3
Hij durfde Bollie niet te herinneren aan zijn belofte. Elke dag keek hij overbodig vaak in zijn brievenbus. Pas na een maand kwam er een ansichtkaart uit Ierland (de obligate groene heuvels): 'Hi Taffy! Inderdaad heb ik eindelijk dat ouwe papier opgeruimd! Werd hoogste tijd! Overmorgen gaan Joycie en ik voor drie maanden op stap met de kdp, maar hier is, surprise surprise, PB's adres, dat wil zeggen haar laatst bekende adres, ook alweer van voor Christus zoals je begrijpt! Hoe het mogelijk is dat er nog zo'n kaart van haar tussen zat, weet ik ook niet, maar ik had zo'n gevoel, hè. Krom grijs vrouwtje geworden inmiddels? Hoop het niet, for your sake, haha! In dit verband geef ik je nog een boodschap van Joycie quote happy hunting, Taffy unquote. Tot in den doet natuurlijk! ps Herman ging toen de volgende dag met een houten kop terug naar Deventer. Zou jij in Deventer willen wonen (en sterven)?!'
Hij deed heel lang over het briefje aan Pinkie die volgens Bollie nu Davis heette. Nu? Dat adres moest minstens twintig jaar oud zijn. Misschien al tienmaal verhuisd, aan haar derde huwelijk bezig, en een miljoen mensen heetten Davis. Pinkie kennende, altijd in beweging, altijd op zoek naar nieuwe avonturen -Pinkie kennende? Wat een idiote onzin, zei hij hardop tegen Danny Graham die hij weer tegen de voet van de bureaulamp had gezet. Ik ken Pinkie helemaal niet! Een paar droombeelden, vaag, onduidelijk, misschien zelf verzonnen, meer was er niet. Meer kon er niet zijn, want zo vaak had hij in al die jaren niet echt aan haar gedacht. Maar sinds hij Kandy had teruggevonden werden die beelden steeds scherper en nu waren ze zo hinderlijk scherp dat hij ze niet meer kon verjagen. En haar stem, wat ze tegen hem gezegd had, kindertaal - waar kwam dat allemaal vandaan? Uit zijn eigen fantasie natuurlijk! Net als die sinds kort iedere nacht weer wegflitsende pijl. En dan met een ruk overeind in bed en tegen zichzelf zeggen, langzaam, nadrukkelijk: ik héb die pijl niet afgeschoten, en zijn gedachten een andere kant opsturen, en zeker weten dat de Theekoe nog vele jaren gelukkig in zijn dorp had geleefd, met een lintje op zijn borst, gekregen van Captain Bogart voor aan het Britse imperium bewezen trouwe dienst.
'It's the bloody monsoon, ik bedoel, de verveling,' zei hij tegen Danny Graham die hem ernstig aankeek. Please write soon. De verveling, het bodemloze gat van de pensionering - lege tijd waarin lang overleden muggen plotseling tot springlevende olifanten werden. Ook moest hij opeens denken aan een gewezen collega die na een halfjaar nietsdoen al gestorven was.
Maar ook haar meisjesgeur kon hij niet verdrijven. Haar warme adem tegen zijn oor. Haar hand op zijn been. Hij rook Pinkie, hij voelde Pinkie, hij hoorde Pinkie lachen. En dat septemberhaar - o jezus, hoe kom je erop! Die pijl vloog plotseling weg, maar ik heb hem niet afgeschoten. Haar geur, haar hand op mijn been, en niemand van ons heeft ooit iets geraakt, zei Herman, en het was bijna donker en de Theekoe was al de bocht om, te ver, veel te ver - septemberhaar, mijn god! Ik schrijf haar niet.
'Beste Pinkie, als dit briefje je ooit bereikt zul je ongetwijfeld raar opkijken en je afvragen, wie was dat jongetje ook alweer? Taffy, Taffy, zo heet de halve Royal Navy, nietwaar? Een paar trefwoorden uit onze verre kindertijd: Venerable, Kandy, mazelen, Theekoe, die club tot in den doet (heb jij opgericht, ik weet het zeker). Toevallig ontmoette ik onlangs 'Bollie' van Buuren, oud-vlieger nu, die vertelde dat hij jou in de lucht tussen Amsterdam en Parijs ontmoette, ook al eeuwen geleden, en toen was je Kandy enz. in elk geval nog niet vergeten, zei hij. Zijn grote broer, Herman, is ook gepensioneerd, net als ik. Bollie gaf me dit adres waar je natuurlijk allang niet meer woont, maar ik dacht, kom, even proberen of ik Pinkie Baker kan opsporen. Zou leuk zijn nog eens over tempo doeloe te kletsen. (Ken jij nog Maleis? Ik niet.) Ook toevallig is dat ik binnenkort in Londen moet zijn (voor een congres), dus kon ik het niet laten je even te schrijven. Maar misschien heb je helemaal geen behoefte aan een ontmoeting met zo'n schim uit de grijze oudheid. Hoewel ik mij nog goed herinner dat je in Kandy altijd op zoek was naar bosgeesten. We hadden zelfs pijl en boog aangeschaft om ons tegen die wezens te verdedigen, weet je nog? Toen hebben we nooit zo'n spook ontmoet, maar als je niet oppast staat er dadelijk eentje in levenden lijve voor je! Hoe dan ook, als je dit leest: hartelijke groeten van je oud-clubgenoot Taffy (Fergus) Steyn.'
Nog diezelfde week kreeg hij antwoord. Hij slokte twee borrels op voordat hij de brief uit Londen durfde te openen. Lichtblauwe correspondentiekaart. Linksboven glanzende zwarte lettertjes: 'Pamela Baker Davis', adres, telefoonnummer. Een paar regels, zo te zien in grote haast op papier geworpen, moeilijk leesbaar. Typisch Pinkie, dacht hij, maar nog steeds Davis, zelfde man dus, zelfde adres - niet typisch Pinkie.
'Taffy Taffy! Kandy en de rest! Sommige dingen vergeet je toch nooit? Bel mij onmiddellijk op als je in Londen bent! Pinkie.'
Na aankomst in Londen, waar hij verder niets te zoeken had, wachtte Steyn twee dagen voordat hij opbelde. Doelloos door musea dwalend beving hem de twijfel. Dit werd weer een tegenvaller, net als Langweer - nee, een veel ergere tegenvaller, een nietes-welles gesprek, nog meer herinneringen die elkaar niet dekten. Zo'n avond met Pinkie zou hij niet kunnen verdragen. Over haar hand op zijn been, over haar afscheidswoorden in Colombo - nooit, nooit zou hij daarover durven beginnen. Pamela Baker Davis. Die Davis zou er natuurlijk bij zitten en voortdurend achterdochtig om onmiddellijke vertaling vragen.
Hij bereidde een paar zinnen voor, om zich correct te kunnen introduceren, mocht hij onverhoopt de heer Davis aan de lijn krijgen: '...kende uw vrouw toen we nog kinderen waren, after the war, Dutch East Indies. Pamela schreef dat ik moest opbellen wanneer ik ooit in Londen...'
'Pamela Davis.'
Haar moeder? Nee, nee, zijzelf, zijzelf haar stem, dat is haar stem...
'Met... met Taffy. Van toen, van vroeger.'
'Taffy! Eindelijk! Waar ben je? Wat doe je in Londen? Wat voor congres? Heb je het erg druk? Ik weet alles nog, van Kandy en zo, alles!'
Zij is het, zij is het, en ook zij weet alles nog...
Hij noemde de naam van zijn hotel, gaf geen antwoord op haar vraag over het congres en zei alleen dat hij op elk gewenst moment naar haar toe kon komen, ze hoefde alleen maar te zeggen wanneer.
'Dat hotel is niet ver vanhier,' zei ze. 'Kom dus nü, onmiddellijk. Spring in een taxi! Only five minutes! Het is pas vier uur en Michael is nooit thuis voor achten, dus we kunnen op ons gemak over Kandy en alles praten. Ja, onze Bollie, de captain, ik weet het nog goed. Hij was stomverbaasd en ik moest zijn geheugen even op gang helpen. Zo parmantig als hij door zijn plane stapte! Dat hij mijn adres nog had, gewoon incredible! Of nee, eigenlijk niet. Het moest gewoon gebeuren, Taffy, dat jij en ik elkaar nog eens - ja, we hebben veel gezworven, maar deze flat altijd aangehouden. Onze thuisbasis. Nu is Michael in de headoffice, directeur, eindpunt, end of the road. O Taffy, wat énig! Ben benieuwd of ik je herken. Jij mij zeker niet! Hurry, hurry!'
Wel opbellen, niet opbellen, twee hele dagen had hij rond de telefoon gedraaid, kranten gelezen, op bed naar de televisie gestaard, drie musea doorgeslenterd - en nu in razend tempo douchen, scheren, aankleden, een taxi zoeken in de verkeerszee bij Charing Cross. Pinkie heeft mij ontboden, ik mag haar niet laten wachten, net als vroeger, alles net als toen, en ze is mij niet vergeten, ze is niets vergeten, en Michael is nooit voor achten thuis...
Hij stond te trappelen op het trottoir, ook naar volle taxi's wenkend.
Een flatcomplex als een fort. Portier met boksersomvang wijdbeens voor de draaideur.
'Can I help you, sir?'
'Mrs Pamela Baker Davis.'
'Yes, sir. Is Mrs Davis expecting you, sir?'
'Yes, yes.'
Hij zag een blauw ankertje gegraveerd op de linkerknuist van de man. Gediend op de Venerable. Please write soon, nooit gedaan...
'Yes, yes,' zei hij weer, opeens bang dat hij niet tot het fort zou worden toegelaten. Out of bounds, navy personnel only...
'Please follow me, sir.'
De portier ging hem voor door de draaideur. Uniform, maar niet van de marine. Statige hal, marmeren vloer, potpalmen, lopers, spic-and-span. De man draaide een nummer. Met de hoorn aan zijn oor bleef hij Steyn aankijken. Nee, zal ze zeggen, niet binnenlaten, ik ken hem niet, een vergissing - of ze vraagt naar het wachtwoord. Ons hoofdkwartier, Djangkrik buiten op post, pijl en boog paraat...
'Your name, sir?'
'Taf - Steyn, my name is Steyn and Mrs Baker...'
'Good afternoon, Mrs Baker, Jackson here, sorry to disturb you... a Mr Steyn... yes, ma'am.'
Hij legde de telefoon neer. 'It's all right, sir. Mrs Davis is expecting you. You may go up now. Can't be too careful, sir. Plenty of crime in the streets of Londen these days.'
Hij bracht Steyn naar de lift. 'There you go, Mr Steyn, sir. Sixth floor. Flat six zero four.'
Plenty of crime ook toen in de theetuinen van Kandy. Altijd waren we op onze hoede, alleen de Theekoe niet En de Theekoe is misschien heel vroeger ook bokser of worstelaar geweest Vierkante schouders, brede rug, maar nooit een gevecht gewonnen, te aardig voor zijn tegenstanders en al jong uitgeblust en vadsig...
Hij schrok toen de liftdeur open gleed. Langzaam, aarzelend ging hij op de koperglinsterende cijfers 604 af.
Belachelijke zenuwen! We waren kinderen en nu zijn we oud, zij en ik, nee nee, we zijn niet oud, en we gaan heel gewoon een paar sappige anekdoten uitwisselen, Pinkie en ik, zij weet ook alles nog, Pinkie, dus we zullen elkaar niet tegenspreken, onze herinneringen kun je zo op elkaar leggen, en we zullen lachen en samen een uurtje sentimenteel mijmeren over die kleuterclub en over de Theekoe en lang voor acht uur sta ik weer op straat Jezus, wat doe ik hier...
De deur woei wijdopen en ze had haar armen al om zijn hals. Ze had hem nog niet eens goed aangekeken. Ze weet dat ik het ben, ze weet..
'Taffy, Taffy!'
Zo gebeurt het alleen in een film, welke film, een weerzien van geliefden na een vreselijke oorlog. Niet meer die geur die ik nooit vergeten ben, haar haar ruikt nu anders, maar ook deze Pinkiegeur zal ik nooit meer vergeten.
Ze legde haar handen op zijn schouders, keek hem nu voor het eerst aan, hoofd schuin.
'Taffy,' zei ze nog eens, maar veel zachter. 'Ja, je bent het echt.'
'En jij ook, Pinkie, jij ook.'
Waarom schoten hem niet de onvergetelijke woorden te binnen, die ze verdiende? Ja, Pinkie, ze was het nog. Hij wist zeker dat hij haar op straat herkend zou hebben, haar ogen, die mond, dat haar.
Nog steeds septemberhaar, bronzen gloed, niet grijs, Pinkie niet grijs zoals wij allemaal, de anderen, voorzover nog in leven. Septemberhaar - godverdomme, kitsch, pure kitsch, waarom heb ik geen onvergetelijke openingszin ingestudeerd?
Ze stonden nog steeds tegenover elkaar in de deuropening. Haar handen streken over zijn regenjas.
Dezelfde handen toen op mijn been...
'Ik weet dat ik nu iets onsterfelijks tegen je moet zeggen,' zei hij. 'Maar zulke gevleugelde woorden schieten mij altijd pas op weg naar huis te binnen.'
'Probeer toch maar.'
Altijd een nieuw spelletje verzinnen, Pinkie, altijd uitdagen. Niets onsterfelijks schoot hem te binnen.
'Een stoute lach,' zei hij. 'Dezelfde stoute lach. Sorry, klinkt kinderlijk, maar een stoute lach, dat is het, die heb je nog steeds.'
Ze knikte, alsof ze hem gelijk gaf, alsof hij niets nieuws zei.
'En verder,Taffy?' Uitdagen, uitdagen, die ogen...
'Tussen Kandy en nu een heel mensenleven,' wist hij uit te brengen. 'Maar wat is dat op de eeuwigheid? God, wat een clichés. Ik ben geen dichter. Ik wou dat ik een dichter was.'
'Je hebt gelijk,' zei ze. 'A sigh, a whisper, meer is het niet op de eeuwigheid. En nu mag je binnenkomen.'
Iedere dag verzon ze een nieuw wachtwoord en niemand kon dat ooit onthouden en dan mochten we toch ons hol binnenkomen. Zo is het nu ook. Ik ken het wachtwoord niet, maar ze laat me toch binnen.
Ze gaf hem een arm en leidde hem de flat in. Grote, in elkaar overlopende kamers, zithoeken, schemerlampen, schilderijen, boekenkasten. Hij zag alles, maar eigenlijk zag hij niets. Ze stond pas stil voor een groot raam dat uitkeek op een park. Haar arm nog steeds door de zijne.
'Je hoeft niet te zeggen dat ik hier mooi woon,' zei ze. 'Dat is zo en dat weet ik. Geef je jas.'
'Hoe lang al?'
'O, eeuwig.'
Hij boog zich toch naar het raam en deed of hij nog nooit een park in de schemering had gezien. Hoe nu verder?
'O Taffy,' zei ze en toen pas zag hij dat ze hem al die tijd van heel dicht opzij had staan opnemen. De halve Royal Navy heet Taffy, volgens Joyce, maar - zoals zij die naam nu uitspreekt..
Ze verdween met zijn regenjas en hij bleef neerkijken op dat stompzinnige park. Vier bankjes, geen mens, geen hond te zien, druilerig regentje.
Daar was ze alweer. De vlugste van allemaal en ze zou ook nu nog ver voor de club uit door de theetuinen kunnen rennen, zij was de vlugste...
'We moeten eerst iets drinken op ons weerzien,' zei ze. 'Wil je een glas sherry?'
Haar hand op mijn been, haar vingers - nooit heb ik ze echt bekeken, al was dat misschien wat ik het liefst had willen doen...
Nu zaten ze tegenover elkaar, zij in de hoek van een bank, hij in een fauteuil. Hij dronk haar toe: 'Tot in den doet.'
Nee, zoals toen klonk het niet meer. Toen vanzelfsprekend, doodernstig, en nu aanstellerig, theatraal, zelfs een beetje wanhopig, als een toverformule die allang zijn kracht verloren had. Ze lachte even.
'Tot in den doet, dat schreef je,' zei ze. 'Tot in den doet, why not.'
'Je haar,' zei hij. 'Nog hetzelfde...'
Ze lachte weer. 'Ach nee, maar ik wil niet grijs worden, ik wil nooit grijs worden. Er zijn gelukkig flesjes die ervoor zorgen dat je nooit grijs hoeft te worden.'
'De kleur, ik heb een naam gevonden voor die kleur.'
Maar hij zei het te zacht, ze hoorde het niet.
'Ben je geïnteresseerd in een korte samenvatting van het voorafgaande?' vroeg hij.
'Jij eerst, Taffy.'
Goede en slechte jaren, meestal goed, wegbezuinigd door het bedrijf, zo ging dat. Buitenland, getrouwd geweest, nu weer alleen en geparkeerd in het moederland, tweede repatriëring, zou je kunnen zeggen. Terminado, habis, final curtain, niet tragisch, goed pensioen. Hij eindigde met een humoristische impressie van de avond aan boord van de kd Parmentier, als gevolg van een advertentie, een gril waarop hij nooit een reactie verwacht had.
Bijna half zes, zag hij op een enorme staande klok, imitatie-Big Ben, terwijl zij nieuwe sherry inschonk. Dat was toch godsonmogelijk! Hij was net binnen en ze hadden nog niets tegen elkaar gezegd. Nu durfde hij haar pas goed te bekijken. Nee, niet meer mager, wel heel slank, en jong, tijdloos jong, clichés clichés, ja, ze is zoals ik dacht dat ze zou zijn, clichés clichés, zij is Pinkie gebleven, ze wordt steeds meer Pinkie, hoe langer ik naar haar kijk. Dat deed hij nu zo onverholen bewonderend dat het haar opviel, maar ze zei niets, gaf hem zijn glas.
Pinkie was ook gauw klaar. De halve wereld rondgezworven, Michael en zij, en waarom was ze Taffy dan nooit eerder tegengekomen! Michael olieboer net als haar vader, wat wil je, alles loopt toch zoals het loopt. Piepjong getrouwd, Borneo, Venezuela, nog een keer Borneo, in de Arabische woestijn een kind gekregen, dochtertje, zelf nu ook met een olieboer getrouwd, helemaal niets nieuws dus onder de zon, hahaha, en met haar kleinkinderen zou onvermijdelijk hetzelfde gebeuren. Nauwelijks nog Hollands bloed in dat nageslacht, maar wel de taal nog, nou ja, al waren het maar een paar kinderrijmpjes.
Ze zweeg en dacht even na.
'Ja, dat is alles,' zei ze. 'Ik heb niets belangrijks vergeten. Eigenlijk is het heel raar dat je je hele leven in zo weinig woorden kunt samenvatten. Heb ik nooit eerder gedaan. Maar ik heb nergens spijt van.'
Stilte. Ook de klok tikte geluidloos. Hoe laat, hoeveel tijd heb ik nog?
'En van toen, de tijd daarvoor, onze tijd. Je zei dat je alles nog...'
'Nooit vergeten, Taffy! Jou niet en Kandy niet, en onze mazelen, die bioscoop in de bush, ons geheime hol,' - even weer nadenken, hem dan een beetje verbaasd aankijkend, 'en wat idioot, Taffy, ik realiseer me opeens dat ik Michael nooit iets verteld heb over die club van ons en alles wat we uithaalden. Dat is toch crazy!'
'O nee, niet crazy, die club moest ons hele leven geheim blijven, dat heb je zelf gezegd. Ook later, als we getrouwd waren, je hebt het zelf gezegd, Pinkie. Je hebt het ons laten zweren, geheimhouding...'
'Ja, inderdaad,' zei ze, 'dat hebben we toen gezworen.'
'De Theekoe...' Maar hij sprak weer te zacht, ze was al verder gereisd.
'En toen Bangkok en daarna back to England en ik naar school, en dat viel niet mee na dat vrijgevochten, avontuurlijke leventje in het kamp - vreemd klinkt dat, want zo leuk was het niet.' Ze zweeg even. 'En nooit heb ik jou teruggezien, ook in Bangkok niet, maar we gingen daar al heel gauw weg, met een vliegtuig en niet op zo'n afgeladen evacuatieschip. En ook later niet, nergens niet. Bollie de piloot wist ook niet waar jij was en de anderen. Hij wist nauwelijks jullie namen nog, was nog zo'n snotneusje toen in Kandy.' Weer even stilte. Ze keek hem aan. Zelfde ogen, diep bruin, bijna zwart, septemberogen...
'Ik heb nog wel naar je gezocht, in Bangkok,' zei ze en boog zich naar hem toe. 'Weet je hoe je toen was, Taffy, in Kandy? Een beetje stille jongen en ik vond je wijs - ja, dat is het woord. Jij was de wijste van ons allemaal en als ik weer een raar plannetje had keek ik altijd eerst of jij het ermee eens was. Ja, zo was het. Jij was al bijna volwassen en ik een brutaal, verwilderd kampkind.'
'O nee,' zei hij haastig, 'o nee, Pinkie, zo was het niet, zo was je niet. In mijn herinnering...'
'Wat we toen in Kandy beleefd hebben, niemand kan ons dat afnemen en zo voel jij het ook, anders was je nu niet - dat hebben we allemaal bewaard in een heel ver, geheim uithoekje van ons geheugen, tot in den doet.' En opeens sloeg ze haar handen voor haar gezicht.
Hij schrok heel erg, keek radeloos toe, stak zijn hand naar haar uit, raakte heel even haar gebogen hoofd aan, zocht naar zijn zakdoek, ging naast haar zitten op de bank.
'Niet huilen, Pinkie,' fluisterde hij. 'Alsjeblieft niet huilen.'
Ze nam zijn zakdoek, drukte die tegen haar ogen. 'Ik huil helemaal niet,' zei ze.
'Mijn schuld, Pinkie.' Zijn stem was hees. 'Mijn schuld, ik had niet moeten komen. Ik had niet naar je moeten zoeken. Een schim uit het verleden, die je de stuipen op het lijf komt jagen. Spijt, Pinkie, spijt...'
'Ach nee,' zei ze en keek hem aan. 'Ach nee, dat is het niet. Kijk, ik lach alweer.'
Zo hartverscheurend had hij nog nooit iemand zien glimlachen. Ze gaf hem zijn zakdoek terug. Gedempte claxons ver weg. Buiten het grote raam was het donker. Nu is ze helemaal Pinkie, zoals ze daar zit en mij aankijkt, al heb ik haar toen nooit zo verdrietig gezien. Hoe laat, er is geen tijd meer, dit is alles, wat kan er nog gezegd worden...
'Onze herinneringen aan Kandy en de rest,' zei hij schorrig. 'Ze vroegen me een lezing te houden over onze repatriëring. Dat doe ik wel even, dacht ik en ik schreef een verhaal, maar het was niet het echte verhaal, ons verhaal, ik kon opeens niet verder en ik kwam steeds weer jouw naam tegen in mijn dagboek, kinderdagboek, zo kinderlijk.'
Ze veerde overeind.
'Altijd zat je in dat schrift te krabbelen, bijna iedere avond, op je bed, ik zie het nog.'
'En nu pas zag ik dat er - behalve jouw naam staat er eigenlijk niets van belang in. Nauwelijks meer een touw aan vast te knopen. Filmsterren, namen van mevrouwen en officieren waar je geen gezicht meer bij kunt verzinnen, maar wel heel vaak, wel heel vaak Pinkie, Pinkie.'
Ze luisterde roerloos. Ik moet het vragen, maar ik ben bang voor haar antwoord, ik wil haar antwoord niet weten, te laat, te laat.. Hij stond op.
'Ik moet gaan,' zei hij, naar de Big Ben starend zonder te zien hoe laat het was. Zij keek verbaasd tegen hem op. 'Ja, ik kan beter gaan, Pinkie, ik bedoel, dadelijk komt je man thuis. Nee, ik had niet mogen komen. En - en ik heb nog een afspraak.'
'O nee,' zei ze beslist, 'je hebt helemaal geen afspraak, dat zie ik aan je gezicht. Vroeger kon ik ook altijd op je gezicht lezen wat je dacht. Eigenlijk is het allemaal pas gisteren gebeurd en we hebben nog zeeën van tijd voordat...'
'Gebeurd, gebeurd, wat bedoel je?'
Zij weet nog alles van mij, zij herinnert zich nog veel meer dan ik, en nu kan ik wel huilen, van ontroering dat ze me niet vergeten is, en ik ben bang...
'Wat bedoel je met "gebeurd"?' vroeg hij nog eens. Weer gaf ze geen antwoord, goddank gaf ze geen antwoord. Wel stond ze nu ook op.
'Je gezicht, Taffy,' zei ze. 'Ik meen het, ik zag toen precies wat je dacht, wat je voelde, en nu weer.'
Hij probeerde een grappige grimas te produceren. 'Dan ben ik al die jaren een verdomd slechte zakenman geweest, open boek, in de kaart laten kijken.'
'Dat geloof ik niet,' zei ze ernstig. 'Je hebt natuurlijk altijd je gedachten netjes voor de buitenwereld verborgen, maar bij mij lukt je dat niet. Toen niet en nu niet. En uiteindelijk wint toch altijd de waarheid. Slaat nergens op, wat ik nu zeg. Sorry, ik sta te kletsen als een kip zonder kop.'
'De waarheid, de waarheid - welke waarheid?' Ik wil de waarheid niet kennen.
Ze keek hem strak aan, bijna streng.
'Nu kijk je net als juffrouw Dorenbos,' probeerde hij haar af te leiden, maar dat lukte niet.
'Winston Churchill zei altijd de waarheid in de oorlog,' zei ze. ' The bloody truth. Geloof jij ook niet, Taffy, dat wij in onze rottige kampen aan die man ons leven te danken hebben gehad?'
Winston Churchill! Christus, waar haalt ze die opeens vandaan! Mrs Pamela Baker Davis terug in haar rol, high society, onderstreept tegenover oud-kampgenoot historische betekenis van Winston Churchill, de oorlogsleider. Hoe heb ik kunnen denken dat ze nog dezelfde...
'Churchill, Roosevelt,Truman,' hoorde hij zichzelf zeggen. 'Vooral ook Truman met de atoombom.' Weg weg, ik moet hier weg...
'Ik zou er meer over willen lezen,' zei ze, 'maar ik heb nooit tijd.'
Ze stonden nog steeds tegenover elkaar. Ik heb mijn hele leven geweten hoe dat haar ruikt, pubergedachten, ik ben nooit ouder dan veertien geworden.
Ze keek hem vragend aan, ze leek op iets te wachten.
'Maar onze eigen geschiedenis, Pinkie,' zei hij. 'Wat verstopt zit in dat geheime hoekje van jouw en mijn geheugen, wat we deden in ons hoofdkwartier in de theetuin en jouw ingewikkelde geheimtaal die niemand goed kon leren, en je wachtwoorden, en het dreigende gevaar van onzichtbare vijanden die jij allemaal bij elkaar verzon...'
Nu lachte ze echt. 'O, ik verzin nog steeds van alles. Mijn duim is nog even dik. Wat dat betreft ben ik niets veranderd. Fantasie is de adem van ons leven. Niet mijn woorden natuurlijk, maar van wie dan wel, dat weet ik zo gauw niet. Michael wordt soms gek van mijn verzinsels en mijn moeder gaf mij vaak op mijn kop en dat terwijl ze zelf ook niets anders deed dan fantaseren.'
'Maar we kochten echt een boog met pijlen,' zei hij en had meteen spijt van zijn woorden, maar ging toch verder. 'Geen fantasie. Van de enige inboorling die ons ooit beslopen heeft.'
'Natuurlijk weet ik dat nog,' zei ze onmiddellijk. 'Alleen jij en die Djangkrik konden er een beetje mee omgaan. O, en jou heb ik Errol Flynn gedoopt en daar was je best trots op, die bijnaam. Ik vond echt dat je op hem leek, een soort droomheld, echt waar, maar dat heb ik natuurlijk nooit tegen je gezegd.' Ze legde even een vinger tegen zijn neus en lachte. 'Anders was je veel te verwaand geworden, misschien.'
Had het maar gezegd, waarom heb je het niet gezegd...
'Op een dag, nee, elke dag kwam de Theekoe langs,' zei hij. Jezus, waarom zeg ik dat, nu geen Theekoe, nu geen Theekoe meer...
'De Theekoe!' riep ze. 'Dat schattige mannetje! Dear old Theekoe! Die naam was ook al een verzinseltje van mij. Dat was hij toch precies, precies! Een braaf koetje met een theekan. Ik zal de Theekoe nooit vergeten.'
'Pinkie, ik...' Lang geoefend en nu weet ik niet hoe ik het vragen moet.
'Pinkie, ik... alleen jij...'
'Wat dan, Taffy, zeg het dan.' Zo groot die ogen en nu ook die meisjesgeur van toen...
'Een vraag die jij alleen kunt beantwoorden...'
'Zeg eerlijk - alleen daarvoor ben je naar Londen gekomen, zeg eerlijk, Taffy, alleen daarvoor...'
Ze pakte zijn hand.
'Voor jou, alleen voor jou.'
'Zeg het dan, vraag het dan.' Ze fluisterde, bijna onhoorbaar.
'De avond voordat we naar Colombo gingen, op dat landweggetje, jij lag vlak naast mij in de greppel, ik voelde je adem, ik rook je haar, je hand op mijn been, gisteren was het, en ik...' Hij kon niet verdergaan.
'Zeg het dan, zeg het dan,' zei ze weer.
'Heb ik toen...'
Een man stond plotseling voor hen, opgedoemd uit het niets. Innemende glimlach, geen spoor van verbazing.
'Good evening, everyone,' zei hij.
'O hello, Michael,' zei Pinkie. 'You are early tonight, darling. This is Mr Steyn, but 1 always called him Taffy,' en ze legde uit wie hij was, en wat een verrassing dat hij opeens in Londen opdook, na de kampen, na Kandy, na een mensenleven, zou je kunnen zeggen. Ze hield nog steeds zijn hand vast. Normaalste zaak van de wereld, ook na een mensenleven...
'Taffy, eh? Jolly good, jolly good,' drong het tot Steyn door. 'Welshman, are you?'
Jolly good, splendid, Venerable, Captain Bogart - dit is Captain Bogart, burgerpak, snor grijs nu, maar ik herken hem.
Nu het Pinkie zijn hand pas los en hij keek toe hoe Captain Bogart haar langs haar wang zoende en naar de bar liep. Over zijn schouder zei hij dat het zoals gewoonlijk een lange, zware dag was geweest en dat hij hoopte dat Pamela en Taffy ('Taffy, eh?') zich niet aan zijn aanwezigheid stoorden. Hij wist uit eigen ervaring dat er niets ging boven het ophalen van herinneringen met oude vrienden, vooral uit de oorlog.
IJsblokjes kletterend in een glas, het losschroeven van een flessendop - oorverdovende geluiden in de stilte tussen Pinkie en hem. Allebei hielden ze hun blik strak gericht op de rechte rug van de man aan de bar.
'Kandy, naast elkaar in die sloot,' zei ze toen. 'Daar was je gebleven.'
'Ach - ach, laat maar,' zei hij. 'Niet belangrijk. Vertel me liever nog even hoe het met je moeder is. De mijne is overleden. Maar mevrouw Baker, hoe is het met mevrouw Baker? Ik herinner me haar nog heel goed. Geweldig mens. Altijd de moed erin houden, alleen dankzij haar - die andere vrouwen, ook mijn eigen moeder, waren jaloers op mevrouw Baker. Ik weet nog goed dat ze...'
'O Taffy,' onderbrak ze hem terwijl ze allebei nog steeds naar de rug van Captain Bogart staarden, die de ijsblokjes nu zorgvuldig met een stroompje whisky begoot.
'Lieve Taffy, waarom ben je naar Londen gekomen?' vroeg ze zacht.
'Ik - ik moest het weten,' mompelde hij. 'Hoe kan ik verder, hoe kan ik zonder jouw antwoord verder?'
Captain Bogart keerde zich naar hen om, rook met halfgesloten ogen even aan zijn glas, nam een slok.
'Perfect, delicious,' zei hij en smakte met de lippen. Dit was wat een man verdiende na zo'n lange dag in de City. Ze keken allebei gefascineerd toe. Hij hief zijn glas in hun richting. 'Here's to your sweet old memories. Nothing like sweet old memories.'
Sweet old memories, verder niets, 'Moonlight Serenade', verder niets.
Captain Bogart zakte neer in een stoel, sipte in fiks tempo van zijn whisky.
'Please go on, Pamela, go on, eh... Taffy.'
Please go on, waarmee, waarmee? Hij begon dus ook tegen Captain Bogart nog maar eens over Mrs Baker, en hoe die er bijna eigenhandig voor gezorgd had, ja dat kon je wel zeggen, dat ze allemaal uiteindelijk heelhuids bij hun vaders teruggekomen waren, toen, in Bangkok, 1946.
'Indeed, indeed,' zei Captain Bogart. 'Splendid woman.'
'Ze is hier in Londen gestorven,' zei Pinkie. 'In '78 al. Kanker. Pas toen ze het echt niet meer kon verbergen heeft ze het ons verteld. En mijn vader, maar die ken je niet, woont in Schotland en vist.'
Ook die twee levens in een paar zinnen afgehandeld.
'Nu moet ik echt gaan,' zei hij tegen Pinkie en stak zijn hand uit naar Captain Bogart die overeind sprong, lenig, soepel. Speelt elke dag squash, perfecte conditie, perfecte gentleman...
'I'll see Taffy out,' zei Pinkie.
'Come again, Mr... eh... Taffy. You must tell me one day how you got that Welsh nickname. From Pamela, I presume. She invents special names for everybody. Cheerio!'
Ferme officiershanddruk.
Pinkie gaf hem een arm. Ze liepen de kamers door, de gang in, naar de garderobe. Ze gaf hem zijn jas en keek toe hoe hij die onhandig, knullig onhandig, begon aan te trekken. Twee knopen friemelde hij in de verkeerde knoopsgaten. Veertien jaar, kloterige puber, nooit ouder geworden dan veertien, o Pinkie, Pinkie!
Ze lachte en knoopte zijn jas weer los en opeens voelde hij haar adem op zijn gezicht, dezelfde adem, en ze drukte zich tegen hem aan.
'Ik was bang voor deze ontmoeting,' zei ze. 'Maar je bent het, je bent het. Na je brief kwam alles terug. Ik wist niet dat ik zoveel onthouden had.'
Hij durfde zich niet te verroeren, hij durfde zijn armen niet om haar heen te slaan.
'Het allerlaatste schot, weet je nog,' dat was niet zijn eigen stem, 'ik moet het weten. Denk na, Pinkie, ik moet het weten.'
Ze stond nog steeds vlak tegen hem aan, ze had allebei zijn handen gegrepen, maar ze zei niets en hij besefte opeens dat hij die laatste woorden alleen maar gedacht had en niet uitgesproken en ook nooit zou uitspreken.
'Konden we maar terug in de tijd,' zei ze. 'En wij dan opeens weer die kinderen van toen, Taffy en Pinkie, en dan...' Ze liet hem los en schudde haar hoofd, 'nee, ach nee, wat een romantische onzin. Je ziet, ik ben nog altijd dezelfde fantast, alleen worden mijn verzinseltjes steeds sentimenteler. Sorry, Fergus.'
Ze keek hem niet aan, maar haar handen streken langs zijn mouwen en voelden ook even of zijn knopen nu echt goed zaten. Geen Fergus, zeg in godsnaam geen Fergus...
'Ik ook,' zei hij. 'Ik ook sentimenteel. Ik wou toen de kleur van je haar beschrijven, in dat dagboek, maar ik kon het niet, en nu wel. De kleur van september, zoiets, en je hebt gelijk, we moeten ons leven
teruglopen en dan samen alleen overblijven.'
Ze legde heel even haar hoofd tegen zijn schouder.
'De kleur van september,' zei ze.
Ver weg achter hen hoorde hij Captain Bogart nieuwe ijsblokjes in zijn glas gooien.
Ze richtte haar hoofd op, keek hem aan. Tranen op haar wangen, maar ze glimlachte.
'Ik weet wat je wou vragen,' zei ze. 'Ik weet waarvoor je naar Londen bent gekomen.'
'Pinkie, ik...'
'Nee,' zei ze. 'Zeg het niet. Ik wil het niet horen.'
'Pinkie...'
'Nee,' zei ze weer, en legde een vinger tegen zijn lippen.
Armen om elkaars schouders liepen ze naar de lift. Zij drukte op een knop.
'Pinkie...'
'Niet meer. Te laat.'
De liftdeur gleed open en weer dicht, want ze hield hem vast. Zijn armen hingen loodzwaar langs zijn lichaam. Hij voelde haar natte wang tegen de zijne.
'Tot in den doet, Taffy,' fluisterde ze.
Weer schoof de liftdeur open. Hij stapte naar binnen, keerde zich om. Daar stond ze, roerloos, en die ogen van toen en nu.
Pinkie, Pinkie, riep hij, wilde hij roepen, maar hij riep het niet, en terwijl de lift naar beneden zweefde wist Steyn dat de weemoed die hij nu voelde, hem nooit meer zou verlaten.
Feldafing, 1996