BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Kruisgang
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Marianne en Theo Hoogstraaten
Kruisgang
De Fontein
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ISBN
978 90 261 2450 NUR © 2006 Uitgeverij De Fontein bv, Postbus 1,
3740 AA Baarn Omslagontwerp: Studio Eric Wondergem
Foto omslag: Zefa
Auteursfoto: © Martin Reidsma
Zetwerk: Hans Gordijn
www.theohoogstraaten.nl
www.uitgeverijdefontein.nl
Alle personen in dit boek zijn door de auteur bedacht. Enige
gelijkenis met bestaande – overleden of nog in leven zijnde –
personen berust op puur toeval. Alle rechten voorbehouden. All
rights reserved. No part of this publication may be reproduced or
transmitted in any form or by any other means, without written
permission from the publisher.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Doodgaan
is een kunst, zoals alles.
Ik kan het meesterlijk.’
SYLVIA PLATH – Fragment uit Lady Lazarus ‘Slaap met het
donker, vrouw
slaap met de nacht.’
H. MARSMAN – Fragment uit Afscheid
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Deze bladzijde is met opzet leeg gelaten
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Proloog
‘ZOU JE EEN STUKJE WILLEN OPSCHUIVEN?’
Er staan twee vrouwen voor hem, beladen met volle plastic tassen
van een middagje winkelen. Een van hen wijst naast hem, de ander
kijkt afkeurend naar zijn felgekleurde scooter, die hij naast het
hou- ten bankje op de standaard heeft gezet.
Zonder iets te zeggen schuift hij wat op. De vrouwen gaan zitten en
beginnen een gesprek over vrienden en relaties alsof hij het niet
woord voor woord kan volgen, alsof hij niet bestaat. Ze hebben zich
ongetwijfeld geen moment afgevraagd waarom hij hier zit. Er is
blijkbaar niets ongewoons aan een jongen die in zijn eentje op een
bankje naar een spoorwegovergang en een station zit te staren. Het
gesprek wordt intiemer. De vrouwen lijken zich zijn aanwe- zigheid
toch bewust te zijn, want ze dempen hun stemmen. Een van hen werpt
hem een blik toe die duidelijk maakt dat ze zich stoort aan het
feit dat hij er nog steeds zit.
Hij klemt zijn lippen op elkaar en probeert zich voor hun geklets
af te sluiten, de draad van zijn gedachten weer op te pakken.
Alles is eindig, behalve het eeuwige leven dat na het einde
begint.
Hij schudt het hersenspinsel onmiddellijk weer van zich af. On-
eindige liefde of eindeloos geluk bestaan alleen in de geest van
wie erin gelooft, net als eeuwig leven of eeuwige verdoemenis. Hij
moet zich door zulke gedachten vooral niet in de war laten brengen.
Alles is eindig; voorbij is voorbij.
De roodwitte bomen van de spoorwegovergang zwaaien omhoog. Nog voor
het rode licht is gedoofd steekt er al een drietal tiener- meisjes
op de fiets het spoor over. Ze schreeuwen en lachen naar el- kaar
en blijven, ondanks de toeterende auto achter hen, naast elkaar
rijden. Zodra de automobilist kans ziet om hen te passeren,
ontlaadt hij zijn frustratie door ze te snijden. Sturen haken in
elkaar, een
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
voorwiel draait weg en raakt de stoeprand. Met een kreet van schrik
klapt de berijdster tegen de stoeptegels, vlak voor het bankje. Ze
blijft liggen, haar gezicht vertrokken van pijn. De andere meisjes
roepen de automobilist verwensingen na.
‘Shit,’ zegt het slachtoffer terwijl ze opkrabbelt en de schade be-
kijkt. Haar broek is gescheurd en ze heeft schaafwonden op haar
handen. ‘Wat een hufter! En zomaar doorrijden.’ Verontwaardigd
kijkt ze de verdwijnende auto na.
‘Tja, dat heb je ervan,’ zegt een van de vrouwen op het bankje ge-
melijk.
‘Eigen schuld, zou ik zeggen,’ vult de andere aan. ‘Heb ik jullie
wat gevraagd soms? Nee? Hou dan je kop.’ Woe- dend steekt ze haar
middelvinger naar hen op. ‘Stomme trutten.’ Ze bukt zich en zet
haar fiets overeind.
‘Je voorwiel staat krom,’ zegt een van haar vriendinnen. Hij slaat
het tafereel gade alsof het zich een eind verderop af- speelt. Nog
een paar minuten, ziet hij op zijn horloge. Straks pas- seert eerst
de stoptrein, die hij al langs het perron ziet staan. Onge- veer
twee minuten later zal vanaf de andere kant de intercity voorbij
denderen en zonder af te remmen door het station razen. ‘Kun je
misschien even helpen?’ vraagt een van de meisjes. ‘Jij hebt meer
kracht dan wij.’ Ze kijkt hem lief en een beetje uitdagend aan,
zoals hij van meisjes gewend is. Vroeger zou het hem gelukkig heb-
ben gemaakt. Nu mag hij zich er niet door laten afleiden. ‘Sorry,
ik heb wat anders te doen.’
De bel bij de overweg begint te rinkelen en het licht springt op
rood. Dalende bomen versperren de doorgang. Auto’s remmen af en
vormen een rij die als een harmonica ineen schuift voordat hij
defi- nitief tot stilstand komt.
Hij staat op en loopt langzaam naar de overweg. ‘Die spoort niet,’
hoort hij een van de vrouwen achter zich nog zeggen.
Leunend op een spoorboom staart hij naar de trein die het station
uit rijdt en op snelheid begint te komen. Een onstuitbare massa,
staal op staal, wielen die alles vermorzelen wat op hun weg komt.
Vreemd genoeg kan hij er onaangedaan naar kijken. Hij tuurt de
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
trein na tot hij om de bocht verdwijnt. Vrijwel tegelijkertijd
doemt daar ook een stipje op, dat snel groter wordt. De intercity
heeft ge- lukkig geen vertraging. Nu komt het alleen nog aan op
timing, op dat ene moment waarop niemand hem nog kan stoppen.
Geconcentreerd kijkt hij naar de aanstormende trein. Als de ma-
chinist op dit moment een noodstop moet inzetten, zou de trein nog
voor de overweg tot stilstand komen.
Nu! Met een soepele beweging duikt hij onder de spoorboom door.
Kalm steekt hij de rails over, het gegil en geschreeuw achter zich
negerend. Hij weet wat hij doet, heeft dit in zijn fantasie al vele
malen gerepeteerd.
Terwijl hij de laatste stappen zet voelt hij een lome ontspanning
over zich komen. Een loodzware last glijdt van hem af. In een thea-
traal gebaar spreidt hij beide armen. Martelaren sterven pas na hun
dood, staan soms zelfs op uit hun graf.
Als hij opkijkt naar de raampjes boven de massieve, gele neus van
de trein ontmoeten zijn ogen in een flits die van de machinist.
Diens mond staat wagenwijd open, alsof híj een doodskreet
slaakt.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘GOEDEMORGEN, QUICKSTART UITZENDBUREAU, U SPREEKT MET IRIS.’
Terwijl ze luistert naar wat er aan de andere kant van de lijn
wordt gezegd, verschijnt er een glimlach op haar gezicht. ‘Ik denk,
meneer Havermans, dat ik u wel kan helpen. Op dit mo- ment staan er
een paar vrouwen ingeschreven die naar mijn idee ge- schikt zijn
voor uw vacature. Ik zal checken wie er beschikbaar is. Ik neem zo
spoedig mogelijk contact met u op. Een prettige dag nog.’ Ze legt
de telefoon neer en vervolgt haar gesprek met de vrouw die aan de
andere kant van haar bureau zit. ‘Kunt u met een compu- ter
overweg?’
De vrouw antwoordt bevestigend. Iris staat op en begeleidt haar
naar de intakecomputer, waarop werkzoekenden die zich willen in-
schrijven zelf hun gegevens kunnen intypen. ‘Als u klaar bent komt
u weer bij me, dan praten we verder.’ Ze kijkt op en wendt zich tot
de man die ze uit een ooghoek in de gaten heeft gehouden omdat hij
niet lijkt te weten hoe hij de formulieren op de computer moet
invullen. ‘Wilt u alstublieft meekomen, me- neer?’ Ze maakt een
uitnodigend gebaar naar haar bureau. ‘Mag ik uw identiteitsbewijs
en uw verblijfsvergunning even in- zien?’
‘Is goed.’ Uit de binnenzak van zijn zwarte leren jas haalt hij een
groezelig paspoort en een plastic mapje tevoorschijn. Zijn donkere
ogen nemen haar onderzoekend op, wantrouwig ook. Hoeveel ambtenaren
zijn haar al voorgegaan, met hetzelfde verzoek en deels dezelfde
vragen die zij nu moet gaan stellen? ‘Is wettig geregeld dat ik
hier mag blijven,’ zegt hij terwijl hij haar de documenten
overhandigt.
Ze knikt hem vriendelijk toe. Hij komt uit Afghanistan, leest
ze
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina in
de verblijfsvergunning. Nog geen jaar hier, maar hij spreekt toch
al redelijk Nederlands. Regelmatig komen er allochtonen op het uit-
zendbureau die nauwelijks Nederlands spreken, terwijl ze al jaren
hier wonen. Die zijn vrijwel onbemiddelbaar. Een pluspunt dus voor
deze man. Het getuigt van een positieve instelling. Ze vouwt zijn
paspoort open en kijkt snel en onopvallend naar de foto. Ze is niet
opgeleid om valse paspoorten van echte te onder- scheiden, het is
alleen een controle om zich in te dekken voor moge- lijke problemen
achteraf. De man die voor haar zit is onmiskenbaar de persoon op de
pasfoto: kort, donker gekruld haar, bij de slapen opgeschoren, een
hoog voorhoofd met boven het linkeroog een op- vallend litteken,
vriendelijke, grote ogen en een relatief kleine, rechte neus.
Geboren in Kandahar. Afgaand op zijn geboortedatum moet hij nu
zesendertig jaar zijn. De meeste vluchtelingen die hier werk komen
zoeken zijn jonger.
‘Wat voor werk deed u in uw vaderland, uw thuisland?’ De toevoeging
is niet nodig. Hij antwoordt al voordat ze haar vraag heeft
afgemaakt.
‘Ik werk daar op universiteit, geef les, fysica.’ Iris knikt.
Hoogopgeleid dus. Voor zo’n man zal toch wel iets te vinden zijn?
De vraag is alleen of dat via haar lukt. ‘Zou u hier ook les willen
geven?’
Op zijn gezicht breekt een verraste glimlach door. ‘Als dat moge-
lijk is. U hebt zulk werk voor mij?’
Iris schudt ontkennend haar hoofd. ‘Ik vraag het omdat u dan beter
direct contact kunt zoeken met universiteiten of hogescholen. Een
open sollicitatie. Weet u wat dat is?’ Zijn gezicht betrekt weer.
‘Ik heb al veel brieven verstuurd. Soms niet eens antwoord. Beter
lager beginnen om samenleving leren kennen. Daarom ben ik
hier.’
‘Wat voor werk zou u willen doen?’
‘Ik wil alles proberen. Nu alleen maar zitten, niets doen, of taal
leren.’
‘Voor iemand die hier zo kort is als u spreekt u goed Nederlands.
Dat maakt het makkelijker om werk voor u te vinden. Productiewerk
in een fabriek, tijdelijk, om te beginnen. Zou u daar voor
voelen?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ‘U
hebt dus werk?’ Opluchting en ongeloof strijden op zijn ge- zicht
om de voorrang.
‘Als u in een fabriek wilt werken…’ Voor de zekerheid draait ze
zijn verblijfsvergunning om. Ze zucht. Op slag slaat haar stemming
om. Hij heeft geen werkvergunning. Deze man is niet achterlijk, hij
weet donders goed dat hij niet mag werken. Daarom probeerde hij het
waarschijnlijk zonder hulp bij de intakecomputer, alsof hij uit-
eindelijk niet toch zijn papieren had hoeven tonen. ‘Het spijt me.’
Ze schuift zijn papieren over het bureau terug en kijkt hem
verwijtend aan. ‘U hebt geen werkvergunning. Ik kan niets voor u
doen. Dat moet u toch weten?’ ‘U zei u hebt werk.’ Zijn lippen
vormen een smalle streep. Hij zet beide handen voor zich op het
bureau. ‘U hebt werk. Waarom geeft u dat niet aan mij tot iemand
anders is gevonden, met vergunning? Werk wordt nu niet gedaan en ik
zit te vervelen, maar krijg wel geld betaald. Klopt niet. Is slecht
voor uw land. Ik wil wat doen.’ De logica is onweerlegbaar. Hoe
legt ze hem echter uit dat logica en vreemdelingenbeleid in dit
land weinig raakpunten hebben? Goed opgeleide mensen zoals hij, die
zich onvoorwaardelijk willen inzetten, moeten een moedeloos makend
bureaucratisch traject doorlopen voordat ze aan de slag mogen,
terwijl voor groepen laag- opgeleiden zonder enig perspectief op
werk de poort wagenwijd openstaat. Politiek, de historie van haar
land, ze heeft er zelf al moeite mee om het te begrijpen. Laat
staat dat ze deze man het kansloze van zijn situatie kan uitleggen.
‘Het spijt me heel erg. Ik mag u niet aan werk helpen zolang u geen
werkvergunning hebt.’
Hij blijft in dezelfde houding zitten, alsof hij nadenkt. Even
sluit hij zijn ogen. Dan, in een flits, veegt hij met één beweging
alle pa- pieren van haar bureau en begint in een voor haar
onverstaanbare taal te schreeuwen.
Ze deinst achteruit. Vanuit haar ooghoek ziet ze haar collega
Marcel, die aan het bureau naast het hare met een vrouw zit te pra-
ten, overeind komen.
‘Alstublieft. Blijft u kalm. Ik mág u niet helpen, dat zei ik al.
Ik moet me aan de regels houden, dat moet u begrijpen.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Regels, regels… Ik mag níets, alleen zitten, wachten tot ze me
zeggen dat ik weer terug moet naar mijn land. Ik wil werken, eigen
geld verdienen!’
Hij lijkt wat gekalmeerd, staat op en bukt zich om de papieren op
te rapen. Als hij overeind komt staat Marcel opeens voor hem. ‘Wilt
u dit pand onmiddellijk verlaten!’ klinkt het geïrriteerd en
dreigend tegelijk.
De verkeerde toon op het verkeerde moment. De man kijkt Marcel aan
alsof hij met een melaatse van doen heeft. Hij balt zijn vuisten,
maar houdt zich in. ‘Eerst pand uit, dan land uit, is dat wat u
wilt?’
‘Ik wil alleen dat iemand die zich niet gedraagt hier weggaat,’
snauwt Marcel.
Even lijkt het of de man op de provocatie zal ingaan, maar hij be-
denkt zich en keert zich om. Op weg naar de deur houdt hij stil bij
een computer. Daar verliest hij alsnog zijn zelfbeheersing. Hij
pakt het toetsenbord met beide handen, rukt het los en smijt het op
de grond. Op zoek naar iets om zijn frustratie verder op af te
reageren kijkt hij rond. Zweetdruppels verschijnen op zijn
voorhoofd, zijn ge- zicht is verkrampt.
‘Niet doen. Geen geweld, alstublieft.’ Iris is opgesprongen en
loopt op de man toe. ‘U bent een redelijk mens. Wij kunnen er niets
aan doen; wij maken de regels niet.’
Ze houdt haar adem in. Hij zegt niets, maar heeft zijn voornemen om
Marcel te lijf te gaan zo te zien nog niet laten varen. De span-
ning hangt bijna tastbaar in het kantoor. Dan knapt er iets in hem
en slaat hij zijn handen voor zijn gezicht. ‘Dit had ik niet mogen
doen. Neem mij alstublieft niet kwalijk.’ ‘Donder op man,’ snauwt
Marcel. ‘Ik heb het te druk om me met malloten als jij bezig te
houden.’
‘Hou je in, Marcel.’ Iris pakt hem vast en duwt hem weg. Haar stem
klinkt ongemeen fel. ‘Dit handel ik af.’ ‘Tot je dienst. Ben je
soms al aan het oefenen voor je nieuwe func- tie? Zorg je er ook
voor dat hij dat toetsenbord vergoedt? Ik zou de politie erbij
halen.’
‘Ik doe dit op mijn manier.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Marcel gaat nijdig achter zijn bureau zitten. Iris vermoedt dat hij
het niet kan uitstaan dat zij de belangrijkste kandidaat is voor de
functie van regiomanager die binnenkort vacant is, een baan waar-
voor híj voorlopig niet in aanmerking komt. Hij herstelt zich snel
en vervolgt het gesprek met zijn cliënte, die angstig heeft
toegeke- ken.
‘Neemt u mij niet kwalijk. Soms wordt het te veel. Ik zal weg-
gaan,’ zegt de Afghaan. Hij maakt een hulpeloze indruk. Zijn han-
den, die net nog tot vuisten waren gebald, hangen slap langs zijn
li- chaam.
‘Wilt u misschien een kop koffie?’
Zijn gezicht ontspant, er verschijnt zelfs een vage glimlach op. ‘U
bent vriendelijk. Ik schaam mij. Dank u wel.’ Dan draait hij zich
om en loopt naar buiten.
Als even later de cliënte van Marcel is vertrokken, valt hij naar
haar uit. ‘Je bent niet goed bij je hoofd! Als je iedereen die hier
onze tijd komt verdoen een kop koffie aanbiedt, dan heten we straks
uit- zendbureau De Instuif. Leuk vooruitzicht!’ ‘Ach, stik!’ Ze
draait hem haar rug toe en loopt naar het keukentje om koffie voor
zichzelf te halen. Bijna twaalf uur, ziet ze op de klok. Vanmiddag
zitten ze hier gelukkig met z’n drieën. Dan kan Marcel al zijn
aandacht op Ellis richten, hun collega die alleen ’s middags werkt.
Ze is pas een maand in dienst, nog te kort om de attente en
voorkomende Marcel in te delen in de categorie foute mannen. Ze
betrapt Ellis er regelmatig op dat ze verliefd naar hem glimlacht.
Dat geeft te denken. Een intercedente moet over een flinke portie
mensenkennis beschikken, anders is ze ongeschikt voor dit werk.
Marcel wordt haar eerste probleem, als ze de functie van regiomana-
ger werkelijk krijgt.
Het koopavondpubliek is al naar huis. De hangjongeren op het win-
kelplein, die een risico vormen omdat er weleens een van het
groepje naar de steeg komt om tegen de muur te pissen, zijn
vertrokken. Het is waterkoud. Neonreclames en verlichte etalages
aan de overkant van het plein schemeren door een gordijn van
motregen. Alles lijkt hem mee te zitten. Een betere avond om een
moord te plegen had
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
hij zich niet kunnen wensen, bedenkt hij cynisch. Ongeduldig kijkt
hij op zijn horloge. Waar blijft die man toch? Opruimen, kas
afslui- ten, naar achteren lopen, misschien koffiekopjes afwassen,
jas aan- trekken, het alarm inschakelen en snel door de voordeur
naar buiten. In de afgelopen weken heeft hij vastgesteld dat die
handelingen on- geveer een kwartier in beslag nemen. Het is al tien
voor halftien ge- weest. Hij zal toch niet nog glazen zijn gaan
slijpen, of de boekhou- ding zitten bijwerken?
Observeren, plannen, uitvoeren. Voor hem is dat een gelegen-
heidsschema, voor vaklui ongetwijfeld de gewoonste zaak van de
wereld, net zoals het wanhopige gesmeek van het slachtoffer, de
doodsangst in diens ogen, waar hij zowel naar uitkijkt als tegenop
ziet. Daarom wil hij er niet te lang mee worden geconfronteerd, uit
angst weekhartig te worden.
Mij komt de wrake toe, staat er geschreven. Vroeger zou hij
het
zeker hebben overgelaten aan de almachtige God van de zondags-
school om de schuldigen te straffen. Toen was hij zelfs geneigd om
zijn kwelgeesten ook zijn andere wang toe te keren. Maar vroeger is
dood, net als zijn vader, net als God, die naar zijn stelligste
overtui- ging zelfs nooit heeft bestaan.
En God zag dat het goed was. Hij hoort nog de gedragen stem
van
zijn vader als hij zondags na de maaltijd voorlas uit de Bijbel.
Een alwetende en almachtige Regisseur, die glimlachend toekijkt
terwijl onschuldige kinderen verschrikkelijk lijden, die instemmend
knikt als Zijn schepsels elkaar afmaken, die niet ingrijpt terwijl
ze van Zijn schepping een chaos maken. Een weerzinwekkende
gedachte. Als hij wil dat de schuldigen hun straf niet ontlopen,
zal hij zelf op Gods stoel plaats moeten nemen, de wrekende
gerechtigdheid, die zowel oordeelt als executeert. Het vonnis is
uitgesproken, het is tijd om het te voltrekken.
Vijf voor halftien. Er staan nog twee auto’s op het kleine parkeer-
terrein voor de winkeliers. De rode bestelwagen is van de opticien
en de blauwe sedan van de eigenaar van het restaurant, dat pas rond
halfelf sluit.
Beweging in de steeg. Terwijl hij de motor start begint zijn hart
heftig te kloppen. Het hoeft niet per se vandaag. Volgende week
kan
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
ook. Sterk zijn, geen twijfels. De omstandigheden zijn nu optimaal.
Hij probeert zijn handen, die hij om het stuur van de bestelbus
heeft geklemd, te ontspannen. Nog even, dan komt die rotzak de
steeg uit. Daarna moet hij nog een meter of tien naar zijn auto
lopen. Vanaf het plein is hij dan niet meer te zien.
De hand waarmee hij de versnellingspook naar voren duwt, trilt. Hij
krijgt het koud, voelt zijn maag samentrekken. Het lijkt of hij de
controle over zijn benen heeft verloren, want het koppelingspedaal
komt zo onbeheerst omhoog dat de bus naar voren schiet, onstuit-
baar, recht op het slachtoffer af. Een fractie van een seconde
kijkt hij in diens verbijsterde ogen.
Na de klap rijdt hij een paar meter achteruit en manoeuvreert de
bus daarna vlak naast het lichaam. Hij opent het portier en springt
eruit. Gejaagd schieten zijn ogen over de struiken aan de andere
kant van het parkeerterrein. Erachter ligt de overdekte
fietsenstal- ling van een scholengemeenschap. Op een zwoele
zomeravond moet dat een uitgelezen plek zijn voor vrijende
paartjes. Hij is ervan uit- gegaan dat die nu zijn uitgeweken naar
comfortabeler plekken. Er duikt niemand op om te kijken wat er is
gebeurd. Op het winkel- plein is de klap ook niet gehoord, anders
was er beslist al iemand door de steeg gekomen.
Haastig loopt hij om de voorkant van de bus heen. De confronta- tie
met zijn slachtoffer, dat levenloos op de grond ligt, ontneemt hem
even de adem. Niet aarzelen nu. Híj moet dit doen, omdat nie- mand
anders zal kunnen en willen begrijpen wat die man heeft aan-
gericht. Als in een roes stapt hij over hem heen en trekt de
zijdeur van zijn bus open. Hij pakt het slappe lichaam onder de
oksels, trekt het overeind en werkt het bovenlijf zo snel als hij
kan over de rand van de laadvloer. Terwijl hij naar binnen klimt
houdt hij allebei de armen vast om te voorkomen dat het
terugglijdt. Daarna trekt hij het helemaal naar binnen, draait het
op zijn buik, bindt armen en benen vast met plastic strips en stopt
een prop in de mond. Hij heeft niet kunnen vaststellen hoe ernstig
gewond zijn slachtoffer is. Mocht hij tijdens de rit bij kennis
komen, dan kan hij in elk geval niet gaan schreeuwen. Hij springt
de bus weer uit en duwt de laad- deur dicht. Hijgend van de
inspanning kijkt hij om zich heen. De
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
achterkant van gesloten winkels, donkere ramen, een verlaten steeg,
bewegingloze struiken.
Pas als hij achter het stuur zit en de bus wegrijdt, ontspant hij
zich. De eerste akte is gespeeld, de regisseur is tevreden. Nu een
kort changement de decor en akte twee kan beginnen, heftiger
dan de eer-
ste, met nieuwe spelers, die daar nog geen weet van hebben. De au-
dities zijn geweest. Hij heeft de acteurs voor de hoofdrollen
gecast, hun optredens zorgvuldig gepland, tot hun onvermijdelijke
einde. Avé Caesar, zij die gaan sterven, groeten u. Bloed,
ontreddering,
chaos, alles volgens een vooropgezet plan. Het aftellen is
begonnen. Deze regisseur zal de regie niet voortijdig uit handen
geven.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dagboek van Sander, 4 mei
Ikben lelijk,lelijk als de nacht.Als ik in de spiegel kijk word ik
aangestaard door iemand met een gezicht vol puisten, een te brede
opgetrokken wipneus met neusgaten die me aankijken alsof het ogen
zijn en flaporen als extra handicap. Had ik ook nog een vervormde
ruggengraat gehad, dan kon ik zonder schmink en hulpmiddelen voor
de gebochelde van de Notre Dame doorgaan. Je neemt het veel te
zwaar op… Wie je beter leert kennen kijkt daar toch doorheen… Wat
maakt het mij nou uit hoe je eruitziet… Het gaat in het leven toch
om innerlijke schoonheid… Dodelijke clichés, waarmee mijn familie
en mensen die zich vrienden noemen met woorden proberen mijn leven
zin te geven, terwijl hun ogen langs mij heen kijken. Volgens mij
weten zelfs mijn vader en moeder zich geen raad met mij. Een zoon
die er niet uitziet en regelmatig depressief raakt, past blijkbaar
niet in het plaatje van maatschappe- lijk geslaagde ouders met een
hoog inkomen. Ik zou daarover met hen willen praten, maar krijg er
de kans niet voor omdat ze altijd weg zijn voor hun werk. Sinds
mijn vader zijn roeping tot dominee ingeruild heeft voor die van
volksvertegenwoordiger, brengt hij het grootste deel van de week
door in Den Haag. En mijn moeder wordt volledig in beslag genomen
door haar baan als directrice van een verpleeghuis voor bejaarden.
Zelfs tijdens de schaarse momen- ten waarop ze wel thuis zijn, is
het nog moeilijk om tussen de tele- foongesprekken door meer dan
oppervlakkig contact met hen te krijgen.
Niemand weet wat ik werkelijk voel. Mensen staan niet open voor het
leed van anderen, gaan het uit de weg, ontkennen dat het be- staat.
Toch heb ook ik een uitlaatklep nodig als het me te veel wordt.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Daarom begin ik vandaag, op mijn achttiende verjaardag, met dit dagboek. Ik zal er niet elke dag iets aan toevertrouwen. De dage- lijkse sleur is de moeite van het noteren niet waard. Het gaat me om alles wat mijn leven beïnvloedt, of wat me aangrijpt, om gebeurte- nissen die mensen met een aantrekkelijker uiterlijk dan het mijne aan het denken zullen zetten. Daarom laat ik dit dagboek misschien ook aan anderen lezen. Om het voor hen toegankelijker te maken, zal ik proberen beeldend en levendig te schrijven en zal ik personen, die er een belangrijke rol in spelen, zelf aan het woord laten. Wie deze regels onder ogen krijgt moet wel beseffen dat ik heel wat innerlijke strijd heb geleverd voordat ik de eerste woorden op- schreef. Besef ook dat het diepste leed bestaat waar niemand het vermoedt, en dat het tot extreme reacties kan leiden. Lees gerust verder, maar wees gewaarschuwd.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘DOE NIET ZO STOM, MA.’ Iris begint meesmuilend te lachen. ‘Een
beurs voor het paranormale… een sporthal vol zweverige types zul je
bedoelen. Waarzeggers, handlezers, kaartleggers, koffiedikkijkers.
Is dat wat je wilt? Die onzin is al zo oud als de wereld, net als
je horo- scoop die je dagelijks in de krant leest en waaraan je zo
veel belang hecht.’
‘Je kunt daar met van alles kennismaken. Ik wil me alleen oriënte-
ren.’ Haar moeder kijkt verongelijkt en gaat naar de keuken. ‘Een
kopje thee?’ vraagt ze terwijl ze de waterkoker vol laat lopen. ‘Ik
heb rooibos gekocht, die vind jij toch ook lekker?’ ‘Draai er maar
omheen.’ Iris staat op en loopt haar moeder ach- terna. Ze kijkt
rond in de ouderwetse keuken met beige, gewolkte tegeltjes, een
lelijk aanrechtblad en eikenhouten kastdeurtjes die nog uit vroeger
eeuwen stammen. Ze probeert al jaren haar ouders over te halen om
een nieuwe keuken aan te schaffen, maar ze zien er het nut niet van
in.
‘Nou, vertel op. Je hebt een speciale reden om daarheen te gaan. En
kom niet aan met gezwam over praten met geesten van overlede- nen
of zo, want dat is absolute onzin.’
‘Dat zeg jij. Ik zou daar maar niet zo zeker van zijn.’ Wat moet ze
daar nou op zeggen? Iris observeert haar moeder, terwijl die water
in de theepot schenkt. Ze lijken op elkaar, uiterlijk althans. Met
hun halflange, blonde haar, amandelvormige, groen- grijze ogen, een
rechte neus en hoge jukbeenderen stralen ze iets aristocratisch
uit, wat door vreemden al snel voor arrogantie wordt versleten.
Haar moeder pakt theeglazen uit een keukenkastje en zet ze op het
aanrecht. ‘Je weet dat ik door al dat gesjouw met mijn moeder al
heel lang last heb van mijn rug.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Dat moet je ook niet doen. Daar ben je niet voor opgeleid. Oma zit
in een verpleeghuis om verpleegd te worden. Niet om door jou uit
bed te worden getild en te worden aangekleed.’ ‘Als ik niet
langskom laten ze haar halve dagen in bed liggen,’ rea- geert haar
moeder verontwaardigd. ‘Niet genoeg handen aan bed, zeggen ze. Je
zult het misschien niet geloven, maar ze hebben haar aangeleerd om
in een luier te plassen, terwijl ze niet eens inconti- nent is. Ik
heb wel eens op de bel bij haar bed gedrukt om te kijken hoelang
het duurde voordat er iemand kwam kijken. Meer dan tien minuten! De
verzorgster moest helemaal van een andere afdeling komen. Je kunt
er in alle rust doodgaan zonder dat ze het in de gaten hebben.’ Met
een klap zet ze de suikerpot op het aanrecht. ‘Toch moet je ook aan
jezelf denken, ma. Twee dagen in de week naar het verpleeghuis,
drie keer per week Mick ophalen van de kleu- terschool en op hem
passen tot na het avondeten. Ik vind dat Hugo en Susan een andere
oplossing voor hem moeten zoeken. Je bent roofbouw op jezelf aan
het plegen. Weet je dat iemand als jij een sandwichmoeder wordt
genoemd?’
‘Sandwichmoeder? Oppassen op mijn kleinkind vind ik leuk, daar
krijg ik energie van. Ik kom alleen maar niet van die rugpijn af.
Geen fysiotherapeut die me kan helpen,’ vervolgt ze zonder Iris de
kans te geven om te reageren. ‘Op die beurs –’ ‘Nee hè? Je gaat me
toch niet vertellen dat je daar op zoek gaat naar een handoplegger?
Je hebt ze toch wel allemaal op een rijtje?’ barst Iris uit.
‘Straks smeren ze je nog een magnetisch armbandje aan. Helpt
gegarandeerd tegen allerlei kwalen, vooral rugpijn, kost slechts
twintig euro, een fractie van het honorarium voor een fysio-
therapeut.’
‘Doe niet zo cynisch.’ Haar moeder zucht even diep. ‘Heb je wel
eens van reiki gehoord? Tante Els heeft er veel baat bij.’ ‘Ach ja,
tante Els. Nu ben ik overtuigd. Nee, reiki zegt me niets.’ ‘Oordeel
er dan niet over. Laat me gewoon uitzoeken of het mij kan helpen.
Die rugpijn is soms niet te harden. Je vader is al net zo cynisch
als jij, die krijg ik daar niet mee naartoe. Alsjeblieft, Iris. Ga
jij met me mee.’
‘Waarom vraag je Hugo niet, of Susan?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Ze
ziet haar schoonzus er wel voor aan dat ze daar iets nieuws, iets
spannends in ziet.
‘Te druk allebei, dat weet je. Jij hebt meer tijd. Je wilt vast
niet dat ik alleen ga. Stel je voor dat ik iets stoms doe.’ Ze
glimlacht inne- mend en schenkt de glazen vol. ‘Seniele moeder
dreigt spaarreke- ning te plunderen ten gunste van magnetiseur met
gladde praatjes. Dat laat je toch niet gebeuren?’
Iris schudt haar hoofd. Ze pakt haar thee van het aanrecht, loopt
terug naar de kamer en gaat zitten in de donkerrode fauteuil, erg
le- lijk, maar comfortabel, haar vaste plekje als ze bij haar
ouders is. ‘Alleen om je te behoeden voor kwakzalvers.’ ‘Lief van
je.’ Haar moeder gaat tegenover haar op de beige, leren bank zitten
en roert bedachtzaam in haar thee. ‘Hoe was het op je werk
vandaag?’
‘Viel wel mee. Vrijdag is het meestal niet zo druk. Gisteren had-
den we wat problemen met een asielzoeker die bijna door het lint
ging.’
Haar moeder neemt haar bezorgd op. ‘Door het lint ging… Hij heeft
jullie toch niet bedreigd hè, omdat je geen werk voor hem had? Je
leest van die rare dingen in de krant over buitenlanders die den-
ken dat ze worden gediscrimineerd als ze niet direct worden gehol-
pen.’
‘Nee hoor, ma.’ Ze onderdrukt haar irritatie en neemt een slok.
‘Het ligt niet zo eenvoudig als jij het voorstelt. Ik had die man
graag aan werk geholpen. Hij had helaas geen werkvergunning en dus
hield het op. Het is allemaal zo uitzichtloos voor iemand als hij,
snap je?’
‘Ze kunnen toch niet iedereen die hier asiel komt vragen meteen een
werkvergunning geven? Dat moet je toch ook begrijpen.’ ‘Mag ik
alsjeblieft medelijden met die man hebben?’ ‘Typisch Iris. Altijd
bezorgd om anderen. Je zou een goede moe- der zijn, weet je
dat?’
‘Waar slaat dat nou weer op?’ reageert ze verontwaardigd. ‘Ik vraag
me werkelijk af of je ooit een man krijgt, en kinderen,’ gaat haar
moeder onverstoorbaar verder. ‘Je loopt al tegen de dertig en je
bent nog steeds vrijgezel. Het lijkt me zo ongezellig als je
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
thuiskomt en er is niemand. Ja, je kat, maar dat is wat anders. Op
die beurs zijn ook helderzienden. Je zou eens bij zo iemand langs
moe- ten gaan.’
‘Als je niet onmiddellijk ophoudt, dan zoek je maar iemand an- ders
om met je mee te gaan.’
‘Dat lukt me nooit, want het is aanstaande zondag al.’ Terwijl ze
naar huis rijdt speelt het gesprek met haar moeder nog door haar
hoofd. Ze had zich niet moeten laten overhalen om met haar mee te
gaan naar die para-pocus beurs, meer tegengas moeten geven en haar
moeten overreden om ervan af te zien. Nu zit er niets anders op dan
zondag een knop om te zetten en een haar wezens- vreemde wereld
binnen te stappen, zonder het cynisme tentoon te spreiden waarmee
ze een dergelijke manifestatie normaal gesproken tegemoet zou zijn
getreden.
Ze rijdt de toegang naar de parkeergarage onder het appartemen-
tencomplex op en stopt voor de slagboom. Raampje open, plastic
kaartje in een gleuf stoppen, weer uitnemen en de slagboom zwaait
omhoog. Een smalle doorgang tussen betonnen wanden vol zwarte
strepen en laksporen dwingt haar rechts aan te houden. Automobi-
listen verkijken zich regelmatig op deze bocht. Nooit zal ze wennen
aan de sinistere sfeer die tussen de pilaren van de door neonbuizen
verlichte garage hangt, nooit zal ze zich er op haar gemak voelen.
Als ze haar auto op zijn plek heeft gezet loopt ze snel zonder op
of om te kijken naar de lift. Ze verstijft even als er aan de
andere kant van de garage iets op de vloer stuitert. Het ijle
geluid galmt door de naargeestige, ogenschijnlijk uitgestorven
ruimte. Waarom hebben ze haar geen parkeerplaats vlak bij de lift
gegeven, zoals ze heeft aangevraagd? De beheerder van het complex
weet net zo goed als zij dat hier ’s nachts zwervers en
drugsverslaaf- den slapen en dat er regelmatig wordt gedeald. Een
vrouw alleen kan zich hier onmogelijk veilig voelen.
Nadat ze op de liftknop heeft gedrukt verbijt ze zich. Aan de op-
lichtende getallen boven de deur van de lift ziet ze dat hij
helemaal van de bovenste etage moet komen.
Bij de centrale hal maakt ze een tussenstop om haar brievenbus
te
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
legen. In de lift neemt ze het stapeltje door. Krantje, rekeningen
en een envelop met STRIKT PERSOONLIJK in hoofdletters onder haar
naam geschreven. Waarschijnlijk heeft ze een prijs gewonnen en moet
ze om die te kunnen incasseren eerst iets overbodigs of onbe-
nulligs aanschaffen bij een firma die haar heeft geselecteerd uit
een adressenbestand waarin ze ongevraagd is opgenomen. Vrouw
alleen, eind twintig, behoorlijk inkomen, meer vrije tijd dan een
jonge moeder, ongetwijfeld geïnteresseerd in cosmetica,
slankheidspro- ducten, reizen en vrouwenbladen. Het wordt tijd dat
ze een sticker op haar brievenbus plakt met het verzoek er geen
reclame in te stop- pen.
Op de derde etage glijden de liftdeuren open. Ze stapt uit en komt
in een vierkante hal met zware, houten deuren die standaard zijn
voorzien van een kijkgaatje. Voor nummer 312 haalt ze een sleu- tel
uit haar tas en steekt hem in het slot. Een kattenpislucht slaat
haar tegemoet. Gisteren geen tijd gehad om de kattenbak te ver-
schonen. Ze doet het licht in de hal aan, legt haar post op het
schoe- nenkastje en loopt, op lichtknopjes drukkend, via de keuken
naar de woonkamer, op zoek naar Beau, haar gecastreerde, roodharige
pers. Hij blijkt het zich gemakkelijk te hebben gemaakt in de
slaapkamer, op haar hoofdkussen. Zodra hij haar ziet begint hij
luid te spinnen en met zijn nagels in het dekbed te klauwen. ‘Foei,
Beau. Je mag niet op bed liggen. Weet je dat nou nog niet?’ Hij
rolt behaaglijk op zijn rug, haar uitnodigend hem op zijn buik te
kroelen.
Glimlachend tilt ze hem van bed en zet hem op de grond. ‘Daar trap
ik niet in, ondeugd.’ Met de kat achter zich aan loopt ze naar de
kamer om de telefoon uit zijn standaard te pakken. Eén nieuw be-
richt, hoort ze als het nummer van haar voicemail heeft ingetoetst.
Renate, haar vriendin, herinnert haar eraan dat ze wat zou komen
drinken. Natuurlijk Renate, sorry, antwoordt ze in gedachten, maar
ik ben later thuis dan ik verwachtte. Mijn ouders drongen zo aan
dat ik bij hen bleef eten. Je weet hoe dat gaat, hè? Iris verbreekt
de ver- binding en zet het toestel terug in de houder. Ze is toe
aan koffie. In de keuken vult ze het reservoir van het
Senseo-apparaat met vers water en zet het aan. Haar vingers
glijden
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
langs de langwerpige blikken waarin verschillende smaken koffie-
pads zitten. Bij ‘Rio de Janeiro’, haar favoriet, stoppen ze.
Terwijl ze wacht tot het water is opgewarmd neemt ze de post nog
eens door. Haar eerste impuls is om de brief met STRIKT PERSOONLIJK
erop weg te gooien. Toch ritst ze met haar nagel de envelop open.
Er zit een A4’tje in. Als ze het heeft uitgevouwen blijft ze
doodstil staan. Ze vergeet te ademen, kan haar ogen niet van het
papier afhouden. Beau, die met gekromde rug langs haar benen
strijkt, krijgt niet de aandacht waar hij om vraagt. Langzaam loopt
ze naar de zwartleren bank en laat zich erop vallen. Ongelovig
staart ze naar de verknipte tijdschriftfoto die op het A4’tje is
geplakt. Een naakt vrouwenli- chaam, zonder hoofd en zonder benen,
maar met volle borsten. Op de linkerborst is vlak naast de tepel
een tweede tepel getekend. IJdel- heid der ijdelheden,
alles is ijdelheid staat erboven, in hetzelfde hand-
schrift als STRIKT PERSOONLIJK op de envelop. Onder de foto staat
Nog dertien dagen! Ze draait het papier om. Geen afzender.
Natuur-
lijk niet.
Werktuiglijk aait ze Beau, die op haar schoot is gesprongen, over
zijn kop. Wie kan haar dit hebben gestuurd? En waarom? Hoeveel
mensen wisten er nou van? Haar ouders natuurlijk, de huisarts, de
chirurg in het ziekenhuis, een aantal verpleegsters, en Renate, de
enige vriendin die ze in vertrouwen heeft genomen. Ze kan zich niet
voorstellen dat een van hen haar zo’n idioot bericht stuurt. Nog
der- tien dagen… Tot wat? Vandaag is het vijftien november. Op de
achtentwintigste zou er dus iets moeten gebeuren. Ze kent niemand
die op die dag jarig is of een jubileum viert of wat dan ook. De
afzender heeft bereikt wat hij wilde, stelt ze kwaad vast. Ze neemt
het briefje serieus en dat moet ze niet doen. IJdelheid der
ijdel- heden, alles is ijdelheid. Archaïsch taalgebruik
dat nergens op slaat. Of
wel? IJdelheid speelde natuurlijk een belangrijke rol bij haar
beslis- sing. Wist de afzender daarvan, had hij er soms moeite mee?
Ze be- trapt zich erop dat ze haar hoofd schudt. Abrupt komt ze
overeind, pakt de telefoon en drukt de voorkeuzetoets van Renates
nummer in. Ze is opgelucht dat haar vriendin onmiddellijk opneemt.
‘Het is wat later geworden dan ik dacht.’ Bijna halfelf, ziet ze op
haar horloge. ‘Maakt het je wat uit?’ Ze praat sneller dan ze
gewend
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
is. Renate heeft onmiddellijk door dat er wat is. ‘Ik vertel het je
zo. Kom eraan.’
Snel nog even Beau z’n brokjes geven en zijn waterbakje verver-
sen. Morgen maakt ze de kattenbak wel schoon. Al sinds de brugklas
van de middelbare school zijn Renate en zij vriendinnen, en ook
elkaars tegenpolen, zowel in uiterlijk als in ka- rakter. Zíj is
blond, Renate heeft donker, enigszins krullend haar; zíj is aan de
kleine kant, Renate is lang en slank; zíj is impulsief, heeft het
hart op de tong, Renate is rustig en bedachtzaam. Soms kunnen
mensen die heel verschillend zijn het juist goed met elkaar vinden,
en zij zijn daar het bewijs van. Het lag bijna voor de hand dat
Renate een appartement in hetzelfde complex huurde als zij, Renate
aan de voorkant, op de tiende verdieping, met uitzicht op de
snelweg, zíj aan de parkkant. Als ze in de winter ’s ochtends vroeg
naar buiten kijkt, naar besneeuwde of berijpte bomen, of ’s zomers
de vogels hoort fluiten, heeft zij ten minste de illusie in een
natuurlijke omge- ving te wonen. Een illusie die ze overdag
tijdelijk inruilt voor de stank en herrie van de stad en de
rondweg. ‘Stort je hart maar uit,’ is het eerste wat Renate zegt
als ze haar heeft binnengelaten.
‘Was het zo duidelijk? Wat vind je hiervan?’ ‘Als je het me niet
had laten zien, zou ik moeite hebben gehad om het te geloven,’ zegt
Renate nadat ze het knipsel heeft bekeken. Ze tikt er met haar
vinger op. ‘Een gestoorde geest. Een normaal mens stuurt zoiets
niet, zelfs niet om leuk te doen of om te pesten.’ Ze kijkt Iris
onderzoekend aan. ‘Heb je soms een onenightstand gehad die
gefascineerd was door je litteken en er alles over wilde weten? Heb
je er meer uitgeflapt dan je achteraf wilde en hem daarom weer snel
gedumpt? Zijn mannelijke eer gekrenkt? Ken je iemand die op deze
manier wraak zou willen nemen?’ Iris loopt naar de huiskamer en
gaat met rechte rug op een strak vormgegeven bank zitten. Renate
koopt meubels op het uiterlijk, niet op het zitcomfort. Ze doet
haar best om haar appartement een designuitstraling te geven. Aan
de muren hangt fraaie net-echt- kunst, geselecteerd op bij het
interieur passende tinten. ‘Na Edwin heb ik het even gehad met
vriendjes, en al helemaal
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
met ontbijtgasten.’ Ze werpt haar vriendin, die glazen uit een kast
pakt, een veelzeggende blik toe. ‘Ik wacht tot ik een lat-vriend
tegen het lijf loop, net als jij, dan kan ik gewoon mijn eigen
leventje blijven leiden.’
‘Dat is ook niet altijd gezellig, hoor,’ zegt Renate terwijl ze een
fles rode wijn ontkurkt. ‘Denk eens goed na, Iris. Wie zou je dit
ge- stuurd kunnen hebben?’
‘Dat is het juist. Ik heb geen idee.’
Renate haalt haar schouders op en schenkt de wijnglazen vol. ‘Op
wat er over dertien dagen ook moge gebeuren.’ Ze houdt haar glas
omhoog. ‘En dat je het vooral niet te serieus neemt.’ ‘Dat zou ik
niet hebben gedaan als die tweede tepel er niet bij was getekend.
Dat maakt het knipsel opeens heel intiem en bedreigend. Het voelt
alsof ik ben aangerand, alsof iemand me heeft betast en iets heeft
ontdekt wat ik verborgen wilde houden.’ ‘Je litteken…
loslippigheid,’ probeert Renate nog een keer. ‘Uitgesloten! Ik heb
niemand er ooit iets over verteld. Dat maakt het extra beklemmend.
Nog dertien dagen tot wat? En dan die zin- netjes over
ijdelheid…’
‘Als ik met drie tepels was geboren, dan had ik er ook een laten
weghalen. Dat kun je toch geen ijdelheid noemen.’ ‘Dat zeg je nu.
Je weet dat ik me er vroeger dood voor schaamde, bang was om voor
kermisattractie te worden uitgemaakt en er alles aan deed om te
voorkomen dat iemand erachter kwam.’ ‘Handdoek om je heen als je
uit het douchehokje kwam na gymles, nooit strakke T-shirts aan,
nooit topless zonnen op het strand, nooit lang hetzelfde vriendje
omdat hij nergens aan mocht komen. Toch hebben we een leuke tijd
gehad op school.’ Renate glimlacht.
Over haar glas heen neemt Iris haar een beetje argwanend op. ‘Je
praat er zo luchtig over. Jij bent toch nooit loslippig geweest,
hè?’ Renate kijkt haar verontwaardigd aan. ‘Ik heb je gezworen dat
ik het aan niemand zou vertellen. Daar heb ik me aan gehouden.’ Ze
steekt met een overdreven gebaar twee vingers in de lucht. ‘Mijn
lip- pen zijn verzegeld geweest, Iris, ook na je operatie. Ik vond
het heel bijzonder dat je mij in vertrouwen nam.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Blijft dus de vraag wie er, behalve mijn ouders en een paar men-
sen uit het ziekenhuis, van wisten.’
‘Ik zou mijn hoofd er niet over breken.’ ‘Ik krijg een brief van
iemand die weet hoe mijn borsten eruit zien, of eruit zagen,
terwijl die persoon ze nooit kan hebben gezien. Vind je het vreemd
dat ik me er wél druk over maak?’ ‘En dus heeft de afzender je al
waar hij je wil hebben, terwijl je dat papiertje nog maar net in
huis hebt. Zullen we het over wat anders hebben? Dat helpt je
misschien om je gedachten te verzetten en het te vergeten. Hoe was
het met je ouders?’ Iris glimlacht. ‘Je gelooft het waarschijnlijk
niet, maar ik ga aan- staande zondag met mijn moeder naar een beurs
voor paranormale zaken. Ze hoopt daar iemand te vinden die haar van
haar rugpijn kan afhelpen. En als we er dan toch zijn wil ze bij
iemand langsgaan die in een glazen bol mijn toekomst kan
voorspellen. Of ik ooit aan de man kom, en of ik haar nog
kleinkinderen zal schenken.’ Renate schiet in de lach en houdt nog
net een slok wijn binnen. ‘Echt iets voor jou. Ik zou dat briefje
meenemen. In die glazen bol is ongetwijfeld ook te zien wie de
afzender is.’ ‘Ja, vast,’ zegt Iris grinnikend. Ze staat op en
loopt naar de deur. ‘Ik ga ervandoor. Ik heb een lange dag gehad.
Nog snel even douchen en dan lekker slapen. Heb je tijd en zin om
morgenmiddag mee te gaan winkelen? Ik heb nog wat kleren nodig.’
‘Gezellig. Ik kan ook wel wat nieuws gebruiken. Hoe laat?’ ‘Ik moet
eerst het huis een beetje aan kant maken en nog bood- schappen
doen… Om een uur of twee?’
‘Prima. Als ik maar om zes uur thuis ben. ’s Avonds moeten Max en
ik op visite.’
‘Is Max nog aan het werk?’
‘Nachtdienst deze week, tot en met vandaag. Als ik morgen opsta,
gaat hij slapen. Het wordt tijd dat zijn coschappen voorbij zijn. ’
‘Doe hem de groeten. Welterusten en tot morgen.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dagboek van Sander, 15 mei
Ikken de meesten van mijn klasgenoten nu een jaar of drie.Ze zijn
aan mij gewend geraakt, accepteren mijn aanwezigheid met
vriendelijke onverschilligheid en afstandelijkheid. De overtui-
ging dat ik nog hoogstens een jaar deel zal uitmaken van hun leef-
wereld, heeft mij een gedoogstatus verleend. Gesprekken vallen niet
meer stil als ik in de buurt kom.
Geestelijk ben ik ze jaren voor, dat is mijn tragiek en mijn
redding tegelijk. De tijd die zij verdoen om hun plek in de groep
te verove- ren, besteed ik aan lezen. Al vanaf de basisschool is
mijn leeshonger nauwelijks te stillen. Het laatste jaar heb ik mij
gestort op de groten uit de wereldliteratuur. Anna Karenina, en
Doctor Zhivago, die op straat in elkaar zakt op het moment dat hij
zijn geliefde Lara meent terug te zien, hebben mij bewust gemaakt
van de willekeur van het noodlot.
Ik wil zélf grip houden op mijn leven. Voorlopig heb ik vrede met
de plaats langs de zijlijn die mijn klasgenoten mij toestaan. Die
stelt mij in staat mensen om mij heen te observeren. Uit de
signalen die ze afgeven kan ik afleiden hoe hun gedrag zich gaat
ontwikkelen, net zoals ik uit allerlei meetbare gegevens het weer
kan voorspellen. Alles wat met klimaten en het weer te maken heeft
fascineert me. Vandaag heb ik daarover een presentatie gehouden in
de klas. Niets kent zoveel verschillende gezichten als het weer,
niets is zo grillig en toch zo voorspelbaar, niets heeft meer
invloed op het dagelijkse leven van mensen, op hun humeur, hun
gezondheid, hun daginde- ling, hun kleding, hun wijze van
verplaatsen. ‘Neem je dat ook mee op onze schoolreis naar Italië?’
was een van de vragen die me werd gesteld toen ik een mobiel
weerstation de-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina monstreerde. De meisjes deden alsof ze het een aantrekkelijke ge- dachte vonden om iemand in de buurt te hebben die dagelijks voor- spellingen zou kunnen doen over de temperatuur en de neerslagkan- sen. Niemand van ons spreekt Italiaans, dus aan de lokale weerberichten hebben we niets. Die onverwachte belangstelling gaf voor mij de doorslag om me definitief in te schrijven voor de kunst- en cultuurreis, die volgens de organiserende docenten voor iedere vwo-leerling een verplicht onderdeel van de opvoeding hoort te zijn. De vraag naast wie ik in de bus moet zitten en met wie ik een hotel- kamer ga delen, verdring ik automatisch, zoals ik zoveel verdring om mijn bestaan leefbaar te houden. Wie bijna in de examenklas van het vwo zit, staat op de rand van volwassenheid. Er zal ongetwijfeld een volwassen antwoord op worden gevonden.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘ZO TE ZIEN ONTKETENT HET PARANORMALE GEEN STORMLOOP, MA. Voor de
toverboeken van Harry Potter staan ze in de rij, maar wij kunnen zo
doorlopen.’ Ze had zich voorgenomen om geen cyni- sche opmerkingen
te maken, maar om een niet te verklaren reden neemt haar weerzin
toe naarmate ze de sporthal naderen waar de beurs wordt
gehouden.
Haar moeder haalt nauwelijks merkbaar haar schouders op. ‘Ik ga
niet meer met je in discussie, Iris. Het heeft niets met toverij te
maken, maar dat wil jij toch niet begrijpen.’ Het grind kraakt
onder hun schoenen als ze over het pad lopen dat vanaf het door
struiken omgeven parkeerterrein naar de ingang van de hal leidt. De
deur staat uitnodigend open. Aan weerszijden ervan hangen posters
achter de ramen: een geopende hand waarin een andreaskruis oplicht;
een vrouw in een blauw gewaad die op een troon zit met De hoge
priesteres als onderschrift. TOEGANG VIJF EURO, staat op een
bordje boven een tot kassa ver- heven metalen kistje op een tafel
met informatiefolders. ‘Kan ik u ergens mee van dienst zijn?’
vraagt de kaartverkoopster. Ze wijst op de folders. ‘Ik heb
informatie over alle standhouders.’ ‘Iets over reiki graag,’
antwoordt haar moeder. In de hal is het drukker dan zich op het
parkeerterrein liet aan- zien. Zonder de gedragen, serene sfeer die
er hangt, had ze zich op een huishoudbeurs gewaand. Geroezemoes,
mensen die over paden langs stands schuifelen, zitjes waar
privégesprekken worden gevoerd en waar mediums en helderzienden
worden geconsulteerd, de zoete, bedwelmende geur van wierook,
vluchtige indrukken die ze regis- treert en onmiddellijk blokkeert.
Dit is haar wereld niet en ze wil voorkomen dat ze erdoor wordt
beïnvloed. ‘Kijk eens, Iris.’ Haar moeder staat bij een stand in
een boek te
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
bladeren. ‘Zal ik dit kopen? Dan kan je vader ook over reiki
lezen.’ Ze duwt het boek in Iris’ handen. ‘Wat vind jij?’ Reiki,
de universele levensenergie, leest ze. ‘Het spijt me. Pa leest
dit
echt niet. Ik zou mijn geld aan iets anders besteden.’ ‘Anders best
interessante boeken hier.’
‘Gevende handen, Geneeskrachtige stenen, Tarot. Je denkt
toch niet dat je bij een nuchter iemand als pa met zulke titels aan
kunt komen? Bij mij trouwens ook niet.’
‘Hebt u wel eens iets over tarot gelezen?’ vraagt de standhouder.
Hij kijkt Iris fronsend aan.
‘Nee. Het heeft niet echt mijn belangstelling.’ ‘Mijn dochter staat
afwijzend tegenover alles wat met het para- normale te maken
heeft.’
‘Onbekend maakt onbegrepen. Zoals zovelen wil uw dochter zich niet
openstellen voor het spirituele omdat zij er bang voor is. Stel je
voor dat krachten van gene zijde toch van invloed zijn op ons
leven. Dan zou je de grip op je bestaan kunnen verliezen. Voor
sommigen is dat zo’n bedreigende gedachte, dat ze bij voorbaat
alles wat met het paranormale te maken heeft als onzin
bestempelen.’ Iris verbijt zich. Wat een gênante vertoning. Die man
praat over haar alsof ze er niet bij staat.
‘Daar zou u wel eens gelijk in kunnen hebben. Angst voor het on-
bekende…’ beaamt haar moeder. Ze pakt het boekje over tarotkaar-
ten van de stapel. ‘Weet u of hier iemand is die daarmee werkt?’
‘Kaartlezers of piskijkers, het is allemaal een pot nat. Je gelooft
toch niet dat ze je iets zinnigs over de toekomst kunnen
vertellen?’ zegt Iris bits.
‘Dat weet ik zo net nog niet.’
‘Die vrouw met dat donkere haar, achter die tafel daar, is een hel-
derziend medium.’ De man wijst naar een stand verderop. ‘Ik zou
zeggen: ga eens met haar praten.’
‘Je kwam hier voor reiki, ma,’ zegt Iris zuchtend. ‘Zullen we daar
alsjeblieft naar op zoek gaan?’
‘Daarvoor moet u bij de kamerschermen aan de andere kant van de hal
zijn,’ zegt de man behulpzaam.
Pas als ze buiten gehoorsafstand zijn, barst ze los. ‘Luister
eens,
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
ma. Ik ben met je meegegaan om je een plezier te doen, niet om me
door een zweverig type te laten vertellen hoe bang ik wel niet ben
voor die onzin. Als ons leven echt wordt bepaald door de stand van
de sterren of als ons lot werkelijk viel af te lezen uit kaarten,
dan zou niemand doorgaan met leven zoals hij gewend is. Wat voor
zin zou dat dan hebben?’
‘Als je er niet bang voor bent, wat heb je er dan voor bezwaar
tegen om langs die helderziende te gaan? Het is tóch onzin, dus wat
ze ook zegt, waar zou jij je druk over maken? Doe niet zo
ongezellig. Iris, verpest mijn dag nou niet.’
‘Ik wil je dag niet verzieken, maar je maakt het me wel erg moei-
lijk. Denk nou eens na. Mensen hebben altijd al de behoefte gevoeld
om dingen die ze niet begrijpen te verklaren uit het bovennatuur-
lijke. Mediums en helderzienden spelen daar op in. Het zijn crea-
tieve mensen met heel veel fantasie, die zich goed in een ander
kun- nen verplaatsen. En door zo’n fantast wil jij je de toekomst
laten voorspellen?’
‘Een waarzegger is iets anders dan een helderziende. Ik heb er-
over gelezen dat –’
‘Laat maar.’
‘Goed. Maar ik wil het toch een keer proberen, als een soort test.
Daar kun je toch geen bezwaar tegen hebben? Als achteraf blijkt dat
ze niets dan onzin heeft uitgekraamd, dan ben ik ervan overtuigd
dat jij gelijk hebt. Kom mee, Iris, we gaan proefondervindelijk
vast- stellen of er sprake is van oplichting. Dat moet je toch
aanspreken. Ik vind het nu al spannend.’
Ze trekt er zo’n samenzweerderig gezicht bij, dat Iris in de lach
schiet. Hoofdschuddend volgt ze haar moeder langs de stand van een
iriscopist en een uitstalling van piramides in alle soorten en
maten. Ze blijven staan bij een tafeltje waarop een Mariabeeld, met
er- voor brandende kaarsjes en smeulende wierookstaafjes, een sfeer
van spiritualiteit en devotie oproept. Op een blauw kleed ligt een
stapel- tje tarotkaarten. De vrouw erachter wijst uitnodigend op de
stoelen tegenover haar.
‘Kan ik iets voor u betekenen?’ Afwachtend kijkt ze naar Iris’
moeder. ‘Wilt u misschien iets vragen?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Als het kan…’ Haar moeder gaat aarzelend op de aangeboden stoel
zitten. Iris besluit te blijven staan. ‘Gaat u toch zitten.’ De
vrouw kijkt haar strak aan. Ze heeft diep- blauwe ogen met een
opvallende stervormige tekening in haar pu- pillen. ‘Ik voel uw
onrust.’ Heel even sluit ze haar ogen, dan kijkt ze Iris weer aan.
‘Iets wat kortgeleden in uw leven is gekomen, maakt u onzeker. Wilt
u daar meer over weten?’
Heel even is Iris uit het veld geslagen. Dan herstelt ze zich. Die
openingszin kan bij het gros van de mensen worden gebruikt. Wie een
helderziende om advies komt vragen is uiteraard onzeker, en niet
over iets wat lang geleden is gebeurd, want dan zou hij wel eer-
der zijn gekomen.
‘Wat is er, Iris?’ Haar moeder kijkt haar onderzoekend aan. ‘Niets.
Hoe kom je erbij?’
‘Het gaat om iets waar uw moeder geen weet van heeft,’ vervolgt de
helderziende ongevraagd.
Ja, dat kan een kind bedenken na haar moeders opmerking. De vrouw
begint haar te irriteren.
‘Kom nou zitten,’ dringt haar moeder aan. ‘Waar gaat dit over,
Iris? Een man misschien?’
‘Ik wil niet aandringen, maar misschien kan ik u helpen,’ zegt de
vrouw.
Ze kijkt vriendelijk, komt niet opdringerig over. Op een vreemde
manier straalt ze iets vertrouwenwekkends uit. ‘Laten we het
proberen, Iris. Ik betaal. Als het over een man gaat, dan wil ik er
alles over weten.’ De ogen van haar moeder schitteren
ondeugend.
De helderziende pakt het stapeltje kaarten en legt ze in een waaier
op het kleed. ‘Wilt u hier alstublieft drie kaarten uit trek-
ken?’
Iris kijkt naar haar moeder. Die schudt haar hoofd. ‘Ik ben al
getrouwd en heb al kinderen,’ zegt ze met een lachje. Als ze niets
doet zijn ze hier voorlopig nog niet weg. Geagiteerd trekt Iris
drie kaarten uit de waaier en geeft die aan de vrouw. Die moet naar
haar opkijken omdat ze nog steeds staat. Zonder ze te bekijken legt
de helderziende de kaarten naast el-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
kaar. Dan pas werpt ze er een blik op. Op haar gezicht verschijnt
een vreemde, afstandelijke uitdrukking.
‘Kaart tien, het rad van fortuin, geflankeerd door vijftien en der-
tien, de duivel en de dood.’ Ze kijkt op naar Iris maar lijkt haar
niet te zien. ‘U had vroeger een probleem en dat is sinds een paar
dagen terug. U zult het moeten doorstaan. Negatieve krachten zijn
aan het werk. U hebt moed nodig om die te weerstaan, om angst en
wan- trouwen te overwinnen. Uw dagen zijn geteld. Om u heen heerst
de dood en de belofte van een nieuwe dag is ver weg.’ Ze lijkt in
trance geraakt, haar ogen zijn gesloten en ze heeft de laatste zin
fluisterend uitgesproken.
‘Wilt u er alstublieft mee stoppen! Ik vind dit heel vervelend.
Hier zijn we niet voor gekomen.’ Haar moeder staat met een kwaad
gezicht op. ‘Kom mee.’ Ze pakt Iris bij de arm. ‘Dit was de eerste
en meteen de laatste keer.’
‘Nou zeg, jij slaat ook om van het ene in het andere uiterste,’
zegt Iris als ze wat verderop zijn.
‘Iets wat in je leven is gekomen maakt je onzeker, en ik heb er
geen weet van? Ik merk het echt wel als er iets met je aan de hand
is. Tot vandaag is me niets bijzonders aan je opgevallen, behalve
dat je voortdurend in de contramine bent.’
‘Ik had niet veel zin in deze beurs.’
‘Dat heb je duidelijk genoeg laten merken. Weet je, opeens heb ik
er ook niet zo veel zin meer in.’
‘We zijn hierheen gegaan omdat je een reikibehandeling wilde voor
je rug. Je gaat me toch niet vertellen dat je daar nu van af-
ziet?’
‘Heb je daar opeens wel vertrouwen in?
‘Doet dat er wat toe? Je bent hier nu toch, en tante Els had er
veel baat bij, vertelde je.’
‘Dat klopt, ja.’
‘Wat houdt je dan tegen? Kom mee. Verderop staan die kamer-
schermen.’
‘Je bent alleen maar bang dat ik er later op terugkom en je nog
eens met me mee moet. Leer mij jou kennen, Iris.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Opspattend water van een passerende bestelauto ontneemt haar tij-
delijk het zicht op de weg. Snel zet ze de ruitenwissers op dubbele
snelheid. Rijden in het donker als het regent is niet haar
favoriete bezigheid. Ze is veel te gespannen, houdt het stuur te
krampachtig vast. Anderen scheuren gewoon door en lijken geen
hinder te heb- ben van het slechte zicht en de verblindende
koplampen. Zij heeft al haar aandacht nodig om op de weg te blijven
en geen verkeersbor- den of afslagen te missen. Ze moet nodig haar
contactlenzen eens laten controleren. Het licht van de
straatlantaarns is voorzien van een halo en borden kan ze pas lezen
als ze er dichtbij is. Bij de volgende afslag rijdt ze opgelucht de
rondweg af. Haar handen ontspannen enigszins. Ze is ook niet
helemaal zichzelf van- avond, met dank aan die kaartlezeres, of
helderziend medium, zoals ze volgens haar moeder moet worden
genoemd. Hoe kon die vrouw weten dat een probleem van vroeger weer
is opgedoken in haar leven? Dat zit haar dwars. Het was uiteraard
stom toeval dat ze kaarten met de dood en de duivel uit het
stapeltje trok, maar toch… Ze is er niet geruster op geworden.
Stomme trut! Je moet niet alles zo serieus nemen, de brief met het
knipsel niet en de opmerking van die vrouw al helemaal niet. Hoe
kun je nu commentaar hebben op het vertrouwen dat je moeder stelt
in horoscopen als je jezelf in de kaart laat kijken door de eerste
de beste helderziende? Ze glimlacht om de toevallige woordspeling.
Gedachten zijn niet altijd te reguleren, kunnen spontaan een eigen
leven gaan leiden, net zoals het leven met je op de loop kan gaan.
Ze zucht diep.
Doodmoe wordt ze van zichzelf. Er is niets gebeurd en er gaat niets
gebeuren.
Ze schakelt terug en remt af voor een verkeerslicht. In haar ach-
teruitkijkspiegel ziet ze een fietser aankomen die keihard door
blijft trappen. Vlak naast haar auto, aan de stoepkant, springt hij
van zijn fiets, laat hem vallen en timmert met zijn vuist op de
zijruit. Zijn ge- zicht is vertrokken van woede. Niet reageren,
snel de knop van de centrale portiervergrendeling indrukken, is
haar eerste impuls. Ze reageert te traag. Hij heeft het portier al
opengerukt. ‘Kun je niet uit je ogen kijken!’ schreeuwt hij. ‘Moet
je zien!’ Hij
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
wijst op de kletsnatte, gescheurde broek van zijn trainingspak en
de winkelhaak in zijn jack.
Het verkeerslicht springt op groen. Achter haar vormt zich on-
middellijk een rij auto’s. Iemand begint ongeduldig te toeteren.
Met die man half in de auto kan ze niet zomaar optrekken, al vraagt
hij daar wel om met zijn agressieve gedrag.
‘Waar heb je het over?’ vraagt ze zo rustig mogelijk. ‘Dat geloof
je toch niet! Heb je gedronken of ben je blind?’ Hij slaat met zijn
hand op het dak van haar auto. Omdat er even geen tegemoetkomend
verkeer is, kan de rij auto’s achter haar passeren. Geen bestuurder
die zich afvraagt wat er aan de hand is, of ze misschien hulp nodig
heeft. Het ik-tijdperk in volle glorie.
‘Als je nu eens rustig vertelt wat er aan de hand is,’ probeert ze.
Hij is gelukkig nog niet op het idee gekomen om op de passa-
giersstoel te gaan zitten. Mocht hij dat toch proberen dan rijdt ze
alsnog weg. Voor de zekerheid zet ze de versnelling in z’n één en
houdt het koppelingspedaal ingedrukt.
Die handeling is hem niet ontgaan. ‘Doorrijden na een aanrij- ding,
het slachtoffer gewond langs de weg laten liggen… Als je dat doet
dan zit je tot je strot in de problemen, besef je dat?’ vraagt hij
dreigend. ‘Je wilt toch niet beweren dat je niets hebt gemerkt?’
‘Ik beweer helemaal niets, en gemerkt heb ik ook niets.’ In de
spiegel ziet ze dat de auto’s die door haar geblokkeerd werden in-
middels zijn doorgereden, op één na die, net als zij, langs de
stoep- rand staat, een stuk achter haar.
‘Je hebt me gesneden en me met je achterbumper geraakt. Daar- door
ben ik gevallen. Als je die kar nou eens op de stoep zet, dan
kunnen we het afhandelen.’
‘Als dat echt zo is… Sorry dan. Ik heb er niets van gemerkt,’ her-
haalt ze.
‘Knap stom dus.’
Hij is gekalmeerd. Zijn houding straalt niets agressiefs uit. Ze
be- sluit op zijn voorstel in te gaan. ‘Goed. Als je even een stap
achteruit doet en het portier dichtdoet.’ Ze zet haar auto met twee
wielen op de stoep, zodat ze het verkeer niet meer hindert.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Kom maar kijken, dan kun je zelf zien wat je niet hebt gemerkt.’
Hij houdt het portier voor haar open. Als ze is uitgestapt, loopt
hij langs de auto en wijst op een ondiepe, maar onmiskenbaar verse
kras op de achterbumper.
‘Niets van gemerkt?’ vraagt hij cynisch. ‘Ik anders wel. Je mag
blij zijn dat ik zo goed ben terechtgekomen.’ Ze staat er beteuterd
bij. ‘Ik snap niet hoe het kan,’ is alles wat ze er ten slotte weet
uit te brengen. ‘Weet je wat, ik geef je mijn naam en adres, dan
moet je me maar een rekening sturen voor die broek en dat
jack.’
‘En wie verzekert mij dat je die werkelijk betaalt? Kunnen we het
niet direct regelen? Dit trainingspak heeft me zeventig euro
gekost.’ Ze zucht hoorbaar. Opeens is ze zich ervan bewust dat ze
in de regen staat, zonder jas. ‘Het spijt me. Zo veel heb ik niet
bij me. Ik heb een ander idee.’
Ze duikt haar auto in, haalt een visitekaartje uit haar handtas en
geeft het hem.
‘Iris Lijesen, intercedent, Quickstart uitzendbureau,’ leest hij
hardop. ‘Indrukwekkend, hoor. Moet ik daar mijn geld komen op-
halen?’
‘Wat mij betreft wel. Ik hoop dat je het vertrouwd genoeg vindt.’
Hij grijnst. ‘Als je niet betaalt, zet ik dat hele uitzendbureau op
stelten. Daar zit je vast niet op te wachten.’ ‘Zeventig euro.
Afgesproken. Niet morgenochtend al, want dan heb ik nog geen
gelegenheid gehad om te pinnen.’ ‘Morgenmiddag, een uur of vijf.’
Hij lacht ontwapenend en steekt zowaar zijn hand naar haar uit.
‘Prettig om zaken met je te hebben gedaan.’
Ze lacht aarzelend terug. Zo te zien vat hij het achteraf sportief
op. Het had veel beroerder kunnen aflopen. Ze stapt in en kijkt in
de achteruitkijkspiegel. De auto achter haar staat er nog steeds.
Ze registreert het alleen maar. De fietser steekt met zijn fiets
aan de hand de weg over.
Met haar richtingaanwijzer geeft ze aan dat ze de weg weer op wil
draaien. Een automobilist houdt in om haar de gelegenheid te geven.
Zulke mensen heb je gelukkig ook nog.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Een minuut of vijf later rijdt ze via een tunneltje onder de rond-
weg door en slaat links af. Ze stuitert over een paar onmogelijke
ver- keersdrempels en wil voor het appartementencomplex de oprit
naar de garage indraaien.
In haar achteruitkijkspiegel ziet ze de koplampen van een stil-
staande auto, die er nog niet stond toen ze daar zo-even reed. Op
die plek kun je onmogelijk parkeren, en het is ook geen plaats om
ie- mand te laten uitstappen, wat ook niet gebeurt. Zou dat de auto
zijn die bleef staan toen ze met de fietser praatte? Dan moet hij
een hele tijd achter haar hebben gereden. Ze heeft er niet op
gelet, maar nu ze erover nadenkt…
Opeens wordt ze onrustig. Van die donkere auto langs de stoep- rand
gaat een beklemmende dreiging uit. Onzin! Ze ziet spoken, ze moet
zich niet door zoiets uit het veld laten slaan. Toch houdt ze de
auto in de gaten terwijl ze verder de oprit in rijdt. Als ze stopt
om haar parkeerkaart in de automaat te steken, komt de auto
langzaam in beweging. Hij zal haar toch niet achterna komen? Ze
voelt een lichte paniek opkomen. Rustig blijven! Dit slaat nergens
op. Gelukkig, de slagboom zwaait open. Terwijl ze doorrijdt ziet ze
dat de auto langs de oprit rijdt zonder snelheid te maken. Zie je
wel, ze maakt zich druk om niets. Toch voelt ze zich nog minder op
haar gemak dan anders en wanneer ze de parkeer- garage in rijdt,
ziet ze nog meer op tegen het stuk dat ze naar de lift moet lopen.
Zal ze voor de zekerheid Renate bellen om te zeggen dat ze eraan
komt, dat ze alarm moet slaan als ze over een minuut of tien niet
heeft gemeld dat ze thuis is? Alleen omdat ze zich inbeeldt dat ze
wordt gevolgd? Dan kan ze voortaan elke keer als ze thuis- komt
Renate wel bellen. Niet doen dus. Er is ongetwijfeld een ver-
klaring voor het feit dat die auto daar stopte en langzaam verder
reed, een verklaring die niets met haar te maken heeft.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dagboek van Sander, 4 juni
Wezijn vanochtend vroeg in Florence gearriveerd,na een rit van
bijna negentien uur, in een nieuwe, luxe bus met verstelbare
stoelen en aan het plafond bevestigde moni- tors waarop videofilms
werden vertoond om de tijd te doden. Net als de meesten van mijn
klasgenoten heb ik geprobeerd om een paar uur te slapen. Ik zat
helemaal voorin en de stoel naast mij was vrij, dus had ik alle
ruimte om me comfortabel te installeren. Turend in de duisternis
van de nacht, nu en dan doorbroken door koplampen van tegenliggers
of de verlichting van een stad die we passeerden, en luisterend
naar het monotone gebrom van de motor, zakte ik regel- matig weg in
een vluchtige, onrustige slaap. Kort na zonsopkomst naderden we
Florence en ontstond er enige opwinding toen de koepel van de Dom
in zicht kwam. De dakpan- nen van rode leisteen kleurden oranje in
de eerste zonnestralen van de dag, de marmeren ribben die de koepel
omspanden leken vanuit de verte op zilveren bogen van een
koningskroon. Volgens ons pro- gramma zouden we, nadat we onze
spullen naar het hotel hadden gebracht, dat wereldberoemde bouwwerk
gaan bekijken. Ik schrijf dit op terwijl ik op mijn hotelkamer zit,
moe van alle in- drukken die ik vandaag heb opgedaan. Het probleem
wiens kamer- genoot ik zou moeten worden is soepel opgelost, met
dank aan het getalsmatige toeval dat onze groep bestaat uit
vijftien jongens, vier- entwintig meisjes en drie begeleiders.
Precies eenentwintig tweeper- soonskamers waren voor ons
gereserveerd. Ik had de keuze tussen het bijplaatsen van mijn bed
op een kamer van twee klasgenoten, of het delen van een kamer met
een van de docenten. Omdat bij voor- baat al duidelijk was dat
niemand mij spontaan als extra kamerge-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
noot welkom zou heten, besloot ik tot het laatste, en daar heb ik
geen spijt van. Deze kamer is veel ruimer dan de andere en beschikt
over een eigen douche en toilet. Bovendien ligt hij op het noorden,
zodat ik de sensor van mijn weerstation met een zuignap aan de bui-
tenkant van het raam kan laten zitten zonder dat de zon er de hele
dag op schijnt.
Frank – onze leraar geschiedenis wil tijdens de reis bij zijn voor-
naam genoemd worden – had kunnen weigeren om een kamer met een
leerling te delen, maar hij begreep wat voor mij de consequenties
zouden zijn. Hij blijkt een kunstkenner bij uitstek, vol met
verhalen, sommige grappig en anekdotisch, andere beschouwend en
vormend, zoals hij het zelf omschrijft. Hij vangt onze aandacht met
een anek- dote en houdt die daarna vast met een diepgaander
verhaal. Toen we een paar uur na aankomst op het plein voor de Dom
stonden, maak- ten we voor het eerst kennis met zijn vertelkunst.
‘Jongelui. In de geschiedenisboekjes wordt Columbus nog steeds de
ontdekker van Amerika genoemd. Een aanfluiting voor het on-
derwijs, maar de schade is te overzien omdat jullie allang beter
weten. Dat er echter nog steeds kritiekloos wordt gesproken over
“het ei van Columbus” is een regelrecht drama.’ Een korte pauze om
te peilen of onze nieuwsgierigheid was ge- wekt.
‘Daaruit blijkt dat vrijwel niemand weet dat Columbus de eer kreeg
die Filippo Brunelleschi, de architect die deze koepel heeft
ontworpen, toekwam. Tijdens een bespreking met vakgenoten stelde
Filippo aan het stadsbestuur voor dat degene die kans zag om een ei
met de punt op een marmeren plaat te laten staan, intelligent
genoeg moest zijn om de eenenvijftig meter brede ruimte te over-
koepelen. Niemand kwam op het idee om het ei zo hard neer te zet-
ten dat de schaal brak, behalve Filippo, die de opdracht in de
wacht sleepte.’
Daarna volgde een uitleg over de technieken die hij gebruikte om te
voorkomen dat de koepel instortte.
Tijdens onze beklimming van de Dom, over steile trappen en via
nauwe doorgangen, werd lachend doorverteld dat de constructie van
de dubbele koepel bepaald geen eitje was geweest, een
understate-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ment dat bijdroeg aan het gevoel van saamhorigheid dat de groep binnensloop. Een vreemde omgeving, ver van huis, alleen je reisge- noten als aanspreekpunt en houvast, zo’n situatie schept een band. Zowel tijdens een korte pauze in een park, waar we onze lunchpak- ketten opaten, als tijdens de wandeling naar het Palazzo Vecchio, werd ik behandeld als een van hen, zonder de afstandelijkheid die ik gewend was. Het leek of mijn lelijke uiterlijk er niet meer toe deed, alsof het werd uitgevlakt door de schoonheid waarmee we werden geconfronteerd, van de fresco’s in het baptisterium en van de beel- den op het Piazza della Signorina. Daarvan viel vooral de kopie van Michelangelo’s David bij de meisjes in de smaak. Lachend lieten ze zich fotograferen aan de voet van dit volmaakte, manlijke naakt. Jongens werden uitgedaagd ter vergelijking hun bovenlichaam te ontbloten en ik werd daarbij tot mijn verrassing niet overgeslagen. Nu ik aan het eind van deze eerste dag de balans opmaak merk ik dat ik me onverwacht gelukkig voel. Ik weet dat een depressie altijd op de loer ligt, zomaar kan toeslaan, als een sluipmoordenaar die zijn slachtoffer elk gelukkig moment misgunt. Toch heb ik er alle hoop op dat ik deze week mijn medicijnen niet nodig zal hebben. Dat ik nu alleen op mijn kamer zit is mijn eigen keuze. Ik had ook mee kunnen gaan naar een van de terrassen langs de Arno, waar nog ste- vig wordt gedronken voordat iedereen gaat slapen. Echte vrienden heb ik nooit gehad, hoogstens wat oppervlakkige kennissen, wier namen de moeite van het vermelden niet waard zijn. Het ziet ernaar uit dat ik de komende dagen nog andere namen dan die van Frank aan het papier ga toevertrouwen, dat ik kan schrijven over iets wat ik met diegene heb gedeeld of meegemaakt, dat ik me een beetje het sociale wezen kan gaan voelen dat ik uiteindelijk ben, net als ieder ander.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘ZULLEN WE SAMEN GAAN LUNCHEN? Ik wil je iets laten zien. Heb je
mijn voicemailberichtje gisteravond nog gehoord?’ Iris houdt de
hoorn van de telefoon even weg van haar oor en wenkt de jonge vrouw
in een veelkleurige jurk en met roodgeverfd, lang golvend haar die
net is binnengekomen. Om haar duidelijk te maken dat ze het niet
storend vindt als ze alvast tegenover haar gaat zitten, wijst ze op
de stoel bij haar bureau. ‘Ik was zo laat thuis dat ik niet meer
terug wilde bellen.’ ‘Had in dit geval wel gemogen, hoor.’
‘Was het zo belangrijk dan?’
‘Dat kun je wel zeggen, maar ik wil het je niet door de telefoon
vertellen.’
‘Heb je een vrije dag?’
‘Genomen. Omdat ik je per se vandaag wilde spreken. Kun je even
tijd vrijmaken?’
‘Je doet alsof er iets ernstigs aan de hand is. Je klinkt zo
serieus. Dat is niets voor jou, Joyce.’
‘Het gaat om… Nee, ik wil het je laten zien. Zullen we afspreken
bij La Place?’
Iris bladert met haar vrije hand in haar agenda en glimlacht naar
de vrouw tegenover haar. ‘Bijna klaar’ maakt ze haar duidelijk door
met haar lippen de woorden nadrukkelijk te vormen. ‘Om twaalf uur
heb ik een afspraak. Als ik die niet laat uitlopen… Kwart voor één,
is dat goed? Dan moet ik om halftwee weer op het uitzendbureau
terug zijn. Sorry, meer tijd heb ik niet vandaag.’ ‘Geeft niet. Zal
ik alvast broodjes bestellen en koffie of thee, dan hoef je daar
niet op te wachten.’
‘Doe maar. Een pistoletje met zalm graag, en een cappuccino. Ik
beloof je dat ik op tijd ben.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Ze
heeft de hoorn nog niet teruggelegd of het toestel begint al- weer
te rinkelen.
‘Neem jij hem even,’ roept ze naar Marcel die advertenties in de
etalages aan het ophangen is. ‘Ik moet nu echt met Nora aan de
slag.’ Ze schikt haar papieren. ‘Vertel eens,’ zegt ze tegen de
vrouw die tegenover haar op het puntje van haar stoel zit. ‘Wil je
echt wer- ken of moet ik alleen maar registreren dat je bent
geweest om te sol- liciteren zodat je niet het risico loopt dat er
op je uitkering wordt ge- kort?’
‘Nou zeg…’ Nora kijkt verongelijkt. ‘Je bent wel erg direct van-
daag.’
Iris typt iets in op het toetsenbord en kijkt naar het computer-
scherm. ‘Je bent om precies te zijn vijf weken en twee dagen via
ons kantoor uitgezonden, naar twee bedrijven. Die hebben je allebei
snel weer geloosd omdat je altijd te laat kwam en een werktempo had
waar een slak nog jaloers op zou worden. Het spijt me, maar ik moet
me nu echt zakelijk opstellen. Op employees met zo’n mentaliteit
zitten we hier niet te wachten, en onze opdrachtgevers al helemaal
niet.’
Ze straalt blijkbaar iets uit wat Nora de lust ontneemt om een
spelletje met haar te spelen.
‘Je weet dat ik thuis twee kinderen heb,’ klinkt het opstandig.
‘Toevallig sta ik daar alleen voor en van de bijstand kom ik niet
rond.’
‘Je wilt dus serieus aan het werk?’
‘Als ik opvang voor mijn kinderen heb, ja. Daar hangt het van af.
Heb je geen bedrijf voor me dat ook voor kinderopvang zorgt?’ Iris
zucht en tikt iets in op haar computer. ‘Ik zal bevestigen dat je
hebt gesolliciteerd,’ zegt ze op mildere toon. ‘In het
onwaarschijn- lijke geval dat ik werk inclusief kinderopvang in de
aanbieding heb, zal ik je bellen.’
Marcel kijkt haar kritisch aan terwijl Nora naar de deur loopt.
‘Zonde van je tijd,’ zegt hij als ze buiten staat. ‘Die gaat zelfs
niet werken als ze kinderoppas heeft.’
‘Hoe weet jij dat nou? Ze zal het heus niet gemakkelijk hebben met
twee koters op een driekamerflatje.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Hoe oud zijn die kids?’
‘Drie en vijf, als ik me goed herinner.’ ‘Hoe oud is ze zelf?’
Iris kijkt even op het scherm. ‘Tweeëntwintig.’ ‘Dan was ze pas
zeventien toen ze haar eerste kind kreeg. Is er daarom geen vader
in het spel? Anders zou die toch alimentatie moeten betalen.’
‘Daar heeft ze nooit iets over gezegd. De volgende keer zal ik het
vragen.’
‘Volgens mij kun je haar beter uitschrijven als werkzoekende. Je
ziet zo dat ze de verkeerde mentaliteit en uitstraling heeft. Een
slecht visitekaartje voor ons kantoor.’
‘Ach man. Als iedereen eruit zou zien zoals jij, dan zou de wereld
nog saaier zijn dan dat grijze pak van je, met die fantasieloze
strop- das waar ik de hele week al tegenaan moet kijken.’ ‘Nou,
nou. Typisch geval van vrouwelijke solidariteit,’ zegt Marcel
grijnzend. ‘Het tegen beter weten in voor elkaar opnemen. Waar
zullen we om wedden dat je haar nooit ergens langer dan een paar
weken aan het werk houdt?’
‘Ik heb een ontzettende hekel aan weddenschappen. En wil je me nu
alsjeblieft niet meer storen? Ik heb nog werk te doen.’ Nog drie
kwartier en dan staat De Poel, een van de weinige werk- zoekenden
die zijn bezoek aankondigt, alweer voor haar neus. Ze pakt een
stapeltje papieren uit de la van haar bureau en begint ge-
concentreerd te lezen.
‘Dag Iris.’
Ze schrikt op en kijkt in een paar lachende ogen. ‘Ik durfde je
bijna niet te storen. Je ging zo op in je werk.’ Het is al twaalf
uur, ziet ze op de wandklok. Hij is exact op tijd. ‘Dag meneer De
Poel. Hoe is het met u?’
‘Kan beter. Ik zou wel eens aan de slag willen.’ ‘Tja. Dan moet u
toch echt werk accepteren dat onder het niveau van manager ligt.’
Dat heeft ze hem de vorige keer al voorgehouden. Hij zou erover
nadenken. Ze schat in dat hij akkoord gaat, heeft zelfs al werk
voor hem gezocht.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Als het niet anders kan. Ik kom in de financiële problemen. Heb je
iets voor me?’
‘Misschien. Als u even geduld hebt, bel ik meteen.’ Ze heeft twee
bedrijven die een man met zijn opleiding en capa- citeiten zouden
kunnen plaatsen. Bij het tweede is het raak. Nadat ze de benodigde
formulieren hebben ingevuld, verlaat De Poel met een tevreden
gezicht het kantoor.
‘Kijk,’ zegt Marcel. ‘Zulke mensen moeten we hebben. Positief
ingesteld en bereid om onder hun niveau aan de slag te gaan.’ Iris
haalt haar schouders op en staat op. Als ze naar het toilet is
geweest, trekt ze al lopend haar roodleren jasje aan. ‘Ik ga er
even een uurtje tussenuit.’
‘Tot straks dan,’ roept Marcel haar na.
Het is al tien over halfeen als ze haastig de trap van het eethuis
op loopt. Bij de geldautomaat stonden drie wachtenden voor haar en
het schoot maar niet op. Een paar minuten vertraging zijn tenen-
krommend als je weinig tijd hebt. Net als beneden zit het boven he-
lemaal vol. Witgepleisterde wanden met kleurige posters van verre,
zonnige oorden, ronde tafels en rieten stoelen in door plantenbak-
ken afgeschermde nissen, de geur van versgebakken brood en ge-
grild vlees. Ze waant zich in een restaurant ergens aan de Middel-
landse Zee.
Haar vriendin heeft een tafeltje in een rustig hoekje bij het raam
gevonden. Als ze haar ziet zwaait Joyce om aandacht te trek- ken.
Drie vluchtige zoenen, onderzoekende blikken van beide kanten.
‘Je ziet er goed uit,’ zegt Joyce als Iris gaat zitten en haar
jasje over de leuning van een vrije stoel naast haar hangt. ‘Staat
je leuk, dat jasje. Ga je nog steeds twee keer per week naar
fitness?’ ‘Dat lukt lang niet altijd. Renate kan meestal maar een
keer per week. Ze is fysiotherapeute, zoals je weet, en ze is ’s
avonds vaak te moe om nog te sporten. Ze leest dan liever een boek
en ik vind het ongezellig om alleen te gaan. Bovendien wil ze zich
zo veel mogelijk aanpassen aan de werktijden van Max.’
‘Is die eigenlijk al afgestudeerd?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Nee. Hij draait momenteel onregelmatige diensten in een zie-
kenhuis om praktijkervaring op te doen.’ Joyce knikt. ‘Zijn
coschappen. Vijftig uur per week soms, heb ik van Astrid gehoord.
Daarna ben je kapot. Je houdt geen sociaal leven over.’
‘Ik wist niet dat Astrid ook medicijnen is gaan studeren. Leuk dat
je haar nog wel eens spreekt.’
‘Sprak. Als ze haar bul heeft gehaald is ze weer aanspreekbaar,
zegt ze, maar dat heeft ze er dik voor over.’ ‘Dan mogen wíj toch
niet klagen. Alles goed op je werk?’ Iris leunt achterover zodat de
ober haar pistoletje met zalm kan neerzet- ten. Joyce krijgt een
broodje gezond voorgeschoteld. ‘Zo goed, dames? De thee en de
cappuccino komen eraan.’ ‘Dankjewel.’ Joyce werpt hem een
overdreven kushandje toe. ‘Ik zit hier al een tijdje,’
verduidelijkt ze grinnikend. ‘Hij zou mijn be- stelling brengen
zodra jij er was. Mijn vriendin is een stresskip met haast, heb ik
hem wijsgemaakt. Ze heeft maar een kwartier om jul- lie lekkere
broodjes naar binnen te werken. Je ziet, het werkt.’ ‘Ik heb wel
iets langer, hoor.’ Gulzig zet ze haar tanden in het knapperige
broodje. ‘Heerlijk,’ zegt ze tussen twee happen door. ‘Nou, wat
wilde je me laten zien en hoe erg is het? Je hebt me nogal
nieuwsgierig gemaakt.’
‘Leuk is het in elk geval niet.’ Joyce klikt haar handtas open,
haalt er een envelop uit en geeft hem haar. ‘Bekijk deze maar eens.
Waar- schijnlijk heeft de afzender hem gisteren zelf in mijn
brievenbus ge- stopt. Hoe moet ik anders op zondag post krijgen.’
AAN JOYCE VERMEER. STRIKT PERSOONLIJK. Geschrokken kijkt ze op.
Seconden lang houdt ze haar adem in. Dan neemt ze een slok van haar
cappuccino omdat ze een droge mond heeft gekregen. ‘Ik heb ook een
envelop ontvangen met “strikt persoonlijk” erop, in hetzelfde
handschrift.’
‘Dat is toch niet waar, hè? Net zo een?’ vraagt Joyce beduusd.
Aarzelend, alsof ze niet wil weten wat erop staat, trekt ze een op-
gevouwen A4’tje uit de envelop. Er is een knipsel uit een
tijdschrift op geplakt: een naakt vrouwenlichaam, van achteren
gezien, zonder hoofd en zonder benen. Even boven de bil, op de
linkerheup, is een
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
weegschaaltje getekend. Erboven staat met grote letters Mene,
mene, tekel, ufarsin. Eronder: Nog elf dagen.
Haar hand trilt als ze Joyce het papier teruggeeft. Ze staart uit
het raam zonder iets te zien.
‘Heb jij ook zo’n knipsel gekregen?’
Iris knikt. ‘Ook een lichaam zonder hoofd en benen. Met net zo’n
idiote tekst. Ik begrijp er niets van. Van welke gek komt dit en
waarom stuurt hij dit aan ons?’
‘Heb je ook nog elf dagen?’ Joyce probeert het luchtig te laten
klinken, maar slaagt daar niet in.
‘Nog dertien. Op mijn knipsel was op één borst een extra tepel
getekend. Jij hebt vlak boven je bil echt zo’n tatoeage zitten,
hè?’ ‘Ja. Dat je dat onthouden hebt. Een weegschaal, mijn sterren-
beeld.’
‘Je droeg op het strand volgens mij expres het kleinste stringe-
tje.’
‘Ik was net zeventien.’ Joyce kijkt enigszins gegeneerd. ‘Je hoeft
je daarvoor niet te verontschuldigen. Vergeleken met jou was ik een
preutse trut.’
‘Op het strand droeg jij altijd een hemdje of een blouse. Ik kan me
niet herinneren jou ooit in een bikini te hebben gezien.’ ‘Dat had
een reden. De afzender van deze brief weet daar blijk- baar
van.’
‘Die extra tepel op jouw knipsel? Heb jij echt een borst met twee
tepels?’ Ze kijkt zo ongelovig dat Iris moet glimlachen. ‘Daarom
kleedde ik me altijd zo. Ik wilde er zeker van zijn dat niemand er
iets van zou zien. Ik was bang dat ik zou worden gepest als het
werd ontdekt.’
‘Dat kan ik me wel voorstellen. Zit hij er nog steeds?’ ‘Ik heb hem
laten weghalen toen ik twintig was.’ Joyce neemt een hap van haar
broodje. ‘Zo zie je maar weer. Denk je dat je iemand goed kent en
dan blijkt ze achteraf krampachtig iets te verbergen. Je ouders
wisten er uiteraard van en je huisarts. Wie nog meer?’
‘Alleen Renate.’
‘Dat betekent dus dat er niet veel mensen jou zo’n briefje
gestuurd
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
kunnen hebben, en mij dus ook niet, want onze namen zijn in het-
zelfde handschrift geschreven.’
Iris knikt. ‘Klinkt logisch.’
‘Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar volgens mij gaat het om
iemand die iets met de Bijbel heeft. Daar is die rare tekst
namelijk uit gehaald.’
‘Weet je dan wat die woorden betekenen?’ ‘Ik heb ze opgezocht. Ze
houden tegelijk een waarschuwing en een dreiging in. Ze verschenen
tijdens de verjaardag van een zekere koning Belsazar in
lichtgevende letters op de muur.’ Joyce houdt het papier voor zich
en leest de woorden hardop voor. ‘Mene, mene, tekel, ufarsin. U
bent gewogen en te licht bevonden. Uw dagen zijn geteld.’
Woorden die gisteren ook uit de mond van de helderziende op de
beurs kwamen. Nu komen ze aan als een schok. Heel even knijpt ze
haar ogen dicht. Ze wil er Joyce niets over vertellen, bang om zich
belachelijk te maken.
‘Wat is er, Iris?’ Een onderzoekende blik. ‘Je tattoo… die tekst…
Dat is niet toevallig,’ zegt ze zo kalm mo- gelijk.
‘Welke tekst stond er bij jou op?’
‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdel, zoiets.’ ‘Dat is ook een
bijbeltekst. Heb je de precieze betekenis opge- zocht?’
Ze schudt ontkennend haar hoofd. ‘Die leek me wel duidelijk, zeker
in combinatie met die getekende tepel. Waarom wilde je er per se
met mij over praten?’
Joyce staart uit het raam en wriemelt aan haar ketting. ‘Omdat ik
vermoed dat het iets te maken heeft met vroeger, met onze school-
tijd. Heb je toevallig vanochtend de krant gelezen?’ ‘Nee, waarom?
Staat er iets in wat hiermee te maken heeft?’ ‘Misschien. Je
herinnert je je Niels van Velzen nog wel, hè?’ ‘Moet dat?’ Ze wil
best aan haar schooltijd herinnerd worden, maar dan wel zonder dat
die naam wordt genoemd. ‘Je vraagt naar de bekende weg, Joyce.
Waarom?’
‘Hij is zaterdagnacht vermoord.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Wat!’ Ze staart Joyce verbijsterd aan. ‘Sorry, maar het wordt me
wat te veel. Heb je nog meer schokkende verrassingen?’ ‘Ik ben bang
van wel. Iemand heeft hem met gebonden handen en voeten en een prop
in zijn mond op de rails gelegd. Een intercity heeft hem finaal aan
flarden gereden. De dader heeft naast de rails een houten kruis
neergezet, met het getal één erop.’ Afschuw en ongeloof wisselen
elkaar af. ‘Afgrijselijk. Weet je zeker dat het om Niels van Velzen
gaat?’ ‘Honderd procent. In het artikel wordt hij Niels van V.
genoemd, maar in de overlijdensadvertentie staat zijn volledige
naam. “Op tra- gische wijze om het leven gekomen, mijn lieve man en
onze vader.”’ ‘Was hij getrouwd en had hij kinderen? Niels als
brave huisva- der… Ik kan me daar geen voorstelling van maken.’
‘Mensen veranderen.’
Ze glimlacht. ‘Zeg dat wel, ja.’
‘Je bent hem dus nog niet vergeten. Zoals jij hem een blauwtje liet
lopen, Iris...’
‘Heel efficiënt, maar niet goed, achteraf. Ik viel niet voor Niels,
net zomin als voor Sam, hoewel ik die wel aardig vond. Waarom rakel
je dit eigenlijk allemaal op?’ vraagt ze kortaf. ‘Ik heb Sam niet
genoemd. Dat doe jij.’ Joyce lijkt haar bewust niet te willen
aankijken.
‘Denk je dan dat het iets met Sam te maken heeft?’ Joyce knikt. ‘Ik
schrok me rot toen ik het artikel las en begreep om wie het ging.
Niels is niet toevallig op de rails gelegd om door een trein te
worden overreden.’
‘Joyce, hoor eens…’ Iris buigt zich naar voren en kijkt haar vrien-
din indringend aan. ‘Wat heb jij daar nou mee te maken? Sam is al-
lang dood en begraven. Ik begrijp best dat je je nog steeds een
beetje schuldig voelt. Er komt echter een moment waarop dat over
moet zijn. Het is al zo lang geleden.’
‘Niels had het bedacht, weet je nog. En ik was zo stom… Ach, laat
ook maar. Niels is vermoord en ik heb een dreigbrief gekregen. Dat
jij van dezelfde persoon net zo’n brief hebt ontvangen, maakt het
voor mij nog aannemelijker dat het met vroeger te maken heeft.’
‘Nogmaals: Sam is dood. Hij kan hier onmogelijk achter zitten,
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
iets wat gezien zijn karakter toch al onwaarschijnlijk was geweest
als hij nog had geleefd. De tekst op mijn brief is trouwens minder
drei- gend dan die op de jouwe.’
‘O ja? Nog dertien dagen… Krijg je dan een bloemetje opge- stuurd
of zo? Het is niet over, Iris. Ik ben bang dat het net is begon-
nen. Waarom zou er anders een één op dat kruis staan?’ Iris werkt
het laatste stukje brood weg. ‘Sinds ik die brief heb ont- vangen
voel ik me inderdaad onprettig, ik weet niet goed hoe ik het anders
moet omschrijven. Bedreigd is een te groot woord, hoewel ik
gisteravond het idiote gevoel kreeg dat ik werd gevolgd. Het moet
haast wel inbeelding zijn geweest.’
‘Ik hoop dat je gelijk hebt.’ Joyce kijkt ongelukkig. ‘Ik heb er
ach- teraf zo’n spijt van dat ik me door Niels heb laten opfokken.
Ik snap niet dat ik ooit in staat ben geweest iemand zo te
vernederen als Sam toen. Het heeft hem gebroken, hem zijn laatste
restje zelfver- trouwen afgenomen.’
‘Het ging te ver, ja. Mooie Sam…’ Op Iris’ gezicht verschijnt een
wrang lachje. ‘Maar toch… Hij is eroverheen gekomen. Zoals hij de
klas in kwam, de eerste schooldag van ons examenjaar… Volgens mij
kon hij aan elke vinger een meisje krijgen.’ ‘Maar hij wilde jou.
Hij had echt alles voor je over, dat weet je toch?’
‘En ik had nergens om gevraagd. Ik moest hem gewoon niet, punt
uit.’ Iris kijkt verongelijkt. ‘Het spijt me, ik zie het verband
met de moord op Niels niet, net zomin als ik verband zie met de
brieven die we hebben gekregen. Doden versturen geen post, zo
simpel is dat.’ ‘Kun je dan bedenken van wie die brieven wel
afkomstig zijn?’ ‘Nee. Ik weet alleen dat het iemand is die meer
van mij weet dan me lief is. Dát vind ik bedreigend.’
‘Zullen we ermee naar de politie gaan?’
‘Lijkt me zinloos. Grote kans dat ze het als een flauwe grap zien.
We worden niet lijfelijk met de dood bedreigd, althans niet
direct.’ ‘En als blijkt dat Niels ook zo’n brief heeft gekregen?’
‘Daar heb ik niet aan gedacht,’ zegt ze geschrokken. ‘Ik dus wel.
Als ik wist dat dat niet zo was, dan zou ik me gerus- ter
voelen.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Hoe wil je daar achter komen?’
‘Door naar zijn crematie te gaan en na de condoleance met fami-
lieleden te praten,’ antwoordt Joyce prompt. ‘Niemand zal het
vreemd vinden als oud-klasgenoten daar heen gaan.’ ‘Daar heb je dus
al over nagedacht? Oud-klasgenoten? Daarom wilde je mij dus per se
vandaag spreken.’ ‘Ik wilde je inderdaad vragen om met me mee te
gaan,’ bekent Joyce. ‘Toen wist ik nog niet eens dat jij ook zo’n
brief had ontvan- gen.’
Iris staat op, pakt haar jasje van de stoel en trekt het aan. ‘Wan-
neer is die crematie en waar?’
‘Aanstaande woensdag, om halfvijf ’s middags, in het crematorium
bij de Wester-begraafplaats.’
‘Ik zal kijken of ik me vrij kan maken. Het tijdstip is niet ongun-
stig. Ik bel je er vanavond over op. En luister eens, Joyce. We
laten ons niet bang maken door een of andere gek die ons rare
briefjes stuurt, oké?’
‘Oké,’ zegt Joyce. Het klinkt niet overtuigd. ‘En nu moet ik echt
gaan, hoor. Groeten thuis.’ Normaal gesproken neemt haar werk haar
zo in beslag dat er voor andere dingen weinig ruimte is. Nu
proberen flarden van wat Joyce haar heeft verteld toch in haar
gedachten door te dringen, gebruik- makend van elk rustig moment,
van elke korte pauze die in een ge- sprek valt. Ze kan niet
voorkomen dat ze zich aaneenrijgen, als scha- kels van een lange
ketting die haar verbindt met het verleden, vol beklemmende
herinneringen.
Kort na vijf uur komt er een man binnen in een zwart colbert, een
zwart overhemd met lichtblauwe stropdas, een lichte spijkerbroek en
laarzen aan. Hij valt haar onmiddellijk op omdat hij niet het type
werkzoekende is dat hier dagelijks binnenwandelt. Hij kijkt even
rond in het kantoor en komt, na een blik op Marcel te hebben ge-
worpen, naar haar toe lopen. Voor haar bureau blijft hij staan,
zon- der iets te zeggen.
‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ Ze weerstaat zijn onderzoe-
kende blik met een mengeling van ergernis en nieuwsgierigheid.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Ik raad je aan om eens langs een opticien te gaan om je ogen te
laten controleren, dan maak je geen ongelukken en herken je je
slachtoffers.’ Op zijn gezicht verschijnt een brede lach, die
langwer- pige kuiltjes in zijn wangen tovert. Hij maakt een
zwaaibeweging met zijn arm. ‘Mooi kantoor. Ben jij de baas hier?’
Donker, bijna zwart haar, niet te kort geknipt en lekker dik, don-
kerblauwe ogen met een spottende twinkeling, stoppeltjes van een
dag of twee op zijn kin. Snel maakt ze het achter haar oren wegge-
stopte haar weer los.
‘Waarom denk je dat?’
‘Vanwege je kaartje. Ik ben niet thuis in deze wereld.’ ‘Zo complex
is de organisatie hier niet, hoor. Wat hadden we ook alweer
afgesproken?’ vraagt ze op luchtige toon. ‘Slechte ogen, slecht
geheugen…’ Ongevraagd gaat hij tegenover haar aan het bureau
zitten. ‘Wat voor vragen zou je me stellen als ik vertelde dat ik
op zoek ben naar werk?’
Hij probeert het initiatief te nemen. Snel kijkt ze naar Marcel,
die de onverwachte bezoeker geamuseerd opneemt, opstaat, naar haar
knipoogt en naar achteren loopt.
‘Dat gá je niet vertellen. Je ziet eruit als iemand die
rechtstreeks van zijn werk komt.’ Ze probeert ontspannen achterover
in haar stoel te leunen.
‘Goed gezien. Ik moet werk en vrije tijd gescheiden houden.’ Hij
schuift zijn stropdas los, trekt hem over zijn hoofd en maakt het
bo- venste knoopje van zijn overhemd los. ‘Hoe laat zit jouw
werkdag erop?’
Zonder erbij na te denken volgt ze zijn handelingen. Te laat be-
seft ze dat ze nonchalant langs hem heen had moeten kijken. ‘Nog
een kwartier. Om halfzes sluiten we.’ Ze bukt zich, pakt haar
handtas en begint erin te rommelen. ‘Zeventig euro, hè, dat hadden
we toch afgesproken?’ Ze haalt een briefje van vijftig en twee van
tien uit haar portemonnee en legt ze voor hem neer. ‘Daar kun je
lekker van uit eten gaan,’ zegt hij zonder ze weg te pakken.
‘Wat houd je tegen?’
‘Ongezellig, in je eentje.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Je hebt vast wel een vriendin die met je mee wil.’ Een trouwring
draagt hij niet, heeft ze al geconstateerd. ‘Ik heb er niet zo snel
een in gedachten. Misschien dat jij zin hebt om met me mee te
gaan?’ Hij pakt de bankbiljetten van het bureau en zwaait ermee.
‘Ik stel voor om deze samen op te gaan maken.’ Hij buigt zijn hoofd
iets voorover, zodat zijn haar over zijn voor- hoofd valt.
‘Ik dacht dat je er nieuwe kleren voor wilde kopen?’ Een
verontschuldigende glimlach. ‘Ach, die koop ik toch wel. Voor mij
was het een principekwestie, gisteravond. Door jouw stom- miteit
had ik schade. Ik was razend en gunde je het niet dat je daar zo
mee weg kwam.’
‘En nu gun je me wel een etentje?’
‘Achteraf denk ik dat je wel meevalt.’ De spottende twinkeling in
zijn ogen is er weer.
Waarom zou ze het niet doen? Om de indruk te wekken dat ze diep
over zijn voorstel nadenkt, begint ze onzichtbare pluisjes van haar
trui te plukken. Hij zegt niets, wacht haar reactie rustig af. Niet
te happig zijn, niet vanavond al, een andere dag voorstellen. ‘Oké.
Alleen niet vanavond. Donderdag komt me goed uit. Kun je dan
ook?’
Hij lacht en staat op. De bankbiljetten legt hij terug. ‘Waar spre-
ken we af en hoe laat?’
‘Zullen we daarover nog bellen? Je hebt mijn kaartje.’ Zijn hand
verdwijnt in zijn binnenzak. ‘Alsjeblieft. Dan kun je mij ook
bereiken.’ Voor hij het kantoor uitloopt steekt hij zijn hand nog
een keer op.
Tim van der Steen, makelaar, leest ze op het kaartje. Ze glim-
lacht. Wat een dag, en dat hij op deze manier afloopt.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dagboek van Sander, 5 juni
Florence werd vanochtend wakker onder een laag mist,die als een
sluier boven de stad bleef hangen. Doordat de uitlaatgas- sen van
het voortrazende verkeer zich vermengden met de fijne
waterdruppeltjes, liep het zicht sterk terug. Toen we het hotel
verlieten en een stukje langs de Arno liepen, waren de auto’s aan
de overkant van de rivier alleen maar te horen. Morgen mooi weer,
heb ik gisteravond tijdens het eten voorspeld. Stijgende luchtdruk,
een lage vochtigheid en zwakke wind uit het zuidwesten gaven mij
reden tot optimisme. Temperaturen iets hoger dan vandaag. Af en toe
misschien wat bewolking. Dat laatste had ik voor de zekerheid
ingebouwd, niet wetend dat die bewolking wel erg laag zou hangen en
tot een uur of tien dominant aanwezig zou zijn. Tot mijn opluchting
brak de zon toen opeens fel door, net op tijd om de opkomende
twijfel aan mijn capaciteiten als weervoor- speller weg te
nemen.
Op de Ponte Vecchio legde een aantal van mijn klasgenoten een
opmerkelijke belangstelling aan de dag voor het traag stromende
water eronder, alsof het verleden erin werd weerspiegeld. Ik zag
ech- ter geen middeleeuwers die wol wasten, of wevers die vaten
waarin ze hun stoffen verfden, schoonspoelden. Wel dammetjes van
stenen waartussen het water een weg zocht.
Terwijl de meesten van ons de winkeltjes op de brug bekeken, liep
het groepje terug langs de rivier, naar de vorige brug. De Santo
Spi- rito, net als de Dom een ontwerp van Filippo Brunelleschi, aan
de overkant van de Arno, vonden ze blijkbaar niet interessant. We
hadden de opdracht om de Santo Spirito op eigen gelegen- heid te
gaan bekijken. Aan het eind van de ochtend zouden we ons
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
verzamelen voor de Santa Croce, waar Frank ongetwijfeld weer een
van zijn eieren kwijt moest. Volgens de plattegrond die hij ons
mee- gaf was dat allemaal te belopen, maar voor de zekerheid had
hij ook het nummer van een buslijn gegeven die in de buurt kwam.
Frank stippelde alles in zijn eentje uit. Hij ging er blijkbaar nog
steeds van uit dat zijn twee collega’s, leraressen Frans en
wiskunde, vooral mee waren omdat een groep met veel meisjes nu
eenmaal vrouwelijke begeleiders vereiste. Sinds gistermiddag had
hij echter beter moeten weten. Op het Piazza della Signorina wees
hij op de typische renaissancekenmerken van de beelden. Hij vergat
echter te vertellen dat Michelangelo’s David, waar de meisjes zo
veel belang- stelling voor hadden, en het beeld van Judith van
Donatello, niet toevallig op het plein voor het Palazzo Vecchio
stonden. Ze beli- chaamden de vrijheid van de republiek Florence in
haar bloeitijd. David bevrijdde de Joden van de Filistijnen door de
reus Goliath te verslaan en Judith bevrijdde haar volk van de tiran
Holofernes. Agnes, onze lerares Frans, merkte op dat Franks verhaal
niet com- pleet was en vulde het aan. Ze wees ons ook op het
stadswapen van Florence, links van het paleis, een leeuw – symbool
van kracht – en lelies. Frank stond er wat schutterig bij, niet
gewend om de regie uit handen te geven.
Vandaag, in de Santa Croce, werd hem voor de tweede keer de les
gelezen. We liepen met de hele groep langs de imposante grafmonu-
menten van Michelangelo, de dichter Dante, de componist Rossini, de
schrijver Machiavelli en de wetenschapper Galilei. Midden in de
kerk verzamelde Frank ons om zich heen.
‘Als ik zo rondkijk en me realiseer dat al die grootheden uit de
wereldgeschiedenis hier gestorven en begraven zijn, dan doet me dat
iets, dan voel ik me klein worden,’ zei hij. ‘Neem me niet kwalijk,
Frank,’ zei Agnes. ‘Maar wat je zegt klopt niet helemaal. Dante
stierf in Ravenna en ligt daar ook begraven. Hier staat alleen een
monument voor hem. En Michelangelo is hier ook niet gestorven. Zijn
lichaam is na zijn dood hierheen gebracht in opdracht van
groothertog Cosimo I, jou uiteraard wel bekend.’ We luisterden
geïnteresseerd, niet zozeer vanwege de inhoude- lijke kant van de
zaak, maar vooral omdat de belerende manier
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
waarop Agnes hem corrigeerde, bevestigde dat er tussen de begelei-
ders wat spanning begon te ontstaan.
Tijdens het bekijken van de over de kerk verspreide fresco’s van
Giotto, ontaardde die in een vorm van rivaliteit, waarbij ze elkaar
probeerden te overtroeven met kennis over de schilderkunst van de
vroegrenaissance. Na bijna twee dagen kunst en cultuur had dit op
ons het effect van een overdosis. Verveelde blikken, gapende mon-
den en een groeiende weerstand tegen de verplichting om morgen
opnieuw allerlei kerken met kunstwerken te moeten bezoeken. Hoewel
ik van alles wat ik zag genoot, werd het mij ook een beetje te
veel. Gelukkig kregen we voor het avondeten nog wat tijd om te
winkelen. Ik had daar niet zoveel zin in en ben naar mijn kamer ge-
gaan om dit op te schrijven. Misschien ga ik vanavond wel mee naar
een van de vele terrassen die de stad rijk is om wat met mijn
klasge- noten te drinken.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
FILES OP DE WEG, GEEN PARKEERPLAATS TE VINDEN. Het stortre- gent
als Iris haar auto eindelijk kwijt is. Samen met Joyce onder één
paraplu haast ze zich naar de ingang van het crematorium. De
ontvangstruimte blijkt verlaten, op een in grijs en zwart ge- klede
medewerker na die meedeelt dat de herdenkingsdienst voor Van Velzen
zojuist is begonnen. Gedienstig opent hij de deur van de aula voor
hen.
Zo zacht mogelijk schuifelen ze naar binnen. Op de achterste rij
zijn nog een paar stoelen vrij. Nieuwsgierige ogen, vragende
blikken, niemand weet wie ze zijn. Twee onbekende jonge vrouwen die
plot- seling opduiken om aan Niels hun laatste eer te bewijzen,
geven aanleiding tot speculaties, leest ze af aan de gezichten. Als
ze Joyce aankijkt ziet ze dat op haar gezicht een glimlach speelt
die niet past bij de ernst van het moment. Joyce denkt hetzelfde
als zij. Niels mag dan getrouwd zijn geweest en kinderen hebben
gehad, zijn wilde haren was hij blijkbaar nog niet kwijt.
Achter de katheder, naast de met bloemen overdekte kist, houdt een
zwaar geëmotioneerde man een toespraak. ‘Een wreed en onver- wacht
einde aan het jonge leven van onze geliefde zoon… een zware slag
voor zijn vrouw en kinderen… een toegewijde echtgenoot en vader…
steun bij de verwerking, die pas volledig kan zijn als de dader
wordt gearresteerd en berecht… opgroeien in een wereld vol onrecht
en geweld zonder op hun vader terug te kunnen vallen… Niels regelde
zijn eigen zaakjes wel, kon de hele wereld aan… tot hij
vastgebonden op de rails werd gelegd.’ De stem stokt, kan de af-
scheidswoorden die hadden moeten komen niet meer uitspreken. Een
vrouw, waarschijnlijk zijn echtgenote, komt naar voren en leidt hem
bij het spreekgestoelte weg. Een jongere man neemt zijn plaats in.
‘Samen met mijn broer de zaak opbouwen… er was nog zo veel
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina te
doen… alle steun aan de politie om uit te zoeken wie de afzender
van de brief was…’
Iris verstijft. Joyce knijpt hard in haar arm. Ze kan een kreet van
schrik niet onderdrukken. Mensen die zich omkeren, verstoorde
blikken. Opeens voelt ze zich te veel. Zo beheerst mogelijk staat
ze op en loopt de aula uit. In de ontvangstruimte haalt ze een keer
diep adem. Achter haar gaat de deur weer open. Niet Joyce, zoals ze
ver- wachtte, maar een man komt naar buiten, gekleed in een zwarte
broek, een grijs met wit gestreept overhemd en een grijs colbert.
Er hangt een donkerblauwe regenjas over zijn arm. Hij haalt een
legiti- matiebewijs uit zijn binnenzak.
‘Huizinga, recherche,’ stelt hij zich voor, ‘afdeling ernstige
delicten.’ Ze werpt een vluchtige blik op het fotootje van zijn
legitimatiebe- wijs. Een jongere uitgave. De man voor haar kijkt
vermoeider en heeft, voor zover je dat met een foto kunt
vergelijken, meer lijnen in zijn gezicht. Grijsblauwe ogen,
zandkleurig, kortgeknipt haar en een gezet postuur, enigszins
buikig zelfs.
‘Iris Lijesen.’ Ze geeft hem een hand.
‘Mag ik vragen wat uw relatie tot de overledene is?’ ‘Ik ken hem
uit onze schoolperiode, een oud-klasgenoot dus. Ik schrok me rot
toen ik hoorde wat hem is overkomen.’ ‘Begrijp ik daaruit dat u
geen contact meer met hem had?’ ‘Is dit een ondervraging?’
Hij houdt haar blik vast terwijl hij zijn legitimatiebewijs terug-
stopt in zijn binnenzak. ‘Zo zou u het kunnen zien, ja.’ De deur
van de aula gaat weer open. Rouwende familieleden en vrienden komen
naar buiten, met strakke, witte gezichten, sommi- gen met sporen
van tranen. Gesproken wordt er niet. Hier en daar klinkt een snik.
Het gezelschap steekt de hal over naar de koffieka- mer, die door
een koperkleurig bordje op de deur wordt aangegeven. Een enkeling
blijft even hangen, twee mannen gaan naar buiten, klaarblijkelijk
om een sigaretje te roken. ‘Gaat het, Iris?’ Joyce ziet bleker dan
zo-even en maakt een onrus- tige, gespannen indruk. Ze kijkt
vragend naar de rechercheur. ‘Huizinga, recherche,’ stelt hij zich
opnieuw voor. ‘Bent u ook een vriendin van vroeger?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Dit is Joyce den Hartogh.’
‘Vriendin is een wat groot woord. Heb jij dat verteld, Iris?’ ‘Ik
heb alleen gezegd dat ik Niels ken uit onze schoolperiode.’ Ze
richt zich weer tot rechercheur Huizinga. ‘Zullen we een plek zoe-
ken waar we even rustig kunnen praten?’ stelt ze voor. Huizinga
kijkt van de een naar de ander, vraagt zich ongetwijfeld af wat de
reden is van haar verzoek, probeert ook in te schatten of het hem
iets oplevert.
‘Goed,’ zegt hij dan. ‘Laten we teruggaan naar de aula. Zo te zien
was dit vandaag de laatste bijeenkomst, dus daar is niemand meer.’
De kist staat er nog wel. Iris huivert als ze ernaar kijkt. Aan wat
erin zit, aan wat er van Niels is overgebleven, wil ze niet denken.
Rust zacht, lieve papa staat met gouden letters op het lint
dat aan een
grote krans is bevestigd. Haar blik glijdt langs een tweetal andere
teksten op linten. Lieve Niels, we zullen je missen.
Waarschijnlijk van zijn ouders. Goede reis, salut. Vrienden
van een sportclub misschien. Huizinga verschuift een paar stoelen
zodat ze tegenover elkaar kunnen zitten. Hij wendt zich tot Iris.
‘Waarover wilde u met me praten?’
Ze laat haar ogen nog een keer over de kist gaan en kijkt dan de
rechercheur aan. ‘We hoorden zojuist dat Niels een brief heeft ge-
kregen van een onbekende. Dat was een schok voor ons. Joyce en ik
hebben namelijk ook een brief van een onbekende gekregen.’ De
mededeling komt als een volslagen verrassing. ‘En dan te be- denken
dat ik heb geaarzeld om hierheen te gaan,’ zegt hij. ‘Uit er-
varing weet ik dat het zeer op prijs wordt gesteld als ik mijn
medele- ven toon door op een moment als dit aanwezig te zijn,’
verduidelijkt hij. ‘Er zit natuurlijk een beroepsmatige kant aan:
je weet nooit of er misschien iemand opduikt die het onderzoek
verder kan helpen, zoals nu blijkbaar het geval is. Voor we verder
praten: wilt u nog van de gelegenheid gebruikmaken om de familie te
condoleren?’ ‘Daar kwamen we niet voor. De familie kent ons toch
niet,’ zegt Iris. Ze schrikt omdat een vreemde, hoge zoemtoon
volkomen onver- wachts de aula vult. De doodskist op het podium
begint te bewegen. Joyce kijkt met opengesperde ogen naar de kist,
die langzaam naar beneden zakt.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Huizinga draait zijn stoel om het beter te kunnen zien. Het is een
onwerkelijk schouwspel, dat zonder het geluid van een zacht
brommende motor onderdeel van de sinistere act van een illu-
sionist zou kunnen zijn.
Door een zijdeur naast het podium komt een man binnen. ‘Er was mij
niet verteld dat er nog iemand in de aula was,’ zegt hij veront-
schuldigend. ‘Bent u familie van de overledene?’ ‘Nee,’ zegt
Huizinga. ‘Gaat u gerust verder met uw werk.’ De man knikt en
verzamelt bloemen en kransen voordat de kist helemaal is weggezakt.
‘Die worden niet mee verbrand,’ verduide- lijkt hij. Daarna
verdwijnt hij door dezelfde deur als waardoor hij is
binnengekomen.
Blijkbaar draait hij daar opnieuw aan een schakelaar, want twee
vloerplaten schuiven automatisch over de kist naar elkaar toe over
de ontstane opening. In het midden raken ze elkaar, met een kort,
droog geluid dat door de lege aula galmt. Het podium oogt alsof er
nooit een kist heeft gestaan, alsof er nooit een gat in de vloer
heeft gegaapt.
Iris heeft het proces ademloos gevolgd. Joyce haalt een zakdoek uit
haar tas en snuit haar neus.
‘Tja,’ zegt Huizinga. ‘Zo verdwijn je wel erg letterlijk uit het
leven.’ Hij verschuift zijn stoel weer, zodat hij Iris en Joyce kan
aankijken. ‘Niels van Velzen was dus geen intieme vriend, na jullie
schooltijd is er geen contact meer geweest en zijn familie kennen
jullie niet. Toch hadden jullie een reden om hier te komen,’ denkt
hij hardop. ‘Jullie hebben een brief ontvangen van een onbekende,
met een waarschuwing of een dreigement, naar ik aanneem. In de
krant lazen jullie dat een oud-klasgenoot op gruwelijke wijze om
het leven is gebracht. Zou hij ook een brief hebben ontvangen,
vroegen jullie je meteen af. Op zijn crematie hoopten jullie daar
een antwoord op te krijgen. Heb ik het zo juist samengevat?’ ‘Daar
wilden we inderdaad achter zien te komen,’ bevestigt Iris. ‘Waarom
bent u niet meteen naar de politie gegaan toen u een dreigbrief
kreeg?’
‘Omdat het nauwelijks een dreigbrief is te noemen, althans die van
mij.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘En de uwe?’ Huizinga kijkt naar Joyce.
‘Meer dan die van Iris. Het is zo’n vreemde tekst, heel dreigend,
als je er goed over nadenkt.’
Hij kijkt afwachtend, zijn hoofd enigszins scheef. ‘Wat stond er
precies in?’ vraagt hij als Joyce blijft zwijgen. ‘Leest u zelf
maar.’ Joyce maakt haar handtas open en haalt de en- velop
eruit.
Hij neemt hem met professionele omzichtigheid van haar aan. ‘Ik zal
hem laten onderzoeken door de technische recherche, al zullen
vrijwel alle sporen inmiddels wel gewist zijn.’ Voorzichtig haalt
hij het A4’tje uit de envelop en vouwt het open. Aandachtig bekijkt
hij het knipsel en de tekst.
‘Onbegrijpelijke woorden,’ zegt hij dan. ‘Weet u wat ze beteke-
nen?’
‘Ja, het is een bijbeltekst.’
‘Een bijbeltekst?’ Hij kijkt verrast op. ‘In de brief die de heer
Van Velzen kort voor zijn dood kreeg, stond ook een bijbeltekst.’
Met een verschrikt gezicht kijkt Joyce Iris aan. ‘Zijn brief
eindigde met: Nog achttien dagen. Hier lees ik: Nog
elf dagen. Wanneer hebt u deze brief precies
ontvangen?’
‘Zondag. Iemand heeft hem in mijn brievenbus gestopt.’ ‘Zondag, dat
was de zeventiende november. Nog elf dagen bete- kent dus dat er op
de achtentwintigste iets zou moeten gebeuren. Niels heeft de brief
ook op een zondag ontvangen, de tiende novem- ber, om precies te
zijn.’
‘En ik vrijdag,’ zegt Iris.
‘De vijftiende. Ik neem aan dat er bij u Nog dertien dagen
op staat.’ Ze knikt bevestigend. Hij verwacht blijkbaar niets
anders, want het knipsel heeft alweer zijn volledige aandacht.
‘Wilt u me vertellen wat deze woorden betekenen?’ vraagt hij na
enige tijd.
Als Joyce aan het slot van haar uitleg ‘uw dagen zijn geteld’ zegt,
voelt Iris weer een huivering over haar rug kruipen, net als
maandag in het eethuis, toen ze die woorden voor de tweede keer
hoorde. ‘Dat lijkt inderdaad een dreigement,’ zegt rechercheur
Huizinga. ‘Hoe luidt de tekst op uw brief?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid,’ antwoordt Iris
prompt. ‘Het verwijst naar onze nietigheid, de nietigheid van het
bestaan. Ik heb het opgezocht.’
Hij vraagt gelukkig niet verder naar het knipsel. Ze hoeft het ge-
heim van haar derde tepel nog niet prijs te geven. ‘Ik zou uw
envelop met het knipsel zo snel mogelijk willen heb- ben.’
Hij kijkt hen om de beurt strak aan. ‘U moet het me niet kwalijk
nemen dat ik zo direct ben. Het is van het grootste belang dat u
dit niet te licht opvat.’
‘Dat doe ik ook niet.’ Joyce ziet inmiddels lijkbleek. ‘Tot vandaag
was ik nog geneigd om die brief niet te zwaar op te nemen, maar nu
ik weet dat Niels…’ Ze schuift zenuwachtig heen en weer op haar
stoel, en veegt dan met een hand langs haar ogen. ‘Geeft u ons
poli- tiebescherming? Ik ben doodsbang geworden,’ fluistert ze dan.
‘Dit overvalt me nogal. Daar heb ik nog niet over nagedacht,’ zegt
Huizinga. ‘Wat ik mij afvraag…’ Hij kijkt naar Iris die aan een
ring om haar middelvinger zit te wriemelen. ‘Blijkbaar is er in het
verle- den iets gebeurd wat met dit drama en deze brieven te maken
heeft. Jullie weten daar meer van, anders waren jullie niet hier,
bij de cre- matie van een oud-klasgenoot. Vertel me alstublieft wat
er zich heeft afgespeeld, met de namen van alle betrokkenen. Met
die infor- matie is de afzender misschien snel te traceren en
hebben jullie geen politiebescherming nodig.’
‘Ik dacht zondagavond dat ik werd gevolgd,’ zegt Iris opeens. Het
lijkt of de woorden van de rechercheur langs haar heen zijn gegaan.
‘Een donkere auto. Hij bleef volgens mij met opzet achter me han-
gen. Toen ik de parkeergarage in reed, zat hij vlak achter me,
hield even in en reed toen door. Ik ben ook doodsbang geworden.
Alstu- blieft, geeft u ons bescherming,’ vraagt ze, bijna smekend.
‘U hebt mijn vraag nog niet beantwoord. Wat is er in het verleden
gebeurd dat aanleiding kan zijn voor dit drama?’ dringt Huizinga
aan. ‘Als ik dat weet kan ik inschatten hoe ernstig de dreiging
werke- lijk is.’
‘Dat is juist het probleem.’ Ze wisselt snel een blik van verstand-
houding met Joyce.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Die schudt bijna onmerkbaar met haar hoofd. Zij wil ook niet dat ze
zomaar alles vertelt. Daarvoor is het te persoonlijk, te intiem.
Voor Joyce geldt dat in nog sterkere mate dan voor haar. Toch mag
ze de rechercheur geen informatie onthouden. Wat is wijsheid? Ze
weet het niet, wel dat de schaamte nog niet voorbij is, dat de
afwe- ging tussen wat ze wel en niet wil vertellen er een is tussen
twee kwaden, van heel verschillende orde.
‘Er is inderdaad iets gebeurd met iemand met wie zowel Niels, Joyce
als ik iets hebben meegemaakt, iets wat hem nogal heeft aan-
gegrepen. Toch kunnen de knipsels onmogelijk van hem afkomstig
zijn. Hij is namelijk al tien jaar dood.’ ‘De jongen om wie het
ging heeft zelfmoord gepleegd door voor een trein te springen,’
vult Joyce aan. ‘In ons eindexamenjaar.’ Het blijft lang stil.
Huizinga staart naar de plek waar de kist heeft gestaan, alsof hij
er zich een voorstelling van wil maken hoe de res- tanten van
iemand die onder een aanstormende trein het leven heeft gelaten,
eruitzien.
‘Dus daarom zijn jullie op het idee gekomen dat de moord op Van
Velzen iets met vroeger te maken heeft,’ zegt hij ten slotte. ‘Maar
het overtuigt me er nog niet van dat de knipsels en de teksten die
jullie hebben ontvangen per se iets met vroeger te maken hebben.
Het maakt me alleen duidelijk dat er iets is gebeurd waar jullie
aan moes- ten denken toen jullie die brieven kregen, iets wat
ernstig genoeg was om iemand ertoe aan te zetten zelfmoord te
plegen.’ ‘Dat laatste is niet waar,’ zegt Iris beslist. ‘Iedereen
wordt wel eens gepest, iedereen moet teleurstellingen verwerken.’
‘Het ging dus om een pesterij?’
‘Ja, maar volgens ons was hij er snel overheen,’ zegt Joyce. ‘U
wilt niet weten hoeveel vriendinnen hij daarna heeft gehad.’ Op het
gezicht van Huizinga verschijnt een glimlach. ‘Ach ja, schooltijd,
vriendjes en vriendinnetjes, puberliefdes, heftige emoties dus.
Maar waren die zo heftig dat ze tien jaar later het motief kun- nen
zijn voor moord en bedreiging? Dat lijkt me te vergezocht. Bo-
vendien leeft het slachtoffer niet meer. Dat maakt het nog onwaar-
schijnlijker. Blijven de knipsels met die vreemde teksten over als
concrete aanknopingspunten. Ik zal ze door een deskundige in
hun
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
context laten plaatsen, misschien levert dat iets op. De afzender
doet niet voor niets zo veel moeite om zulke niet alledaagse
bijbelteksten te versturen. Hij wil er iets mee duidelijk maken,
maar wat?’ Hij wendt zich tot Iris. ‘Kunt u ervoor zorgen dat ik uw
brief morgen in mijn bezit krijg?’
‘Ik kan hem na mijn werk komen brengen.’ Hij schudt zijn hoofd.
‘Dat vind ik te laat. Waar werkt u?’ Iris bukt zich om haar tas te
pakken, haalt haar visitekaartje te- voorschijn en geeft het
hem.
‘Laten we maar meteen contactgegevens uitwisselen,’ zegt hij met
een innemende glimlach. ‘Alstublieft. Het bureau waar u mij kunt
bereiken, met telefoonnummer. Ik stel voor dat u de brief meeneemt
naar uw werk. Ik zal mijn collega, Emelie Durieux, vragen hem
morgenochtend bij u op te halen. Ze maakt deel uit van het team dat
aan de zaak werkt en het lijkt me goed dat zij ook met u spreekt.’
‘Begrijp ik dat we geen politiebescherming krijgen?’ vraagt Joyce
verontwaardigd.
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik wil eerst een beter beeld van de zaak
hebben.’ Hij overhandigt ook Joyce zijn kaartje. ‘Zodra er ook maar
iets is waardoor u zich bedreigd voelt, of als u weer een brief
ont- vangt, dan kunt u mij bellen op mijn 06-nummer, dag en nacht.
Dat moet voorlopig voldoende zijn.’
Daar zijn ze weer, voor de gelegenheid stemmig gekleed, zoals hij
van zijn acteurs verwacht. Om beter te kunnen zien veegt hij met
zijn mouw de wasem van zijn voorruit.
Nummer twee in een zwartleren jack, een zwarte rok en hoge zwarte
laarzen; nummer drie in een grijs mantelpakje met visgraat- motief
en zwarte schoenen met hoge hakken, iets minder somber, maar zeker
getuigend van respect voor de overledene, respect dat hij niet
verdient, en dat moet ze weten. Zij zeker! Nummer twee en drie op
de crematie van nummer een, ter oriën- tatie, ook al hebben ze geen
idee van de kruisgang die hij voor hen heeft uitgestippeld. Zij
kennen het vervolg van het script nog niet. Tot nu toe hebben ze
zich er vrij nauwkeurig aan gehouden, tot en met hun gezamenlijke
bezoek aan deze crematieplechtigheid. Het
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina stemt hem tot tevredenheid dat hij goed heeft ingeschat hoe ze zou- den reageren op de dood van Niels van Velzen. En zouden ze uit zichzelf geen contact met elkaar gezocht hebben, dan zou hij hen wel een duwtje in de goede richting hebben gegeven. Als ze wegrijden start hij zijn auto. Het is bijna een gewoonte ge- worden om hun gangen na te gaan. Niet dat hun bezoek aan het cre- matorium van veel belang was. Vaste patronen in hun dagindeling, daar gaat het hem om. Hij was er vooral nieuwsgierig naar of ze on- verhoopt een wijziging in het script zouden aanbrengen. Nu dat niet het geval is voelt hij zich geruster over de finale, de apotheose van de ultieme gerechtigheid.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dagboek van Sander, 6 juni, eerste deel
Omdat we vanochtend de lange rij wachtenden bij het Uffizi-museum
voor wilden zijn, zaten we al om zeven uur aan het ontbijt, de
meesten van ons met slaperige gezich- ten, want niemand had
gisteravond voor één uur zijn bed gezien, tot ergernis van Frank.
Hij was niet meegegaan naar het terras op het Piazza Santa Maria
Novella. Met uitzicht op een plantsoen en de mooi verlichte kerk
waar het plein naar genoemd is, genoten we van een heerlijke,
zwoele avond en de onvermijdelijke drank. Daar heb ik besloten om
in mijn dagboek niet alleen klasgenoten toe te laten met wie ik een
prettige ervaring heb gedeeld, of met wie ik kan omgaan zonder me
voortdurend van mijn uiterlijk bewust te zijn. Anders zou mijn
verslag incompleet worden en niet te begrij- pen zijn voor iemand
die het misschien ooit onder ogen krijgt. Uit de gesprekken
gisteravond bleek dat niemand er zin in had om voor de derde
achtereenvolgende dag langs kerken en kunstwer- ken te sjouwen. Er
werden allerlei manieren bedacht om daaraan te ontkomen. Een ervan
kwam van Niels, de luidruchtigste en branie- achtigste jongen uit
de groep. Hij stelde voor om ons morgenoch- tend collectief te
verslapen. Het zou voor Frank een lesje zijn, meende hij. Op ons
voorstel om vandaag de toren van Pisa te bekij- ken en daarna naar
het strand te gaan, had Frank niet willen ingaan. Het programma
stond vast, zei hij. Hij verweet ons gebrek aan be- langstelling,
onwaardig voor vwo-leerlingen. Toen zijn collega’s voorzichtig onze
kant kozen, wond hij zich zo op dat Agnes hem schouderophalend de
rug toekeerde en duidelijk hoorbaar ‘mis- plaatst fanatisme’
mompelde.
Het plan van Niels had als bezwaar dat we er ook onze begeleid-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
sters mee zouden treffen. We konden de leraressen in het complot
opnemen, vond Niels. Zij vonden het ook niets om naar de pijpen van
Frank te moeten dansen, dat hadden we allemaal gemerkt. Hij stelde
voor om met Ingrid, onze lerares wiskunde, te gaan praten. Wedden
dat hij haar kon overhalen… Dat was Niels ten voeten uit. Hij
twijfelde er niet aan dat hij Ingrid – ze is pas zevenentwintig
jaar en onze jongste lerares – met zijn innemendheid en zijn charme
zou kunnen overhalen om met ons mee te doen. Dat hij er meteen een
weddenschap aan wilde verbinden had te maken met een populair en
fascinerend spel, dat steeds meer klasgenoten in zijn greep kreeg,
zeker nu ze op zoek waren naar ander vermaak dan kunst en cultuur.
Het fijne weet ik er nog niet van, maar de merkwaardige belangstel-
ling gisteren voor water dat onder bruggen stroomt, schijnt daar
ook mee te maken te hebben.
Ik dwaal echter af. We zaten dus vanochtend vroeg met chagrij- nige
gezichten aan het ontbijt. Slechts één van de plannen die gis-
teravond waren bedacht had volgens de meerderheid kans van sla-
gen. Het kon pas vanochtend worden uitgevoerd, en ik zou er een
hoofdrol in spelen, voor het eerst van mijn leven. Het was een be-
denksel van Iris. Ik vertel maar meteen dat ik haar meer dan bewon-
der, en niet alleen vanwege haar knappe, bijna klassieke uiterlijk.
Ze is het enige meisje dat niet langs mij heen kijkt als ze met me
praat, dat haar ogen vrijelijk over mijn gezicht laat gaan en me
daarna met haar mooie ogen rustig blijft aankijken. ‘Wat de een te
veel krijgt, krijgt de ander te weinig,’ heeft ze een keer tegen me
gezegd. ‘Van mij had het eerlijker verdeeld mogen worden.’
Al liet ze me zo weten dat ze me aardig vond, ik begreep dat ze
voor iemand als ik onbereikbaar bleef.
‘Als jij kans ziet om Frank wijs te maken dat het morgen nog zon-
nig en warm weer is en dat het de dagen daarna gaat regenen, dan is
er ten minste een zinnig argument om het programma om te gooien. Ik
weet zeker dat Agnes en Ingrid dan ook morgen naar het strand
willen in plaats van op de laatste dag van onze excursieweek.’ ‘Wat
zet je erop in?’ probeerde Niels.
Iris negeerde hem met een hooghartigheid die ik niet van haar
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
had verwacht. Waarschijnlijk wilde ze Niels er iets mee duidelijk
maken. Sinds gisteren slooft hij zich nogal opvallend uit om bij
haar in het gevlei te komen. Bij vrijwel ieder ander meisje zou hij
daar snel succes mee hebben geboekt. Met Iris wilde het blijkbaar
niet erg vlotten.
‘Ik hoef Frank misschien niet eens wat wijs te maken,’ zei ik. ‘De
wind is aan het krimpen, gaat waarschijnlijk uit het noorden
waaien, en brengt koude lucht vanaf de bergen hierheen. Bovendien
is de luchtdruk –’
‘Bespaar ons de details, die vertel je morgen maar aan Frank,’ on-
derbrak Niels me korzelig.
Zojuist bleek dat Iris het goed had ingeschat. Hoewel het hem
moeite kostte gaf Frank toe dat het, als de weersvooruitzichten in-
derdaad slecht waren, beter zou zijn om het programma om te gooien.
Voor de zekerheid wilde hij een second opinion, en die kreeg hij
nadat de hotelier voor hem een ochtendkrant had geraadpleegd. De
kans op regen was minder groot dan ik had voorspeld, maar ik had
wel gelijk dat er na vandaag een weersomslag kwam. De tempe- ratuur
zou flink dalen en een middagje zonnen op het strand zat er dan
niet meer in. En dus gaan we straks naar Pisa en vervolgens naar
een strand daar niet ver vandaan, niet alleen tot onze opluchting,
maar ook die van Franks collega’s. Omdat er nu geen tijdsdruk meer
is, vertrekken we pas om tien uur.
Ik heb de tussenliggende tijd benut om over gisteravond en het te
vroege ontbijt te schrijven. Over een halfuur vertrekt de bus. Het
beklemt me hoe langer hoe minder om samen met anderen iets te
ondernemen, om deel uit te maken van een groep, met dank aan mijn
weerstation, en aan Iris.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
NEE, ZE VERGIST ZICH NIET DEZE KEER, ZE WORDT GEVOLGD, DOOR
DEZELFDE AUTO ALS ZONDAG. De bestuurder houdt goed af- stand en
zorgt ervoor dat er steeds een paar auto’s tussen hen in rij- den.
Het is onmogelijk om zijn kenteken te lezen. Het zweet breekt haar
uit. Ze klemt haar handen om het stuur en slaat links af. Wat moet
ze doen? In films zie je vaak dat iemand kans ziet om een
achtervolger af te schudden. Voor haar is dat niet weggelegd; ze
raakt beslist de macht over het stuur kwijt en knalt er- gens
tegenaan. Wat heeft het trouwens voor zin? De bestuurder van die
auto moet allang weten waar ze woont. Waarom blijft hij dan achter
haar aan rijden? Ze wordt er onzeker van, en bloednerveus. Ze
verlaat de rondweg, slaat bij de rotonde rechts af en rijdt door
het tunneltje. Als ze naar links draait realiseert ze zich dat het
even duurt voordat hij er ook is. Zal ze stoppen, durft ze dat?
Vanaf de andere kant naderen twee auto’s. Een man loopt met zijn
hond op het trottoir. Wat kan haar gebeuren? Abrupt trapt ze op de
rem. Ze staat nog niet stil of de auto komt de tunnel uit. Het
lijkt erop of hij ook links af zal slaan. Ze slaakt een zucht van
verlichting als hij de andere kant op rijdt. Waarom is ze niet
dichter bij de tunnel gestopt, dan had ze misschien een glimp van
de bestuurder opgevangen, of de kentekenplaat kunnen lezen.
Als ze verder rijdt blijft ze in haar achteruitkijkspiegel kijken.
De auto duikt niet op. Zou ze zich toch hebben vergist, paranoïde
wor- den, in elke donkere auto die een paar minuten achter haar
rijdt een achtervolger zien?
Opgelucht rijdt ze even later de parkeergarage in en zet haar auto
op zijn plek. Als ze is uitgestapt en naar de lift wil lopen, komt
plot- seling een man in een lange jas achter een pilaar vandaan,
precies op haar looproute. Hij loopt terug en wordt door de pilaar
weer aan het
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
oog onttrokken. Stokstijf blijft ze staan en kijkt of ze hem ziet.
Wat spookt hij hier uit? Het kan onmogelijk haar achtervolger zijn.
Waarom ziet ze hem niet naar de lift lopen, of waarom stapt hij
niet in één van de geparkeerde voertuigen? Ze hoort niets, geen
voetstap, geen kraakje, helemaal niets.
Opnieuw vervloekt ze de parkeerplek die haar is toegewezen. Ze
durft niet naar de lift te lopen. Bevend haalt ze haar mobieltje
uit haar tas en toetst Renates voorkeuzenummer in. Shit, geen ont-
vangst in deze betonnen bunker. Wat nu? Zolang ze niet weet waar
die man is gebleven, verzet ze geen stap. Gespannen luistert ze.
Hier klopt iets niet. Ze moet hier weg, onmiddellijk. Bliksemsnel
stapt ze weer in haar auto en start de motor. Achteruitrijden,
draaien en met de pijlen mee naar de uitgang, langs de plek waar ze
de man net zag. Ze drukt de knop voor de centrale deurvergrendeling
in en scha- kelt naar de tweede versnelling, maar moet vrijwel
direct boven op haar rem staan. Vanachter de pilaar is hij te
voorschijn gesprongen, vlak voor haar auto. Met een wijd gebaar
slaat hij zijn jas open, een pronkende pauw zonder veren. De
situatie windt hem blijkbaar zo op dat zijn geslacht een saluut
brengt. Als ze niet zo gespannen was geweest had ze waarschijnlijk
meewarig haar hoofd geschud. Nu ontlaadt de spanning zich in woede.
Ze drukt langdurig op de claxon, steekt haar middelvinger op – een
gebaar dat ze anders nooit maakt – en geeft meer gas dan nodig is
om langs hem te komen. Hij maakt een buiging alsof hij applaus
verwacht voor zijn optreden. Een zielige dwaas, waarschijnlijk niet
gevaarlijk. Toch denkt ze er niet aan om haar auto weer op zijn
plek te zetten en langs hem naar de lift te lopen. Geïrriteerd
rijdt ze naar buiten, par- keert haar auto langs de stoeprand en
belt alsnog naar Renate. Max neemt op. Stamelend legt ze uit wat er
aan de hand is. Hij komt di- rect naar beneden om haar te
escorteren, met als wapen een plan- tenspuit die zo is af te
stellen dat hij een harde straal kan produce- ren. Zijn schaterlach
galmt in haar oor. Dit is precies wat ze nodig heeft. Ze lacht met
hem mee, zegt dat ze op haar parkeerplek op hem zal wachten.
Als ze even later het contactsleuteltje omdraait om de motor af te
zetten, is de potloodventer nergens meer te bekennen. Toch
slaakt
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ze
een zucht van verlichting als ze Max aan ziet komen. Haar weer- zin
tegen de lugubere parkeergarage begint zo langzamerhand trau-
matische vormen aan te nemen. Ze moet er niet aan denken dat de
verlichting een keer uitvalt terwijl ze op weg is naar de lift.
‘Waar is hij gebleven?’ vraagt Max met een brede grijns op zijn
gezicht. Hij houdt de plantenspuit demonstratief omhoog en richt
hem op haar voorruit. Een waterstraal kletst ertegenaan. ‘Ik had
zijn smoel wel eens willen zien.’
‘Die mafkees zorgt er anders wel voor dat ik me hier nog minder op
mijn gemak voel dan anders.’
‘Inderdaad geen prettig oord voor een vrouw alleen,’ beaamt hij om
zich heen kijkend. Ondeugende ogen, lichtblozende wangen, een
lachende mond; de binnenpret over wat hij heeft gemist straalt van
hem af. Hij heeft hier ook weinig te vrezen. Met zijn forse, im-
ponerende gestalte lijkt hij meer op een bokser dan op een arts.
Mijn lijfwacht, noemt Renate hem wel eens gekscherend. Ze zou op
dit moment graag met haar vriendin willen ruilen. Alleen op dit mo-
ment...? Terwijl ze naar de lift lopen werpt ze een blik op Max.
Mist ze dat echt, iemand met wie ze rekening moet houden bij alles
wat ze doet? Los-vaste vrienden, af en toe uitgaan, bij
uitzondering blij- ven slapen, heel selectief uiteraard, zich
vooral niet binden… De prettige spanning van een afspraakje met
iemand die ze niet kent, zoals morgenavond met Tim. Dat ze daar pas
weer aan denkt terwijl ze met Max op de lift staat te wachten…
Logisch, er is vandaag te veel gebeurd om bij leuke dingen stil te
staan. Tim heeft, net als Max, donker haar, alleen zonder
krulletjes. Die zouden ook niet bij hem passen, terwijl ze Max
juist iets charmants geven. ‘Je vertelde net dat je van een
crematie komt. Heb je daarna al ge- geten?’ vraagt Max als de lift
naar boven glijdt. ‘Nee.’
‘Heb je zin om met ons mee te eten?’
‘Graag. Ik heb nogal wat te vertellen.’
‘Nare dingen soms?’
‘Waarom vraag je dat?’
‘Sorry dat ik het zeg, Iris, maar de stress komt zo ongeveer uit je
oren. Je staat stijf van de spanning, dat merk ik aan je manier van
be-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
wegen, van praten… Je had jezelf moeten horen, net door de tele-
foon.’
‘Ik ben niet op consult, hoor,’ reageert ze geprikkeld. Hij trekt
een wenkbrauw op. ‘Je hoeft geen arts te zijn om dat te kunnen
vaststellen. Heeft het soms met die rare brief te maken die je hebt
ontvangen?’
‘Wat heeft Renate je daarover verteld?’
‘Iets over een knipsel en een vreemde tekst over ijdelheid en dat
er nog dertien dagen over zijn.’
Ze knikt. Ze heeft haar vriendin na zaterdag niet meer gesproken.
Renate weet nog niet dat Joyce ook een rare brief heeft ontvangen
en dat ze vanmiddag met haar naar de crematie van Niels van Velzen
is geweest. Waarschijnlijk heeft ze het krantenartikel over de
moord niet gelezen, anders had ze er wel over opgebeld. De lift
stopt bij de tiende verdieping en traag schuiven de deuren open.
Max maakt een uitnodigend gebaar.
‘Lekker eten, een goed glas wijn erbij, een prettig gesprek en je
voelt je weer een stuk beter,’ zegt hij met een innemende glimlach.
Renate heeft een heerlijke preischotel gemaakt, alsof ze wist dat
ze zou mee-eten. Normaal gesproken zou ze ervan hebben genoten, nu
is zelfs haar smaakgevoel van slag. Tijdens het eten vertelt ze dat
Joyce ook een brief heeft ontvangen, van dezelfde afzender. Daarna
doet ze verslag van haar bezoek aan het crematorium en het gesprek
dat Joyce en zij hebben gevoerd met rechercheur Huizinga. Ze doet
haar best om niet te laten merken hoe het haar allemaal aangrijpt.
Pas als ze met een kop koffie op de bank zitten, bekent ze dat ze
zó bang is geworden dat ze om politiebescherming heeft ge- vraagd
en legt ze uit waarom ze het angstige gevoel heeft dat ze in de
gaten wordt gehouden door iemand die in een donkere auto rijdt, en
hoe hij haar is gevolgd.
‘Er rijden zo veel donkere auto’s, Iris,’ zegt Renate opbeurend. Ze
roert in haar koffie en wisselt een blik met Max. ‘Je zei toch dat
de auto van vanmiddag na het tunneltje de andere kant is opgereden,
en dat die van zondagavond gewoon passeerde toen je de
parkeergarage in reed? Beeld je het je niet in; zie je niet opeens
in iedere donkere auto een bedreiging?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina Ze
zucht even diep. ‘Ik weet bijna zeker dat de auto die zondag- avond
achter me bleef rijden, dezelfde was als de auto die een eind
achter me stond toen ik Tim bijna had aangereden.’ ‘Tim?
Aangereden?’
Max en Renate kijken haar zo verbaasd aan dat ze ervan in de lach
schiet.
‘Zo ver ben ik dus al heen. Ik vergeet de leuke dingen te
vertellen.’ ‘Een leuke aanrijding nog wel. Vertel,’ dringt Renate
aan. ‘Wie is Tim?’
‘Maandagmiddag kwam hij op het uitzendbureau langs om zijn geld op
te halen. Ik herkende hem eerst niet. Hij stelde voor om van het
geld samen uit eten te gaan, en dat gaat morgen gebeuren,’ be-
sluit ze haar verhaal over wat er zondagavond is gebeurd. ‘Jij
maakt nog eens wat mee. Wat hebben wij dan een saai leven, hè
Renate,’ merkt Max een beetje plagerig op. Iris kijkt verongelijkt.
‘Ik vertel je net hoe bang ik ben geworden van die rare brief en
die achtervolging.’ ‘Je maakt je misschien veel te druk en
waarschijnlijk valt het alle- maal wel mee,’ zegt Renate om haar te
troosten. ‘Hoewel ik erg ge- schrokken ben van wat je net vertelde
over de moord op Niels.’ ‘De politie legt niet voor niets verband
tussen de brieven van Joyce en mij en die van Niels. Er is een heel
team op de zaak gezet om te voorkomen dat er nog meer slachtoffers
vallen. Joyce en ik bij- voorbeeld.’
‘Neem me niet kwalijk,’ zegt Max na een lange stilte. ‘Het was niet
aardig wat ik net zei. Wie zijn Niels en Joyce eigenlijk? En wat
hebben die brieven te maken met jullie schooltijd? Ik begrijp er
niet veel van.’
‘Ik heb je toch wel eens verteld dat een klasgenoot van ons zelf-
moord heeft gepleegd door voor een trein te springen?’ zegt Renate.
‘Je hebt nooit verteld dat er een bepaalde reden voor was of dat er
iets gebeurd was waar jij van op de hoogte was. Was dat wel zo?’
Renate kijkt naar Iris en knikt. ‘Ik weet niet wat er nu allemaal
speelt.’ Ze strijkt haar blouse met haar handen glad en gaat naast
Iris zitten. ‘Maar het lijkt erop dat er een verband is met
vroeger, hoewel Sam niet meer leeft.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Sam?’
‘De jongen die voor de trein sprong.’
‘Heb jij daar dan iets mee te maken, Iris? Jij hebt een brief
gekre- gen, Renate niet.’
Om hulp zoekend kijkt ze naar haar vriendin. ‘Kon ík er iets aan
doen dat hij zelfmoord pleegde...’
‘Dat weet je zelf het beste.’ Het klinkt ontwijkend. ‘Jij bent min
of meer met hem omgegaan, ik niet.’
‘Omgegaan?’ Max kijkt verbaasd van de een naar de ander. ‘Klas-
genoten gaan toch altijd met elkaar om?’ ‘Bij Sam lag dat anders.
Je moet erbij zijn geweest om het te be- grijpen. Ik had hem al een
hele tijd genegeerd voordat hij voor de trein sprong,’ zegt Iris
beslist. ‘Dat herinner je je toch wel, Re- nate?’
‘Je reageerde in elk geval heel anders op hem dan Niels, ja. Vol-
gens mij had hij vreselijk de pest aan Sam, zeker nadat jij –’
‘Laat maar!’ Ze zegt het fel. ‘Ik wil daar niet meer aan herinnerd
worden. Het heeft alleen met Niels te maken, alleen met Niels!’
her- haalt ze met nadruk. ‘Ben je de laatste les voordat Sam werd
ge- schorst soms vergeten?’
Het is benauwd in het praktijklokaal biologie. Op vrijdagmiddag het
zevende uur heeft niemand veel zin meer in een les over DNA-
structuren, behalve Sam, zo te zien. Iris werpt tersluiks een blik
op hem. Zoals de laatste tijd wel vaker gebeurt, wil hij veel te
diep op de lesstof ingaan, tot grote ergernis van haar en haar
klasgenoten. ‘Wetenschappelijk onderzoek wordt dus belemmerd door
ge- loofs- of levensovertuiging,’ zegt Sam met een meewarig
gezicht. ‘Ik dacht dat de middeleeuwen en de boekverbrandingen ver
achter ons lagen.’
Het gaat over de vraag hoe ver je met genetische manipulatie mag
gaan. Iris draait zich zo ver om dat ze Sam goed kan zien. Hij
denkt dat hij een punt heeft en blijft dus doordrammen, zelfs tot
ergernis van De Boer, hun leraar biologie.
‘Hoor eens, we hebben nu biologie. Dat soort kwesties moet je
bespreken bij levensbeschouwing of maatschappijleer.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Wij leren in deze les dat je met genen zo kunt manipuleren dat je
op de rug van een muis een varkensoor kunt laten groeien. In een
les levensbeschouwing stellen we dat ter discussie en komen tot de
slot- som dat het wel mogelijk is, maar niet mag,’ houdt Sam vol.
‘Foute conclusie. Als je gelijk had zou die foto hier niet hebben
gehangen.’
Iris kijkt naar de uitvergrote foto die de leraar op het bord heeft
geplakt. Een bespottelijk gezicht! Het varkensoor is bijna net zo
groot als de muis waar het op groeit.
‘Je voelt zeker erg met dat beest mee, Sam?’ vraagt Niels met een
uitgestreken gezicht.
‘Ik vind juist dat het onderzoek door moet gaan, ook al is dat voor
die muis minder prettig,’ antwoordt Sam. ‘Wat jou betreft mag je
zulke experimenten dus ook uitvoeren op apen?’ vervolgt Niels.
In de klas wordt het stil, gespannen stil. Het is voor de meesten
duidelijk waar Niels heen wil. Alleen het geluid van een
waterstraal- tje dat in een zinken spoelbak loopt is nog te horen.
Ga er niet op in, Sam, smeekt Iris inwendig. De Boer, die hier pas
sinds het begin van het nieuwe schooljaar werkt, heeft zo te zien
niets door.
‘Ik dacht dat u deze discussie niet wilde, meneer,’ zegt Iris snel.
Ze trekt een gezicht alsof het onderwerp haar ook niet boeit.
‘Laten we alstublieft verder gaan met de les.’ Een laatste poging
om escala- tie te voorkomen.
De Boer aarzelt. Hij mist de ervaring en het overwicht van zijn
voorganger, die met pensioen is gegaan.
Niels vult het hiaat onmiddellijk op. ‘Ik zal het je anders vragen,
Sam. Zou je er bezwaar tegen hebben om een aap genetisch zo te
manipuleren dat hij een mooie neus en schattige, kleine oortjes
krijgt?’
Het ligt er te dik op. Door haar wimpers gluurt Iris naar Sam. Hij
is knalrood geworden, maar ziet kans zich te beheersen. ‘Een
interessante discussie, heren,’ zegt De Boer. ‘Maar ik stel toch
voor dat jullie die ergens anders gaan voeren.’ ‘Goed, meneer,’
zegt Niels gedienstig. ‘Het doet er ook niet zoveel
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
toe. Een aap blijft toch een lelijk ding, hoe je er ook aan
sleutelt, zeg ik maar.’
Sam komt zo onbeheerst overeind dat zijn stoel op de grond klet-
tert. Met een paar stappen staat hij naast de bank van Niels en
haalt woedend naar hem uit, zonder iets te zeggen. Niels is te
overdonderd om snel te reageren. Hij doet zijn mond pas open als
Sam zijn tas al heeft gepakt en naar de deur loopt. ‘Laat u dat
zomaar toe, meneer, dat leerlingen elkaar te lijf gaan omdat ze het
niet met elkaar eens zijn?’ ‘Doe niet zo schijnheilig, Niels,’ bijt
Iris hem toe. ‘Kom niet aan lieve Sammie.’ Hij kijkt haar spottend
aan. ‘Moet je zien wat die mutant me heeft aangedaan.’ Hij wijst op
een klein straaltje bloed dat uit zijn neus is gelopen. Sam kan het
nog net horen voordat hij de klas uit is. Met een klap gooit hij de
deur achter zich dicht.
‘Ik weet niet wat er gaande is, maar zulk gedag kan ik niet tole-
reren. Hier zal een gepaste straf op volgen,’ zegt De Boer afgeme-
ten.
‘Misschien dat u toch eerst…’ probeert Renate. ‘Dit was pure
mishandeling, meneer,’ zegt Niels treiterig. ‘Dat is
strafbaar.’
‘We zullen dit op de juiste wijze afhandelen, Niels.’ ‘Ik begrijp
er nog steeds niets van,’ zegt Max. ‘En vanwege dit inci- dent zou
die Sam voor de trein zijn gesprongen?’ Iris gaat onrustig
verzitten en frunnikt aan een knoop van haar jasje. ‘Als je het hem
wilt uitleggen, Renate, ga je gang, maar wacht dan alsjeblieft tot
ik weg ben. Ik ben het even zat, snap je?’ ‘Helemaal. Wil je nog
koffie?’
‘Nee, dank je.’ Ze voelt zich ongemakkelijk onder Max’ onderzoe-
kende blik.
‘Je zou er een paar dagen tussenuit moeten gaan, Iris,’ zegt hij
opeens. Een vragende blik naar Renate, die knikt. ‘Even alles
verge- ten, dan voel je je een heel ander mens, met een andere kijk
op de dingen.’
‘Dat lijkt me een goed idee,’ zegt Renate.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Waar hebben jullie het over?’ Ze slaat haar armen afwachtend over
elkaar.
‘Wij zouden toch aanstaand weekend naar Parijs gaan?’ ‘Ja, dat weet
ik. Waarom zeg je “zouden”?’ Max trekt een ongelukkig gezicht. ‘Het
lukt me niet om vrij te nemen. Te veel zieken, terwijl we toch al
onderbezet zijn.’ ‘Dus Max stelt voor dat jij in zijn plaats
meegaat,’ zegt Renate met een brede glimlach.
Iris kijkt verrast. ‘Wat lief van jullie. Ik ben inderdaad hard aan
zoiets toe. Komt dat opeens bij jullie op of hebben jullie het er
al eerder over gehad?’
‘Ik wilde er hoe dan ook een paar dagen tussenuit. Het is erg druk
geweest de laatste tijd in de praktijk, en alleen ga ik natuurlijk
niet,’ zegt Renate. ‘Max vond het een prima oplossing.’ Het
vooruitzicht een paar dagen weg te zijn lucht haar bij voor- baat
al op. Ze staat op om Max en Renate te knuffelen. ‘Toch nog een kop
koffie?’ vraagt Renate. ‘Dan kunnen we onze reis bespreken. We
vertrekken vrijdagochtend vroeg. Kun je wel vrij nemen?’
‘Tenzij mijn collega plotseling ziek wordt, lijkt me dat geen pro-
bleem. En anders verzin ik er wel wat op. Dit buitenkansje laat ik
me niet ontnemen.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dagboek van Sander, 6 juni, tweede deel
Wezijn ongeveer een halfuur geleden teruggekomen in het hotel.
Omdat ik veel te schrijven heb ben ik er alvast aan begonnen voor
het eten.
Het bezoek aan Pisa was voor de meesten van ons een aangename
verrassing. Toen we aan kwamen rijden konden we door een poort in
de muur die rond het complex ligt, al een snelle blik werpen op de
scheve toren. Iedereen kende hem van de foto’s. Toch leidde de eer-
ste aanblik tot opwinding, vooral omdat hij veel meer helde dan we
ons hadden voorgesteld. Frank nam onmiddellijk de microfoon ter
hand om op reisleiderstoon uitleg te geven over de technieken die
waren gebruikt om te voorkomen dat de toren zou omvallen. Uiter-
aard bracht hij ook Galileï en zijn zwaartekrachtproeven vanaf de
toren onder onze aandacht. We luisterden ernaar zoals hij van vwo-
leerlingen verwachtte, mede omdat wat hij vertelde niet oninteres-
sant was.
Tijdens het uitstappen van de bus viel mij een aantal dingen op
waar ik verder geen belangstelling voor had, omdat ik ze nog niet
in de juiste context kon plaatsen. Nu kan ik dat wel, en dus
besteed ik er meer aandacht aan dan vanochtend, of nee, vanmiddag,
want we kwamen even na twaalf uur in Pisa aan.
Niels maakte een luchtig praatje met Hans, een van onze chauf-
feurs, over de extreem hoge parkeertarieven, geloof ik. En passant
vroeg hij hem of hij bij de bus bleef, of tijdens ons bezoek aan de
toren ergens iets ging drinken. Hans zou de bus geen moment uit het
oog verliezen, zei hij. Toeristenbussen waren een favoriet doel-
wit voor het dievengilde, niet alleen omdat de passagiers meestal
veel buit achterlieten, maar ook omdat er een radio, monitors,
video-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
apparatuur en niet te vergeten kostbare buitenspiegels waren te
sco- ren.
Als hij eerder terugkwam, kon hij de bus dan in, wilde Niels weten.
Geen probleem, volgens Hans.
Deze mededeling veroorzaakte niet alleen bij Niels, maar ook bij
een paar jongens die hadden meegeluisterd, een vreemde opwin- ding.
Eenmaal buiten maakte Niels zich van de jongens los en mikte het zo
uit dat hij naast Iris en haar vriendin Renate kwam te lopen. De
afstand was te groot om te horen wat hij zei. Iris nam hem met een
spottende uitdrukking op haar gezicht op en fluisterde Renate iets
in het oor, waarop ze beiden in lachen uitbarstten. Renate maakte
met haar vingers een gebaar alsof ze iets heel kleins wilde
aanduiden. Niels stelde het zichtbaar niet op prijs en voegde zich
weer bij het groepje jongens, waar ik vlak achter liep. ‘Kutwijf,’
hoorde ik hem schelden. Op dat moment voegde ook Joyce zich bij dit
groepje. Haar naam heb ik nog niet genoemd. Ik had om eerlijk te
zijn ook niet verwacht dat die een plaats in mijn dagboek zou
krijgen, maar de gebeurtenissen van vandaag maken dat
onvermijdelijk.
Joyce is niet het knapste meisje uit de groep, maar wel degene met
de meeste aantrekkingskracht op jongens. Uit de manier waarop ze
dat probeert uit te buiten blijkt dat ze zich daar terdege van
bewust is. Ik heb haar niets te bieden, ik sta niet op haar
verlanglijstje. Als ze zich in mijn richting voorover buigt, zodat
ik een blik kan werpen op haar gigantjes, zoals aanbidders
haar borsten met enig ontzag noemen, is dat puur toeval, een
gelukkig toeval, waar ik niet alleen een heel erg warm gevoel van
krijg, zoals vandaag. Ik schaam me daar niet voor. Waarom zou ik?
Zulke borsten, een lijf dat het mid- den houdt tussen slank en een
beetje mollig, een ondeugend gezicht en een uitdagend wipneusje,
maken een meisje – ook voor mij – vrij- wel onweerstaanbaar.
‘Een blauwtje gelopen, Niels?’ hoorde ik haar vragen. ‘Je hebt nog
een halve dag. Geef je het nu al op?’
‘Heb jij haar soms gewaarschuwd?’ vroeg Niels achterdochtig. ‘Of
iemand anders?’
Joyce schudde ontkennend haar hoofd. ‘Als zoiets één keer ge-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
beurt, dan wil niemand meer spelen omdat iedereen elkaar wan-
trouwt. Je kunt gewoon niet tegen je verlies, Niels. Wat wordt het,
dokken of springen?’
‘Springen kan niet. Maar ik stel wat anders voor.’ Helaas werd de
afstand om de rest van het gesprek te volgen te groot omdat we
onder de poort werden ingehaald door toeristen van een andere bus,
zodat de groep opsplitste. Rond de toren en het aangrenzende
baptisterium leek het wel kermis. Overal stonden kraampjes vol
kitscherige prullaria, die gretig aftrek vonden. De scheve toren
als sleutelhanger, als bureau- standaard, als kurkentrekker, als
afbeelding op T-shirts en porte- monnees, als plakplaatjes voor
neptatoeages. Er was zelfs onder- goed-met-toren verkrijgbaar,
waarbij de afbeelding op een herenslip, die zo te zien gretig
aftrek vond, de ingeslopen platvloersheid na- drukkelijk etaleerde.
Ik heb er geen idee van wat het verband is tus- sen de toren van
Pisa en voetbal. De kraamhouders blijkbaar wel, want overal waren
shirts in de kleuren van bekende clubs met de rugnummers van al
even bekende spelers te koop. Regelmatig werden we aangesproken
door Noord-Afrikanen die Rolexhorloges, Raybanzonnebrillen,
Guccitassen en andere dure merkartikelen – ‘gegarandeerd echt’ –
tegen afbraakprijzen te koop aanboden. Op slag werd de
belangstelling voor de toren verdrongen door inhaligheid en
kooplust. Ik moet bekennen dat ook ik daar niet aan ontkwam. Na
lang afdingen kocht ik voor een habbekrats een nep-Rolex.
Onze begeleiders hadden de opdringerige commercie al snel de rug
toegekeerd. Op een terras met torenuitzicht genoten ze onder een
parasol van hun ongetwijfeld veel te dure drankjes. Helaas stond ik
te ver van hen af om hun geschokte gezichten te kunnen zien toen
Niels zijn kunststukje uithaalde. Voor het zover was maakten ze
waarschijnlijk spottende opmerkingen over hun ‘kinderlijke’
leerlin- gen die zich lieten fotograferen bij de toren, in de meest
vreemde poses, bedoeld om het omvallen ervan zogenaamd te
voorkomen. Ik heb geen fototoestel. De enkele keer dat ik in een
spiegel kijk is confronterend maar voorbijgaand; iets wat van een
foto waar ik op afgebeeld sta niet kan worden gezegd. Toch was deze
keer de verlei-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
ding om af te wijken van mijn principe om elke op mij gerichte lens
de rug toe te keren, erg groot. Toen Iris aanbood mij voor de toren
te vereeuwigen, stribbelde ik nauwelijks tegen. De foto zou zeker
mis- lukken omdat ik met mijn uiterlijk de aandacht te veel
afleidde van de toren, merkte ik met een overdosis zelfspot op.
‘Dan brengen we dat toch in evenwicht.’ Ze moest zelf lachen om de
dubbelzinnigheid van haar opmerking. Ze drukte Renate haar toestel
in de hand, pakte mij bij een arm en trok me mee naar een plek die
zo-even nog populair was bij een groep Japanse snapshot- toeristen.
Daar sloeg ze een arm om mijn schouders en lachte breed naar
Renate, die ons op haar hurken zittend vereeuwigde. Vanuit een
ooghoek zag ik dat Niels het tafereel op enige afstand gadesloeg.
Had ik geweten wat hij van plan was, dan zou ik mis- schien beter
hebben opgelet. Nu werd ik zo overweldigd door het warme gevoel dat
Iris bij me veroorzaakte, dat er even niets anders meer bestond.
Lichamelijk contact met een meisje – en wat voor meisje – was me
volkomen vreemd. Toen Niels al alle aandacht naar zich toe had
getrokken, klopte mijn hart nog steeds sneller dan nor- maal en had
ik moeite om, nog net niet letterlijk, met beide benen de grond
weer te bereiken.
Luid gelach en geschreeuw brachten me terug naar de werkelijk-
heid. Niels kwam op ons af hollen, spiernaakt. Iris stond alweer
naast Renate, met een hand voor haar mond. Ze stikte van het la-
chen. Niels rende recht op haar af en zoende haar op beide wangen.
Het overrompelde haar zo, dat ze niet de tegenwoordigheid van geest
had hem van zich af te duwen. Verbijsterd keek ze naar Niels, die
zijn rondje om de toren volmaakte.
Overal klikkende camera’s, luid lachende, zelfs applaudisserende
mensen en een orkaan van aanmoedigingen, vooral van zijn vrien-
den. Voordat de politie op het plein verscheen, had Niels zich al
in zijn spijkerbroek gehesen en rende hij terug naar de
parkeerplaats waar onze bus stond. Bij de toren pakten toeristen de
draad van hun ondersteunende activiteiten weer op, camera’s werden
weer op an- dere personen gericht.
In de bus bleek dat Niels met zijn act een soort heldenstatus had
veroverd, behalve bij onze begeleiders, die niet goed raad wisten
met
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina de situatie. Net als ik probeerden ze erachter te komen wat er precies speelde. Het was iedereen wel duidelijk dat Niels’ streakact te maken had met een weddenschap, die weer onderdeel was van een groter spel. De vraag van Joyce aan Niels – dokken of springen – kreeg voor mij al wat meer betekenis, al begreep ik er de essentie nog niet van, net zoals ik helemaal niets begreep van Joyce. Maar daarover straks verder. Ik ga nu eerst eten.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
BIJNA EEN HALFUUR LATER DAN ZE GEWEND IS KOMT IRIS DON-
DERDAGOCHTEND HET UITZENDBUREAU BINNEN LOPEN. Ze heeft iets te veel
tegelijk aan haar hoofd. Vanavond uit eten met Tim… Ze houdt er
rekening mee dat het een latertje wordt, dus heeft ze haar trolley
al grotendeels ingepakt. Paspoort, creditcard, toiletspullen,
kleren voor vanavond en om mee te nemen op reis. Ze zal ook vast
voer klaarzetten voor Beau, zodat Max er niet naar hoeft te zoeken
als hij hem eten komt geven. Haar hoofd loopt om. Morgenochtend om
vier voor negen vertrek met de TGV, vroeg op dus. Marcel werpt haar
een verwijtende blik toe en knikt naar haar bu- reau, waar Nora zo
te zien ongeduldig zit te wachten. ‘Ben je er al lang?’ vraagt ze
terwijl ze haar jas over de stoelleuning hangt.
‘Een kwartiertje.’
‘Ik heb nog geen werk voor je, hoor. Dan zou ik je gebeld hebben.’
‘Ik heb drie dagen opvang voor mijn kinderen kunnen regelen. Dat
maakt het gemakkelijker om iets voor me te vinden, toch?’ ‘Wat goed
van je.’ Ze wisselt een blik met Marcel die heeft mee- geluisterd.
‘Om eerlijk te zijn ging ik ervan uit dat je liever thuis- bleef.
Gelukkig heb ik me blijkbaar vergist. Ik weet niet of ik van- daag
al wat kan regelen, maar ik doe mijn best. Anders na het weekend.
Morgen ben ik er namelijk niet. Je krijgt in elk geval een
telefoontje.’
‘Het lukt toch wel, hè?’ dringt Nora aan. ‘Ik kan niet eeuwig thuis
blijven zitten, en die bijstand… Armoede, echt waar, armoede.’ Ze
staat op en geeft Iris zowaar een hand voordat ze naar buiten
loopt. ‘Wat zei je ook al weer over haar, Marcel?’ vraagt Iris met
een spottend lachje.
Marcel haalt zijn schouders op. ‘Sommige vrouwen zijn niet te
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
volgen. Jij trouwens ook niet. Waarom ben je er morgen opeens niet?
Een of andere managementcursus zeker?’
‘Ik ga een paar dagen naar Parijs.’
Niet vragen of het hem uitkomt, hem voor een voldongen feit
plaatsen, ook al druist dat een beetje in tegen haar karakter.
Vrou- wen in managementfuncties worden minder serieus genomen als
ze zich te veel openstellen voor onderhandelingen met hun
personeel, heeft ze geleerd tijdens zo’n cursus waar Marcel op
doelt. Het schijnt hetzelfde effect te hebben als op je verjaardag
zelfgebakken cake mee naar je werk nemen. Te huiselijk! Niet doen!
Bestel bij de bakker een doos gebak en laat die bezorgen. Deel mee
wat je gaat doen of wat je hebt besloten. Door vooraf te vermelden
dat iets be- spreekbaar is, verzwak je je onderhandelingspositie.
Mocht iemand er problemen mee hebben, dan hoor je dat vanzelf.
‘Naar Parijs…’ Haar mededeling heeft hem blijkbaar zo verrast dat
hij naar woorden moet zoeken.
‘Ik ga er even tussenuit, ja. Nogal druk gehad, de laatste tijd.’
‘En was ik daar al van op de hoogte? En het hoofdkantoor?’ Ze haalt
nonchalant haar schouders op. ‘Vrijdag is meestal niet de drukste
dag van de week. Jij kunt het hier wel in je eentje af. En ’s
middags is Ellis er. Of vergis ik me soms?’ Goede aanpak, juiste
toon. Zijn gezicht verraadt dat hij allerlei dingen afweegt. Alsnog
bezwaar maken of zich er zonder commen- taar bij neerleggen?
Misschien wordt ze volgende maand al officieel benoemd tot
regiomanager. Hij zou dan de dagelijkse leiding over dit kantoor
kunnen krijgen, mits hij haar niet tegen zich in het har- nas heeft
gejaagd, en dat beseft hij terdege. ‘Nou, veel plezier dan.’ Marcel
buigt zich naar zijn computer- scherm en begint te typen.
Tevreden over haar aanpak gaat ze in het digitale vacaturebestand
op zoek naar werk voor Nora.
Het is al elf uur geweest als er een vrouw met een kleine, naar
mollig neigende gestalte, ontkroesd haar en een donkere huidskleur
binnenkomt. Voordat ze haar of Marcel iets vraagt neemt de vrouw de
tijd om het kantoor te bekijken. Haar korte, zwartleren jasje met
daaronder een spijkerbroek en laarsjes geven haar een kordate,
zelf-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
bewuste uitstraling. Als ze alles in zich heeft opgenomen komt ze
op haar af en knikt haar toe.
‘U bent Iris Lijesen, naar ik aanneem?’
‘Dat ben ik, ja.’
Ze steekt haar hand uit. ‘Emelie Durieux, recherche. Hebt u even
tijd?’
Iris knikt. ‘Zullen we naar de ruimte hiernaast gaan?’ Inwendig
moet ze lachen om het gezicht van Marcel. Laat hem maar nieuws-
gierig zijn. Ze heeft hem niets verteld over de dreigbrief, of over
Niels… Het gaat hem ook niets aan.
Ze pakt haar tas en gaat de rechercheur voor naar het keukentje,
waar net genoeg ruimte is voor een tafel met twee stoelen. Ze wijst
Emelie op een ervan, doet de deur dicht en neemt tegenover haar
plaats.
‘Hier komt u toch voor?’ Ze haalt de envelop uit haar tas en legt
hem op tafel.
‘Inderdaad. Maar ik wilde ook met u praten.’ ‘Werkt u samen met de
heer Huizinga aan de zaak van Niels van Velzen?’
Een vriendelijk lachje. ‘Niet alleen wij tweeën. Er zijn inmiddels
veel meer mensen op deze zaak gezet. Evert Huizinga en ik sturen
het onderzoek aan, zoals dat in het jargon heet.’ Iris knikt dat ze
het begrijpt. ‘Wat wilt u van mij weten?’ ‘Mag ik eerst dit
bekijken?’ Emelie haalt de brief omzichtig uit de envelop, pakt
alleen de hoeken vast als ze hem openvouwt en op tafel legt.
‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid,’ leest ze hardop.
‘On- getwijfeld bestaat er een verband tussen deze curieuze
afbeelding en de tekst. Kunt u daar meer over vertellen?’ Twee
donkere ogen houden de hare vast. Emelie peilt haar reac- tie, wil
er zeker van zijn dat ze zonder terughoudendheid antwoord geeft,
niets achterhoudt.
‘Dat kan ik, ja.’ Voor de tweede keer sinds haar operatie praat ze
erover met iemand die het in feite niets aangaat. Emelie schuift
haar stoel naar achteren en slaat haar benen over elkaar. ‘Ik
begrijp dus dat behalve Joyce den Hartogh, aan wie u dit
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
pas jongstleden maandag hebt verteld, alleen uw ouders, een arts en
wat medisch personeel in het ziekenhuis hiervan op de hoogte kun-
nen zijn?’
‘Ik vergeet mijn vriendin Renate.’
‘Uw vriendin. Hebt u haar deze brief laten zien?’ ‘Natuurlijk. Zij
heeft hem echt niet gestuurd hoor, als u daaraan denkt.’
‘Ze kan het aan iemand hebben verteld, net als anderen die op de
hoogte waren hun mond voorbij kunnen hebben gepraat. Ik zeg dit
niet om u te kwetsen uiteraard,’ vervolgt Emelie snel. Ze ziet
natuur- lijk dat zij een geïrriteerd gezicht trekt. ‘Waarom zou
iemand over zoiets praten? Ik zie daar geen enkele reden voor. Het
ligt ook niet voor de hand. Toch kan ik niet uitsluiten dat het ter
sprake is geweest. Ik zal met alle mensen die u net noemde gaan
praten, in de hoop dat iedereen te achterhalen is. Het aantal
mensen dat weet heeft van die derde tepel is erg klein. Dat lijkt
de zoektocht naar de afzender van deze brief – misschien de
moordenaar van Niels van Velzen – in elk geval overzichtelijker te
maken. Ik heb van mijn collega een verslag gekregen van het gesprek
dat hij met jou… Mag ik tutoyeren?’ ‘Natuurlijk.’
‘Van het gesprek dat hij met jou en Joyce den Hartogh heeft ge-
voerd. Jullie zijn er enerzijds van overtuigd dat zowel de brieven
als de moord iets te maken hebben met iemand uit jullie schooltijd,
an- derzijds dat die persoon de brieven niet kán hebben gestuurd
omdat hij zelfmoord heeft gepleegd.’
Uit de binnenzak van haar jack haalt ze een portefeuille, pakt er
een foto uit die er los in zit en legt hem op tafel. ‘Gaat het om
deze jongen?’
Iris huivert, onderdrukt de neiging om op te staan en weg te lopen.
Ze voelt zich onprettig omdat Emelie haar observeert, onge-
twijfeld elke verandering in haar gelaatsuitdrukking registreert.
Vanaf de foto kijkt Sam haar aan, met de enigszins wantrouwige blik
die ze van hem gewend was.
‘Ja. Hoe kom je aan deze foto?’ Ze doet haar best om haar stem
onder controle te houden en geen emotie te tonen. Emelie schuift
haar stoel naar voren en legt haar onderarmen op
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
tafel. Over haar gezicht glijdt een glimlach. ‘Eén telefoontje naar
de burgerlijke stand, en we wisten jouw leeftijd en die van Joyce
den Hartogh. Zo’n tien jaar geleden hebben jullie eindexamen
gedaan, schatte ik. Gezien je baan moet dat havo of vwo zijn
geweest. In onze archieven was onmiddellijk te vinden dat zich tien
jaar geleden slechts één jongen van jullie leeftijd voor de trein
heeft gegooid en dat hij in 6-vwo van het Ichtus College zat. Dat
kon dus niet mis- sen. Voor ik hierheen kwam ben ik bij je oude
school langs geweest. Deze foto komt uit hun archief.’
Iris staart naar Sams gezicht, houdt zijn ogen vast, ogen die ze
ooit ook vrolijk heeft zien kijken.
‘Ik heb alleen met personeel van de administratie gesproken,’ ver-
volgt Emelie. ‘Leraren of directieleden die hem hebben gekend kreeg
ik niet te spreken, omdat ik geen afspraak had gemaakt. Ik was
graag meer over die jongen te weten gekomen.’ ‘Waarom heb je niet
meteen alles aan mij gevraagd? Dat had je tijd en zoekwerk
bespaard.’
Opnieuw glimlacht Emelie. Er gaat iets laatdunkends van haar lachje
uit, en dat geeft Iris een onprettig gevoel. ‘Volgens mijn collega
waren jullie woensdag niet helemaal open- hartig. Hij kreeg zelfs
de indruk dat jullie elkaar een seintje gaven om iets achter te
houden.’
Shit, dat had hij dus opgemerkt.
‘Je doet alsof je me niet vertrouwt. Wie krijgt hier nou een brief?
Wie loopt hier nou gevaar?’
Het klinkt niet overtuigend, niet verontwaardigd genoeg. Emelie
schenkt haar opnieuw een irritant, meewarig lachje. ‘De ervaring
heeft me geleerd dat het moeilijk is om informatie los te krijgen
van mensen die iets hebben verdrongen, of die hebben afge- sproken
voor eeuwig over iets te zwijgen. Daarom leek het me handig om zelf
alvast wat uit te zoeken. Een kleine moeite, bleek achteraf.’ Ze
pakt de foto op, kijkt er nog een keer naar en legt hem weer voor
Iris neer. ‘Zo te zien een aardig en aantrekkelijk joch. Wel een
beetje vreemde blik, alsof hij de fotograaf niet vertrouwt. Niet
echt een type van wie je zou verwachten dat hij tot zo’n
wanhoopsdaad komt, want dat was zijn zelfmoord toch, neem ik
aan?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Een strakke, onderzoekende blik. Ze voelt dat Emelie speurt naar
een aarzeling, een hapering die verraadt dat ze iets achterhoudt.
‘Ik heb geen idee. Mij heeft hij niets verteld.’ Ze slaat haar ogen
niet neer.
Emelie gaat verzitten en kruist haar armen voor haar borst. ‘Goed,
dan zal ik het anders vragen. Wat hebben de Filistijnen ermee te
maken?’
Iris krijgt een schok. Haar blik schiet weg. Als ze zichzelf dwingt
om Emelie weer aan te kijken, is er op het gezicht van de recher-
cheur iets veranderd. Het lachje heeft plaatsgemaakt voor een ern-
stige, ongeruste uitdrukking.
‘Hoe kom je bij die Filistijnen?’ weet ze uit te brengen. ‘Die
hebben er dus wat mee te maken,’ stelt Emelie vast. ‘Wat
precies?’
Iris schudt haar hoofd. ‘Het heeft iets te maken met een spel dat
vroeger veel werd gespeeld op school. Meer kan ik niet zeggen.’
‘Meer wíl je niet zeggen. Nogal dom, als je het mij vraagt.
Laat mij de Filistijnen straffen en met hen sterven,’
draagt ze voor. ‘Die tekst
stond op de brief aan Niels van Velzen. De schrijver heeft een
merk- waardige fascinatie voor bijbelteksten, getuige jouw brief en
die van Joyce. We hebben inmiddels een deskundige geraadpleegd in
de hoop de diepere betekenis te doorgronden. Dat is niet echt
gelukt. Ik rekende een beetje op jouw medewerking.’ In Iris’ hoofd
woedt de tweestrijd. Het is niet aan haar om de drek van toen over
Joyce en Niels uit te storten. Over de doden niets dan goeds, en de
levenden kunnen voor zichzelf spreken. Wat heeft de rechercheur
trouwens aan die informatie? De afzender van de brie- ven vindt ze
er niet mee, en daar gaat het toch om? ‘Het spijt me.’ Ze schudt
haar hoofd. ‘Heb je deze vraag al aan Joyce gesteld?’
Emelie trekt haar wenkbrauwen op. ‘Wanneer dan? Je vraagt naar de
bekende weg om niet te hoeven antwoorden. Ik zal je een beetje op
weg helpen. Die regel is afkomstig uit het verhaal van Samson en
Delilah. In het kort luidt dat als volgt: Delilah zet al haar
vrouwe- lijke charmes en verleidingskunsten in om Samson het geheim
van zijn buitengewone kracht te ontfutselen. Als dat ten slotte
lukt
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
wordt Samson gevangengenomen en in een tempel van de Filistij- nen,
haar volk, tussen twee pilaren vastgebonden. Met de smeek- bede
“Laat mij de Filistijnen straffen en met hen sterven” vraagt Samson
aan God hem zijn kracht terug te geven. De bede wordt verhoord en
Samson trekt de zuilen waaraan hij is vastgebonden omver. De tempel
stort in. Samson vindt de dood onder het puin, samen met Delilah en
zijn andere kwelgeesten.’ ‘Dat had je me niet hoeven vertellen. Ik
zat op een christelijke school. Iedereen kende dat verhaal. We
kregen in de brugklas gods- dienstonderwijs, vaak met films van
bijbelverhalen. Samson en De- lilah was de meest populaire.’
Emelie knikt. ‘Dus jij en Joyce begrepen de teksten die jullie kre-
gen direct.’
‘Nee. Die komen uit minder bekende verhalen. We hebben ze moeten
opzoeken.’
‘Juist.’ De rechercheur pakt de foto weer op. ‘Het ziet ernaar uit
dat ik vroegere klasgenoten van jullie moet opsporen. Misschien dat
één van hen mij wél verder wil helpen. Dat kost tijd. In de
tussentijd krijgen jij en Joyce geen politiebescherming. Zolang we
niet weten wat er in het verleden precies is gebeurd kunnen we de
risico’s niet inschatten, begrijp je?’
‘Dat klinkt als chantage,’ zegt Iris kwaad. Emelie staat op en
haalt haar schouders op. ‘Denk ervan wat je wilt. Zolang jij dingen
achterhoudt, kun je van mij niet verwachten dat ik tot zoiets
ingrijpends overga als persoonlijke bescherming. Ik zou nog maar
eens goed bij mezelf, maar ook bij Joyce, te rade gaan.’
Ze steekt haar hand uit en drukt die van Iris, iets te stevig. ‘Ik
kom er zelf wel uit.’
Ze is al bij de buitendeur als Iris de keuken uit komt. Waarom
heeft ze niet verteld wat er zich heeft afgespeeld tijdens hun
laatste schoolreis naar Florence? Omdat ze krampachtig blijft
proberen om iets uit haar leven te wissen, als een spoor in het
zand dat je makke- lijk even wegveegt. Zij heeft geen schuld, haar
viel niets, of bijna niets, te verwijten. Bijna niets… Wel wát dus.
Dan is ze dus wél schuldig – een beetje schuldig.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Geagiteerd loopt ze naar haar bureau en gaat op haar plek zitten.
Gek wordt ze ervan.
‘Je bent zo te zien echt toe aan een paar dagen vakantie,’ zegt
Marcel. ‘Je maakt een beetje een overspannen indruk. Is er iets
mis?’ ‘Ga jij nou maar aan je werk,’ reageert ze snibbig. ‘Met
sommige zaken moet je je gewoon niet bemoeien.’
Lengte twee meter twintig, breedte één meter vijfennegentig. Met
een peinzend gezicht kijkt hij naar de aantekeningen op zijn
papier- tje. Ze heeft een gemiddelde lengte; ongeveer één meter
zeventig, schat hij. De vloer van de laadbak is dus lang genoeg.
Met zijn ellebogen op tafel steunend staart hij naar buiten. Bene-
den hem trekken auto’s lichtsporen over het beregende asfalt. In de
verte, op ooghoogte lijkt het, hangt een vliegtuig net boven de
sky- line van de stad. Het lawaai wordt door centimeters dik
isolatieglas gereduceerd tot een vaag achtergrondgeruis. Hij
moet nog steeds wennen aan het vrijwel ontbreken van gelui- den en
het weidse uitzicht over de stad dat hem zijn gevoel van be-
slotenheid ontneemt. Toch verlangt hij niet terug naar zijn
gehorige tweekamer huurflatje, met dag en nacht nadrukkelijk
aanwezige buren.
Een jaartje naar Australië, als backpacker, een paar maanden wer-
ken, dan wat rondtrekken, heeft hij zijn buren wijsgemaakt. Het
overlijden van zijn moeder had hem erg aangegrepen, dat hadden ze
de afgelopen weken wel gezien. Ze hoopten dat hij daar weer snel
tot zichzelf zou komen. Wim, zijn buurman, heeft hem persoonlijk
met zijn auto naar Schiphol gebracht.
Hij zit zogenaamd onvindbaar ver weg in een ander werelddeel. Vroeg
of laat zal de politie toch naar hem op zoek gaan, daar heeft hij
rekening mee gehouden, en er uiteraard op geanticipeerd. Na de
verklaring van zijn buurman zullen de passagierslijsten worden na-
getrokken. De politie zal vaststellen dat hij inderdaad met een
toe- stel van Lufthansa naar Frankfurt is gevlogen. Pas als ze hem
als verdachte gaan zien – maar dat zal niet direct het geval zijn –
zullen ook de vluchten van Frankfurt naar Australië worden
gecheckt. Uit- eindelijk komt onafwendbaar het luxeappartement dat
zijn moeder
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
hem – naast een smak geld – heeft nagelaten in hun vizier. Voor het
echter zover is hebben de schuldigen hun straf gekregen, is het
doek al gevallen.
Voor de zoveelste keer bestudeert hij het lijstje met benodigdhe-
den. Zo te zien ontbreekt er niets meer. Twee balken, een rol brede
tape, een decoupeerzaag, een beitel, schuurpapier, een afvalemmer,
plastic zakken en een paar meter stevig touw. Behalve de toiletem-
mer, met de erbij behorende chemicaliën, die het lijstje
completeert, zal alles wel bij een bouwmarkt te krijgen zijn. De
recherche zal beslist proberen de herkomst van de gebruikte
materialen te achterhalen. Ook daar houdt hij rekening mee. Net als
zijn pistool zal hij alles aanschaffen in België. Morgenvroeg gaat
hij op zoek naar winkels vlak over de grens. Wat kan er misgaan? Er
kunnen getuigen zijn en ze kan het op een gillen zetten. Als er
mensen in de buurt zijn betekent dat een week uitstel. Gegil is een
groter probleem. Een ijzeren staaf, een breekijzer bijvoorbeeld, om
meteen toe te slaan… Hij pakt zijn balpen van tafel en voegt het
woord ‘breekijzer’ toe aan het lijstje. Mocht hij dat nodig hebben,
dan zal hij haar daarna zelf de auto in moeten werken. De kans op
getuigen is dan levens- groot. Niet doen dus! Hij wil het
breekijzer alweer van zijn lijstje schrappen, maar bedenkt zich.
Zo’n ding is altijd te gebruiken. Wat dan te doen als ze gaat
gillen, of zich hevig verzet? Een goede regisseur laat een scène
waarover hij niet tevreden is overspelen. Hij kan dat niet. Zijn
acteurs treden niet op voor pu- bliek, zullen nooit applaus in
ontvangst nemen. Zodra er publiek verschijnt wordt de voorstelling
afgelast. Maar stel dat ze al midden in een scène zitten?
Zitten… Hij moet brutaalweg in haar auto stappen, naast haar gaan
zitten en dreigen met zijn pistool. Dat is de oplossing! Het is zo
voor de hand liggend, dat het hem verbaast dat hij er niet eerder
op is gekomen.
Hij pakt het boodschappenlijstje van tafel, vouwt het op en stopt
het in zijn zak. Morgenochtend vroeg op, morgenavond akte twee.
Misdadigers met een hoog IQ worden door de politie het meest ge-
vreesd, heeft hij eens gelezen. Misdadigers… Daar is dat woord
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina weer, opgediept door zijn geweten, dat sinds akte één hinderlijk is gaan knagen. Hij is geen misdadiger. Wat zijn acteurs jaren geleden hebben uitgehaald, dat is pas misdadig, ook al zal geen rechter ze er- voor veroordelen. Hij is de enige die hen het spel kan laten uitspe- len, tot het bittere einde, in de rol van hun leven.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dagboek Sander, 6 juni, derde deel
Vanuit Pisa reden we rechtstreeks naar het strand,waar we onze
lunch zouden opeten. Strand was eigenlijk een wat groot woord voor
de smalle strook zand tussen een door- gaande weg en een zeewering
van, zo leek het, lukraak in zee gekie- perde rotsblokken. Toch
hadden zich ettelijke zonaanbidders uitge- strekt op een badlaken
of rieten mat. Vlak voor een kraam met luifel, die de rol van
strandtent vervulde, streek onze groep neer. Ik was min of meer
automatisch meegelopen en ging in het zand zitten om mijn brood op
te eten, met mijn rug tegen de zijkant van de kraam geleund. Een
paar meter voor mij diepten Joyce en haar vriendinnen tubes en
flacons met zonnebrandmiddel op uit hun tas- sen en spreidden hun
badlakens uit op het zand. Ik ben geen zonnebader, zie geen enkele
reden om wat toch niet mooi is kunstmatig te verfraaien met een
bruin kleurtje. Topless zonnende meisjes komen alleen voor in mijn
dromen. Ik kreeg dan ook de neiging om me ter controle in mijn arm
te knijpen toen Joyce vlak voor me het bovenstuk van haar bikini
uittrok en met beide handen haar borsten met zonnebrandolie begon
in te smeren. Ze toonde geen enkele gêne, terwijl ze zich er
beslist van bewust moest zijn dat ze niet alleen de mijne, maar de
ogen van alle aanwezige jongens naar zich toe trok. Voor ze zich
bukte om haar bovenbenen te behandelen keek ze om zich heen, alsof
ze zich ervan wilde verge- wissen dat haar optreden het gewenste
effect had. De meeste jon- gens zagen kans om met een stoer soort
nonchalance te doen of ze haar gedrag heel gewoon vonden. Het leek
ook niet meer dan van- zelfsprekend dat na Joyce het ene na het
andere meisje, soms wat onwennig en aarzelend, haar bovenstukje
uittrok. Voor mij was het
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
een ware cultuurshock. Zo’n overdaad aan vrouwelijke rondingen,
bijna letterlijk binnen handbereik, hoorde thuis in de onwerkelijke
wereld van visioenen en erotische fantasieën. Ik raakte erdoor in
ver- warring. Mijn ogen bleven vastgeplakt zitten aan Joyce, gleden
als vanzelf van haar glimmende borsten naar haar glanzende, strakke
billen. Ze droeg een stringetje, zodat de tatoeage van een weeg-
schaal, net boven haar linkerbil, goed tot zijn recht kwam. Opeens
draaide ze zich mijn kant op en keek me aan. Op haar gezicht ver-
scheen een glimlach. Heel terloops bewoog ze zich zo dat haar bor-
sten even heen en weer deinden. Tegelijkertijd knipoogde ze naar
me. Zelfs nu ik het opschrijf geloof ik het nog steeds niet. Ze
knip- oogde naar me, alsof ze me wilde zeggen dat ze er geen
bezwaar tegen had dat ik me onbeschaamd aan haar glimmende lijf
verlus- tigde. Mijn adem stokte, mijn onderbuik brandde, kwam in
opstand. Joyce trok haar badlaken recht, ging op haar rug liggen en
schurkte een paar keer met haar schouders tot ze lekker lag. ‘Heb
je geen zin om je te laten braden?’ Ik werd uit mijn lethargie
gehaald door Iris, die zich naast mij tegen de wand van de
uitspanning liet zakken. ‘Niks voor mij.’ Ik kreeg het er pas uit
nadat ik iets had wegge- slikt. ‘En voor jou?’
‘Ik heb een extreem lichte huid met weinig pigment. Als ik me iets
te lang aan de zon blootstel verbrand ik levend. Dan zie ik er
vanavond uit als een kreeft. Ik ga liever een stukje langs het
strand lopen. Heb je zin om mee te gaan?’
In tegenstelling tot de andere meisjes had ik Iris nog nooit gezien
in een strak topje of een kledingstuk dat armen, schouders of rug
ge- deeltelijk bloot liet. Nu begreep ik de reden. Haar
vertrouwelijkheid deed me goed, leidde mijn aandacht zover af van
het erotische ta- bleau vivant waar ik op uitkeek, dat ik zonder
ongemakken overeind kon komen.
‘Graag. Daar vang je nog wat wind.’ Als vanzelf stak ik haar mijn
hand toe om haar overeind te trekken. Op het moment dat we weg-
liepen, werd ik me ervan bewust dat Niels, die niet ver van Joyce
op zijn buik lag, ons nakeek met een blik die ik niet kon plaatsen.
Zelden heb ik me zo gelukkig gevoeld als tijdens die wandeling
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
langs zee. Iris was veel meer aan het woord dan ik. Op vrolijke en
luchtige toon vertelde ze hoe een aantal jongens van onze groep
zich de eerste avond op een terras had laten vollopen en daarna nog
maar net kans had gezien om het hotel te bereiken, zo zat waren ze
ge- weest. De leraren hadden er niets van gemerkt. Eén bijna
slapeloze nacht in de bus had hen zo gesloopt dat ze al vroeg
moesten gaan slapen, zei ze medelijdend.
Ik kan onmogelijk opschrijven wat ze me allemaal nog meer ver-
telde. Daarvoor was het te veel. Wel moet ik kwijt dat vooral de
van- zelfsprekende toon waarop ze me deelgenoot maakte van allerlei
kleine voorvallen waar ik geen weet van kon hebben me diep raakte.
Het was een beetje alsof ik met mijn jongere broer praatte, niet
wat betreft de inhoud natuurlijk, maar wel met dezelfde mate van
open- hartigheid.
We keerden om toen we niet verder konden, staken de weg over en
sloegen af naar een weggemoffeld, slaperig dorpje met verveloze
huizen en een restaurantje waar onze begeleiders op het terras
zaten te eten.
‘Gaat alles goed verderop?’ vroeg Frank toen we langs hen liepen en
onze hand opstaken. ‘Geen rare stunts van Niels?’ ‘Vast wel,’
antwoordde Iris, in het midden latend of ze de eerste of de tweede
vraag beantwoordde.
‘Die zitten bij te komen van de shock,’ zei ze met een lachje toen
we buiten gehoorsafstand waren. ‘Ik zou Franks gezicht wel eens
willen zien als hij al die meiden topless op het strand ziet
liggen.’ Ik hield wijselijk mijn mond. We liepen langs de weg terug
naar de plek waar we onze klasgenoten hadden achtergelaten. Onze
wan- deling en onze terugkeer bleven niet onopgemerkt. Van een
aantal gezichten was de verwondering duidelijk af te lezen. ‘Als je
wilt kun je gaan zwemmen,’ zei Iris met een knikje naar jongens die
het hete zand hadden verruild voor koel water. Een sub- tiele
manier om me te laten weten dat ik haar lang genoeg gezel- schap
had gehouden, of beter, zij mij. Zonder mijn reactie af te wachten
keerde ze me de rug toe en liep naar Renate, die zich had
aangekleed en om zich heen zat te kijken. Tijdens de terugreis naar
ons hotel hing er een landerige stem-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina ming in de bus. De eerste klachten over verbranding van te lang aan de zon blootgestelde lichaamsdelen klonken. Na het diner bleef bijna iedereen in en rond het hotel hangen. Mocht ik straks nog met een groep meegaan naar een terras, en mocht daar iets gebeuren wat de moeite van het noteren waard is, dan schrijf ik dat morgen wel op. Voor vandaag is het genoeg geweest. Ik heb me meer mens ge- voeld dan ooit tevoren. Ik weet niet hoe ik je daarvoor moet bedan- ken, Iris. Hoe kan ik je laten merken dat ik je meer waardeer dan wie ook, dat Joyce met haar zwoele knipoog wel mijn hormonen op hol joeg, maar niet mijn hart bereikte, zoals jij.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina OM
HALFNEGEN LIJKT HET NOG VOLOP SPITSUUR OP HET CEN- TRAAL STATION.
Forensen haasten zich de stad in, sommige met een beker koffie of
een broodje, in het voorbijgaan gekocht bij een winkeltje in de
hal. Op het perron staan kluwens wachtende reizi- gers. Vol
ongeduld storten ze zich op een gearriveerde trein en per- sen zich
naarbinnen zonder rekening te houden met uitstappende passagiers.
Bordjes boven de trappen wijzen erop dat de perrons al- leen met
een geldig plaatsbewijs mogen worden betreden. Een om- roepstem
waarschuwt met intervals voor zakkenrollers. Geroeze- moes, een
geschreeuwde afscheidsgroet, het geklik van hakken, aanzwellend
gedreun van een vertrekkende trein, overal is geluid. Toch is het
nergens zo overheersend dat een gesprek onmogelijk wordt.
‘Zullen we ergens een kop koffie gaan drinken?’ stelt Renate voor.
‘We hebben nog bijna twintig minuten.’
‘Dat kunnen we ook in de trein doen. Misschien staat hij er al.’
‘Oké. Eerst naar het perron dan.’
Hun trolleys achter zich aan trekkend lopen ze door de lange hal.
‘Even een krantje en een paar tijdschriften kopen,’ zegt Renate als
ze langs de AKO-boekwinkel lopen.
De Thalys staat al bij het perron. Verplaatsbare bordjes op
paaltjes verwijzen naar coupénummers. Hun gereserveerde plaatsen
blijken zich ongeveer in het midden van de trein te bevinden, niet
ver van de restauratiewagen, naast elkaar, met een raamplaats. Ze
tillen hun bagage in de rekken erboven en kijken om zich heen in de
coupé, die al vol begint te lopen.
‘Ik haal wel koffie. Wil je er een koek bij?’ vraagt Iris terwijl
ze haar portemonnee pakt.
‘Lekker.’ Renate laat zich op haar stoel zakken en klapt het
tafel-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
tje uit in de rugleuning voor haar. ‘Net of ik in een vliegtuig
zit. Moet je kijken, je kunt zelfs je stoel verstellen.’ ‘Ik dacht
dat je al eerder een weekend naar Parijs was geweest?’ ‘Met het
vliegtuig, ja. Omdat Max altijd tijd tekort komt. Ik vraag me af
wat uiteindelijk sneller is, als je inchecktijd en transfers vanaf
het vliegveld meerekent.’
‘Ik denk dat het niet veel uitmaakt.’
Het buffet in de restauratiewagen blijkt nog gesloten. Gelukkig
ziet ze op het perron een kiosk die koeken en koffie verkoopt, in
kartonnen bekertjes met een deksel erop. De verkoper heeft net zulk
haar als Tim, een iets bredere neus en vollere lippen. Waar slaat
dat nou op? Die man lijkt in de verste verte niet op Tim. Waarom
ver- gelijkt ze die dan met hem?
Terug in de coupé zet ze het koffiebekertje voorzichtig voor Re-
nate op het tafeltje en legt er een gevulde koek, een suikerzakje
en een tinnetje melk naast.
‘Kioskkwaliteit. Helaas geen zoetjes. Het buffet was nog geslo-
ten.’
‘Maakt niet uit.’ Renate klopt met haar hand op de zitting naast
haar. ‘Je maakt een beetje een vermoeide indruk. Laat geworden gis-
teravond, met die Tim?’
‘Hoe raad je het?’ Ze gaat zitten, trekt het deksel van het
bekertje en schudt zorgvuldig de helft van het zakje suiker in de
koffie. ‘Het was dus gezellig.’
‘Hij was gezellig, ja. Een hartstikke leuke vent, echt waar.’
‘Waarom kijk je dan niet wat vrolijker?’ Ze haalt haar schouders
op. ‘Volgens mij houdt hij me na één keer wel voor gezien. Ik was
er niet steeds met mijn gedachten bij, snap je? Ik reageerde niet
goed, of helemaal niet. Soms zat ik te schutte- ren als een
puber.’
‘Niets voor jou. Het kan anders wel charmant overkomen.’ Ze roert
in haar koffie. ‘Stom, zul je bedoelen. Uiteindelijk heb ik hem
verteld waarom ik niet helemaal mezelf was.’ ‘Alles?’
‘Wel veel. De brief, de moord op Niels, mijn vermoeden dat ik soms
word gevolgd, dat de politie me geen bescherming wil geven.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘En hoe reageerde hij daarop?’
‘Eerst niet erg serieus. Ik was tegen hem aan gereden omdat ik in
mijn achteruitkijkspiegel zat te kijken in plaats van op kwetsbare
fietsers te letten, zoiets zei hij geloof ik. Maar hij was wel zo
aardig om me vanaf mijn parkeerplaats naar de lift te brengen.’
‘Woont hij dan in hetzelfde appartementencomplex als wij?’ vraagt
Renate met een ongelovige blik. Ze hapt in haar koek. ‘Hij had zijn
auto buiten geparkeerd en was bij mij ingestapt.’ ‘Dat is niet
zomaar aardig, dat is gewoon erg lief. Hij is dus be- zorgd om je.
Of… Had hij op meer gerekend?’ ‘Ja hoor!’ Ze voelt dat ze bloost en
neemt gauw een slok koffie. ‘Hij wist toch dat ik vanochtend vroeg
op moest.’ ‘Voor een man die ergens op uit is, is dat geen reden.
Hij is dus omgekeerd toen jij de lift in stapte? Met een handdruk
en “tot ziens”?’
‘Hij heeft me tot aan mijn voordeur gebracht, als je het per se
wilt weten,’ antwoordt ze met tegenzin.
‘Iris…’ Renate kijkt haar met een ondeugend lachje aan. ‘En heb-
ben jullie elkaar toen geen afscheidskus gegeven, en afgesproken
voor een volgende keer?’
Of ze wil of niet, ze moet ook lachen. ‘We bellen. Dat is alles.’
‘Onzin dus dat hij het wel met je heeft gezien. Vanaf nu ga je al-
leen nog aan leuke dingen denken, aan de Tims op deze wereld, en
niet aan moord en doodslag. Afgesproken?’ ‘Ik zal mijn best doen.’
Ze legt haar hand op Renates arm. ‘Be- loofd.’
Om even na één uur nadert de trein het Gare du Nord. Parijs glijdt
aan de ramen voorbij, een grauwe woestenij van baksteen en beton,
af en toe oplichtend als er tussen de wolken door wat zonlicht
over- heen strijkt.
Door een luidspreker deelt een vrouwenstem in drie talen mee dat
dit de eindbestemming van deze trein is. Alsof het een oproep is om
in actie te komen beginnen passagiers hun bagage uit de rekken te
halen. Een enkeling staat al in het middenpad voordat de trein
onder de overkapping het station binnen rijdt.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Op de perrons heerst de levendigheid van een vliegveld. Mensen met
koffers lopen schijnbaar lukraak in alle richtingen, een groep
Aziaten volgt een elektrokar volgeladen met bagage, twee mannen in
een uniform van de spoorwegen haasten zich langs een treinstel naar
voren.
‘Snel gegaan,’ zegt Renate. ‘En minstens zo comfortabel als met het
vliegtuig. Ik stel voor om onze spullen naar het hotel te brengen
en ergens in de buurt te gaan lunchen, oké?’ ‘Denk je dat we al
kunnen inchecken? In de brochure stond vol- gens mij dat dat pas
vanaf drie uur kan.’ ‘Onze bagage kunnen we er in elk geval
achterlaten. We hebben de hele middag voor ons, Iris, het weer valt
niet tegen en Parijs ligt aan onze voeten, wat willen we nog meer?’
Als ze het station uit lopen deinzen ze als vanzelf terug. Toete-
rende auto’s, af en aan rijdende taxi’s, een kakofonie van geluid,
mensen van allerlei nationaliteiten die door elkaar krioelen. Hun
hotel ligt aan de andere kant van een plein, recht tegenover het
station. Verderop is een oversteekplaats. Omdat ze geen zin heb-
ben om erheen te lopen, steken ze het plein recht over. Het heeft
veel weg van een kamikazeactie, omdat chauffeurs zich noch aan de
voorrangsregels, noch aan voetgangers veel gelegen laten liggen.
Zigzaggend tussen de auto’s door zien ze uiteindelijk kans om het
plein over te komen.
Ze hebben geluk, want ze krijgen de sleutel van hun kamer direct
mee. Een halfuur later zitten ze op een overdekt verwarmd terras
vlak bij hun hotel, waar straalkachels rood opgloeien. Terwijl ze
op hun bestelling wachten, haalt Renate een reisgids met
plattegrond uit haar tas.
‘Kijk, we zitten hier,’ wijst ze aan. ‘We kunnen hiervandaan ge-
makkelijk naar het Place du Tertre lopen, wat rondwandelen, de
portretschilders aan het werk zien en de Sacré Coeur bezichtigen.
Lijkt dat je wat?’
‘Ik vind alles best. Eerst lunchen. Zullen we er een wijntje bij
nemen? Soie de vivre, nietwaar?’ zegt Iris grinnikend.
Renate kijkt verrast op. ‘Hoor ik daar de oude Iris weer? Een an-
dere wereld, een ander mens?’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Het is of er iets van haar af valt. De indrukken die ze rest van de
middag opdoet, verdrijven haar angstgevoelens, maken van de be-
dreigende brief een onbelangrijk stukje papier dat door een zuchtje
wind uit haar gedachten kan worden geblazen. Samen met Renate
slentert ze langs drukbezette terrassen, langs schilders en
artiesten die portretten knippen uit zwart papier. Ze strijken neer
op een overvol terras om thee te drinken en crêpes te eten,
beklimmen de steile trappen naar de Sacré Coeur en wandelen door de
sfeervolle straatjes van Montmarte. Als Parijzenaar onder
Parijzenaars dineren ze ’s avonds, weg van de toeristenstroom, in
restaurant Chartier, kijkend naar hun spiegelbeeld in metershoge,
goudomrande spiegels.
‘Waar heb ik dit eerder meegemaakt?’ zegt Renate als ze tegen elf
uur doodmoe terugkomen op hun hotelkamer. ‘Veel gezien, veel ge-
lopen, blaren op mijn hielen en Iris als kamergenote.’ ‘Alsof ik
mezelf hoor praten.’ Ze trapt haar schoenen uit en laat zich
languit op bed vallen. ‘Zal ik eerst gaan douchen?’ ‘Goed. Dan
probeer ik intussen mijn schoenen uit te krijgen zon- der dat de
blaren knappen,’ zegt Renate met een pijnlijke blik. Genietend laat
Iris het warme water over zich heen stromen, ogen dicht, haar hoofd
vlak onder de douchekop. Haar vermoeide benen worden zwaar, het
laatste restje spanning glijdt van haar af en ze geeft zich over
aan een zalige loomheid. ‘Je hebt me na je operatie nooit laten
zien hoe het is geworden,’ merkt Renate op als ze met een badlaken
om zich heen de kamer in loopt.
Ze schuift het badlaken van haar borst. ‘Kijk maar.’ ‘Knap gedaan.
Als ik het niet had geweten was het me niet eens opgevallen.’
‘Niet overdrijven, Renate. Topless zonnen is er voor mij nog steeds
niet bij. Geen gezicht, een roze vlek op een bruine huid.’ ‘Beter
dan twee tepels. Welke vrouw wil daar nou mee te koop lopen? Weet
je trouwens hoe vaak dit voorkomt?’ ‘Zelden. Er zijn geen precieze
cijfers bekend. Zeg, welk bed wil jij?’ ‘Maakt me niet uit.’
‘Dan slaap ik aan de raamkant.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Zaterdagochtend lijkt alles wat de afgelopen dagen gevoelens van
angst en onzekerheid opriep, nog verder weg. Ze heeft heerlijk ge-
slapen, ze heeft zin om zich nog een dag in het Parijse leven te
stor- ten en ze is het direct eens met Renate, die het helemaal
niets vindt om in hun hotel een instant continentaal ontbijt te
gebruiken. ‘Daarvoor zijn we niet naar Parijs gekomen.’ ‘Dan moet
je het niet erg vinden om een halfuurtje later te ontbij- ten. Ik
weet een leuk adresje,’ zegt Renate. Even later dalen ze af naar de
metro. Lange gangen vol mensen, twee bedelende, exotisch uitziende
vrouwen met een baby op hun arm, muzikanten bij wie toeristen
blijven luisteren, een blinde man met één been zittend op een
tochtige hoek, jonge mannen die over een tourniquet springen,
kennelijk zonder geldig plaatsbewijs. Halte Saint-Germain-des-Prés,
een korte wandeling. ‘Ik ben hier de vorige keer met Max geweest,’
zegt Renate glun- derend als ze neerstrijken op het verwarmde
terras van Café les deux Magots. ‘Binnen hangen portretten van
Sartre, Hemingway en an- dere beroemdheden die hier regelmatig
kwamen.’ Ze nemen alle tijd voor een echt Frans ontbijt met
croissants, bri- oches en zwarte koffie en overleggen daarna over
het programma voor de rest van de dag. Eerst een vleugje cultuur,
naar het Ile de la cité, de Notre-Dame – voor Renate de tweede
keer, maar dat vindt ze niet erg – en de Sainte Chapelle. ’s
Middags gaan ze winkelen, zullen ze zich eerst vergapen aan de
etalages van modehuizen rond de Rue de Faubourg St. Honoré en zich
daarna snel met de metro naar halte Rue de la Pompe laten brengen.
Daar vlakbij ligt Recipro- que, waar dure labels als Chanel, Gucci
en Dior ver onder de gang- bare prijs worden verkocht, niet onder,
maar boven de toonbank. ‘Hoe weet jij dat nou weer?’
‘Gewoon… uitgezocht,’ antwoordt Renate met een veelzeggend
glimlachje.
‘Je was dus allang van plan om hier merkkleding te kopen,’ stelt
Iris met pretoogjes vast. ‘Wat een luxepoppen zijn we toch. Even
naar Parijs om onze garderobe op peil te brengen.’ ‘Ga jij dan ook
inslaan?’
‘Inslaan, toe maar… Natuurlijk. Ik kom hier ook niet
wekelijks.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Een uur later fotograferen ze elkaar voor de Notre-Dame, breed
lachend, los van dagelijkse beslommeringen en zorgen. Iris is haar
vriendin meer dan dankbaar dat ze haar heeft meegevraagd. Een
Japanner vraagt haar of ze ook een foto van hem en zijn vrouw wil
maken. Nadat ze aan zijn verzoek heeft voldaan, drukt ze hem haar
toestel in de hand. Met de armen om elkaars middel, hun hoofden
tegen elkaar aangedrukt laten Renate en zij zich fotografe- ren,
tegen een achtergrond die eeuwen heeft doorstaan, een symfo- nie
van stenen, zoals Victor Hugo de kathedraal vol respect om-
schreef.
Na de bezichtiging ervan beklimmen ze de zuidelijke toren. Vanaf
het platform kijken ze uit over de stad, in de verte de
Eiffeltoren, onder hen de Seine die traag onder de Pont-Neuf door
stroomt. Hangend over de balustrade volgen ze een vrachtschip dat
eronder- door vaart.
‘Daar zou Niels wél vanaf gesprongen zijn. De Seine is dieper dan
de Arno, zo te zien,’ zegt Iris opeens.
‘Moet dat?’ Renate kijkt verstoord.
‘Sorry. Gewoon een herinnering die spontaan in me opwelde. Sommige
dingen lijken ook zo op elkaar, leuke dingen vooral, van vroeger.
Zoals wij net rondliepen in die kathedraal, met een gids in de hand
om maar niets te missen. Net of we weer zeventien waren en onze
geschiedenisleraar ons in de Santa Croce uitlegde wat we mooi
behoorden te vinden.’
‘Niels is toch geen leuke herinnering?’
‘Niet echt, nee. Behalve toen hij rond de toren van Pisa streakte.
Daar kon ik wel om lachen. Daar wel om…’ ‘Waarom dan niet?’
‘Ik had Sam erbuiten moeten houden. Arme Sam. Hij had er niets mee
te maken, begreep er achteraf ook helemaal niets van. Dat het nou
net hém moest overkomen.’
‘Alsof jij kon voorzien wat Niels zou bedenken. Genoeg over
vroeger, Iris. Stoppen, voordat je weer gaat piekeren. Je verpest
het anders voor jezelf. Kijk om je heen.’ Renate maakt een brede
arm- zwaai. ‘Parijs, de modestad, hier gebeurt het. We gaan lekker
shop- pen, leuke kleren kopen.’
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
‘Mag ik wel eerst mijn mobieltje opnemen? Er heeft iemand al een
paar keer geprobeerd om me te bereiken. Als ik niet opneem blijft
dat ding in mijn tas trillen.’
Ze haalt haar mobieltje tevoorschijn, klapt het open en brengt het
naar haar oor.
‘Met Iris. Waar ik nu ben? In Parijs, boven op de Notre-Dame. Nee,
ik maak geen grapje. Ik hoef toch geen verantwoording af te leggen
over wat ik doe… Wat…’ Ze slaat een hand voor haar mond. Om steun
zoekend klampt ze zich met haar vrije hand vast aan Re- nate.
Parijs wordt een golvende steenmassa die op haar af komt rol- len,
de gargouilles op de balustrade veranderen in grijnzende duivels
die op het punt staan om haar te bespringen. ‘Wat is er, Iris?’
De stem van Renate komt van ver, maar brengt haar terug in de
werkelijkheid.
‘Er is iets met Joyce.’ Met grote ogen staart ze naar het mobieltje
in haar trillende hand.
‘Waarom luister je niet verder? Geef maar aan mij, voor je het laat
vallen.’
Rechercheur Huizinga blijkt de verbinding nog niet verbroken te
hebben, want Renate begint met hem te praten. Wat ze zegt dringt
niet tot Iris door. Joyce… verdwenen… gisteravond niet thuisgeko-
men na fitness. In haar gedachten blijft Huizinga die woorden her-
halen, alsof hij er bij haar wil inhameren dat zij nu aan de beurt
is, dat zij het volgende slachtoffer zal zijn. Slachtoffer van wie,
of van wat?
‘Gaat het een beetje?’
Renate kijkt haar bezorgd aan en geeft haar telefoontje terug. Au-
tomatisch stopt ze het terug in haar tas. Van de omgeving, van
nieuwsgierig kijkende toeristen is ze zich slechts vaag bewust. Ge-
willig laat ze zich door haar vriendin naar beneden leiden.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dagboek van Sander, 7 juni
Zojuist zijn we teruggekomen van een excursie naar Sienna. De toren
naast de beroemde Dom was, in tegenstelling tot de Campanile naast
de Dom van Florence, al te zien terwijl we de stad naderden. De
belangstelling ervoor in de bus was matig. ‘Een zebra die met zijn
kop in de wolken loopt, dat zie je niet elke dag,’ merkte Niels
op.
Het was al heel wat dat hij in de door Frank aangeduide richting
keek en dat het tot hem doordrong dat het gebruik van afwisselend
donkere en lichtere stenen een streeppatroon op de toren had ge-
legd.
Om onze belangstelling te wekken en vervolgens naar een hoger plan
te tillen, trakteerde Frank ons op een van zijn anekdotische ver-
halen. In de Domkerk bevond zich een oud stripverhaal, vertelde
hij, hoewel niet in boekvorm, zoals wij natuurlijk verwachtten. Het
bestond uit tien muurschilderingen met tekst eronder. De afbeeldin-
gen vertelden het bewogen leven van Silvio Piccolomini, een uiterst
levenslustig renaissancemens, dat zich in zijn jeugd bijzonder
voelde aangetrokken tot vrouwelijk schoon en zich van het ene
liefdesavon- tuur in het andere stortte. Om anderen van zijn
escapades deelge- noot te maken, schreef hij er onder andere een
toneelstuk – noem het maar een ‘Lustspel’ – over. Voor zíjn tijd
grensden de beschrij- vingen aan pornografie.
Het was Frank weer gelukt. Iedereen was nieuwsgierig geworden. Van
de gezichten van Agnes en Ingrid, die net als ik voor in de bus
zaten, aan de andere kant van het gangpad, meende ik te kunnen af-
lezen dat ook zij nog nooit van Piccolomini hadden gehoord. ‘Het
aardige van het verhaal is dat het laat zien dat mensen in
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
korte tijd volledig kunnen veranderen. Silvio Piccolomini kwam tot
inkeer. Hij besefte dat het leven meer te bieden had dan drank en
mooie vrouwen, ging theologie studeren, werd priester en schopte
het uiteindelijk tot paus. Het stripverhaal dat in de naar hem ge-
noemde bibliotheek in de Dom hangt, laat vooral zijn leven als paus
Pius II zien.’
‘Wat jammer nou. Een echte pias dus,’ kon Niels niet nalaten op te
merken. ‘Wie ruilt mooie vrouwen nou in voor kruisbeelden, wij-
watervaten en af en toe een truttig nonnetje?’ Toch ging ook Niels
mee naar de bibliotheek om de wandschilde- ringen te bekijken en
toonde hij zich onder de indruk van een aantal verluchte
handschriften, die in vitrines waren tentoongesteld. In
tegenstelling tot gisteren was er in de bus niets te bespeuren van
opwinding die te maken kon hebben met het weddenschaps- spel. Ik
begin een beetje te begrijpen hoe dat gespeeld wordt. Het zou me
ongetwijfeld tot in detail zijn uitgelegd als ik mee had willen
wedden. Ik heb echter een hekel aan gokken, kan er om eerlijk te
zijn ook niet goed tegen als ik een spel verlies. Bovendien wordt
er gespeeld met extreem hoge inzetten, zowel wat betreft geld als
wat betreft andere ‘prestaties en tegenprestaties’, zoals Niels’
streakact had aangetoond. Er is altijd sprake van een
challenger en een accep- tant, degene die de
uitdaging aanneemt. Als de acceptant faalt, dan
zal hij de challenger moeten belonen, met geld of met iets
anders. Slaagt hij wel, dan zal de challenger op zijn beurt
de acceptant moeten betalen. Omdat het altijd om hoge
inzetten gaat, kan de acceptant zijn schuld afkopen door
iets te doen wat vooraf is afgesproken, streaken bij de toren van
Pisa bijvoorbeeld. Geld blijft overigens toch wel rollen, want
anderen kunnen weddenschappen afsluiten op het al dan niet
succesvol zijn van de acceptant. Er is een spelleider, die
tegelijk voor scheidsrechter en bank speelt. Wint de
acceptant, dan krijgt hij een kwart van alle ingelegde
bedragen, verliest hij, dan ontvangt de challenger dat geld.
Een fascinerend spel dat op velen van ons een grote
aantrekkingskracht uitoefent. Op school is het enige tijd een ware
rage geweest, tot de schoolleiding, nadat er een aantal gevaarlijke
situaties uit was voortgekomen, zware straffen in het vooruitzicht
stelde aan iedereen die werd betrapt op deelname.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Dat maakte het spel nog spannender. De kans op betrappen werd in de
weddenschappen opgenomen. Om eerlijk te zijn verbaast het me een
beetje dat onze begeleiders, en vooral Frank, die wat dit soort
zaken betreft nogal rechtlijnig is, de act van Niels negeerden. Ik
ver- moed dat ze dat hebben afgesproken om de sfeer niet te
verzieken. Maar nu terug naar Sienna, waar we na bezichtiging van
de Dom naar Il Campo, een groot ovaalvormig plein liepen. We
moesten ons voorstellen dat daar elk jaar paardenraces werden
gehouden, al vanaf de middeleeuwen. De zon scheen nog en het was
lang niet zo koud als in de krant van de hotelier was voorspeld. De
vele terrasjes en verleidelijke koele drankjes spraken daardoor
meer tot onze verbeel- ding.
We hadden ruim de tijd om wat rond te dwalen door het stadje, wat
we in groepjes deden. Ik heb daarvoor al een paar keer gepro- beerd
om een gesprek met Iris aan te knopen, maar stuitte telkens op een
vriendelijke afstandelijkheid, op een Iris die ik nauwelijks her-
kende van gisteren. Toen zij, gearmd met Renate, vanaf het plein
een winkelstraatje inliep, begreep ik dat ik vandaag ander
gezelschap zou moeten zoeken. Daarom slenterde ik mee met een wat
grotere groep, waar ook Joyce deel van uitmaakte. Tot mijn
verbazing kwam ze zomaar naast me lopen en gaf lacherig commentaar
op Niels’ op- treden bij de toren van Pisa. Ik begreep dat we die
grap aan haar te danken hadden en dat zij, als ze wilde, in staat
was om Niels tot nog dwazere capriolen te verleiden. Of ik er niet
nieuwsgierig naar was wat ze met het spelletje had verdiend? Een
beetje wel, moest ik toe- geven. Tweehonderd gulden, vertrouwde ze
me toe. De totale inleg was dus achthonderd gulden geweest,
berekende ik snel, viermaal het bedrag waar zij recht op had. Voor
leerlingen als wij is dat ex- treem veel geld, zo’n veertig gulden
per persoon als er minimaal twintig deelnemers waren. Er was vijf
tegen twee gewed in haar voordeel, zei Joyce met onverholen trots
voordat ze weer naast haar vriendinnen ging lopen.
Ik stelde het op prijs dat ze me uit zichzelf gezelschap was komen
houden. Toch kreeg ik het gevoel dat het, net als de te vette
knipoog gisteren, niet helemaal van harte ging. Iris kijkt me aan
als ze iets tegen me zegt. Joyce vermeed mijn blik zorgvuldig.
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
Op de terugweg, in de bus, pakte Frank de microfoon weer eens en
vertelde hij zijn meest verbijsterende verhaal tot dan toe. Al na
een paar zinnen mocht hij zich verheugen in vrijwel ieders
aandacht. ‘Inmiddels hebben jullie al heel wat afbeeldingen gezien
van de kruisiging van Christus: fresco’s, schilderijen, reliëfs,
beelden… Ik weet dat wat ik nu ga zeggen schokkend is, maar toch
doe ik het. Wat op die afbeeldingen van de kruisiging wordt
weergegeven, kan nooit werkelijkheid zijn geweest.’
Hij pauzeerde even om het effect van zijn woorden in te schatten.
Niemand zei iets, waarschijnlijk omdat de meesten zich net als ik
af- vroegen of ze het wel goed hadden verstaan. Het Ichtus College
is een school op christelijke grondslag. Van de docenten wordt ver-
wacht dat zij de uitgangspunten van de school onderschrijven. Met
zijn opmerking veegde Frank de vloer aan met waarheden die onze
catecheet ons met zo veel moeite had bijgebracht, en met het ge-
dachtegoed dat de ouders van een aantal van ons, waaronder die van
mij, probeerden over te dragen.
‘Voor wie het geloven wil is Christus met spijkers door zijn han-
den en zijn voeten aan het kruis genageld,’ vervolgde Frank, ‘zoals
kunstenaars door de eeuwen heen hebben afgebeeld. Die voorstel-
ling is zowel medisch als biologisch gezien onmogelijk. Handpal-
men waar spijkers doorheen zijn geslagen scheuren uit bij belasting
met een gewicht van veertig kilo of meer. Dat betekent dus dat
Christus onmogelijk aan een kruis kan hebben gehangen op de ma-
nier die we op afbeeldingen zien.’
‘Ik weet niet waar je op uit bent, Frank,’ zei Agnes. ‘Ik moet echt
protesteren tegen dit soort verhalen. Ongeacht de vraag of je
gelijk hebt of niet, ik zie er totaal het nut niet van in. Moeten
we nu opeens gaan geloven dat Christus nooit is gekruisigd?’ In de
bus hing plotseling een onwerkelijke sfeer. Iedereen was doodstil
om vooral niets te missen van Agnes’ woorden. Ze heeft een zachte
stem, die nauwelijks boven het geluid van de motor uit- komt.
Volgens mij raakten zelfs de chauffeurs in de ban van het ver-
haal, want ze staakten hun gekibbel over alternatieven voor de
route die ze op de heenweg hadden gereden.
‘Dat heb ik niet beweerd,’ reageerde Frank met een zelfingeno-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
men lachje. ‘Een Parijse arts, een zekere dr. Barbet, heeft wat ik
nu vertel nauwkeurig onderzocht. Hij heeft lijken opgehangen aan
spij- kers die hij door hun handen sloeg. Ze bleven niet hangen, de
han- den scheurden open. Om te weten hoe het wel is gegaan, moet je
wat meer kennis hebben van de technieken die de Romeinen ge-
bruikten om hun veroordeelden te kruisigen. Het is een wreed ver-
haal, maar ik zal het jullie niet onthouden, tenzij jullie het niet
wil- len horen natuurlijk.’
Hij keek naar Agnes en Ingrid. Die zeiden niets, begrepen dat wij
zouden protesteren als ze probeerden om Frank de mond te snoeren.
‘Goed dan. De Romeinen sloegen de spijkers niet door de hand-
palmen, maar door de polsen, vlak achter kraakbeen en pezen, die
wel sterk genoeg waren om het gewicht van een volwassen man te
dragen.’
Ik keerde me even om en zag dat sommigen met vingers of duim op de
eigen pols drukten, op zoek naar de beschreven plek. ‘Door de
voeten werden geen spijkers geslagen. Wel werd een plankje op de
verticale balk van het kruis getimmerd, iets boven de enkels van de
veroordeelde. Je kunt je geen voorstelling maken van de pijn die
een veroordeelde leed, hangend met gespreide armen, met bungelende
benen. Om de pijn te verlichten trok hij af en toe zijn benen op en
zette zijn hielen op het plankje. Er kwam echter een andere pijn
voor in de plaats, omdat het plankje met opzet zo hoog was
aangebracht dat het lichaam iets naar voren boog, wat een andere
druk op de wonden in de polsen gaf. Daardoor hield hij die houding
niet lang vol en liet hij zijn benen weer hangen.’ ‘Zo kan het wel
weer,’ viel Agnes opeens uit. ‘Je bent alleen maar uit op
sensatie.’
‘Dat kun je pas beoordelen als je het hele verhaal hebt gehoord.’
Omdat Agnes alleen haar schouders ophaalde en kwaad bleef kij- ken,
vertelde hij verder, met zorgvuldig gekozen woorden, zoals we van
hem gewend waren.
‘Een gekruisigde realiseerde zich niet dat hij door telkens van
houding te veranderen zijn leven – en dus zijn lijden – rekte, soms
wel met enkele dagen. Door te bewegen hield hij zijn bloedsomloop
in gang. Zijn hart, dat het in hangende houding zou hebben
bege-
BW_Kruisgang 28-04-2006 11:21 Pagina
ven, bleef kloppen. Soms braken soldaten de benen van een gekrui-
sigde als ze vonden dat het lijden lang genoeg had geduurd. Ik
vertel jullie dit niet uit sensatiezucht. Wel om jullie aan het
denken te zetten. Realiseer je dat veel verhalen in de Bijbel
interpre- taties zijn van de schrijver en vaak een symbolische
betekenis heb- ben. Als je letterlijk gelooft wat er staat, dan kun
je aan een verhaal zoals ik net heb verteld, heel erg aanstoot
nemen. Zodra dat op grote schaal gebeurt, met wat voor religieus
geschrift van welke godsdienst dan ook, heb je een conflict, een
godsdienstoorlog, of een jihad.
Morgen gaan we naar het San Marco-klooster. Ik zal jullie in een
van de zijgangen een schilderij laten zien waarop Christus is
gekrui- sigd met spijkers door zijn polsen. Zijn handen steken
duidelijk zichtbaar boven de dwarsbalken uit. Waarom denk je dat de
kerk dat schilderij laat hangen? En in een kathedraal in Turijn
wordt een grafdoek, een lijkwade, bewaard waarin Christus begraven
zou heb- ben gelegen. De afdrukken die het lichaam op de doek heeft
achter- gelaten laten er geen twijfel over bestaan dat er wonden in
de polsen zaten en niet in de handen.’
Ik vind het verhaal fascinerend, en ik had er nog meer over willen
schrijven. Ik word echter gestoord door Joyce. Ze staat opeens in
mijn kamer, waar ze na een klopje op de deur zomaar is binnengelo-
pen, op blote voeten, met blote benen onder een korte badjas en met
een toilettas in haar hand. Het overdondert me zo dat ik even niet
weet wat ik moet doen. Daarom schrijf ik deze laatste regels nog
op, terwijl Joyce naar me kijkt en me een vraag stelt…