vindt.’ Hij grijnst. ‘Als je niet betaalt, zet ik dat hele uitzendbureau op stelten. Daar zit je vast niet op te wachten.’ ‘Zeventig euro. Afgesproken. Niet morgenochtend al, want dan heb ik nog geen gelegenheid gehad om te pinnen.’ ‘Morgenmiddag, een uur of vijf.’ Hij lacht ontwapenend en steekt zowaar zijn hand naar haar uit. ‘Prettig om zaken met je te hebben gedaan.’
Ze lacht aarzelend terug. Zo te zien vat hij het achteraf sportief op. Het had veel beroerder kunnen aflopen. Ze stapt in en kijkt in de achteruitkijkspiegel. De auto achter haar staat er nog steeds. Ze registreert het alleen maar. De fietser steekt met zijn fiets aan de hand de weg over.
Met haar richtingaanwijzer geeft ze aan dat ze de weg weer op wil draaien. Een automobilist houdt in om haar de gelegenheid te geven. Zulke mensen heb je gelukkig ook nog.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Een minuut of vijf later rijdt ze via een tunneltje onder de rond- weg door en slaat links af. Ze stuitert over een paar onmogelijke ver- keersdrempels en wil voor het appartementencomplex de oprit naar de garage indraaien.
In haar achteruitkijkspiegel ziet ze de koplampen van een stil- staande auto, die er nog niet stond toen ze daar zo-even reed. Op die plek kun je onmogelijk parkeren, en het is ook geen plaats om ie- mand te laten uitstappen, wat ook niet gebeurt. Zou dat de auto zijn die bleef staan toen ze met de fietser praatte? Dan moet hij een hele tijd achter haar hebben gereden. Ze heeft er niet op gelet, maar nu ze erover nadenkt…
Opeens wordt ze onrustig. Van die donkere auto langs de stoep- rand gaat een beklemmende dreiging uit. Onzin! Ze ziet spoken, ze moet zich niet door zoiets uit het veld laten slaan. Toch houdt ze de auto in de gaten terwijl ze verder de oprit in rijdt. Als ze stopt om haar parkeerkaart in de automaat te steken, komt de auto langzaam in beweging. Hij zal haar toch niet achterna komen? Ze voelt een lichte paniek opkomen. Rustig blijven! Dit slaat nergens op. Gelukkig, de slagboom zwaait open. Terwijl ze doorrijdt ziet ze dat de auto langs de oprit rijdt zonder snelheid te maken. Zie je wel, ze maakt zich druk om niets. Toch voelt ze zich nog minder op haar gemak dan anders en wanneer ze de parkeer- garage in rijdt, ziet ze nog meer op tegen het stuk dat ze naar de lift moet lopen. Zal ze voor de zekerheid Renate bellen om te zeggen dat ze eraan komt, dat ze alarm moet slaan als ze over een minuut of tien niet heeft gemeld dat ze thuis is? Alleen omdat ze zich inbeeldt dat ze wordt gevolgd? Dan kan ze voortaan elke keer als ze thuis- komt Renate wel bellen. Niet doen dus. Er is ongetwijfeld een ver- klaring voor het feit dat die auto daar stopte en langzaam verder reed, een verklaring die niets met haar te maken heeft.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dagboek van Sander, 4 juni
Wezijn vanochtend vroeg in Florence gearriveerd,na een rit van bijna negentien uur, in een nieuwe, luxe bus met verstelbare stoelen en aan het plafond bevestigde moni- tors waarop videofilms werden vertoond om de tijd te doden. Net als de meesten van mijn klasgenoten heb ik geprobeerd om een paar uur te slapen. Ik zat helemaal voorin en de stoel naast mij was vrij, dus had ik alle ruimte om me comfortabel te installeren. Turend in de duisternis van de nacht, nu en dan doorbroken door koplampen van tegenliggers of de verlichting van een stad die we passeerden, en luisterend naar het monotone gebrom van de motor, zakte ik regel- matig weg in een vluchtige, onrustige slaap. Kort na zonsopkomst naderden we Florence en ontstond er enige opwinding toen de koepel van de Dom in zicht kwam. De dakpan- nen van rode leisteen kleurden oranje in de eerste zonnestralen van de dag, de marmeren ribben die de koepel omspanden leken vanuit de verte op zilveren bogen van een koningskroon. Volgens ons pro- gramma zouden we, nadat we onze spullen naar het hotel hadden gebracht, dat wereldberoemde bouwwerk gaan bekijken. Ik schrijf dit op terwijl ik op mijn hotelkamer zit, moe van alle in- drukken die ik vandaag heb opgedaan. Het probleem wiens kamer- genoot ik zou moeten worden is soepel opgelost, met dank aan het getalsmatige toeval dat onze groep bestaat uit vijftien jongens, vier- entwintig meisjes en drie begeleiders. Precies eenentwintig tweeper- soonskamers waren voor ons gereserveerd. Ik had de keuze tussen het bijplaatsen van mijn bed op een kamer van twee klasgenoten, of het delen van een kamer met een van de docenten. Omdat bij voor- baat al duidelijk was dat niemand mij spontaan als extra kamerge-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina noot welkom zou heten, besloot ik tot het laatste, en daar heb ik geen spijt van. Deze kamer is veel ruimer dan de andere en beschikt over een eigen douche en toilet. Bovendien ligt hij op het noorden, zodat ik de sensor van mijn weerstation met een zuignap aan de bui- tenkant van het raam kan laten zitten zonder dat de zon er de hele dag op schijnt.
Frank – onze leraar geschiedenis wil tijdens de reis bij zijn voor- naam genoemd worden – had kunnen weigeren om een kamer met een leerling te delen, maar hij begreep wat voor mij de consequenties zouden zijn. Hij blijkt een kunstkenner bij uitstek, vol met verhalen, sommige grappig en anekdotisch, andere beschouwend en vormend, zoals hij het zelf omschrijft. Hij vangt onze aandacht met een anek- dote en houdt die daarna vast met een diepgaander verhaal. Toen we een paar uur na aankomst op het plein voor de Dom stonden, maak- ten we voor het eerst kennis met zijn vertelkunst. ‘Jongelui. In de geschiedenisboekjes wordt Columbus nog steeds de ontdekker van Amerika genoemd. Een aanfluiting voor het on- derwijs, maar de schade is te overzien omdat jullie allang beter weten. Dat er echter nog steeds kritiekloos wordt gesproken over “het ei van Columbus” is een regelrecht drama.’ Een korte pauze om te peilen of onze nieuwsgierigheid was ge- wekt.
‘Daaruit blijkt dat vrijwel niemand weet dat Columbus de eer kreeg die Filippo Brunelleschi, de architect die deze koepel heeft ontworpen, toekwam. Tijdens een bespreking met vakgenoten stelde Filippo aan het stadsbestuur voor dat degene die kans zag om een ei met de punt op een marmeren plaat te laten staan, intelligent genoeg moest zijn om de eenenvijftig meter brede ruimte te over- koepelen. Niemand kwam op het idee om het ei zo hard neer te zet- ten dat de schaal brak, behalve Filippo, die de opdracht in de wacht sleepte.’
Daarna volgde een uitleg over de technieken die hij gebruikte om te voorkomen dat de koepel instortte.
Tijdens onze beklimming van de Dom, over steile trappen en via nauwe doorgangen, werd lachend doorverteld dat de constructie van de dubbele koepel bepaald geen eitje was geweest, een understate-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ment dat bijdroeg aan het gevoel van saamhorigheid dat de groep binnensloop. Een vreemde omgeving, ver van huis, alleen je reisge- noten als aanspreekpunt en houvast, zo’n situatie schept een band. Zowel tijdens een korte pauze in een park, waar we onze lunchpak- ketten opaten, als tijdens de wandeling naar het Palazzo Vecchio, werd ik behandeld als een van hen, zonder de afstandelijkheid die ik gewend was. Het leek of mijn lelijke uiterlijk er niet meer toe deed, alsof het werd uitgevlakt door de schoonheid waarmee we werden geconfronteerd, van de fresco’s in het baptisterium en van de beel- den op het Piazza della Signorina. Daarvan viel vooral de kopie van Michelangelo’s David bij de meisjes in de smaak. Lachend lieten ze zich fotograferen aan de voet van dit volmaakte, manlijke naakt. Jongens werden uitgedaagd ter vergelijking hun bovenlichaam te ontbloten en ik werd daarbij tot mijn verrassing niet overgeslagen. Nu ik aan het eind van deze eerste dag de balans opmaak merk ik dat ik me onverwacht gelukkig voel. Ik weet dat een depressie altijd op de loer ligt, zomaar kan toeslaan, als een sluipmoordenaar die zijn slachtoffer elk gelukkig moment misgunt. Toch heb ik er alle hoop op dat ik deze week mijn medicijnen niet nodig zal hebben. Dat ik nu alleen op mijn kamer zit is mijn eigen keuze. Ik had ook mee kunnen gaan naar een van de terrassen langs de Arno, waar nog ste- vig wordt gedronken voordat iedereen gaat slapen. Echte vrienden heb ik nooit gehad, hoogstens wat oppervlakkige kennissen, wier namen de moeite van het vermelden niet waard zijn. Het ziet ernaar uit dat ik de komende dagen nog andere namen dan die van Frank aan het papier ga toevertrouwen, dat ik kan schrijven over iets wat ik met diegene heb gedeeld of meegemaakt, dat ik me een beetje het sociale wezen kan gaan voelen dat ik uiteindelijk ben, net als ieder ander.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘ZULLEN WE SAMEN GAAN LUNCHEN? Ik wil je iets laten zien. Heb je mijn voicemailberichtje gisteravond nog gehoord?’ Iris houdt de hoorn van de telefoon even weg van haar oor en wenkt de jonge vrouw in een veelkleurige jurk en met roodgeverfd, lang golvend haar die net is binnengekomen. Om haar duidelijk te maken dat ze het niet storend vindt als ze alvast tegenover haar gaat zitten, wijst ze op de stoel bij haar bureau. ‘Ik was zo laat thuis dat ik niet meer terug wilde bellen.’ ‘Had in dit geval wel gemogen, hoor.’
‘Was het zo belangrijk dan?’
‘Dat kun je wel zeggen, maar ik wil het je niet door de telefoon vertellen.’
‘Heb je een vrije dag?’
‘Genomen. Omdat ik je per se vandaag wilde spreken. Kun je even tijd vrijmaken?’
‘Je doet alsof er iets ernstigs aan de hand is. Je klinkt zo serieus. Dat is niets voor jou, Joyce.’
‘Het gaat om… Nee, ik wil het je laten zien. Zullen we afspreken bij La Place?’
Iris bladert met haar vrije hand in haar agenda en glimlacht naar de vrouw tegenover haar. ‘Bijna klaar’ maakt ze haar duidelijk door met haar lippen de woorden nadrukkelijk te vormen. ‘Om twaalf uur heb ik een afspraak. Als ik die niet laat uitlopen… Kwart voor één, is dat goed? Dan moet ik om halftwee weer op het uitzendbureau terug zijn. Sorry, meer tijd heb ik niet vandaag.’ ‘Geeft niet. Zal ik alvast broodjes bestellen en koffie of thee, dan hoef je daar niet op te wachten.’
‘Doe maar. Een pistoletje met zalm graag, en een cappuccino. Ik beloof je dat ik op tijd ben.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Ze heeft de hoorn nog niet teruggelegd of het toestel begint al- weer te rinkelen.
‘Neem jij hem even,’ roept ze naar Marcel die advertenties in de etalages aan het ophangen is. ‘Ik moet nu echt met Nora aan de slag.’ Ze schikt haar papieren. ‘Vertel eens,’ zegt ze tegen de vrouw die tegenover haar op het puntje van haar stoel zit. ‘Wil je echt wer- ken of moet ik alleen maar registreren dat je bent geweest om te sol- liciteren zodat je niet het risico loopt dat er op je uitkering wordt ge- kort?’
‘Nou zeg…’ Nora kijkt verongelijkt. ‘Je bent wel erg direct van- daag.’
Iris typt iets in op het toetsenbord en kijkt naar het computer- scherm. ‘Je bent om precies te zijn vijf weken en twee dagen via ons kantoor uitgezonden, naar twee bedrijven. Die hebben je allebei snel weer geloosd omdat je altijd te laat kwam en een werktempo had waar een slak nog jaloers op zou worden. Het spijt me, maar ik moet me nu echt zakelijk opstellen. Op employees met zo’n mentaliteit zitten we hier niet te wachten, en onze opdrachtgevers al helemaal niet.’
Ze straalt blijkbaar iets uit wat Nora de lust ontneemt om een spelletje met haar te spelen.
‘Je weet dat ik thuis twee kinderen heb,’ klinkt het opstandig. ‘Toevallig sta ik daar alleen voor en van de bijstand kom ik niet rond.’
‘Je wilt dus serieus aan het werk?’
‘Als ik opvang voor mijn kinderen heb, ja. Daar hangt het van af. Heb je geen bedrijf voor me dat ook voor kinderopvang zorgt?’ Iris zucht en tikt iets in op haar computer. ‘Ik zal bevestigen dat je hebt gesolliciteerd,’ zegt ze op mildere toon. ‘In het onwaarschijn- lijke geval dat ik werk inclusief kinderopvang in de aanbieding heb, zal ik je bellen.’
Marcel kijkt haar kritisch aan terwijl Nora naar de deur loopt. ‘Zonde van je tijd,’ zegt hij als ze buiten staat. ‘Die gaat zelfs niet werken als ze kinderoppas heeft.’
‘Hoe weet jij dat nou? Ze zal het heus niet gemakkelijk hebben met twee koters op een driekamerflatje.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Hoe oud zijn die kids?’
‘Drie en vijf, als ik me goed herinner.’ ‘Hoe oud is ze zelf?’
Iris kijkt even op het scherm. ‘Tweeëntwintig.’ ‘Dan was ze pas zeventien toen ze haar eerste kind kreeg. Is er daarom geen vader in het spel? Anders zou die toch alimentatie moeten betalen.’
‘Daar heeft ze nooit iets over gezegd. De volgende keer zal ik het vragen.’
‘Volgens mij kun je haar beter uitschrijven als werkzoekende. Je ziet zo dat ze de verkeerde mentaliteit en uitstraling heeft. Een slecht visitekaartje voor ons kantoor.’
‘Ach man. Als iedereen eruit zou zien zoals jij, dan zou de wereld nog saaier zijn dan dat grijze pak van je, met die fantasieloze strop- das waar ik de hele week al tegenaan moet kijken.’ ‘Nou, nou. Typisch geval van vrouwelijke solidariteit,’ zegt Marcel grijnzend. ‘Het tegen beter weten in voor elkaar opnemen. Waar zullen we om wedden dat je haar nooit ergens langer dan een paar weken aan het werk houdt?’
‘Ik heb een ontzettende hekel aan weddenschappen. En wil je me nu alsjeblieft niet meer storen? Ik heb nog werk te doen.’ Nog drie kwartier en dan staat De Poel, een van de weinige werk- zoekenden die zijn bezoek aankondigt, alweer voor haar neus. Ze pakt een stapeltje papieren uit de la van haar bureau en begint ge- concentreerd te lezen.
‘Dag Iris.’
Ze schrikt op en kijkt in een paar lachende ogen. ‘Ik durfde je bijna niet te storen. Je ging zo op in je werk.’ Het is al twaalf uur, ziet ze op de wandklok. Hij is exact op tijd. ‘Dag meneer De Poel. Hoe is het met u?’
‘Kan beter. Ik zou wel eens aan de slag willen.’ ‘Tja. Dan moet u toch echt werk accepteren dat onder het niveau van manager ligt.’ Dat heeft ze hem de vorige keer al voorgehouden. Hij zou erover nadenken. Ze schat in dat hij akkoord gaat, heeft zelfs al werk voor hem gezocht.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Als het niet anders kan. Ik kom in de financiële problemen. Heb je iets voor me?’
‘Misschien. Als u even geduld hebt, bel ik meteen.’ Ze heeft twee bedrijven die een man met zijn opleiding en capa- citeiten zouden kunnen plaatsen. Bij het tweede is het raak. Nadat ze de benodigde formulieren hebben ingevuld, verlaat De Poel met een tevreden gezicht het kantoor.
‘Kijk,’ zegt Marcel. ‘Zulke mensen moeten we hebben. Positief ingesteld en bereid om onder hun niveau aan de slag te gaan.’ Iris haalt haar schouders op en staat op. Als ze naar het toilet is geweest, trekt ze al lopend haar roodleren jasje aan. ‘Ik ga er even een uurtje tussenuit.’
‘Tot straks dan,’ roept Marcel haar na.
Het is al tien over halfeen als ze haastig de trap van het eethuis op loopt. Bij de geldautomaat stonden drie wachtenden voor haar en het schoot maar niet op. Een paar minuten vertraging zijn tenen- krommend als je weinig tijd hebt. Net als beneden zit het boven he- lemaal vol. Witgepleisterde wanden met kleurige posters van verre, zonnige oorden, ronde tafels en rieten stoelen in door plantenbak- ken afgeschermde nissen, de geur van versgebakken brood en ge- grild vlees. Ze waant zich in een restaurant ergens aan de Middel- landse Zee.
Haar vriendin heeft een tafeltje in een rustig hoekje bij het raam gevonden. Als ze haar ziet zwaait Joyce om aandacht te trek- ken. Drie vluchtige zoenen, onderzoekende blikken van beide kanten.
‘Je ziet er goed uit,’ zegt Joyce als Iris gaat zitten en haar jasje over de leuning van een vrije stoel naast haar hangt. ‘Staat je leuk, dat jasje. Ga je nog steeds twee keer per week naar fitness?’ ‘Dat lukt lang niet altijd. Renate kan meestal maar een keer per week. Ze is fysiotherapeute, zoals je weet, en ze is ’s avonds vaak te moe om nog te sporten. Ze leest dan liever een boek en ik vind het ongezellig om alleen te gaan. Bovendien wil ze zich zo veel mogelijk aanpassen aan de werktijden van Max.’
‘Is die eigenlijk al afgestudeerd?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Nee. Hij draait momenteel onregelmatige diensten in een zie- kenhuis om praktijkervaring op te doen.’ Joyce knikt. ‘Zijn coschappen. Vijftig uur per week soms, heb ik van Astrid gehoord. Daarna ben je kapot. Je houdt geen sociaal leven over.’
‘Ik wist niet dat Astrid ook medicijnen is gaan studeren. Leuk dat je haar nog wel eens spreekt.’
‘Sprak. Als ze haar bul heeft gehaald is ze weer aanspreekbaar, zegt ze, maar dat heeft ze er dik voor over.’ ‘Dan mogen wíj toch niet klagen. Alles goed op je werk?’ Iris leunt achterover zodat de ober haar pistoletje met zalm kan neerzet- ten. Joyce krijgt een broodje gezond voorgeschoteld. ‘Zo goed, dames? De thee en de cappuccino komen eraan.’ ‘Dankjewel.’ Joyce werpt hem een overdreven kushandje toe. ‘Ik zit hier al een tijdje,’ verduidelijkt ze grinnikend. ‘Hij zou mijn be- stelling brengen zodra jij er was. Mijn vriendin is een stresskip met haast, heb ik hem wijsgemaakt. Ze heeft maar een kwartier om jul- lie lekkere broodjes naar binnen te werken. Je ziet, het werkt.’ ‘Ik heb wel iets langer, hoor.’ Gulzig zet ze haar tanden in het knapperige broodje. ‘Heerlijk,’ zegt ze tussen twee happen door. ‘Nou, wat wilde je me laten zien en hoe erg is het? Je hebt me nogal nieuwsgierig gemaakt.’
‘Leuk is het in elk geval niet.’ Joyce klikt haar handtas open, haalt er een envelop uit en geeft hem haar. ‘Bekijk deze maar eens. Waar- schijnlijk heeft de afzender hem gisteren zelf in mijn brievenbus ge- stopt. Hoe moet ik anders op zondag post krijgen.’ AAN JOYCE VERMEER. STRIKT PERSOONLIJK. Geschrokken kijkt ze op. Seconden lang houdt ze haar adem in. Dan neemt ze een slok van haar cappuccino omdat ze een droge mond heeft gekregen. ‘Ik heb ook een envelop ontvangen met “strikt persoonlijk” erop, in hetzelfde handschrift.’
‘Dat is toch niet waar, hè? Net zo een?’ vraagt Joyce beduusd. Aarzelend, alsof ze niet wil weten wat erop staat, trekt ze een op- gevouwen A4’tje uit de envelop. Er is een knipsel uit een tijdschrift op geplakt: een naakt vrouwenlichaam, van achteren gezien, zonder hoofd en zonder benen. Even boven de bil, op de linkerheup, is een

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina weegschaaltje getekend. Erboven staat met grote letters Mene, mene, tekel, ufarsin. Eronder: Nog elf dagen.
Haar hand trilt als ze Joyce het papier teruggeeft. Ze staart uit het raam zonder iets te zien.
‘Heb jij ook zo’n knipsel gekregen?’
Iris knikt. ‘Ook een lichaam zonder hoofd en benen. Met net zo’n idiote tekst. Ik begrijp er niets van. Van welke gek komt dit en waarom stuurt hij dit aan ons?’
‘Heb je ook nog elf dagen?’ Joyce probeert het luchtig te laten klinken, maar slaagt daar niet in.
‘Nog dertien. Op mijn knipsel was op één borst een extra tepel getekend. Jij hebt vlak boven je bil echt zo’n tatoeage zitten, hè?’ ‘Ja. Dat je dat onthouden hebt. Een weegschaal, mijn sterren- beeld.’
‘Je droeg op het strand volgens mij expres het kleinste stringe- tje.’
‘Ik was net zeventien.’ Joyce kijkt enigszins gegeneerd. ‘Je hoeft je daarvoor niet te verontschuldigen. Vergeleken met jou was ik een preutse trut.’
‘Op het strand droeg jij altijd een hemdje of een blouse. Ik kan me niet herinneren jou ooit in een bikini te hebben gezien.’ ‘Dat had een reden. De afzender van deze brief weet daar blijk- baar van.’
‘Die extra tepel op jouw knipsel? Heb jij echt een borst met twee tepels?’ Ze kijkt zo ongelovig dat Iris moet glimlachen. ‘Daarom kleedde ik me altijd zo. Ik wilde er zeker van zijn dat niemand er iets van zou zien. Ik was bang dat ik zou worden gepest als het werd ontdekt.’
‘Dat kan ik me wel voorstellen. Zit hij er nog steeds?’ ‘Ik heb hem laten weghalen toen ik twintig was.’ Joyce neemt een hap van haar broodje. ‘Zo zie je maar weer. Denk je dat je iemand goed kent en dan blijkt ze achteraf krampachtig iets te verbergen. Je ouders wisten er uiteraard van en je huisarts. Wie nog meer?’
‘Alleen Renate.’
‘Dat betekent dus dat er niet veel mensen jou zo’n briefje gestuurd

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina kunnen hebben, en mij dus ook niet, want onze namen zijn in het- zelfde handschrift geschreven.’
Iris knikt. ‘Klinkt logisch.’
‘Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar volgens mij gaat het om iemand die iets met de Bijbel heeft. Daar is die rare tekst namelijk uit gehaald.’
‘Weet je dan wat die woorden betekenen?’ ‘Ik heb ze opgezocht. Ze houden tegelijk een waarschuwing en een dreiging in. Ze verschenen tijdens de verjaardag van een zekere koning Belsazar in lichtgevende letters op de muur.’ Joyce houdt het papier voor zich en leest de woorden hardop voor. ‘Mene, mene, tekel, ufarsin. U bent gewogen en te licht bevonden. Uw dagen zijn geteld.’
Woorden die gisteren ook uit de mond van de helderziende op de beurs kwamen. Nu komen ze aan als een schok. Heel even knijpt ze haar ogen dicht. Ze wil er Joyce niets over vertellen, bang om zich belachelijk te maken.
‘Wat is er, Iris?’ Een onderzoekende blik. ‘Je tattoo… die tekst… Dat is niet toevallig,’ zegt ze zo kalm mo- gelijk.
‘Welke tekst stond er bij jou op?’
‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdel, zoiets.’ ‘Dat is ook een bijbeltekst. Heb je de precieze betekenis opge- zocht?’
Ze schudt ontkennend haar hoofd. ‘Die leek me wel duidelijk, zeker in combinatie met die getekende tepel. Waarom wilde je er per se met mij over praten?’
Joyce staart uit het raam en wriemelt aan haar ketting. ‘Omdat ik vermoed dat het iets te maken heeft met vroeger, met onze school- tijd. Heb je toevallig vanochtend de krant gelezen?’ ‘Nee, waarom? Staat er iets in wat hiermee te maken heeft?’ ‘Misschien. Je herinnert je je Niels van Velzen nog wel, hè?’ ‘Moet dat?’ Ze wil best aan haar schooltijd herinnerd worden, maar dan wel zonder dat die naam wordt genoemd. ‘Je vraagt naar de bekende weg, Joyce. Waarom?’
‘Hij is zaterdagnacht vermoord.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Wat!’ Ze staart Joyce verbijsterd aan. ‘Sorry, maar het wordt me wat te veel. Heb je nog meer schokkende verrassingen?’ ‘Ik ben bang van wel. Iemand heeft hem met gebonden handen en voeten en een prop in zijn mond op de rails gelegd. Een intercity heeft hem finaal aan flarden gereden. De dader heeft naast de rails een houten kruis neergezet, met het getal één erop.’ Afschuw en ongeloof wisselen elkaar af. ‘Afgrijselijk. Weet je zeker dat het om Niels van Velzen gaat?’ ‘Honderd procent. In het artikel wordt hij Niels van V. genoemd, maar in de overlijdensadvertentie staat zijn volledige naam. “Op tra- gische wijze om het leven gekomen, mijn lieve man en onze vader.”’ ‘Was hij getrouwd en had hij kinderen? Niels als brave huisva- der… Ik kan me daar geen voorstelling van maken.’ ‘Mensen veranderen.’
Ze glimlacht. ‘Zeg dat wel, ja.’
‘Je bent hem dus nog niet vergeten. Zoals jij hem een blauwtje liet lopen, Iris...’
‘Heel efficiënt, maar niet goed, achteraf. Ik viel niet voor Niels, net zomin als voor Sam, hoewel ik die wel aardig vond. Waarom rakel je dit eigenlijk allemaal op?’ vraagt ze kortaf. ‘Ik heb Sam niet genoemd. Dat doe jij.’ Joyce lijkt haar bewust niet te willen aankijken.
‘Denk je dan dat het iets met Sam te maken heeft?’ Joyce knikt. ‘Ik schrok me rot toen ik het artikel las en begreep om wie het ging. Niels is niet toevallig op de rails gelegd om door een trein te worden overreden.’
‘Joyce, hoor eens…’ Iris buigt zich naar voren en kijkt haar vrien- din indringend aan. ‘Wat heb jij daar nou mee te maken? Sam is al- lang dood en begraven. Ik begrijp best dat je je nog steeds een beetje schuldig voelt. Er komt echter een moment waarop dat over moet zijn. Het is al zo lang geleden.’
‘Niels had het bedacht, weet je nog. En ik was zo stom… Ach, laat ook maar. Niels is vermoord en ik heb een dreigbrief gekregen. Dat jij van dezelfde persoon net zo’n brief hebt ontvangen, maakt het voor mij nog aannemelijker dat het met vroeger te maken heeft.’ ‘Nogmaals: Sam is dood. Hij kan hier onmogelijk achter zitten,

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina iets wat gezien zijn karakter toch al onwaarschijnlijk was geweest als hij nog had geleefd. De tekst op mijn brief is trouwens minder drei- gend dan die op de jouwe.’
‘O ja? Nog dertien dagen… Krijg je dan een bloemetje opge- stuurd of zo? Het is niet over, Iris. Ik ben bang dat het net is begon- nen. Waarom zou er anders een één op dat kruis staan?’ Iris werkt het laatste stukje brood weg. ‘Sinds ik die brief heb ont- vangen voel ik me inderdaad onprettig, ik weet niet goed hoe ik het anders moet omschrijven. Bedreigd is een te groot woord, hoewel ik gisteravond het idiote gevoel kreeg dat ik werd gevolgd. Het moet haast wel inbeelding zijn geweest.’
‘Ik hoop dat je gelijk hebt.’ Joyce kijkt ongelukkig. ‘Ik heb er ach- teraf zo’n spijt van dat ik me door Niels heb laten opfokken. Ik snap niet dat ik ooit in staat ben geweest iemand zo te vernederen als Sam toen. Het heeft hem gebroken, hem zijn laatste restje zelfver- trouwen afgenomen.’
‘Het ging te ver, ja. Mooie Sam…’ Op Iris’ gezicht verschijnt een wrang lachje. ‘Maar toch… Hij is eroverheen gekomen. Zoals hij de klas in kwam, de eerste schooldag van ons examenjaar… Volgens mij kon hij aan elke vinger een meisje krijgen.’ ‘Maar hij wilde jou. Hij had echt alles voor je over, dat weet je toch?’
‘En ik had nergens om gevraagd. Ik moest hem gewoon niet, punt uit.’ Iris kijkt verongelijkt. ‘Het spijt me, ik zie het verband met de moord op Niels niet, net zomin als ik verband zie met de brieven die we hebben gekregen. Doden versturen geen post, zo simpel is dat.’ ‘Kun je dan bedenken van wie die brieven wel afkomstig zijn?’ ‘Nee. Ik weet alleen dat het iemand is die meer van mij weet dan me lief is. Dát vind ik bedreigend.’
‘Zullen we ermee naar de politie gaan?’
‘Lijkt me zinloos. Grote kans dat ze het als een flauwe grap zien. We worden niet lijfelijk met de dood bedreigd, althans niet direct.’ ‘En als blijkt dat Niels ook zo’n brief heeft gekregen?’ ‘Daar heb ik niet aan gedacht,’ zegt ze geschrokken. ‘Ik dus wel. Als ik wist dat dat niet zo was, dan zou ik me gerus- ter voelen.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Hoe wil je daar achter komen?’
‘Door naar zijn crematie te gaan en na de condoleance met fami- lieleden te praten,’ antwoordt Joyce prompt. ‘Niemand zal het vreemd vinden als oud-klasgenoten daar heen gaan.’ ‘Daar heb je dus al over nagedacht? Oud-klasgenoten? Daarom wilde je mij dus per se vandaag spreken.’ ‘Ik wilde je inderdaad vragen om met me mee te gaan,’ bekent Joyce. ‘Toen wist ik nog niet eens dat jij ook zo’n brief had ontvan- gen.’
Iris staat op, pakt haar jasje van de stoel en trekt het aan. ‘Wan- neer is die crematie en waar?’
‘Aanstaande woensdag, om halfvijf ’s middags, in het crematorium bij de Wester-begraafplaats.’
‘Ik zal kijken of ik me vrij kan maken. Het tijdstip is niet ongun- stig. Ik bel je er vanavond over op. En luister eens, Joyce. We laten ons niet bang maken door een of andere gek die ons rare briefjes stuurt, oké?’
‘Oké,’ zegt Joyce. Het klinkt niet overtuigd. ‘En nu moet ik echt gaan, hoor. Groeten thuis.’ Normaal gesproken neemt haar werk haar zo in beslag dat er voor andere dingen weinig ruimte is. Nu proberen flarden van wat Joyce haar heeft verteld toch in haar gedachten door te dringen, gebruik- makend van elk rustig moment, van elke korte pauze die in een ge- sprek valt. Ze kan niet voorkomen dat ze zich aaneenrijgen, als scha- kels van een lange ketting die haar verbindt met het verleden, vol beklemmende herinneringen.
Kort na vijf uur komt er een man binnen in een zwart colbert, een zwart overhemd met lichtblauwe stropdas, een lichte spijkerbroek en laarzen aan. Hij valt haar onmiddellijk op omdat hij niet het type werkzoekende is dat hier dagelijks binnenwandelt. Hij kijkt even rond in het kantoor en komt, na een blik op Marcel te hebben ge- worpen, naar haar toe lopen. Voor haar bureau blijft hij staan, zon- der iets te zeggen.
‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ Ze weerstaat zijn onderzoe- kende blik met een mengeling van ergernis en nieuwsgierigheid.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Ik raad je aan om eens langs een opticien te gaan om je ogen te laten controleren, dan maak je geen ongelukken en herken je je slachtoffers.’ Op zijn gezicht verschijnt een brede lach, die langwer- pige kuiltjes in zijn wangen tovert. Hij maakt een zwaaibeweging met zijn arm. ‘Mooi kantoor. Ben jij de baas hier?’ Donker, bijna zwart haar, niet te kort geknipt en lekker dik, don- kerblauwe ogen met een spottende twinkeling, stoppeltjes van een dag of twee op zijn kin. Snel maakt ze het achter haar oren wegge- stopte haar weer los.
‘Waarom denk je dat?’
‘Vanwege je kaartje. Ik ben niet thuis in deze wereld.’ ‘Zo complex is de organisatie hier niet, hoor. Wat hadden we ook alweer afgesproken?’ vraagt ze op luchtige toon. ‘Slechte ogen, slecht geheugen…’ Ongevraagd gaat hij tegenover haar aan het bureau zitten. ‘Wat voor vragen zou je me stellen als ik vertelde dat ik op zoek ben naar werk?’
Hij probeert het initiatief te nemen. Snel kijkt ze naar Marcel, die de onverwachte bezoeker geamuseerd opneemt, opstaat, naar haar knipoogt en naar achteren loopt.
‘Dat gá je niet vertellen. Je ziet eruit als iemand die rechtstreeks van zijn werk komt.’ Ze probeert ontspannen achterover in haar stoel te leunen.
‘Goed gezien. Ik moet werk en vrije tijd gescheiden houden.’ Hij schuift zijn stropdas los, trekt hem over zijn hoofd en maakt het bo- venste knoopje van zijn overhemd los. ‘Hoe laat zit jouw werkdag erop?’
Zonder erbij na te denken volgt ze zijn handelingen. Te laat be- seft ze dat ze nonchalant langs hem heen had moeten kijken. ‘Nog een kwartier. Om halfzes sluiten we.’ Ze bukt zich, pakt haar handtas en begint erin te rommelen. ‘Zeventig euro, hè, dat hadden we toch afgesproken?’ Ze haalt een briefje van vijftig en twee van tien uit haar portemonnee en legt ze voor hem neer. ‘Daar kun je lekker van uit eten gaan,’ zegt hij zonder ze weg te pakken.
‘Wat houd je tegen?’
‘Ongezellig, in je eentje.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Je hebt vast wel een vriendin die met je mee wil.’ Een trouwring draagt hij niet, heeft ze al geconstateerd. ‘Ik heb er niet zo snel een in gedachten. Misschien dat jij zin hebt om met me mee te gaan?’ Hij pakt de bankbiljetten van het bureau en zwaait ermee. ‘Ik stel voor om deze samen op te gaan maken.’ Hij buigt zijn hoofd iets voorover, zodat zijn haar over zijn voor- hoofd valt.
‘Ik dacht dat je er nieuwe kleren voor wilde kopen?’ Een verontschuldigende glimlach. ‘Ach, die koop ik toch wel. Voor mij was het een principekwestie, gisteravond. Door jouw stom- miteit had ik schade. Ik was razend en gunde je het niet dat je daar zo mee weg kwam.’
‘En nu gun je me wel een etentje?’
‘Achteraf denk ik dat je wel meevalt.’ De spottende twinkeling in zijn ogen is er weer.
Waarom zou ze het niet doen? Om de indruk te wekken dat ze diep over zijn voorstel nadenkt, begint ze onzichtbare pluisjes van haar trui te plukken. Hij zegt niets, wacht haar reactie rustig af. Niet te happig zijn, niet vanavond al, een andere dag voorstellen. ‘Oké. Alleen niet vanavond. Donderdag komt me goed uit. Kun je dan ook?’
Hij lacht en staat op. De bankbiljetten legt hij terug. ‘Waar spre- ken we af en hoe laat?’
‘Zullen we daarover nog bellen? Je hebt mijn kaartje.’ Zijn hand verdwijnt in zijn binnenzak. ‘Alsjeblieft. Dan kun je mij ook bereiken.’ Voor hij het kantoor uitloopt steekt hij zijn hand nog een keer op.
Tim van der Steen, makelaar, leest ze op het kaartje. Ze glim- lacht. Wat een dag, en dat hij op deze manier afloopt.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dagboek van Sander, 5 juni
Florence werd vanochtend wakker onder een laag mist,die als een sluier boven de stad bleef hangen. Doordat de uitlaatgas- sen van het voortrazende verkeer zich vermengden met de fijne waterdruppeltjes, liep het zicht sterk terug. Toen we het hotel verlieten en een stukje langs de Arno liepen, waren de auto’s aan de overkant van de rivier alleen maar te horen. Morgen mooi weer, heb ik gisteravond tijdens het eten voorspeld. Stijgende luchtdruk, een lage vochtigheid en zwakke wind uit het zuidwesten gaven mij reden tot optimisme. Temperaturen iets hoger dan vandaag. Af en toe misschien wat bewolking. Dat laatste had ik voor de zekerheid ingebouwd, niet wetend dat die bewolking wel erg laag zou hangen en tot een uur of tien dominant aanwezig zou zijn. Tot mijn opluchting brak de zon toen opeens fel door, net op tijd om de opkomende twijfel aan mijn capaciteiten als weervoor- speller weg te nemen.
Op de Ponte Vecchio legde een aantal van mijn klasgenoten een opmerkelijke belangstelling aan de dag voor het traag stromende water eronder, alsof het verleden erin werd weerspiegeld. Ik zag ech- ter geen middeleeuwers die wol wasten, of wevers die vaten waarin ze hun stoffen verfden, schoonspoelden. Wel dammetjes van stenen waartussen het water een weg zocht.
Terwijl de meesten van ons de winkeltjes op de brug bekeken, liep het groepje terug langs de rivier, naar de vorige brug. De Santo Spi- rito, net als de Dom een ontwerp van Filippo Brunelleschi, aan de overkant van de Arno, vonden ze blijkbaar niet interessant. We hadden de opdracht om de Santo Spirito op eigen gelegen- heid te gaan bekijken. Aan het eind van de ochtend zouden we ons

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina verzamelen voor de Santa Croce, waar Frank ongetwijfeld weer een van zijn eieren kwijt moest. Volgens de plattegrond die hij ons mee- gaf was dat allemaal te belopen, maar voor de zekerheid had hij ook het nummer van een buslijn gegeven die in de buurt kwam. Frank stippelde alles in zijn eentje uit. Hij ging er blijkbaar nog steeds van uit dat zijn twee collega’s, leraressen Frans en wiskunde, vooral mee waren omdat een groep met veel meisjes nu eenmaal vrouwelijke begeleiders vereiste. Sinds gistermiddag had hij echter beter moeten weten. Op het Piazza della Signorina wees hij op de typische renaissancekenmerken van de beelden. Hij vergat echter te vertellen dat Michelangelo’s David, waar de meisjes zo veel belang- stelling voor hadden, en het beeld van Judith van Donatello, niet toevallig op het plein voor het Palazzo Vecchio stonden. Ze beli- chaamden de vrijheid van de republiek Florence in haar bloeitijd. David bevrijdde de Joden van de Filistijnen door de reus Goliath te verslaan en Judith bevrijdde haar volk van de tiran Holofernes. Agnes, onze lerares Frans, merkte op dat Franks verhaal niet com- pleet was en vulde het aan. Ze wees ons ook op het stadswapen van Florence, links van het paleis, een leeuw – symbool van kracht – en lelies. Frank stond er wat schutterig bij, niet gewend om de regie uit handen te geven.
Vandaag, in de Santa Croce, werd hem voor de tweede keer de les gelezen. We liepen met de hele groep langs de imposante grafmonu- menten van Michelangelo, de dichter Dante, de componist Rossini, de schrijver Machiavelli en de wetenschapper Galilei. Midden in de kerk verzamelde Frank ons om zich heen.
‘Als ik zo rondkijk en me realiseer dat al die grootheden uit de wereldgeschiedenis hier gestorven en begraven zijn, dan doet me dat iets, dan voel ik me klein worden,’ zei hij. ‘Neem me niet kwalijk, Frank,’ zei Agnes. ‘Maar wat je zegt klopt niet helemaal. Dante stierf in Ravenna en ligt daar ook begraven. Hier staat alleen een monument voor hem. En Michelangelo is hier ook niet gestorven. Zijn lichaam is na zijn dood hierheen gebracht in opdracht van groothertog Cosimo I, jou uiteraard wel bekend.’ We luisterden geïnteresseerd, niet zozeer vanwege de inhoude- lijke kant van de zaak, maar vooral omdat de belerende manier

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina waarop Agnes hem corrigeerde, bevestigde dat er tussen de begelei- ders wat spanning begon te ontstaan.
Tijdens het bekijken van de over de kerk verspreide fresco’s van Giotto, ontaardde die in een vorm van rivaliteit, waarbij ze elkaar probeerden te overtroeven met kennis over de schilderkunst van de vroegrenaissance. Na bijna twee dagen kunst en cultuur had dit op ons het effect van een overdosis. Verveelde blikken, gapende mon- den en een groeiende weerstand tegen de verplichting om morgen opnieuw allerlei kerken met kunstwerken te moeten bezoeken. Hoewel ik van alles wat ik zag genoot, werd het mij ook een beetje te veel. Gelukkig kregen we voor het avondeten nog wat tijd om te winkelen. Ik had daar niet zoveel zin in en ben naar mijn kamer ge- gaan om dit op te schrijven. Misschien ga ik vanavond wel mee naar een van de vele terrassen die de stad rijk is om wat met mijn klasge- noten te drinken.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina FILES OP DE WEG, GEEN PARKEERPLAATS TE VINDEN. Het stortre- gent als Iris haar auto eindelijk kwijt is. Samen met Joyce onder één paraplu haast ze zich naar de ingang van het crematorium. De ontvangstruimte blijkt verlaten, op een in grijs en zwart ge- klede medewerker na die meedeelt dat de herdenkingsdienst voor Van Velzen zojuist is begonnen. Gedienstig opent hij de deur van de aula voor hen.
Zo zacht mogelijk schuifelen ze naar binnen. Op de achterste rij zijn nog een paar stoelen vrij. Nieuwsgierige ogen, vragende blikken, niemand weet wie ze zijn. Twee onbekende jonge vrouwen die plot- seling opduiken om aan Niels hun laatste eer te bewijzen, geven aanleiding tot speculaties, leest ze af aan de gezichten. Als ze Joyce aankijkt ziet ze dat op haar gezicht een glimlach speelt die niet past bij de ernst van het moment. Joyce denkt hetzelfde als zij. Niels mag dan getrouwd zijn geweest en kinderen hebben gehad, zijn wilde haren was hij blijkbaar nog niet kwijt.
Achter de katheder, naast de met bloemen overdekte kist, houdt een zwaar geëmotioneerde man een toespraak. ‘Een wreed en onver- wacht einde aan het jonge leven van onze geliefde zoon… een zware slag voor zijn vrouw en kinderen… een toegewijde echtgenoot en vader… steun bij de verwerking, die pas volledig kan zijn als de dader wordt gearresteerd en berecht… opgroeien in een wereld vol onrecht en geweld zonder op hun vader terug te kunnen vallen… Niels regelde zijn eigen zaakjes wel, kon de hele wereld aan… tot hij vastgebonden op de rails werd gelegd.’ De stem stokt, kan de af- scheidswoorden die hadden moeten komen niet meer uitspreken. Een vrouw, waarschijnlijk zijn echtgenote, komt naar voren en leidt hem bij het spreekgestoelte weg. Een jongere man neemt zijn plaats in. ‘Samen met mijn broer de zaak opbouwen… er was nog zo veel

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina te doen… alle steun aan de politie om uit te zoeken wie de afzender van de brief was…’
Iris verstijft. Joyce knijpt hard in haar arm. Ze kan een kreet van schrik niet onderdrukken. Mensen die zich omkeren, verstoorde blikken. Opeens voelt ze zich te veel. Zo beheerst mogelijk staat ze op en loopt de aula uit. In de ontvangstruimte haalt ze een keer diep adem. Achter haar gaat de deur weer open. Niet Joyce, zoals ze ver- wachtte, maar een man komt naar buiten, gekleed in een zwarte broek, een grijs met wit gestreept overhemd en een grijs colbert. Er hangt een donkerblauwe regenjas over zijn arm. Hij haalt een legiti- matiebewijs uit zijn binnenzak.
‘Huizinga, recherche,’ stelt hij zich voor, ‘afdeling ernstige delicten.’ Ze werpt een vluchtige blik op het fotootje van zijn legitimatiebe- wijs. Een jongere uitgave. De man voor haar kijkt vermoeider en heeft, voor zover je dat met een foto kunt vergelijken, meer lijnen in zijn gezicht. Grijsblauwe ogen, zandkleurig, kortgeknipt haar en een gezet postuur, enigszins buikig zelfs.
‘Iris Lijesen.’ Ze geeft hem een hand.
‘Mag ik vragen wat uw relatie tot de overledene is?’ ‘Ik ken hem uit onze schoolperiode, een oud-klasgenoot dus. Ik schrok me rot toen ik hoorde wat hem is overkomen.’ ‘Begrijp ik daaruit dat u geen contact meer met hem had?’ ‘Is dit een ondervraging?’
Hij houdt haar blik vast terwijl hij zijn legitimatiebewijs terug- stopt in zijn binnenzak. ‘Zo zou u het kunnen zien, ja.’ De deur van de aula gaat weer open. Rouwende familieleden en vrienden komen naar buiten, met strakke, witte gezichten, sommi- gen met sporen van tranen. Gesproken wordt er niet. Hier en daar klinkt een snik. Het gezelschap steekt de hal over naar de koffieka- mer, die door een koperkleurig bordje op de deur wordt aangegeven. Een enkeling blijft even hangen, twee mannen gaan naar buiten, klaarblijkelijk om een sigaretje te roken. ‘Gaat het, Iris?’ Joyce ziet bleker dan zo-even en maakt een onrus- tige, gespannen indruk. Ze kijkt vragend naar de rechercheur. ‘Huizinga, recherche,’ stelt hij zich opnieuw voor. ‘Bent u ook een vriendin van vroeger?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Dit is Joyce den Hartogh.’
‘Vriendin is een wat groot woord. Heb jij dat verteld, Iris?’ ‘Ik heb alleen gezegd dat ik Niels ken uit onze schoolperiode.’ Ze richt zich weer tot rechercheur Huizinga. ‘Zullen we een plek zoe- ken waar we even rustig kunnen praten?’ stelt ze voor. Huizinga kijkt van de een naar de ander, vraagt zich ongetwijfeld af wat de reden is van haar verzoek, probeert ook in te schatten of het hem iets oplevert.
‘Goed,’ zegt hij dan. ‘Laten we teruggaan naar de aula. Zo te zien was dit vandaag de laatste bijeenkomst, dus daar is niemand meer.’ De kist staat er nog wel. Iris huivert als ze ernaar kijkt. Aan wat erin zit, aan wat er van Niels is overgebleven, wil ze niet denken. Rust zacht, lieve papa staat met gouden letters op het lint dat aan een
grote krans is bevestigd. Haar blik glijdt langs een tweetal andere teksten op linten. Lieve Niels, we zullen je missen. Waarschijnlijk van zijn ouders. Goede reis, salut. Vrienden van een sportclub misschien. Huizinga verschuift een paar stoelen zodat ze tegenover elkaar kunnen zitten. Hij wendt zich tot Iris. ‘Waarover wilde u met me praten?’
Ze laat haar ogen nog een keer over de kist gaan en kijkt dan de rechercheur aan. ‘We hoorden zojuist dat Niels een brief heeft ge- kregen van een onbekende. Dat was een schok voor ons. Joyce en ik hebben namelijk ook een brief van een onbekende gekregen.’ De mededeling komt als een volslagen verrassing. ‘En dan te be- denken dat ik heb geaarzeld om hierheen te gaan,’ zegt hij. ‘Uit er- varing weet ik dat het zeer op prijs wordt gesteld als ik mijn medele- ven toon door op een moment als dit aanwezig te zijn,’ verduidelijkt hij. ‘Er zit natuurlijk een beroepsmatige kant aan: je weet nooit of er misschien iemand opduikt die het onderzoek verder kan helpen, zoals nu blijkbaar het geval is. Voor we verder praten: wilt u nog van de gelegenheid gebruikmaken om de familie te condoleren?’ ‘Daar kwamen we niet voor. De familie kent ons toch niet,’ zegt Iris. Ze schrikt omdat een vreemde, hoge zoemtoon volkomen onver- wachts de aula vult. De doodskist op het podium begint te bewegen. Joyce kijkt met opengesperde ogen naar de kist, die langzaam naar beneden zakt.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Huizinga draait zijn stoel om het beter te kunnen zien. Het is een onwerkelijk schouwspel, dat zonder het geluid van een zacht brommende motor onderdeel van de sinistere act van een illu- sionist zou kunnen zijn.
Door een zijdeur naast het podium komt een man binnen. ‘Er was mij niet verteld dat er nog iemand in de aula was,’ zegt hij veront- schuldigend. ‘Bent u familie van de overledene?’ ‘Nee,’ zegt Huizinga. ‘Gaat u gerust verder met uw werk.’ De man knikt en verzamelt bloemen en kransen voordat de kist helemaal is weggezakt. ‘Die worden niet mee verbrand,’ verduide- lijkt hij. Daarna verdwijnt hij door dezelfde deur als waardoor hij is binnengekomen.
Blijkbaar draait hij daar opnieuw aan een schakelaar, want twee vloerplaten schuiven automatisch over de kist naar elkaar toe over de ontstane opening. In het midden raken ze elkaar, met een kort, droog geluid dat door de lege aula galmt. Het podium oogt alsof er nooit een kist heeft gestaan, alsof er nooit een gat in de vloer heeft gegaapt.
Iris heeft het proces ademloos gevolgd. Joyce haalt een zakdoek uit haar tas en snuit haar neus.
‘Tja,’ zegt Huizinga. ‘Zo verdwijn je wel erg letterlijk uit het leven.’ Hij verschuift zijn stoel weer, zodat hij Iris en Joyce kan aankijken. ‘Niels van Velzen was dus geen intieme vriend, na jullie schooltijd is er geen contact meer geweest en zijn familie kennen jullie niet. Toch hadden jullie een reden om hier te komen,’ denkt hij hardop. ‘Jullie hebben een brief ontvangen van een onbekende, met een waarschuwing of een dreigement, naar ik aanneem. In de krant lazen jullie dat een oud-klasgenoot op gruwelijke wijze om het leven is gebracht. Zou hij ook een brief hebben ontvangen, vroegen jullie je meteen af. Op zijn crematie hoopten jullie daar een antwoord op te krijgen. Heb ik het zo juist samengevat?’ ‘Daar wilden we inderdaad achter zien te komen,’ bevestigt Iris. ‘Waarom bent u niet meteen naar de politie gegaan toen u een dreigbrief kreeg?’
‘Omdat het nauwelijks een dreigbrief is te noemen, althans die van mij.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘En de uwe?’ Huizinga kijkt naar Joyce.
‘Meer dan die van Iris. Het is zo’n vreemde tekst, heel dreigend, als je er goed over nadenkt.’
Hij kijkt afwachtend, zijn hoofd enigszins scheef. ‘Wat stond er precies in?’ vraagt hij als Joyce blijft zwijgen. ‘Leest u zelf maar.’ Joyce maakt haar handtas open en haalt de en- velop eruit.
Hij neemt hem met professionele omzichtigheid van haar aan. ‘Ik zal hem laten onderzoeken door de technische recherche, al zullen vrijwel alle sporen inmiddels wel gewist zijn.’ Voorzichtig haalt hij het A4’tje uit de envelop en vouwt het open. Aandachtig bekijkt hij het knipsel en de tekst.
‘Onbegrijpelijke woorden,’ zegt hij dan. ‘Weet u wat ze beteke- nen?’
‘Ja, het is een bijbeltekst.’
‘Een bijbeltekst?’ Hij kijkt verrast op. ‘In de brief die de heer Van Velzen kort voor zijn dood kreeg, stond ook een bijbeltekst.’ Met een verschrikt gezicht kijkt Joyce Iris aan. ‘Zijn brief eindigde met: Nog achttien dagen. Hier lees ik: Nog elf dagen. Wanneer hebt u deze brief precies ontvangen?’
‘Zondag. Iemand heeft hem in mijn brievenbus gestopt.’ ‘Zondag, dat was de zeventiende november. Nog elf dagen bete- kent dus dat er op de achtentwintigste iets zou moeten gebeuren. Niels heeft de brief ook op een zondag ontvangen, de tiende novem- ber, om precies te zijn.’
‘En ik vrijdag,’ zegt Iris.
‘De vijftiende. Ik neem aan dat er bij u Nog dertien dagen op staat.’ Ze knikt bevestigend. Hij verwacht blijkbaar niets anders, want het knipsel heeft alweer zijn volledige aandacht. ‘Wilt u me vertellen wat deze woorden betekenen?’ vraagt hij na enige tijd.
Als Joyce aan het slot van haar uitleg ‘uw dagen zijn geteld’ zegt, voelt Iris weer een huivering over haar rug kruipen, net als maandag in het eethuis, toen ze die woorden voor de tweede keer hoorde. ‘Dat lijkt inderdaad een dreigement,’ zegt rechercheur Huizinga. ‘Hoe luidt de tekst op uw brief?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid,’ antwoordt Iris prompt. ‘Het verwijst naar onze nietigheid, de nietigheid van het bestaan. Ik heb het opgezocht.’
Hij vraagt gelukkig niet verder naar het knipsel. Ze hoeft het ge- heim van haar derde tepel nog niet prijs te geven. ‘Ik zou uw envelop met het knipsel zo snel mogelijk willen heb- ben.’
Hij kijkt hen om de beurt strak aan. ‘U moet het me niet kwalijk nemen dat ik zo direct ben. Het is van het grootste belang dat u dit niet te licht opvat.’
‘Dat doe ik ook niet.’ Joyce ziet inmiddels lijkbleek. ‘Tot vandaag was ik nog geneigd om die brief niet te zwaar op te nemen, maar nu ik weet dat Niels…’ Ze schuift zenuwachtig heen en weer op haar stoel, en veegt dan met een hand langs haar ogen. ‘Geeft u ons poli- tiebescherming? Ik ben doodsbang geworden,’ fluistert ze dan. ‘Dit overvalt me nogal. Daar heb ik nog niet over nagedacht,’ zegt Huizinga. ‘Wat ik mij afvraag…’ Hij kijkt naar Iris die aan een ring om haar middelvinger zit te wriemelen. ‘Blijkbaar is er in het verle- den iets gebeurd wat met dit drama en deze brieven te maken heeft. Jullie weten daar meer van, anders waren jullie niet hier, bij de cre- matie van een oud-klasgenoot. Vertel me alstublieft wat er zich heeft afgespeeld, met de namen van alle betrokkenen. Met die infor- matie is de afzender misschien snel te traceren en hebben jullie geen politiebescherming nodig.’
‘Ik dacht zondagavond dat ik werd gevolgd,’ zegt Iris opeens. Het lijkt of de woorden van de rechercheur langs haar heen zijn gegaan. ‘Een donkere auto. Hij bleef volgens mij met opzet achter me han- gen. Toen ik de parkeergarage in reed, zat hij vlak achter me, hield even in en reed toen door. Ik ben ook doodsbang geworden. Alstu- blieft, geeft u ons bescherming,’ vraagt ze, bijna smekend. ‘U hebt mijn vraag nog niet beantwoord. Wat is er in het verleden gebeurd dat aanleiding kan zijn voor dit drama?’ dringt Huizinga aan. ‘Als ik dat weet kan ik inschatten hoe ernstig de dreiging werke- lijk is.’
‘Dat is juist het probleem.’ Ze wisselt snel een blik van verstand- houding met Joyce.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Die schudt bijna onmerkbaar met haar hoofd. Zij wil ook niet dat ze zomaar alles vertelt. Daarvoor is het te persoonlijk, te intiem. Voor Joyce geldt dat in nog sterkere mate dan voor haar. Toch mag ze de rechercheur geen informatie onthouden. Wat is wijsheid? Ze weet het niet, wel dat de schaamte nog niet voorbij is, dat de afwe- ging tussen wat ze wel en niet wil vertellen er een is tussen twee kwaden, van heel verschillende orde.
‘Er is inderdaad iets gebeurd met iemand met wie zowel Niels, Joyce als ik iets hebben meegemaakt, iets wat hem nogal heeft aan- gegrepen. Toch kunnen de knipsels onmogelijk van hem afkomstig zijn. Hij is namelijk al tien jaar dood.’ ‘De jongen om wie het ging heeft zelfmoord gepleegd door voor een trein te springen,’ vult Joyce aan. ‘In ons eindexamenjaar.’ Het blijft lang stil. Huizinga staart naar de plek waar de kist heeft gestaan, alsof hij er zich een voorstelling van wil maken hoe de res- tanten van iemand die onder een aanstormende trein het leven heeft gelaten, eruitzien.
‘Dus daarom zijn jullie op het idee gekomen dat de moord op Van Velzen iets met vroeger te maken heeft,’ zegt hij ten slotte. ‘Maar het overtuigt me er nog niet van dat de knipsels en de teksten die jullie hebben ontvangen per se iets met vroeger te maken hebben. Het maakt me alleen duidelijk dat er iets is gebeurd waar jullie aan moes- ten denken toen jullie die brieven kregen, iets wat ernstig genoeg was om iemand ertoe aan te zetten zelfmoord te plegen.’ ‘Dat laatste is niet waar,’ zegt Iris beslist. ‘Iedereen wordt wel eens gepest, iedereen moet teleurstellingen verwerken.’ ‘Het ging dus om een pesterij?’
‘Ja, maar volgens ons was hij er snel overheen,’ zegt Joyce. ‘U wilt niet weten hoeveel vriendinnen hij daarna heeft gehad.’ Op het gezicht van Huizinga verschijnt een glimlach. ‘Ach ja, schooltijd, vriendjes en vriendinnetjes, puberliefdes, heftige emoties dus. Maar waren die zo heftig dat ze tien jaar later het motief kun- nen zijn voor moord en bedreiging? Dat lijkt me te vergezocht. Bo- vendien leeft het slachtoffer niet meer. Dat maakt het nog onwaar- schijnlijker. Blijven de knipsels met die vreemde teksten over als concrete aanknopingspunten. Ik zal ze door een deskundige in hun

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina context laten plaatsen, misschien levert dat iets op. De afzender doet niet voor niets zo veel moeite om zulke niet alledaagse bijbelteksten te versturen. Hij wil er iets mee duidelijk maken, maar wat?’ Hij wendt zich tot Iris. ‘Kunt u ervoor zorgen dat ik uw brief morgen in mijn bezit krijg?’
‘Ik kan hem na mijn werk komen brengen.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Dat vind ik te laat. Waar werkt u?’ Iris bukt zich om haar tas te pakken, haalt haar visitekaartje te- voorschijn en geeft het hem.
‘Laten we maar meteen contactgegevens uitwisselen,’ zegt hij met een innemende glimlach. ‘Alstublieft. Het bureau waar u mij kunt bereiken, met telefoonnummer. Ik stel voor dat u de brief meeneemt naar uw werk. Ik zal mijn collega, Emelie Durieux, vragen hem morgenochtend bij u op te halen. Ze maakt deel uit van het team dat aan de zaak werkt en het lijkt me goed dat zij ook met u spreekt.’ ‘Begrijp ik dat we geen politiebescherming krijgen?’ vraagt Joyce verontwaardigd.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik wil eerst een beter beeld van de zaak hebben.’ Hij overhandigt ook Joyce zijn kaartje. ‘Zodra er ook maar iets is waardoor u zich bedreigd voelt, of als u weer een brief ont- vangt, dan kunt u mij bellen op mijn 06-nummer, dag en nacht. Dat moet voorlopig voldoende zijn.’
Daar zijn ze weer, voor de gelegenheid stemmig gekleed, zoals hij van zijn acteurs verwacht. Om beter te kunnen zien veegt hij met zijn mouw de wasem van zijn voorruit.
Nummer twee in een zwartleren jack, een zwarte rok en hoge zwarte laarzen; nummer drie in een grijs mantelpakje met visgraat- motief en zwarte schoenen met hoge hakken, iets minder somber, maar zeker getuigend van respect voor de overledene, respect dat hij niet verdient, en dat moet ze weten. Zij zeker! Nummer twee en drie op de crematie van nummer een, ter oriën- tatie, ook al hebben ze geen idee van de kruisgang die hij voor hen heeft uitgestippeld. Zij kennen het vervolg van het script nog niet. Tot nu toe hebben ze zich er vrij nauwkeurig aan gehouden, tot en met hun gezamenlijke bezoek aan deze crematieplechtigheid. Het

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina stemt hem tot tevredenheid dat hij goed heeft ingeschat hoe ze zou- den reageren op de dood van Niels van Velzen. En zouden ze uit zichzelf geen contact met elkaar gezocht hebben, dan zou hij hen wel een duwtje in de goede richting hebben gegeven. Als ze wegrijden start hij zijn auto. Het is bijna een gewoonte ge- worden om hun gangen na te gaan. Niet dat hun bezoek aan het cre- matorium van veel belang was. Vaste patronen in hun dagindeling, daar gaat het hem om. Hij was er vooral nieuwsgierig naar of ze on- verhoopt een wijziging in het script zouden aanbrengen. Nu dat niet het geval is voelt hij zich geruster over de finale, de apotheose van de ultieme gerechtigheid.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dagboek van Sander, 6 juni, eerste deel
Omdat we vanochtend de lange rij wachtenden bij het Uffizi-museum voor wilden zijn, zaten we al om zeven uur aan het ontbijt, de meesten van ons met slaperige gezich- ten, want niemand had gisteravond voor één uur zijn bed gezien, tot ergernis van Frank. Hij was niet meegegaan naar het terras op het Piazza Santa Maria Novella. Met uitzicht op een plantsoen en de mooi verlichte kerk waar het plein naar genoemd is, genoten we van een heerlijke, zwoele avond en de onvermijdelijke drank. Daar heb ik besloten om in mijn dagboek niet alleen klasgenoten toe te laten met wie ik een prettige ervaring heb gedeeld, of met wie ik kan omgaan zonder me voortdurend van mijn uiterlijk bewust te zijn. Anders zou mijn verslag incompleet worden en niet te begrij- pen zijn voor iemand die het misschien ooit onder ogen krijgt. Uit de gesprekken gisteravond bleek dat niemand er zin in had om voor de derde achtereenvolgende dag langs kerken en kunstwer- ken te sjouwen. Er werden allerlei manieren bedacht om daaraan te ontkomen. Een ervan kwam van Niels, de luidruchtigste en branie- achtigste jongen uit de groep. Hij stelde voor om ons morgenoch- tend collectief te verslapen. Het zou voor Frank een lesje zijn, meende hij. Op ons voorstel om vandaag de toren van Pisa te bekij- ken en daarna naar het strand te gaan, had Frank niet willen ingaan. Het programma stond vast, zei hij. Hij verweet ons gebrek aan be- langstelling, onwaardig voor vwo-leerlingen. Toen zijn collega’s voorzichtig onze kant kozen, wond hij zich zo op dat Agnes hem schouderophalend de rug toekeerde en duidelijk hoorbaar ‘mis- plaatst fanatisme’ mompelde.
Het plan van Niels had als bezwaar dat we er ook onze begeleid-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina sters mee zouden treffen. We konden de leraressen in het complot opnemen, vond Niels. Zij vonden het ook niets om naar de pijpen van Frank te moeten dansen, dat hadden we allemaal gemerkt. Hij stelde voor om met Ingrid, onze lerares wiskunde, te gaan praten. Wedden dat hij haar kon overhalen… Dat was Niels ten voeten uit. Hij twijfelde er niet aan dat hij Ingrid – ze is pas zevenentwintig jaar en onze jongste lerares – met zijn innemendheid en zijn charme zou kunnen overhalen om met ons mee te doen. Dat hij er meteen een weddenschap aan wilde verbinden had te maken met een populair en fascinerend spel, dat steeds meer klasgenoten in zijn greep kreeg, zeker nu ze op zoek waren naar ander vermaak dan kunst en cultuur. Het fijne weet ik er nog niet van, maar de merkwaardige belangstel- ling gisteren voor water dat onder bruggen stroomt, schijnt daar ook mee te maken te hebben.
Ik dwaal echter af. We zaten dus vanochtend vroeg met chagrij- nige gezichten aan het ontbijt. Slechts één van de plannen die gis- teravond waren bedacht had volgens de meerderheid kans van sla- gen. Het kon pas vanochtend worden uitgevoerd, en ik zou er een hoofdrol in spelen, voor het eerst van mijn leven. Het was een be- denksel van Iris. Ik vertel maar meteen dat ik haar meer dan bewon- der, en niet alleen vanwege haar knappe, bijna klassieke uiterlijk. Ze is het enige meisje dat niet langs mij heen kijkt als ze met me praat, dat haar ogen vrijelijk over mijn gezicht laat gaan en me daarna met haar mooie ogen rustig blijft aankijken. ‘Wat de een te veel krijgt, krijgt de ander te weinig,’ heeft ze een keer tegen me gezegd. ‘Van mij had het eerlijker verdeeld mogen worden.’
Al liet ze me zo weten dat ze me aardig vond, ik begreep dat ze voor iemand als ik onbereikbaar bleef.
‘Als jij kans ziet om Frank wijs te maken dat het morgen nog zon- nig en warm weer is en dat het de dagen daarna gaat regenen, dan is er ten minste een zinnig argument om het programma om te gooien. Ik weet zeker dat Agnes en Ingrid dan ook morgen naar het strand willen in plaats van op de laatste dag van onze excursieweek.’ ‘Wat zet je erop in?’ probeerde Niels.
Iris negeerde hem met een hooghartigheid die ik niet van haar

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina had verwacht. Waarschijnlijk wilde ze Niels er iets mee duidelijk maken. Sinds gisteren slooft hij zich nogal opvallend uit om bij haar in het gevlei te komen. Bij vrijwel ieder ander meisje zou hij daar snel succes mee hebben geboekt. Met Iris wilde het blijkbaar niet erg vlotten.
‘Ik hoef Frank misschien niet eens wat wijs te maken,’ zei ik. ‘De wind is aan het krimpen, gaat waarschijnlijk uit het noorden waaien, en brengt koude lucht vanaf de bergen hierheen. Bovendien is de luchtdruk –’
‘Bespaar ons de details, die vertel je morgen maar aan Frank,’ on- derbrak Niels me korzelig.
Zojuist bleek dat Iris het goed had ingeschat. Hoewel het hem moeite kostte gaf Frank toe dat het, als de weersvooruitzichten in- derdaad slecht waren, beter zou zijn om het programma om te gooien. Voor de zekerheid wilde hij een second opinion, en die kreeg hij nadat de hotelier voor hem een ochtendkrant had geraadpleegd. De kans op regen was minder groot dan ik had voorspeld, maar ik had wel gelijk dat er na vandaag een weersomslag kwam. De tempe- ratuur zou flink dalen en een middagje zonnen op het strand zat er dan niet meer in. En dus gaan we straks naar Pisa en vervolgens naar een strand daar niet ver vandaan, niet alleen tot onze opluchting, maar ook die van Franks collega’s. Omdat er nu geen tijdsdruk meer is, vertrekken we pas om tien uur.
Ik heb de tussenliggende tijd benut om over gisteravond en het te vroege ontbijt te schrijven. Over een halfuur vertrekt de bus. Het beklemt me hoe langer hoe minder om samen met anderen iets te ondernemen, om deel uit te maken van een groep, met dank aan mijn weerstation, en aan Iris.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina NEE, ZE VERGIST ZICH NIET DEZE KEER, ZE WORDT GEVOLGD, DOOR DEZELFDE AUTO ALS ZONDAG. De bestuurder houdt goed af- stand en zorgt ervoor dat er steeds een paar auto’s tussen hen in rij- den. Het is onmogelijk om zijn kenteken te lezen. Het zweet breekt haar uit. Ze klemt haar handen om het stuur en slaat links af. Wat moet ze doen? In films zie je vaak dat iemand kans ziet om een achtervolger af te schudden. Voor haar is dat niet weggelegd; ze raakt beslist de macht over het stuur kwijt en knalt er- gens tegenaan. Wat heeft het trouwens voor zin? De bestuurder van die auto moet allang weten waar ze woont. Waarom blijft hij dan achter haar aan rijden? Ze wordt er onzeker van, en bloednerveus. Ze verlaat de rondweg, slaat bij de rotonde rechts af en rijdt door het tunneltje. Als ze naar links draait realiseert ze zich dat het even duurt voordat hij er ook is. Zal ze stoppen, durft ze dat? Vanaf de andere kant naderen twee auto’s. Een man loopt met zijn hond op het trottoir. Wat kan haar gebeuren? Abrupt trapt ze op de rem. Ze staat nog niet stil of de auto komt de tunnel uit. Het lijkt erop of hij ook links af zal slaan. Ze slaakt een zucht van verlichting als hij de andere kant op rijdt. Waarom is ze niet dichter bij de tunnel gestopt, dan had ze misschien een glimp van de bestuurder opgevangen, of de kentekenplaat kunnen lezen.
Als ze verder rijdt blijft ze in haar achteruitkijkspiegel kijken. De auto duikt niet op. Zou ze zich toch hebben vergist, paranoïde wor- den, in elke donkere auto die een paar minuten achter haar rijdt een achtervolger zien?
Opgelucht rijdt ze even later de parkeergarage in en zet haar auto op zijn plek. Als ze is uitgestapt en naar de lift wil lopen, komt plot- seling een man in een lange jas achter een pilaar vandaan, precies op haar looproute. Hij loopt terug en wordt door de pilaar weer aan het

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina oog onttrokken. Stokstijf blijft ze staan en kijkt of ze hem ziet. Wat spookt hij hier uit? Het kan onmogelijk haar achtervolger zijn. Waarom ziet ze hem niet naar de lift lopen, of waarom stapt hij niet in één van de geparkeerde voertuigen? Ze hoort niets, geen voetstap, geen kraakje, helemaal niets.
Opnieuw vervloekt ze de parkeerplek die haar is toegewezen. Ze durft niet naar de lift te lopen. Bevend haalt ze haar mobieltje uit haar tas en toetst Renates voorkeuzenummer in. Shit, geen ont- vangst in deze betonnen bunker. Wat nu? Zolang ze niet weet waar die man is gebleven, verzet ze geen stap. Gespannen luistert ze. Hier klopt iets niet. Ze moet hier weg, onmiddellijk. Bliksemsnel stapt ze weer in haar auto en start de motor. Achteruitrijden, draaien en met de pijlen mee naar de uitgang, langs de plek waar ze de man net zag. Ze drukt de knop voor de centrale deurvergrendeling in en scha- kelt naar de tweede versnelling, maar moet vrijwel direct boven op haar rem staan. Vanachter de pilaar is hij te voorschijn gesprongen, vlak voor haar auto. Met een wijd gebaar slaat hij zijn jas open, een pronkende pauw zonder veren. De situatie windt hem blijkbaar zo op dat zijn geslacht een saluut brengt. Als ze niet zo gespannen was geweest had ze waarschijnlijk meewarig haar hoofd geschud. Nu ontlaadt de spanning zich in woede. Ze drukt langdurig op de claxon, steekt haar middelvinger op – een gebaar dat ze anders nooit maakt – en geeft meer gas dan nodig is om langs hem te komen. Hij maakt een buiging alsof hij applaus verwacht voor zijn optreden. Een zielige dwaas, waarschijnlijk niet gevaarlijk. Toch denkt ze er niet aan om haar auto weer op zijn plek te zetten en langs hem naar de lift te lopen. Geïrriteerd rijdt ze naar buiten, par- keert haar auto langs de stoeprand en belt alsnog naar Renate. Max neemt op. Stamelend legt ze uit wat er aan de hand is. Hij komt di- rect naar beneden om haar te escorteren, met als wapen een plan- tenspuit die zo is af te stellen dat hij een harde straal kan produce- ren. Zijn schaterlach galmt in haar oor. Dit is precies wat ze nodig heeft. Ze lacht met hem mee, zegt dat ze op haar parkeerplek op hem zal wachten.
Als ze even later het contactsleuteltje omdraait om de motor af te zetten, is de potloodventer nergens meer te bekennen. Toch slaakt

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ze een zucht van verlichting als ze Max aan ziet komen. Haar weer- zin tegen de lugubere parkeergarage begint zo langzamerhand trau- matische vormen aan te nemen. Ze moet er niet aan denken dat de verlichting een keer uitvalt terwijl ze op weg is naar de lift. ‘Waar is hij gebleven?’ vraagt Max met een brede grijns op zijn gezicht. Hij houdt de plantenspuit demonstratief omhoog en richt hem op haar voorruit. Een waterstraal kletst ertegenaan. ‘Ik had zijn smoel wel eens willen zien.’
‘Die mafkees zorgt er anders wel voor dat ik me hier nog minder op mijn gemak voel dan anders.’
‘Inderdaad geen prettig oord voor een vrouw alleen,’ beaamt hij om zich heen kijkend. Ondeugende ogen, lichtblozende wangen, een lachende mond; de binnenpret over wat hij heeft gemist straalt van hem af. Hij heeft hier ook weinig te vrezen. Met zijn forse, im- ponerende gestalte lijkt hij meer op een bokser dan op een arts. Mijn lijfwacht, noemt Renate hem wel eens gekscherend. Ze zou op dit moment graag met haar vriendin willen ruilen. Alleen op dit mo- ment...? Terwijl ze naar de lift lopen werpt ze een blik op Max. Mist ze dat echt, iemand met wie ze rekening moet houden bij alles wat ze doet? Los-vaste vrienden, af en toe uitgaan, bij uitzondering blij- ven slapen, heel selectief uiteraard, zich vooral niet binden… De prettige spanning van een afspraakje met iemand die ze niet kent, zoals morgenavond met Tim. Dat ze daar pas weer aan denkt terwijl ze met Max op de lift staat te wachten… Logisch, er is vandaag te veel gebeurd om bij leuke dingen stil te staan. Tim heeft, net als Max, donker haar, alleen zonder krulletjes. Die zouden ook niet bij hem passen, terwijl ze Max juist iets charmants geven. ‘Je vertelde net dat je van een crematie komt. Heb je daarna al ge- geten?’ vraagt Max als de lift naar boven glijdt. ‘Nee.’
‘Heb je zin om met ons mee te eten?’
‘Graag. Ik heb nogal wat te vertellen.’
‘Nare dingen soms?’
‘Waarom vraag je dat?’
‘Sorry dat ik het zeg, Iris, maar de stress komt zo ongeveer uit je oren. Je staat stijf van de spanning, dat merk ik aan je manier van be-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina wegen, van praten… Je had jezelf moeten horen, net door de tele- foon.’
‘Ik ben niet op consult, hoor,’ reageert ze geprikkeld. Hij trekt een wenkbrauw op. ‘Je hoeft geen arts te zijn om dat te kunnen vaststellen. Heeft het soms met die rare brief te maken die je hebt ontvangen?’
‘Wat heeft Renate je daarover verteld?’
‘Iets over een knipsel en een vreemde tekst over ijdelheid en dat er nog dertien dagen over zijn.’
Ze knikt. Ze heeft haar vriendin na zaterdag niet meer gesproken. Renate weet nog niet dat Joyce ook een rare brief heeft ontvangen en dat ze vanmiddag met haar naar de crematie van Niels van Velzen is geweest. Waarschijnlijk heeft ze het krantenartikel over de moord niet gelezen, anders had ze er wel over opgebeld. De lift stopt bij de tiende verdieping en traag schuiven de deuren open. Max maakt een uitnodigend gebaar.
‘Lekker eten, een goed glas wijn erbij, een prettig gesprek en je voelt je weer een stuk beter,’ zegt hij met een innemende glimlach. Renate heeft een heerlijke preischotel gemaakt, alsof ze wist dat ze zou mee-eten. Normaal gesproken zou ze ervan hebben genoten, nu is zelfs haar smaakgevoel van slag. Tijdens het eten vertelt ze dat Joyce ook een brief heeft ontvangen, van dezelfde afzender. Daarna doet ze verslag van haar bezoek aan het crematorium en het gesprek dat Joyce en zij hebben gevoerd met rechercheur Huizinga. Ze doet haar best om niet te laten merken hoe het haar allemaal aangrijpt. Pas als ze met een kop koffie op de bank zitten, bekent ze dat ze zó bang is geworden dat ze om politiebescherming heeft ge- vraagd en legt ze uit waarom ze het angstige gevoel heeft dat ze in de gaten wordt gehouden door iemand die in een donkere auto rijdt, en hoe hij haar is gevolgd.
‘Er rijden zo veel donkere auto’s, Iris,’ zegt Renate opbeurend. Ze roert in haar koffie en wisselt een blik met Max. ‘Je zei toch dat de auto van vanmiddag na het tunneltje de andere kant is opgereden, en dat die van zondagavond gewoon passeerde toen je de parkeergarage in reed? Beeld je het je niet in; zie je niet opeens in iedere donkere auto een bedreiging?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Ze zucht even diep. ‘Ik weet bijna zeker dat de auto die zondag- avond achter me bleef rijden, dezelfde was als de auto die een eind achter me stond toen ik Tim bijna had aangereden.’ ‘Tim? Aangereden?’
Max en Renate kijken haar zo verbaasd aan dat ze ervan in de lach schiet.
‘Zo ver ben ik dus al heen. Ik vergeet de leuke dingen te vertellen.’ ‘Een leuke aanrijding nog wel. Vertel,’ dringt Renate aan. ‘Wie is Tim?’
‘Maandagmiddag kwam hij op het uitzendbureau langs om zijn geld op te halen. Ik herkende hem eerst niet. Hij stelde voor om van het geld samen uit eten te gaan, en dat gaat morgen gebeuren,’ be- sluit ze haar verhaal over wat er zondagavond is gebeurd. ‘Jij maakt nog eens wat mee. Wat hebben wij dan een saai leven, hè Renate,’ merkt Max een beetje plagerig op. Iris kijkt verongelijkt. ‘Ik vertel je net hoe bang ik ben geworden van die rare brief en die achtervolging.’ ‘Je maakt je misschien veel te druk en waarschijnlijk valt het alle- maal wel mee,’ zegt Renate om haar te troosten. ‘Hoewel ik erg ge- schrokken ben van wat je net vertelde over de moord op Niels.’ ‘De politie legt niet voor niets verband tussen de brieven van Joyce en mij en die van Niels. Er is een heel team op de zaak gezet om te voorkomen dat er nog meer slachtoffers vallen. Joyce en ik bij- voorbeeld.’
‘Neem me niet kwalijk,’ zegt Max na een lange stilte. ‘Het was niet aardig wat ik net zei. Wie zijn Niels en Joyce eigenlijk? En wat hebben die brieven te maken met jullie schooltijd? Ik begrijp er niet veel van.’
‘Ik heb je toch wel eens verteld dat een klasgenoot van ons zelf- moord heeft gepleegd door voor een trein te springen?’ zegt Renate. ‘Je hebt nooit verteld dat er een bepaalde reden voor was of dat er iets gebeurd was waar jij van op de hoogte was. Was dat wel zo?’ Renate kijkt naar Iris en knikt. ‘Ik weet niet wat er nu allemaal speelt.’ Ze strijkt haar blouse met haar handen glad en gaat naast Iris zitten. ‘Maar het lijkt erop dat er een verband is met vroeger, hoewel Sam niet meer leeft.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Sam?’
‘De jongen die voor de trein sprong.’
‘Heb jij daar dan iets mee te maken, Iris? Jij hebt een brief gekre- gen, Renate niet.’
Om hulp zoekend kijkt ze naar haar vriendin. ‘Kon ík er iets aan doen dat hij zelfmoord pleegde...’
‘Dat weet je zelf het beste.’ Het klinkt ontwijkend. ‘Jij bent min of meer met hem omgegaan, ik niet.’
‘Omgegaan?’ Max kijkt verbaasd van de een naar de ander. ‘Klas- genoten gaan toch altijd met elkaar om?’ ‘Bij Sam lag dat anders. Je moet erbij zijn geweest om het te be- grijpen. Ik had hem al een hele tijd genegeerd voordat hij voor de trein sprong,’ zegt Iris beslist. ‘Dat herinner je je toch wel, Re- nate?’
‘Je reageerde in elk geval heel anders op hem dan Niels, ja. Vol- gens mij had hij vreselijk de pest aan Sam, zeker nadat jij –’ ‘Laat maar!’ Ze zegt het fel. ‘Ik wil daar niet meer aan herinnerd worden. Het heeft alleen met Niels te maken, alleen met Niels!’ her- haalt ze met nadruk. ‘Ben je de laatste les voordat Sam werd ge- schorst soms vergeten?’
Het is benauwd in het praktijklokaal biologie. Op vrijdagmiddag het zevende uur heeft niemand veel zin meer in een les over DNA- structuren, behalve Sam, zo te zien. Iris werpt tersluiks een blik op hem. Zoals de laatste tijd wel vaker gebeurt, wil hij veel te diep op de lesstof ingaan, tot grote ergernis van haar en haar klasgenoten. ‘Wetenschappelijk onderzoek wordt dus belemmerd door ge- loofs- of levensovertuiging,’ zegt Sam met een meewarig gezicht. ‘Ik dacht dat de middeleeuwen en de boekverbrandingen ver achter ons lagen.’
Het gaat over de vraag hoe ver je met genetische manipulatie mag gaan. Iris draait zich zo ver om dat ze Sam goed kan zien. Hij denkt dat hij een punt heeft en blijft dus doordrammen, zelfs tot ergernis van De Boer, hun leraar biologie.
‘Hoor eens, we hebben nu biologie. Dat soort kwesties moet je bespreken bij levensbeschouwing of maatschappijleer.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Wij leren in deze les dat je met genen zo kunt manipuleren dat je op de rug van een muis een varkensoor kunt laten groeien. In een les levensbeschouwing stellen we dat ter discussie en komen tot de slot- som dat het wel mogelijk is, maar niet mag,’ houdt Sam vol. ‘Foute conclusie. Als je gelijk had zou die foto hier niet hebben gehangen.’
Iris kijkt naar de uitvergrote foto die de leraar op het bord heeft geplakt. Een bespottelijk gezicht! Het varkensoor is bijna net zo groot als de muis waar het op groeit.
‘Je voelt zeker erg met dat beest mee, Sam?’ vraagt Niels met een uitgestreken gezicht.
‘Ik vind juist dat het onderzoek door moet gaan, ook al is dat voor die muis minder prettig,’ antwoordt Sam. ‘Wat jou betreft mag je zulke experimenten dus ook uitvoeren op apen?’ vervolgt Niels.
In de klas wordt het stil, gespannen stil. Het is voor de meesten duidelijk waar Niels heen wil. Alleen het geluid van een waterstraal- tje dat in een zinken spoelbak loopt is nog te horen. Ga er niet op in, Sam, smeekt Iris inwendig. De Boer, die hier pas sinds het begin van het nieuwe schooljaar werkt, heeft zo te zien niets door.
‘Ik dacht dat u deze discussie niet wilde, meneer,’ zegt Iris snel. Ze trekt een gezicht alsof het onderwerp haar ook niet boeit. ‘Laten we alstublieft verder gaan met de les.’ Een laatste poging om escala- tie te voorkomen.
De Boer aarzelt. Hij mist de ervaring en het overwicht van zijn voorganger, die met pensioen is gegaan.
Niels vult het hiaat onmiddellijk op. ‘Ik zal het je anders vragen, Sam. Zou je er bezwaar tegen hebben om een aap genetisch zo te manipuleren dat hij een mooie neus en schattige, kleine oortjes krijgt?’
Het ligt er te dik op. Door haar wimpers gluurt Iris naar Sam. Hij is knalrood geworden, maar ziet kans zich te beheersen. ‘Een interessante discussie, heren,’ zegt De Boer. ‘Maar ik stel toch voor dat jullie die ergens anders gaan voeren.’ ‘Goed, meneer,’ zegt Niels gedienstig. ‘Het doet er ook niet zoveel

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina toe. Een aap blijft toch een lelijk ding, hoe je er ook aan sleutelt, zeg ik maar.’
Sam komt zo onbeheerst overeind dat zijn stoel op de grond klet- tert. Met een paar stappen staat hij naast de bank van Niels en haalt woedend naar hem uit, zonder iets te zeggen. Niels is te overdonderd om snel te reageren. Hij doet zijn mond pas open als Sam zijn tas al heeft gepakt en naar de deur loopt. ‘Laat u dat zomaar toe, meneer, dat leerlingen elkaar te lijf gaan omdat ze het niet met elkaar eens zijn?’ ‘Doe niet zo schijnheilig, Niels,’ bijt Iris hem toe. ‘Kom niet aan lieve Sammie.’ Hij kijkt haar spottend aan. ‘Moet je zien wat die mutant me heeft aangedaan.’ Hij wijst op een klein straaltje bloed dat uit zijn neus is gelopen. Sam kan het nog net horen voordat hij de klas uit is. Met een klap gooit hij de deur achter zich dicht.
‘Ik weet niet wat er gaande is, maar zulk gedag kan ik niet tole- reren. Hier zal een gepaste straf op volgen,’ zegt De Boer afgeme- ten.
‘Misschien dat u toch eerst…’ probeert Renate. ‘Dit was pure mishandeling, meneer,’ zegt Niels treiterig. ‘Dat is strafbaar.’
‘We zullen dit op de juiste wijze afhandelen, Niels.’ ‘Ik begrijp er nog steeds niets van,’ zegt Max. ‘En vanwege dit inci- dent zou die Sam voor de trein zijn gesprongen?’ Iris gaat onrustig verzitten en frunnikt aan een knoop van haar jasje. ‘Als je het hem wilt uitleggen, Renate, ga je gang, maar wacht dan alsjeblieft tot ik weg ben. Ik ben het even zat, snap je?’ ‘Helemaal. Wil je nog koffie?’
‘Nee, dank je.’ Ze voelt zich ongemakkelijk onder Max’ onderzoe- kende blik.
‘Je zou er een paar dagen tussenuit moeten gaan, Iris,’ zegt hij opeens. Een vragende blik naar Renate, die knikt. ‘Even alles verge- ten, dan voel je je een heel ander mens, met een andere kijk op de dingen.’
‘Dat lijkt me een goed idee,’ zegt Renate.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Waar hebben jullie het over?’ Ze slaat haar armen afwachtend over elkaar.
‘Wij zouden toch aanstaand weekend naar Parijs gaan?’ ‘Ja, dat weet ik. Waarom zeg je “zouden”?’ Max trekt een ongelukkig gezicht. ‘Het lukt me niet om vrij te nemen. Te veel zieken, terwijl we toch al onderbezet zijn.’ ‘Dus Max stelt voor dat jij in zijn plaats meegaat,’ zegt Renate met een brede glimlach.
Iris kijkt verrast. ‘Wat lief van jullie. Ik ben inderdaad hard aan zoiets toe. Komt dat opeens bij jullie op of hebben jullie het er al eerder over gehad?’
‘Ik wilde er hoe dan ook een paar dagen tussenuit. Het is erg druk geweest de laatste tijd in de praktijk, en alleen ga ik natuurlijk niet,’ zegt Renate. ‘Max vond het een prima oplossing.’ Het vooruitzicht een paar dagen weg te zijn lucht haar bij voor- baat al op. Ze staat op om Max en Renate te knuffelen. ‘Toch nog een kop koffie?’ vraagt Renate. ‘Dan kunnen we onze reis bespreken. We vertrekken vrijdagochtend vroeg. Kun je wel vrij nemen?’
‘Tenzij mijn collega plotseling ziek wordt, lijkt me dat geen pro- bleem. En anders verzin ik er wel wat op. Dit buitenkansje laat ik me niet ontnemen.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dagboek van Sander, 6 juni, tweede deel
Wezijn ongeveer een halfuur geleden teruggekomen in het hotel. Omdat ik veel te schrijven heb ben ik er alvast aan begonnen voor het eten.
Het bezoek aan Pisa was voor de meesten van ons een aangename verrassing. Toen we aan kwamen rijden konden we door een poort in de muur die rond het complex ligt, al een snelle blik werpen op de scheve toren. Iedereen kende hem van de foto’s. Toch leidde de eer- ste aanblik tot opwinding, vooral omdat hij veel meer helde dan we ons hadden voorgesteld. Frank nam onmiddellijk de microfoon ter hand om op reisleiderstoon uitleg te geven over de technieken die waren gebruikt om te voorkomen dat de toren zou omvallen. Uiter- aard bracht hij ook Galileï en zijn zwaartekrachtproeven vanaf de toren onder onze aandacht. We luisterden ernaar zoals hij van vwo- leerlingen verwachtte, mede omdat wat hij vertelde niet oninteres- sant was.
Tijdens het uitstappen van de bus viel mij een aantal dingen op waar ik verder geen belangstelling voor had, omdat ik ze nog niet in de juiste context kon plaatsen. Nu kan ik dat wel, en dus besteed ik er meer aandacht aan dan vanochtend, of nee, vanmiddag, want we kwamen even na twaalf uur in Pisa aan.
Niels maakte een luchtig praatje met Hans, een van onze chauf- feurs, over de extreem hoge parkeertarieven, geloof ik. En passant vroeg hij hem of hij bij de bus bleef, of tijdens ons bezoek aan de toren ergens iets ging drinken. Hans zou de bus geen moment uit het oog verliezen, zei hij. Toeristenbussen waren een favoriet doel- wit voor het dievengilde, niet alleen omdat de passagiers meestal veel buit achterlieten, maar ook omdat er een radio, monitors, video-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina apparatuur en niet te vergeten kostbare buitenspiegels waren te sco- ren.
Als hij eerder terugkwam, kon hij de bus dan in, wilde Niels weten. Geen probleem, volgens Hans.
Deze mededeling veroorzaakte niet alleen bij Niels, maar ook bij een paar jongens die hadden meegeluisterd, een vreemde opwin- ding. Eenmaal buiten maakte Niels zich van de jongens los en mikte het zo uit dat hij naast Iris en haar vriendin Renate kwam te lopen. De afstand was te groot om te horen wat hij zei. Iris nam hem met een spottende uitdrukking op haar gezicht op en fluisterde Renate iets in het oor, waarop ze beiden in lachen uitbarstten. Renate maakte met haar vingers een gebaar alsof ze iets heel kleins wilde aanduiden. Niels stelde het zichtbaar niet op prijs en voegde zich weer bij het groepje jongens, waar ik vlak achter liep. ‘Kutwijf,’ hoorde ik hem schelden. Op dat moment voegde ook Joyce zich bij dit groepje. Haar naam heb ik nog niet genoemd. Ik had om eerlijk te zijn ook niet verwacht dat die een plaats in mijn dagboek zou krijgen, maar de gebeurtenissen van vandaag maken dat onvermijdelijk.
Joyce is niet het knapste meisje uit de groep, maar wel degene met de meeste aantrekkingskracht op jongens. Uit de manier waarop ze dat probeert uit te buiten blijkt dat ze zich daar terdege van bewust is. Ik heb haar niets te bieden, ik sta niet op haar verlanglijstje. Als ze zich in mijn richting voorover buigt, zodat ik een blik kan werpen op haar gigantjes, zoals aanbidders haar borsten met enig ontzag noemen, is dat puur toeval, een gelukkig toeval, waar ik niet alleen een heel erg warm gevoel van krijg, zoals vandaag. Ik schaam me daar niet voor. Waarom zou ik? Zulke borsten, een lijf dat het mid- den houdt tussen slank en een beetje mollig, een ondeugend gezicht en een uitdagend wipneusje, maken een meisje – ook voor mij – vrij- wel onweerstaanbaar.
‘Een blauwtje gelopen, Niels?’ hoorde ik haar vragen. ‘Je hebt nog een halve dag. Geef je het nu al op?’
‘Heb jij haar soms gewaarschuwd?’ vroeg Niels achterdochtig. ‘Of iemand anders?’
Joyce schudde ontkennend haar hoofd. ‘Als zoiets één keer ge-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina beurt, dan wil niemand meer spelen omdat iedereen elkaar wan- trouwt. Je kunt gewoon niet tegen je verlies, Niels. Wat wordt het, dokken of springen?’
‘Springen kan niet. Maar ik stel wat anders voor.’ Helaas werd de afstand om de rest van het gesprek te volgen te groot omdat we onder de poort werden ingehaald door toeristen van een andere bus, zodat de groep opsplitste. Rond de toren en het aangrenzende baptisterium leek het wel kermis. Overal stonden kraampjes vol kitscherige prullaria, die gretig aftrek vonden. De scheve toren als sleutelhanger, als bureau- standaard, als kurkentrekker, als afbeelding op T-shirts en porte- monnees, als plakplaatjes voor neptatoeages. Er was zelfs onder- goed-met-toren verkrijgbaar, waarbij de afbeelding op een herenslip, die zo te zien gretig aftrek vond, de ingeslopen platvloersheid na- drukkelijk etaleerde. Ik heb er geen idee van wat het verband is tus- sen de toren van Pisa en voetbal. De kraamhouders blijkbaar wel, want overal waren shirts in de kleuren van bekende clubs met de rugnummers van al even bekende spelers te koop. Regelmatig werden we aangesproken door Noord-Afrikanen die Rolexhorloges, Raybanzonnebrillen, Guccitassen en andere dure merkartikelen – ‘gegarandeerd echt’ – tegen afbraakprijzen te koop aanboden. Op slag werd de belangstelling voor de toren verdrongen door inhaligheid en kooplust. Ik moet bekennen dat ook ik daar niet aan ontkwam. Na lang afdingen kocht ik voor een habbekrats een nep-Rolex.
Onze begeleiders hadden de opdringerige commercie al snel de rug toegekeerd. Op een terras met torenuitzicht genoten ze onder een parasol van hun ongetwijfeld veel te dure drankjes. Helaas stond ik te ver van hen af om hun geschokte gezichten te kunnen zien toen Niels zijn kunststukje uithaalde. Voor het zover was maakten ze waarschijnlijk spottende opmerkingen over hun ‘kinderlijke’ leerlin- gen die zich lieten fotograferen bij de toren, in de meest vreemde poses, bedoeld om het omvallen ervan zogenaamd te voorkomen. Ik heb geen fototoestel. De enkele keer dat ik in een spiegel kijk is confronterend maar voorbijgaand; iets wat van een foto waar ik op afgebeeld sta niet kan worden gezegd. Toch was deze keer de verlei-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ding om af te wijken van mijn principe om elke op mij gerichte lens de rug toe te keren, erg groot. Toen Iris aanbood mij voor de toren te vereeuwigen, stribbelde ik nauwelijks tegen. De foto zou zeker mis- lukken omdat ik met mijn uiterlijk de aandacht te veel afleidde van de toren, merkte ik met een overdosis zelfspot op. ‘Dan brengen we dat toch in evenwicht.’ Ze moest zelf lachen om de dubbelzinnigheid van haar opmerking. Ze drukte Renate haar toestel in de hand, pakte mij bij een arm en trok me mee naar een plek die zo-even nog populair was bij een groep Japanse snapshot- toeristen. Daar sloeg ze een arm om mijn schouders en lachte breed naar Renate, die ons op haar hurken zittend vereeuwigde. Vanuit een ooghoek zag ik dat Niels het tafereel op enige afstand gadesloeg. Had ik geweten wat hij van plan was, dan zou ik mis- schien beter hebben opgelet. Nu werd ik zo overweldigd door het warme gevoel dat Iris bij me veroorzaakte, dat er even niets anders meer bestond. Lichamelijk contact met een meisje – en wat voor meisje – was me volkomen vreemd. Toen Niels al alle aandacht naar zich toe had getrokken, klopte mijn hart nog steeds sneller dan nor- maal en had ik moeite om, nog net niet letterlijk, met beide benen de grond weer te bereiken.
Luid gelach en geschreeuw brachten me terug naar de werkelijk- heid. Niels kwam op ons af hollen, spiernaakt. Iris stond alweer naast Renate, met een hand voor haar mond. Ze stikte van het la- chen. Niels rende recht op haar af en zoende haar op beide wangen. Het overrompelde haar zo, dat ze niet de tegenwoordigheid van geest had hem van zich af te duwen. Verbijsterd keek ze naar Niels, die zijn rondje om de toren volmaakte.
Overal klikkende camera’s, luid lachende, zelfs applaudisserende mensen en een orkaan van aanmoedigingen, vooral van zijn vrien- den. Voordat de politie op het plein verscheen, had Niels zich al in zijn spijkerbroek gehesen en rende hij terug naar de parkeerplaats waar onze bus stond. Bij de toren pakten toeristen de draad van hun ondersteunende activiteiten weer op, camera’s werden weer op an- dere personen gericht.
In de bus bleek dat Niels met zijn act een soort heldenstatus had veroverd, behalve bij onze begeleiders, die niet goed raad wisten met

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina de situatie. Net als ik probeerden ze erachter te komen wat er precies speelde. Het was iedereen wel duidelijk dat Niels’ streakact te maken had met een weddenschap, die weer onderdeel was van een groter spel. De vraag van Joyce aan Niels – dokken of springen – kreeg voor mij al wat meer betekenis, al begreep ik er de essentie nog niet van, net zoals ik helemaal niets begreep van Joyce. Maar daarover straks verder. Ik ga nu eerst eten.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina BIJNA EEN HALFUUR LATER DAN ZE GEWEND IS KOMT IRIS DON- DERDAGOCHTEND HET UITZENDBUREAU BINNEN LOPEN. Ze heeft iets te veel tegelijk aan haar hoofd. Vanavond uit eten met Tim… Ze houdt er rekening mee dat het een latertje wordt, dus heeft ze haar trolley al grotendeels ingepakt. Paspoort, creditcard, toiletspullen, kleren voor vanavond en om mee te nemen op reis. Ze zal ook vast voer klaarzetten voor Beau, zodat Max er niet naar hoeft te zoeken als hij hem eten komt geven. Haar hoofd loopt om. Morgenochtend om vier voor negen vertrek met de TGV, vroeg op dus. Marcel werpt haar een verwijtende blik toe en knikt naar haar bu- reau, waar Nora zo te zien ongeduldig zit te wachten. ‘Ben je er al lang?’ vraagt ze terwijl ze haar jas over de stoelleuning hangt.
‘Een kwartiertje.’
‘Ik heb nog geen werk voor je, hoor. Dan zou ik je gebeld hebben.’ ‘Ik heb drie dagen opvang voor mijn kinderen kunnen regelen. Dat maakt het gemakkelijker om iets voor me te vinden, toch?’ ‘Wat goed van je.’ Ze wisselt een blik met Marcel die heeft mee- geluisterd. ‘Om eerlijk te zijn ging ik ervan uit dat je liever thuis- bleef. Gelukkig heb ik me blijkbaar vergist. Ik weet niet of ik van- daag al wat kan regelen, maar ik doe mijn best. Anders na het weekend. Morgen ben ik er namelijk niet. Je krijgt in elk geval een telefoontje.’
‘Het lukt toch wel, hè?’ dringt Nora aan. ‘Ik kan niet eeuwig thuis blijven zitten, en die bijstand… Armoede, echt waar, armoede.’ Ze staat op en geeft Iris zowaar een hand voordat ze naar buiten loopt. ‘Wat zei je ook al weer over haar, Marcel?’ vraagt Iris met een spottend lachje.
Marcel haalt zijn schouders op. ‘Sommige vrouwen zijn niet te

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina volgen. Jij trouwens ook niet. Waarom ben je er morgen opeens niet? Een of andere managementcursus zeker?’
‘Ik ga een paar dagen naar Parijs.’
Niet vragen of het hem uitkomt, hem voor een voldongen feit plaatsen, ook al druist dat een beetje in tegen haar karakter. Vrou- wen in managementfuncties worden minder serieus genomen als ze zich te veel openstellen voor onderhandelingen met hun personeel, heeft ze geleerd tijdens zo’n cursus waar Marcel op doelt. Het schijnt hetzelfde effect te hebben als op je verjaardag zelfgebakken cake mee naar je werk nemen. Te huiselijk! Niet doen! Bestel bij de bakker een doos gebak en laat die bezorgen. Deel mee wat je gaat doen of wat je hebt besloten. Door vooraf te vermelden dat iets be- spreekbaar is, verzwak je je onderhandelingspositie. Mocht iemand er problemen mee hebben, dan hoor je dat vanzelf. ‘Naar Parijs…’ Haar mededeling heeft hem blijkbaar zo verrast dat hij naar woorden moet zoeken.
‘Ik ga er even tussenuit, ja. Nogal druk gehad, de laatste tijd.’ ‘En was ik daar al van op de hoogte? En het hoofdkantoor?’ Ze haalt nonchalant haar schouders op. ‘Vrijdag is meestal niet de drukste dag van de week. Jij kunt het hier wel in je eentje af. En ’s middags is Ellis er. Of vergis ik me soms?’ Goede aanpak, juiste toon. Zijn gezicht verraadt dat hij allerlei dingen afweegt. Alsnog bezwaar maken of zich er zonder commen- taar bij neerleggen? Misschien wordt ze volgende maand al officieel benoemd tot regiomanager. Hij zou dan de dagelijkse leiding over dit kantoor kunnen krijgen, mits hij haar niet tegen zich in het har- nas heeft gejaagd, en dat beseft hij terdege. ‘Nou, veel plezier dan.’ Marcel buigt zich naar zijn computer- scherm en begint te typen.
Tevreden over haar aanpak gaat ze in het digitale vacaturebestand op zoek naar werk voor Nora.
Het is al elf uur geweest als er een vrouw met een kleine, naar mollig neigende gestalte, ontkroesd haar en een donkere huidskleur binnenkomt. Voordat ze haar of Marcel iets vraagt neemt de vrouw de tijd om het kantoor te bekijken. Haar korte, zwartleren jasje met daaronder een spijkerbroek en laarsjes geven haar een kordate, zelf-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina bewuste uitstraling. Als ze alles in zich heeft opgenomen komt ze op haar af en knikt haar toe.
‘U bent Iris Lijesen, naar ik aanneem?’
‘Dat ben ik, ja.’
Ze steekt haar hand uit. ‘Emelie Durieux, recherche. Hebt u even tijd?’
Iris knikt. ‘Zullen we naar de ruimte hiernaast gaan?’ Inwendig moet ze lachen om het gezicht van Marcel. Laat hem maar nieuws- gierig zijn. Ze heeft hem niets verteld over de dreigbrief, of over Niels… Het gaat hem ook niets aan.
Ze pakt haar tas en gaat de rechercheur voor naar het keukentje, waar net genoeg ruimte is voor een tafel met twee stoelen. Ze wijst Emelie op een ervan, doet de deur dicht en neemt tegenover haar plaats.
‘Hier komt u toch voor?’ Ze haalt de envelop uit haar tas en legt hem op tafel.
‘Inderdaad. Maar ik wilde ook met u praten.’ ‘Werkt u samen met de heer Huizinga aan de zaak van Niels van Velzen?’
Een vriendelijk lachje. ‘Niet alleen wij tweeën. Er zijn inmiddels veel meer mensen op deze zaak gezet. Evert Huizinga en ik sturen het onderzoek aan, zoals dat in het jargon heet.’ Iris knikt dat ze het begrijpt. ‘Wat wilt u van mij weten?’ ‘Mag ik eerst dit bekijken?’ Emelie haalt de brief omzichtig uit de envelop, pakt alleen de hoeken vast als ze hem openvouwt en op tafel legt.
‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid,’ leest ze hardop. ‘On- getwijfeld bestaat er een verband tussen deze curieuze afbeelding en de tekst. Kunt u daar meer over vertellen?’ Twee donkere ogen houden de hare vast. Emelie peilt haar reac- tie, wil er zeker van zijn dat ze zonder terughoudendheid antwoord geeft, niets achterhoudt.
‘Dat kan ik, ja.’ Voor de tweede keer sinds haar operatie praat ze erover met iemand die het in feite niets aangaat. Emelie schuift haar stoel naar achteren en slaat haar benen over elkaar. ‘Ik begrijp dus dat behalve Joyce den Hartogh, aan wie u dit

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina pas jongstleden maandag hebt verteld, alleen uw ouders, een arts en wat medisch personeel in het ziekenhuis hiervan op de hoogte kun- nen zijn?’
‘Ik vergeet mijn vriendin Renate.’
‘Uw vriendin. Hebt u haar deze brief laten zien?’ ‘Natuurlijk. Zij heeft hem echt niet gestuurd hoor, als u daaraan denkt.’
‘Ze kan het aan iemand hebben verteld, net als anderen die op de hoogte waren hun mond voorbij kunnen hebben gepraat. Ik zeg dit niet om u te kwetsen uiteraard,’ vervolgt Emelie snel. Ze ziet natuur- lijk dat zij een geïrriteerd gezicht trekt. ‘Waarom zou iemand over zoiets praten? Ik zie daar geen enkele reden voor. Het ligt ook niet voor de hand. Toch kan ik niet uitsluiten dat het ter sprake is geweest. Ik zal met alle mensen die u net noemde gaan praten, in de hoop dat iedereen te achterhalen is. Het aantal mensen dat weet heeft van die derde tepel is erg klein. Dat lijkt de zoektocht naar de afzender van deze brief – misschien de moordenaar van Niels van Velzen – in elk geval overzichtelijker te maken. Ik heb van mijn collega een verslag gekregen van het gesprek dat hij met jou… Mag ik tutoyeren?’ ‘Natuurlijk.’
‘Van het gesprek dat hij met jou en Joyce den Hartogh heeft ge- voerd. Jullie zijn er enerzijds van overtuigd dat zowel de brieven als de moord iets te maken hebben met iemand uit jullie schooltijd, an- derzijds dat die persoon de brieven niet kán hebben gestuurd omdat hij zelfmoord heeft gepleegd.’
Uit de binnenzak van haar jack haalt ze een portefeuille, pakt er een foto uit die er los in zit en legt hem op tafel. ‘Gaat het om deze jongen?’
Iris huivert, onderdrukt de neiging om op te staan en weg te lopen. Ze voelt zich onprettig omdat Emelie haar observeert, onge- twijfeld elke verandering in haar gelaatsuitdrukking registreert. Vanaf de foto kijkt Sam haar aan, met de enigszins wantrouwige blik die ze van hem gewend was.
‘Ja. Hoe kom je aan deze foto?’ Ze doet haar best om haar stem onder controle te houden en geen emotie te tonen. Emelie schuift haar stoel naar voren en legt haar onderarmen op

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina tafel. Over haar gezicht glijdt een glimlach. ‘Eén telefoontje naar de burgerlijke stand, en we wisten jouw leeftijd en die van Joyce den Hartogh. Zo’n tien jaar geleden hebben jullie eindexamen gedaan, schatte ik. Gezien je baan moet dat havo of vwo zijn geweest. In onze archieven was onmiddellijk te vinden dat zich tien jaar geleden slechts één jongen van jullie leeftijd voor de trein heeft gegooid en dat hij in 6-vwo van het Ichtus College zat. Dat kon dus niet mis- sen. Voor ik hierheen kwam ben ik bij je oude school langs geweest. Deze foto komt uit hun archief.’
Iris staart naar Sams gezicht, houdt zijn ogen vast, ogen die ze ooit ook vrolijk heeft zien kijken.
‘Ik heb alleen met personeel van de administratie gesproken,’ ver- volgt Emelie. ‘Leraren of directieleden die hem hebben gekend kreeg ik niet te spreken, omdat ik geen afspraak had gemaakt. Ik was graag meer over die jongen te weten gekomen.’ ‘Waarom heb je niet meteen alles aan mij gevraagd? Dat had je tijd en zoekwerk bespaard.’
Opnieuw glimlacht Emelie. Er gaat iets laatdunkends van haar lachje uit, en dat geeft Iris een onprettig gevoel. ‘Volgens mijn collega waren jullie woensdag niet helemaal open- hartig. Hij kreeg zelfs de indruk dat jullie elkaar een seintje gaven om iets achter te houden.’
Shit, dat had hij dus opgemerkt.
‘Je doet alsof je me niet vertrouwt. Wie krijgt hier nou een brief? Wie loopt hier nou gevaar?’
Het klinkt niet overtuigend, niet verontwaardigd genoeg. Emelie schenkt haar opnieuw een irritant, meewarig lachje. ‘De ervaring heeft me geleerd dat het moeilijk is om informatie los te krijgen van mensen die iets hebben verdrongen, of die hebben afge- sproken voor eeuwig over iets te zwijgen. Daarom leek het me handig om zelf alvast wat uit te zoeken. Een kleine moeite, bleek achteraf.’ Ze pakt de foto op, kijkt er nog een keer naar en legt hem weer voor Iris neer. ‘Zo te zien een aardig en aantrekkelijk joch. Wel een beetje vreemde blik, alsof hij de fotograaf niet vertrouwt. Niet echt een type van wie je zou verwachten dat hij tot zo’n wanhoopsdaad komt, want dat was zijn zelfmoord toch, neem ik aan?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Een strakke, onderzoekende blik. Ze voelt dat Emelie speurt naar een aarzeling, een hapering die verraadt dat ze iets achterhoudt. ‘Ik heb geen idee. Mij heeft hij niets verteld.’ Ze slaat haar ogen niet neer.
Emelie gaat verzitten en kruist haar armen voor haar borst. ‘Goed, dan zal ik het anders vragen. Wat hebben de Filistijnen ermee te maken?’
Iris krijgt een schok. Haar blik schiet weg. Als ze zichzelf dwingt om Emelie weer aan te kijken, is er op het gezicht van de recher- cheur iets veranderd. Het lachje heeft plaatsgemaakt voor een ern- stige, ongeruste uitdrukking.
‘Hoe kom je bij die Filistijnen?’ weet ze uit te brengen. ‘Die hebben er dus wat mee te maken,’ stelt Emelie vast. ‘Wat precies?’
Iris schudt haar hoofd. ‘Het heeft iets te maken met een spel dat vroeger veel werd gespeeld op school. Meer kan ik niet zeggen.’ ‘Meer wíl je niet zeggen. Nogal dom, als je het mij vraagt. Laat mij de Filistijnen straffen en met hen sterven,’ draagt ze voor. ‘Die tekst
stond op de brief aan Niels van Velzen. De schrijver heeft een merk- waardige fascinatie voor bijbelteksten, getuige jouw brief en die van Joyce. We hebben inmiddels een deskundige geraadpleegd in de hoop de diepere betekenis te doorgronden. Dat is niet echt gelukt. Ik rekende een beetje op jouw medewerking.’ In Iris’ hoofd woedt de tweestrijd. Het is niet aan haar om de drek van toen over Joyce en Niels uit te storten. Over de doden niets dan goeds, en de levenden kunnen voor zichzelf spreken. Wat heeft de rechercheur trouwens aan die informatie? De afzender van de brie- ven vindt ze er niet mee, en daar gaat het toch om? ‘Het spijt me.’ Ze schudt haar hoofd. ‘Heb je deze vraag al aan Joyce gesteld?’
Emelie trekt haar wenkbrauwen op. ‘Wanneer dan? Je vraagt naar de bekende weg om niet te hoeven antwoorden. Ik zal je een beetje op weg helpen. Die regel is afkomstig uit het verhaal van Samson en Delilah. In het kort luidt dat als volgt: Delilah zet al haar vrouwe- lijke charmes en verleidingskunsten in om Samson het geheim van zijn buitengewone kracht te ontfutselen. Als dat ten slotte lukt

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina wordt Samson gevangengenomen en in een tempel van de Filistij- nen, haar volk, tussen twee pilaren vastgebonden. Met de smeek- bede “Laat mij de Filistijnen straffen en met hen sterven” vraagt Samson aan God hem zijn kracht terug te geven. De bede wordt verhoord en Samson trekt de zuilen waaraan hij is vastgebonden omver. De tempel stort in. Samson vindt de dood onder het puin, samen met Delilah en zijn andere kwelgeesten.’ ‘Dat had je me niet hoeven vertellen. Ik zat op een christelijke school. Iedereen kende dat verhaal. We kregen in de brugklas gods- dienstonderwijs, vaak met films van bijbelverhalen. Samson en De- lilah was de meest populaire.’
Emelie knikt. ‘Dus jij en Joyce begrepen de teksten die jullie kre- gen direct.’
‘Nee. Die komen uit minder bekende verhalen. We hebben ze moeten opzoeken.’
‘Juist.’ De rechercheur pakt de foto weer op. ‘Het ziet ernaar uit dat ik vroegere klasgenoten van jullie moet opsporen. Misschien dat één van hen mij wél verder wil helpen. Dat kost tijd. In de tussentijd krijgen jij en Joyce geen politiebescherming. Zolang we niet weten wat er in het verleden precies is gebeurd kunnen we de risico’s niet inschatten, begrijp je?’
‘Dat klinkt als chantage,’ zegt Iris kwaad. Emelie staat op en haalt haar schouders op. ‘Denk ervan wat je wilt. Zolang jij dingen achterhoudt, kun je van mij niet verwachten dat ik tot zoiets ingrijpends overga als persoonlijke bescherming. Ik zou nog maar eens goed bij mezelf, maar ook bij Joyce, te rade gaan.’
Ze steekt haar hand uit en drukt die van Iris, iets te stevig. ‘Ik kom er zelf wel uit.’
Ze is al bij de buitendeur als Iris de keuken uit komt. Waarom heeft ze niet verteld wat er zich heeft afgespeeld tijdens hun laatste schoolreis naar Florence? Omdat ze krampachtig blijft proberen om iets uit haar leven te wissen, als een spoor in het zand dat je makke- lijk even wegveegt. Zij heeft geen schuld, haar viel niets, of bijna niets, te verwijten. Bijna niets… Wel wát dus. Dan is ze dus wél schuldig – een beetje schuldig.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Geagiteerd loopt ze naar haar bureau en gaat op haar plek zitten. Gek wordt ze ervan.
‘Je bent zo te zien echt toe aan een paar dagen vakantie,’ zegt Marcel. ‘Je maakt een beetje een overspannen indruk. Is er iets mis?’ ‘Ga jij nou maar aan je werk,’ reageert ze snibbig. ‘Met sommige zaken moet je je gewoon niet bemoeien.’
Lengte twee meter twintig, breedte één meter vijfennegentig. Met een peinzend gezicht kijkt hij naar de aantekeningen op zijn papier- tje. Ze heeft een gemiddelde lengte; ongeveer één meter zeventig, schat hij. De vloer van de laadbak is dus lang genoeg. Met zijn ellebogen op tafel steunend staart hij naar buiten. Bene- den hem trekken auto’s lichtsporen over het beregende asfalt. In de verte, op ooghoogte lijkt het, hangt een vliegtuig net boven de sky- line van de stad. Het lawaai wordt door centimeters dik isolatieglas gereduceerd tot een vaag achtergrondgeruis. Hij moet nog steeds wennen aan het vrijwel ontbreken van gelui- den en het weidse uitzicht over de stad dat hem zijn gevoel van be- slotenheid ontneemt. Toch verlangt hij niet terug naar zijn gehorige tweekamer huurflatje, met dag en nacht nadrukkelijk aanwezige buren.
Een jaartje naar Australië, als backpacker, een paar maanden wer- ken, dan wat rondtrekken, heeft hij zijn buren wijsgemaakt. Het overlijden van zijn moeder had hem erg aangegrepen, dat hadden ze de afgelopen weken wel gezien. Ze hoopten dat hij daar weer snel tot zichzelf zou komen. Wim, zijn buurman, heeft hem persoonlijk met zijn auto naar Schiphol gebracht.
Hij zit zogenaamd onvindbaar ver weg in een ander werelddeel. Vroeg of laat zal de politie toch naar hem op zoek gaan, daar heeft hij rekening mee gehouden, en er uiteraard op geanticipeerd. Na de verklaring van zijn buurman zullen de passagierslijsten worden na- getrokken. De politie zal vaststellen dat hij inderdaad met een toe- stel van Lufthansa naar Frankfurt is gevlogen. Pas als ze hem als verdachte gaan zien – maar dat zal niet direct het geval zijn – zullen ook de vluchten van Frankfurt naar Australië worden gecheckt. Uit- eindelijk komt onafwendbaar het luxeappartement dat zijn moeder

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina hem – naast een smak geld – heeft nagelaten in hun vizier. Voor het echter zover is hebben de schuldigen hun straf gekregen, is het doek al gevallen.
Voor de zoveelste keer bestudeert hij het lijstje met benodigdhe- den. Zo te zien ontbreekt er niets meer. Twee balken, een rol brede tape, een decoupeerzaag, een beitel, schuurpapier, een afvalemmer, plastic zakken en een paar meter stevig touw. Behalve de toiletem- mer, met de erbij behorende chemicaliën, die het lijstje completeert, zal alles wel bij een bouwmarkt te krijgen zijn. De recherche zal beslist proberen de herkomst van de gebruikte materialen te achterhalen. Ook daar houdt hij rekening mee. Net als zijn pistool zal hij alles aanschaffen in België. Morgenvroeg gaat hij op zoek naar winkels vlak over de grens. Wat kan er misgaan? Er kunnen getuigen zijn en ze kan het op een gillen zetten. Als er mensen in de buurt zijn betekent dat een week uitstel. Gegil is een groter probleem. Een ijzeren staaf, een breekijzer bijvoorbeeld, om meteen toe te slaan… Hij pakt zijn balpen van tafel en voegt het woord ‘breekijzer’ toe aan het lijstje. Mocht hij dat nodig hebben, dan zal hij haar daarna zelf de auto in moeten werken. De kans op getuigen is dan levens- groot. Niet doen dus! Hij wil het breekijzer alweer van zijn lijstje schrappen, maar bedenkt zich. Zo’n ding is altijd te gebruiken. Wat dan te doen als ze gaat gillen, of zich hevig verzet? Een goede regisseur laat een scène waarover hij niet tevreden is overspelen. Hij kan dat niet. Zijn acteurs treden niet op voor pu- bliek, zullen nooit applaus in ontvangst nemen. Zodra er publiek verschijnt wordt de voorstelling afgelast. Maar stel dat ze al midden in een scène zitten?
Zitten… Hij moet brutaalweg in haar auto stappen, naast haar gaan zitten en dreigen met zijn pistool. Dat is de oplossing! Het is zo voor de hand liggend, dat het hem verbaast dat hij er niet eerder op is gekomen.
Hij pakt het boodschappenlijstje van tafel, vouwt het op en stopt het in zijn zak. Morgenochtend vroeg op, morgenavond akte twee. Misdadigers met een hoog IQ worden door de politie het meest ge- vreesd, heeft hij eens gelezen. Misdadigers… Daar is dat woord

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina weer, opgediept door zijn geweten, dat sinds akte één hinderlijk is gaan knagen. Hij is geen misdadiger. Wat zijn acteurs jaren geleden hebben uitgehaald, dat is pas misdadig, ook al zal geen rechter ze er- voor veroordelen. Hij is de enige die hen het spel kan laten uitspe- len, tot het bittere einde, in de rol van hun leven.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dagboek Sander, 6 juni, derde deel
Vanuit Pisa reden we rechtstreeks naar het strand,waar we onze lunch zouden opeten. Strand was eigenlijk een wat groot woord voor de smalle strook zand tussen een door- gaande weg en een zeewering van, zo leek het, lukraak in zee gekie- perde rotsblokken. Toch hadden zich ettelijke zonaanbidders uitge- strekt op een badlaken of rieten mat. Vlak voor een kraam met luifel, die de rol van strandtent vervulde, streek onze groep neer. Ik was min of meer automatisch meegelopen en ging in het zand zitten om mijn brood op te eten, met mijn rug tegen de zijkant van de kraam geleund. Een paar meter voor mij diepten Joyce en haar vriendinnen tubes en flacons met zonnebrandmiddel op uit hun tas- sen en spreidden hun badlakens uit op het zand. Ik ben geen zonnebader, zie geen enkele reden om wat toch niet mooi is kunstmatig te verfraaien met een bruin kleurtje. Topless zonnende meisjes komen alleen voor in mijn dromen. Ik kreeg dan ook de neiging om me ter controle in mijn arm te knijpen toen Joyce vlak voor me het bovenstuk van haar bikini uittrok en met beide handen haar borsten met zonnebrandolie begon in te smeren. Ze toonde geen enkele gêne, terwijl ze zich er beslist van bewust moest zijn dat ze niet alleen de mijne, maar de ogen van alle aanwezige jongens naar zich toe trok. Voor ze zich bukte om haar bovenbenen te behandelen keek ze om zich heen, alsof ze zich ervan wilde verge- wissen dat haar optreden het gewenste effect had. De meeste jon- gens zagen kans om met een stoer soort nonchalance te doen of ze haar gedrag heel gewoon vonden. Het leek ook niet meer dan van- zelfsprekend dat na Joyce het ene na het andere meisje, soms wat onwennig en aarzelend, haar bovenstukje uittrok. Voor mij was het

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina een ware cultuurshock. Zo’n overdaad aan vrouwelijke rondingen, bijna letterlijk binnen handbereik, hoorde thuis in de onwerkelijke wereld van visioenen en erotische fantasieën. Ik raakte erdoor in ver- warring. Mijn ogen bleven vastgeplakt zitten aan Joyce, gleden als vanzelf van haar glimmende borsten naar haar glanzende, strakke billen. Ze droeg een stringetje, zodat de tatoeage van een weeg- schaal, net boven haar linkerbil, goed tot zijn recht kwam. Opeens draaide ze zich mijn kant op en keek me aan. Op haar gezicht ver- scheen een glimlach. Heel terloops bewoog ze zich zo dat haar bor- sten even heen en weer deinden. Tegelijkertijd knipoogde ze naar me. Zelfs nu ik het opschrijf geloof ik het nog steeds niet. Ze knip- oogde naar me, alsof ze me wilde zeggen dat ze er geen bezwaar tegen had dat ik me onbeschaamd aan haar glimmende lijf verlus- tigde. Mijn adem stokte, mijn onderbuik brandde, kwam in opstand. Joyce trok haar badlaken recht, ging op haar rug liggen en schurkte een paar keer met haar schouders tot ze lekker lag. ‘Heb je geen zin om je te laten braden?’ Ik werd uit mijn lethargie gehaald door Iris, die zich naast mij tegen de wand van de uitspanning liet zakken. ‘Niks voor mij.’ Ik kreeg het er pas uit nadat ik iets had wegge- slikt. ‘En voor jou?’
‘Ik heb een extreem lichte huid met weinig pigment. Als ik me iets te lang aan de zon blootstel verbrand ik levend. Dan zie ik er vanavond uit als een kreeft. Ik ga liever een stukje langs het strand lopen. Heb je zin om mee te gaan?’
In tegenstelling tot de andere meisjes had ik Iris nog nooit gezien in een strak topje of een kledingstuk dat armen, schouders of rug ge- deeltelijk bloot liet. Nu begreep ik de reden. Haar vertrouwelijkheid deed me goed, leidde mijn aandacht zover af van het erotische ta- bleau vivant waar ik op uitkeek, dat ik zonder ongemakken overeind kon komen.
‘Graag. Daar vang je nog wat wind.’ Als vanzelf stak ik haar mijn hand toe om haar overeind te trekken. Op het moment dat we weg- liepen, werd ik me ervan bewust dat Niels, die niet ver van Joyce op zijn buik lag, ons nakeek met een blik die ik niet kon plaatsen. Zelden heb ik me zo gelukkig gevoeld als tijdens die wandeling

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina langs zee. Iris was veel meer aan het woord dan ik. Op vrolijke en luchtige toon vertelde ze hoe een aantal jongens van onze groep zich de eerste avond op een terras had laten vollopen en daarna nog maar net kans had gezien om het hotel te bereiken, zo zat waren ze ge- weest. De leraren hadden er niets van gemerkt. Eén bijna slapeloze nacht in de bus had hen zo gesloopt dat ze al vroeg moesten gaan slapen, zei ze medelijdend.
Ik kan onmogelijk opschrijven wat ze me allemaal nog meer ver- telde. Daarvoor was het te veel. Wel moet ik kwijt dat vooral de van- zelfsprekende toon waarop ze me deelgenoot maakte van allerlei kleine voorvallen waar ik geen weet van kon hebben me diep raakte. Het was een beetje alsof ik met mijn jongere broer praatte, niet wat betreft de inhoud natuurlijk, maar wel met dezelfde mate van open- hartigheid.
We keerden om toen we niet verder konden, staken de weg over en sloegen af naar een weggemoffeld, slaperig dorpje met verveloze huizen en een restaurantje waar onze begeleiders op het terras zaten te eten.
‘Gaat alles goed verderop?’ vroeg Frank toen we langs hen liepen en onze hand opstaken. ‘Geen rare stunts van Niels?’ ‘Vast wel,’ antwoordde Iris, in het midden latend of ze de eerste of de tweede vraag beantwoordde.
‘Die zitten bij te komen van de shock,’ zei ze met een lachje toen we buiten gehoorsafstand waren. ‘Ik zou Franks gezicht wel eens willen zien als hij al die meiden topless op het strand ziet liggen.’ Ik hield wijselijk mijn mond. We liepen langs de weg terug naar de plek waar we onze klasgenoten hadden achtergelaten. Onze wan- deling en onze terugkeer bleven niet onopgemerkt. Van een aantal gezichten was de verwondering duidelijk af te lezen. ‘Als je wilt kun je gaan zwemmen,’ zei Iris met een knikje naar jongens die het hete zand hadden verruild voor koel water. Een sub- tiele manier om me te laten weten dat ik haar lang genoeg gezel- schap had gehouden, of beter, zij mij. Zonder mijn reactie af te wachten keerde ze me de rug toe en liep naar Renate, die zich had aangekleed en om zich heen zat te kijken. Tijdens de terugreis naar ons hotel hing er een landerige stem-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ming in de bus. De eerste klachten over verbranding van te lang aan de zon blootgestelde lichaamsdelen klonken. Na het diner bleef bijna iedereen in en rond het hotel hangen. Mocht ik straks nog met een groep meegaan naar een terras, en mocht daar iets gebeuren wat de moeite van het noteren waard is, dan schrijf ik dat morgen wel op. Voor vandaag is het genoeg geweest. Ik heb me meer mens ge- voeld dan ooit tevoren. Ik weet niet hoe ik je daarvoor moet bedan- ken, Iris. Hoe kan ik je laten merken dat ik je meer waardeer dan wie ook, dat Joyce met haar zwoele knipoog wel mijn hormonen op hol joeg, maar niet mijn hart bereikte, zoals jij.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina OM HALFNEGEN LIJKT HET NOG VOLOP SPITSUUR OP HET CEN- TRAAL STATION. Forensen haasten zich de stad in, sommige met een beker koffie of een broodje, in het voorbijgaan gekocht bij een winkeltje in de hal. Op het perron staan kluwens wachtende reizi- gers. Vol ongeduld storten ze zich op een gearriveerde trein en per- sen zich naarbinnen zonder rekening te houden met uitstappende passagiers. Bordjes boven de trappen wijzen erop dat de perrons al- leen met een geldig plaatsbewijs mogen worden betreden. Een om- roepstem waarschuwt met intervals voor zakkenrollers. Geroeze- moes, een geschreeuwde afscheidsgroet, het geklik van hakken, aanzwellend gedreun van een vertrekkende trein, overal is geluid. Toch is het nergens zo overheersend dat een gesprek onmogelijk wordt.
‘Zullen we ergens een kop koffie gaan drinken?’ stelt Renate voor. ‘We hebben nog bijna twintig minuten.’
‘Dat kunnen we ook in de trein doen. Misschien staat hij er al.’ ‘Oké. Eerst naar het perron dan.’
Hun trolleys achter zich aan trekkend lopen ze door de lange hal. ‘Even een krantje en een paar tijdschriften kopen,’ zegt Renate als ze langs de AKO-boekwinkel lopen.
De Thalys staat al bij het perron. Verplaatsbare bordjes op paaltjes verwijzen naar coupénummers. Hun gereserveerde plaatsen blijken zich ongeveer in het midden van de trein te bevinden, niet ver van de restauratiewagen, naast elkaar, met een raamplaats. Ze tillen hun bagage in de rekken erboven en kijken om zich heen in de coupé, die al vol begint te lopen.
‘Ik haal wel koffie. Wil je er een koek bij?’ vraagt Iris terwijl ze haar portemonnee pakt.
‘Lekker.’ Renate laat zich op haar stoel zakken en klapt het tafel-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina tje uit in de rugleuning voor haar. ‘Net of ik in een vliegtuig zit. Moet je kijken, je kunt zelfs je stoel verstellen.’ ‘Ik dacht dat je al eerder een weekend naar Parijs was geweest?’ ‘Met het vliegtuig, ja. Omdat Max altijd tijd tekort komt. Ik vraag me af wat uiteindelijk sneller is, als je inchecktijd en transfers vanaf het vliegveld meerekent.’
‘Ik denk dat het niet veel uitmaakt.’
Het buffet in de restauratiewagen blijkt nog gesloten. Gelukkig ziet ze op het perron een kiosk die koeken en koffie verkoopt, in kartonnen bekertjes met een deksel erop. De verkoper heeft net zulk haar als Tim, een iets bredere neus en vollere lippen. Waar slaat dat nou op? Die man lijkt in de verste verte niet op Tim. Waarom ver- gelijkt ze die dan met hem?
Terug in de coupé zet ze het koffiebekertje voorzichtig voor Re- nate op het tafeltje en legt er een gevulde koek, een suikerzakje en een tinnetje melk naast.
‘Kioskkwaliteit. Helaas geen zoetjes. Het buffet was nog geslo- ten.’
‘Maakt niet uit.’ Renate klopt met haar hand op de zitting naast haar. ‘Je maakt een beetje een vermoeide indruk. Laat geworden gis- teravond, met die Tim?’
‘Hoe raad je het?’ Ze gaat zitten, trekt het deksel van het bekertje en schudt zorgvuldig de helft van het zakje suiker in de koffie. ‘Het was dus gezellig.’
‘Hij was gezellig, ja. Een hartstikke leuke vent, echt waar.’ ‘Waarom kijk je dan niet wat vrolijker?’ Ze haalt haar schouders op. ‘Volgens mij houdt hij me na één keer wel voor gezien. Ik was er niet steeds met mijn gedachten bij, snap je? Ik reageerde niet goed, of helemaal niet. Soms zat ik te schutte- ren als een puber.’
‘Niets voor jou. Het kan anders wel charmant overkomen.’ Ze roert in haar koffie. ‘Stom, zul je bedoelen. Uiteindelijk heb ik hem verteld waarom ik niet helemaal mezelf was.’ ‘Alles?’
‘Wel veel. De brief, de moord op Niels, mijn vermoeden dat ik soms word gevolgd, dat de politie me geen bescherming wil geven.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘En hoe reageerde hij daarop?’
‘Eerst niet erg serieus. Ik was tegen hem aan gereden omdat ik in mijn achteruitkijkspiegel zat te kijken in plaats van op kwetsbare fietsers te letten, zoiets zei hij geloof ik. Maar hij was wel zo aardig om me vanaf mijn parkeerplaats naar de lift te brengen.’ ‘Woont hij dan in hetzelfde appartementencomplex als wij?’ vraagt Renate met een ongelovige blik. Ze hapt in haar koek. ‘Hij had zijn auto buiten geparkeerd en was bij mij ingestapt.’ ‘Dat is niet zomaar aardig, dat is gewoon erg lief. Hij is dus be- zorgd om je. Of… Had hij op meer gerekend?’ ‘Ja hoor!’ Ze voelt dat ze bloost en neemt gauw een slok koffie. ‘Hij wist toch dat ik vanochtend vroeg op moest.’ ‘Voor een man die ergens op uit is, is dat geen reden. Hij is dus omgekeerd toen jij de lift in stapte? Met een handdruk en “tot ziens”?’
‘Hij heeft me tot aan mijn voordeur gebracht, als je het per se wilt weten,’ antwoordt ze met tegenzin.
‘Iris…’ Renate kijkt haar met een ondeugend lachje aan. ‘En heb- ben jullie elkaar toen geen afscheidskus gegeven, en afgesproken voor een volgende keer?’
Of ze wil of niet, ze moet ook lachen. ‘We bellen. Dat is alles.’ ‘Onzin dus dat hij het wel met je heeft gezien. Vanaf nu ga je al- leen nog aan leuke dingen denken, aan de Tims op deze wereld, en niet aan moord en doodslag. Afgesproken?’ ‘Ik zal mijn best doen.’ Ze legt haar hand op Renates arm. ‘Be- loofd.’
Om even na één uur nadert de trein het Gare du Nord. Parijs glijdt aan de ramen voorbij, een grauwe woestenij van baksteen en beton, af en toe oplichtend als er tussen de wolken door wat zonlicht over- heen strijkt.
Door een luidspreker deelt een vrouwenstem in drie talen mee dat dit de eindbestemming van deze trein is. Alsof het een oproep is om in actie te komen beginnen passagiers hun bagage uit de rekken te halen. Een enkeling staat al in het middenpad voordat de trein onder de overkapping het station binnen rijdt.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Op de perrons heerst de levendigheid van een vliegveld. Mensen met koffers lopen schijnbaar lukraak in alle richtingen, een groep Aziaten volgt een elektrokar volgeladen met bagage, twee mannen in een uniform van de spoorwegen haasten zich langs een treinstel naar voren.
‘Snel gegaan,’ zegt Renate. ‘En minstens zo comfortabel als met het vliegtuig. Ik stel voor om onze spullen naar het hotel te brengen en ergens in de buurt te gaan lunchen, oké?’ ‘Denk je dat we al kunnen inchecken? In de brochure stond vol- gens mij dat dat pas vanaf drie uur kan.’ ‘Onze bagage kunnen we er in elk geval achterlaten. We hebben de hele middag voor ons, Iris, het weer valt niet tegen en Parijs ligt aan onze voeten, wat willen we nog meer?’ Als ze het station uit lopen deinzen ze als vanzelf terug. Toete- rende auto’s, af en aan rijdende taxi’s, een kakofonie van geluid, mensen van allerlei nationaliteiten die door elkaar krioelen. Hun hotel ligt aan de andere kant van een plein, recht tegenover het station. Verderop is een oversteekplaats. Omdat ze geen zin heb- ben om erheen te lopen, steken ze het plein recht over. Het heeft veel weg van een kamikazeactie, omdat chauffeurs zich noch aan de voorrangsregels, noch aan voetgangers veel gelegen laten liggen. Zigzaggend tussen de auto’s door zien ze uiteindelijk kans om het plein over te komen.
Ze hebben geluk, want ze krijgen de sleutel van hun kamer direct mee. Een halfuur later zitten ze op een overdekt verwarmd terras vlak bij hun hotel, waar straalkachels rood opgloeien. Terwijl ze op hun bestelling wachten, haalt Renate een reisgids met plattegrond uit haar tas.
‘Kijk, we zitten hier,’ wijst ze aan. ‘We kunnen hiervandaan ge- makkelijk naar het Place du Tertre lopen, wat rondwandelen, de portretschilders aan het werk zien en de Sacré Coeur bezichtigen. Lijkt dat je wat?’
‘Ik vind alles best. Eerst lunchen. Zullen we er een wijntje bij nemen? Soie de vivre, nietwaar?’ zegt Iris grinnikend. Renate kijkt verrast op. ‘Hoor ik daar de oude Iris weer? Een an- dere wereld, een ander mens?’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Het is of er iets van haar af valt. De indrukken die ze rest van de middag opdoet, verdrijven haar angstgevoelens, maken van de be- dreigende brief een onbelangrijk stukje papier dat door een zuchtje wind uit haar gedachten kan worden geblazen. Samen met Renate slentert ze langs drukbezette terrassen, langs schilders en artiesten die portretten knippen uit zwart papier. Ze strijken neer op een overvol terras om thee te drinken en crêpes te eten, beklimmen de steile trappen naar de Sacré Coeur en wandelen door de sfeervolle straatjes van Montmarte. Als Parijzenaar onder Parijzenaars dineren ze ’s avonds, weg van de toeristenstroom, in restaurant Chartier, kijkend naar hun spiegelbeeld in metershoge, goudomrande spiegels.
‘Waar heb ik dit eerder meegemaakt?’ zegt Renate als ze tegen elf uur doodmoe terugkomen op hun hotelkamer. ‘Veel gezien, veel ge- lopen, blaren op mijn hielen en Iris als kamergenote.’ ‘Alsof ik mezelf hoor praten.’ Ze trapt haar schoenen uit en laat zich languit op bed vallen. ‘Zal ik eerst gaan douchen?’ ‘Goed. Dan probeer ik intussen mijn schoenen uit te krijgen zon- der dat de blaren knappen,’ zegt Renate met een pijnlijke blik. Genietend laat Iris het warme water over zich heen stromen, ogen dicht, haar hoofd vlak onder de douchekop. Haar vermoeide benen worden zwaar, het laatste restje spanning glijdt van haar af en ze geeft zich over aan een zalige loomheid. ‘Je hebt me na je operatie nooit laten zien hoe het is geworden,’ merkt Renate op als ze met een badlaken om zich heen de kamer in loopt.
Ze schuift het badlaken van haar borst. ‘Kijk maar.’ ‘Knap gedaan. Als ik het niet had geweten was het me niet eens opgevallen.’
‘Niet overdrijven, Renate. Topless zonnen is er voor mij nog steeds niet bij. Geen gezicht, een roze vlek op een bruine huid.’ ‘Beter dan twee tepels. Welke vrouw wil daar nou mee te koop lopen? Weet je trouwens hoe vaak dit voorkomt?’ ‘Zelden. Er zijn geen precieze cijfers bekend. Zeg, welk bed wil jij?’ ‘Maakt me niet uit.’
‘Dan slaap ik aan de raamkant.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Zaterdagochtend lijkt alles wat de afgelopen dagen gevoelens van angst en onzekerheid opriep, nog verder weg. Ze heeft heerlijk ge- slapen, ze heeft zin om zich nog een dag in het Parijse leven te stor- ten en ze is het direct eens met Renate, die het helemaal niets vindt om in hun hotel een instant continentaal ontbijt te gebruiken. ‘Daarvoor zijn we niet naar Parijs gekomen.’ ‘Dan moet je het niet erg vinden om een halfuurtje later te ontbij- ten. Ik weet een leuk adresje,’ zegt Renate. Even later dalen ze af naar de metro. Lange gangen vol mensen, twee bedelende, exotisch uitziende vrouwen met een baby op hun arm, muzikanten bij wie toeristen blijven luisteren, een blinde man met één been zittend op een tochtige hoek, jonge mannen die over een tourniquet springen, kennelijk zonder geldig plaatsbewijs. Halte Saint-Germain-des-Prés, een korte wandeling. ‘Ik ben hier de vorige keer met Max geweest,’ zegt Renate glun- derend als ze neerstrijken op het verwarmde terras van Café les deux Magots. ‘Binnen hangen portretten van Sartre, Hemingway en an- dere beroemdheden die hier regelmatig kwamen.’ Ze nemen alle tijd voor een echt Frans ontbijt met croissants, bri- oches en zwarte koffie en overleggen daarna over het programma voor de rest van de dag. Eerst een vleugje cultuur, naar het Ile de la cité, de Notre-Dame – voor Renate de tweede keer, maar dat vindt ze niet erg – en de Sainte Chapelle. ’s Middags gaan ze winkelen, zullen ze zich eerst vergapen aan de etalages van modehuizen rond de Rue de Faubourg St. Honoré en zich daarna snel met de metro naar halte Rue de la Pompe laten brengen. Daar vlakbij ligt Recipro- que, waar dure labels als Chanel, Gucci en Dior ver onder de gang- bare prijs worden verkocht, niet onder, maar boven de toonbank. ‘Hoe weet jij dat nou weer?’
‘Gewoon… uitgezocht,’ antwoordt Renate met een veelzeggend glimlachje.
‘Je was dus allang van plan om hier merkkleding te kopen,’ stelt Iris met pretoogjes vast. ‘Wat een luxepoppen zijn we toch. Even naar Parijs om onze garderobe op peil te brengen.’ ‘Ga jij dan ook inslaan?’
‘Inslaan, toe maar… Natuurlijk. Ik kom hier ook niet wekelijks.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Een uur later fotograferen ze elkaar voor de Notre-Dame, breed lachend, los van dagelijkse beslommeringen en zorgen. Iris is haar vriendin meer dan dankbaar dat ze haar heeft meegevraagd. Een Japanner vraagt haar of ze ook een foto van hem en zijn vrouw wil maken. Nadat ze aan zijn verzoek heeft voldaan, drukt ze hem haar toestel in de hand. Met de armen om elkaars middel, hun hoofden tegen elkaar aangedrukt laten Renate en zij zich fotografe- ren, tegen een achtergrond die eeuwen heeft doorstaan, een symfo- nie van stenen, zoals Victor Hugo de kathedraal vol respect om- schreef.
Na de bezichtiging ervan beklimmen ze de zuidelijke toren. Vanaf het platform kijken ze uit over de stad, in de verte de Eiffeltoren, onder hen de Seine die traag onder de Pont-Neuf door stroomt. Hangend over de balustrade volgen ze een vrachtschip dat eronder- door vaart.
‘Daar zou Niels wél vanaf gesprongen zijn. De Seine is dieper dan de Arno, zo te zien,’ zegt Iris opeens.
‘Moet dat?’ Renate kijkt verstoord.
‘Sorry. Gewoon een herinnering die spontaan in me opwelde. Sommige dingen lijken ook zo op elkaar, leuke dingen vooral, van vroeger. Zoals wij net rondliepen in die kathedraal, met een gids in de hand om maar niets te missen. Net of we weer zeventien waren en onze geschiedenisleraar ons in de Santa Croce uitlegde wat we mooi behoorden te vinden.’
‘Niels is toch geen leuke herinnering?’
‘Niet echt, nee. Behalve toen hij rond de toren van Pisa streakte. Daar kon ik wel om lachen. Daar wel om…’ ‘Waarom dan niet?’
‘Ik had Sam erbuiten moeten houden. Arme Sam. Hij had er niets mee te maken, begreep er achteraf ook helemaal niets van. Dat het nou net hém moest overkomen.’
‘Alsof jij kon voorzien wat Niels zou bedenken. Genoeg over vroeger, Iris. Stoppen, voordat je weer gaat piekeren. Je verpest het anders voor jezelf. Kijk om je heen.’ Renate maakt een brede arm- zwaai. ‘Parijs, de modestad, hier gebeurt het. We gaan lekker shop- pen, leuke kleren kopen.’

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘Mag ik wel eerst mijn mobieltje opnemen? Er heeft iemand al een paar keer geprobeerd om me te bereiken. Als ik niet opneem blijft dat ding in mijn tas trillen.’
Ze haalt haar mobieltje tevoorschijn, klapt het open en brengt het naar haar oor.
‘Met Iris. Waar ik nu ben? In Parijs, boven op de Notre-Dame. Nee, ik maak geen grapje. Ik hoef toch geen verantwoording af te leggen over wat ik doe… Wat…’ Ze slaat een hand voor haar mond. Om steun zoekend klampt ze zich met haar vrije hand vast aan Re- nate. Parijs wordt een golvende steenmassa die op haar af komt rol- len, de gargouilles op de balustrade veranderen in grijnzende duivels die op het punt staan om haar te bespringen. ‘Wat is er, Iris?’
De stem van Renate komt van ver, maar brengt haar terug in de werkelijkheid.
‘Er is iets met Joyce.’ Met grote ogen staart ze naar het mobieltje in haar trillende hand.
‘Waarom luister je niet verder? Geef maar aan mij, voor je het laat vallen.’
Rechercheur Huizinga blijkt de verbinding nog niet verbroken te hebben, want Renate begint met hem te praten. Wat ze zegt dringt niet tot Iris door. Joyce… verdwenen… gisteravond niet thuisgeko- men na fitness. In haar gedachten blijft Huizinga die woorden her- halen, alsof hij er bij haar wil inhameren dat zij nu aan de beurt is, dat zij het volgende slachtoffer zal zijn. Slachtoffer van wie, of van wat?
‘Gaat het een beetje?’
Renate kijkt haar bezorgd aan en geeft haar telefoontje terug. Au- tomatisch stopt ze het terug in haar tas. Van de omgeving, van nieuwsgierig kijkende toeristen is ze zich slechts vaag bewust. Ge- willig laat ze zich door haar vriendin naar beneden leiden.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dagboek van Sander, 7 juni
Zojuist zijn we teruggekomen van een excursie naar Sienna. De toren naast de beroemde Dom was, in tegenstelling tot de Campanile naast de Dom van Florence, al te zien terwijl we de stad naderden. De belangstelling ervoor in de bus was matig. ‘Een zebra die met zijn kop in de wolken loopt, dat zie je niet elke dag,’ merkte Niels op.
Het was al heel wat dat hij in de door Frank aangeduide richting keek en dat het tot hem doordrong dat het gebruik van afwisselend donkere en lichtere stenen een streeppatroon op de toren had ge- legd.
Om onze belangstelling te wekken en vervolgens naar een hoger plan te tillen, trakteerde Frank ons op een van zijn anekdotische ver- halen. In de Domkerk bevond zich een oud stripverhaal, vertelde hij, hoewel niet in boekvorm, zoals wij natuurlijk verwachtten. Het bestond uit tien muurschilderingen met tekst eronder. De afbeeldin- gen vertelden het bewogen leven van Silvio Piccolomini, een uiterst levenslustig renaissancemens, dat zich in zijn jeugd bijzonder voelde aangetrokken tot vrouwelijk schoon en zich van het ene liefdesavon- tuur in het andere stortte. Om anderen van zijn escapades deelge- noot te maken, schreef hij er onder andere een toneelstuk – noem het maar een ‘Lustspel’ – over. Voor zíjn tijd grensden de beschrij- vingen aan pornografie.
Het was Frank weer gelukt. Iedereen was nieuwsgierig geworden. Van de gezichten van Agnes en Ingrid, die net als ik voor in de bus zaten, aan de andere kant van het gangpad, meende ik te kunnen af- lezen dat ook zij nog nooit van Piccolomini hadden gehoord. ‘Het aardige van het verhaal is dat het laat zien dat mensen in

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina korte tijd volledig kunnen veranderen. Silvio Piccolomini kwam tot inkeer. Hij besefte dat het leven meer te bieden had dan drank en mooie vrouwen, ging theologie studeren, werd priester en schopte het uiteindelijk tot paus. Het stripverhaal dat in de naar hem ge- noemde bibliotheek in de Dom hangt, laat vooral zijn leven als paus Pius II zien.’
‘Wat jammer nou. Een echte pias dus,’ kon Niels niet nalaten op te merken. ‘Wie ruilt mooie vrouwen nou in voor kruisbeelden, wij- watervaten en af en toe een truttig nonnetje?’ Toch ging ook Niels mee naar de bibliotheek om de wandschilde- ringen te bekijken en toonde hij zich onder de indruk van een aantal verluchte handschriften, die in vitrines waren tentoongesteld. In tegenstelling tot gisteren was er in de bus niets te bespeuren van opwinding die te maken kon hebben met het weddenschaps- spel. Ik begin een beetje te begrijpen hoe dat gespeeld wordt. Het zou me ongetwijfeld tot in detail zijn uitgelegd als ik mee had willen wedden. Ik heb echter een hekel aan gokken, kan er om eerlijk te zijn ook niet goed tegen als ik een spel verlies. Bovendien wordt er gespeeld met extreem hoge inzetten, zowel wat betreft geld als wat betreft andere ‘prestaties en tegenprestaties’, zoals Niels’ streakact had aangetoond. Er is altijd sprake van een challenger en een accep- tant, degene die de uitdaging aanneemt. Als de acceptant faalt, dan
zal hij de challenger moeten belonen, met geld of met iets anders. Slaagt hij wel, dan zal de challenger op zijn beurt de acceptant moeten betalen. Omdat het altijd om hoge inzetten gaat, kan de acceptant zijn schuld afkopen door iets te doen wat vooraf is afgesproken, streaken bij de toren van Pisa bijvoorbeeld. Geld blijft overigens toch wel rollen, want anderen kunnen weddenschappen afsluiten op het al dan niet succesvol zijn van de acceptant. Er is een spelleider, die tegelijk voor scheidsrechter en bank speelt. Wint de acceptant, dan krijgt hij een kwart van alle ingelegde bedragen, verliest hij, dan ontvangt de challenger dat geld. Een fascinerend spel dat op velen van ons een grote aantrekkingskracht uitoefent. Op school is het enige tijd een ware rage geweest, tot de schoolleiding, nadat er een aantal gevaarlijke situaties uit was voortgekomen, zware straffen in het vooruitzicht stelde aan iedereen die werd betrapt op deelname.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Dat maakte het spel nog spannender. De kans op betrappen werd in de weddenschappen opgenomen. Om eerlijk te zijn verbaast het me een beetje dat onze begeleiders, en vooral Frank, die wat dit soort zaken betreft nogal rechtlijnig is, de act van Niels negeerden. Ik ver- moed dat ze dat hebben afgesproken om de sfeer niet te verzieken. Maar nu terug naar Sienna, waar we na bezichtiging van de Dom naar Il Campo, een groot ovaalvormig plein liepen. We moesten ons voorstellen dat daar elk jaar paardenraces werden gehouden, al vanaf de middeleeuwen. De zon scheen nog en het was lang niet zo koud als in de krant van de hotelier was voorspeld. De vele terrasjes en verleidelijke koele drankjes spraken daardoor meer tot onze verbeel- ding.
We hadden ruim de tijd om wat rond te dwalen door het stadje, wat we in groepjes deden. Ik heb daarvoor al een paar keer gepro- beerd om een gesprek met Iris aan te knopen, maar stuitte telkens op een vriendelijke afstandelijkheid, op een Iris die ik nauwelijks her- kende van gisteren. Toen zij, gearmd met Renate, vanaf het plein een winkelstraatje inliep, begreep ik dat ik vandaag ander gezelschap zou moeten zoeken. Daarom slenterde ik mee met een wat grotere groep, waar ook Joyce deel van uitmaakte. Tot mijn verbazing kwam ze zomaar naast me lopen en gaf lacherig commentaar op Niels’ op- treden bij de toren van Pisa. Ik begreep dat we die grap aan haar te danken hadden en dat zij, als ze wilde, in staat was om Niels tot nog dwazere capriolen te verleiden. Of ik er niet nieuwsgierig naar was wat ze met het spelletje had verdiend? Een beetje wel, moest ik toe- geven. Tweehonderd gulden, vertrouwde ze me toe. De totale inleg was dus achthonderd gulden geweest, berekende ik snel, viermaal het bedrag waar zij recht op had. Voor leerlingen als wij is dat ex- treem veel geld, zo’n veertig gulden per persoon als er minimaal twintig deelnemers waren. Er was vijf tegen twee gewed in haar voordeel, zei Joyce met onverholen trots voordat ze weer naast haar vriendinnen ging lopen.
Ik stelde het op prijs dat ze me uit zichzelf gezelschap was komen houden. Toch kreeg ik het gevoel dat het, net als de te vette knipoog gisteren, niet helemaal van harte ging. Iris kijkt me aan als ze iets tegen me zegt. Joyce vermeed mijn blik zorgvuldig.

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Op de terugweg, in de bus, pakte Frank de microfoon weer eens en vertelde hij zijn meest verbijsterende verhaal tot dan toe. Al na een paar zinnen mocht hij zich verheugen in vrijwel ieders aandacht. ‘Inmiddels hebben jullie al heel wat afbeeldingen gezien van de kruisiging van Christus: fresco’s, schilderijen, reliëfs, beelden… Ik weet dat wat ik nu ga zeggen schokkend is, maar toch doe ik het. Wat op die afbeeldingen van de kruisiging wordt weergegeven, kan nooit werkelijkheid zijn geweest.’
Hij pauzeerde even om het effect van zijn woorden in te schatten. Niemand zei iets, waarschijnlijk omdat de meesten zich net als ik af- vroegen of ze het wel goed hadden verstaan. Het Ichtus College is een school op christelijke grondslag. Van de docenten wordt ver- wacht dat zij de uitgangspunten van de school onderschrijven. Met zijn opmerking veegde Frank de vloer aan met waarheden die onze catecheet ons met zo veel moeite had bijgebracht, en met het ge- dachtegoed dat de ouders van een aantal van ons, waaronder die van mij, probeerden over te dragen.
‘Voor wie het geloven wil is Christus met spijkers door zijn han- den en zijn voeten aan het kruis genageld,’ vervolgde Frank, ‘zoals kunstenaars door de eeuwen heen hebben afgebeeld. Die voorstel- ling is zowel medisch als biologisch gezien onmogelijk. Handpal- men waar spijkers doorheen zijn geslagen scheuren uit bij belasting met een gewicht van veertig kilo of meer. Dat betekent dus dat Christus onmogelijk aan een kruis kan hebben gehangen op de ma- nier die we op afbeeldingen zien.’
‘Ik weet niet waar je op uit bent, Frank,’ zei Agnes. ‘Ik moet echt protesteren tegen dit soort verhalen. Ongeacht de vraag of je gelijk hebt of niet, ik zie er totaal het nut niet van in. Moeten we nu opeens gaan geloven dat Christus nooit is gekruisigd?’ In de bus hing plotseling een onwerkelijke sfeer. Iedereen was doodstil om vooral niets te missen van Agnes’ woorden. Ze heeft een zachte stem, die nauwelijks boven het geluid van de motor uit- komt. Volgens mij raakten zelfs de chauffeurs in de ban van het ver- haal, want ze staakten hun gekibbel over alternatieven voor de route die ze op de heenweg hadden gereden.
‘Dat heb ik niet beweerd,’ reageerde Frank met een zelfingeno-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina men lachje. ‘Een Parijse arts, een zekere dr. Barbet, heeft wat ik nu vertel nauwkeurig onderzocht. Hij heeft lijken opgehangen aan spij- kers die hij door hun handen sloeg. Ze bleven niet hangen, de han- den scheurden open. Om te weten hoe het wel is gegaan, moet je wat meer kennis hebben van de technieken die de Romeinen ge- bruikten om hun veroordeelden te kruisigen. Het is een wreed ver- haal, maar ik zal het jullie niet onthouden, tenzij jullie het niet wil- len horen natuurlijk.’
Hij keek naar Agnes en Ingrid. Die zeiden niets, begrepen dat wij zouden protesteren als ze probeerden om Frank de mond te snoeren. ‘Goed dan. De Romeinen sloegen de spijkers niet door de hand- palmen, maar door de polsen, vlak achter kraakbeen en pezen, die wel sterk genoeg waren om het gewicht van een volwassen man te dragen.’
Ik keerde me even om en zag dat sommigen met vingers of duim op de eigen pols drukten, op zoek naar de beschreven plek. ‘Door de voeten werden geen spijkers geslagen. Wel werd een plankje op de verticale balk van het kruis getimmerd, iets boven de enkels van de veroordeelde. Je kunt je geen voorstelling maken van de pijn die een veroordeelde leed, hangend met gespreide armen, met bungelende benen. Om de pijn te verlichten trok hij af en toe zijn benen op en zette zijn hielen op het plankje. Er kwam echter een andere pijn voor in de plaats, omdat het plankje met opzet zo hoog was aangebracht dat het lichaam iets naar voren boog, wat een andere druk op de wonden in de polsen gaf. Daardoor hield hij die houding niet lang vol en liet hij zijn benen weer hangen.’ ‘Zo kan het wel weer,’ viel Agnes opeens uit. ‘Je bent alleen maar uit op sensatie.’
‘Dat kun je pas beoordelen als je het hele verhaal hebt gehoord.’ Omdat Agnes alleen haar schouders ophaalde en kwaad bleef kij- ken, vertelde hij verder, met zorgvuldig gekozen woorden, zoals we van hem gewend waren.
‘Een gekruisigde realiseerde zich niet dat hij door telkens van houding te veranderen zijn leven – en dus zijn lijden – rekte, soms wel met enkele dagen. Door te bewegen hield hij zijn bloedsomloop in gang. Zijn hart, dat het in hangende houding zou hebben bege-

BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ven, bleef kloppen. Soms braken soldaten de benen van een gekrui- sigde als ze vonden dat het lijden lang genoeg had geduurd. Ik vertel jullie dit niet uit sensatiezucht. Wel om jullie aan het denken te zetten. Realiseer je dat veel verhalen in de Bijbel interpre- taties zijn van de schrijver en vaak een symbolische betekenis heb- ben. Als je letterlijk gelooft wat er staat, dan kun je aan een verhaal zoals ik net heb verteld, heel erg aanstoot nemen. Zodra dat op grote schaal gebeurt, met wat voor religieus geschrift van welke godsdienst dan ook, heb je een conflict, een godsdienstoorlog, of een jihad.
Morgen gaan we naar het San Marco-klooster. Ik zal jullie in een van de zijgangen een schilderij laten zien waarop Christus is gekrui- sigd met spijkers door zijn polsen. Zijn handen steken duidelijk zichtbaar boven de dwarsbalken uit. Waarom denk je dat de kerk dat schilderij laat hangen? En in een kathedraal in Turijn wordt een grafdoek, een lijkwade, bewaard waarin Christus begraven zou heb- ben gelegen. De afdrukken die het lichaam op de doek heeft achter- gelaten laten er geen twijfel over bestaan dat er wonden in de polsen zaten en niet in de handen.’
Ik vind het verhaal fascinerend, en ik had er nog meer over willen schrijven. Ik word echter gestoord door Joyce. Ze staat opeens in mijn kamer, waar ze na een klopje op de deur zomaar is binnengelo- pen, op blote voeten, met blote benen onder een korte badjas en met een toilettas in haar hand. Het overdondert me zo dat ik even niet weet wat ik moet doen. Daarom schrijf ik deze laatste regels nog op, terwijl Joyce naar me kijkt en me een vraag stelt…

Hoogstraaten, Marianne en Theo - Kruisgang
index_split_0.html
index_split_1.html
index_split_2.html