11
Adele bracht de hele morgen op de art deco-hotelboulevard door, ging van de een naar de ander, tien blokken terrasjes en toeristen, ging ieder café en iedere bar binnen om aan de gastvrouw te vragen of ze haar een enorm groot plezier wilde doen. Zelfs degenen die ze vaag kende namen de kaart van acht bij twaalf aan alsof er poep aan zat en wierpen er een vluchtige blik op zonder ook maar een moment van uitdrukking te veranderen terwijl Adele uitlegde dat het een kopie was van een advertentie die ze in de Herald had geplaatst. Maar in de krant was hij zo klein dat ze had gedacht dat als ze nu eens een aantal van deze kaarten, nou ja, langs het strand zou kunnen ophangen...
De gastvrouwen zeiden sorry,
en gaven de kaart terug, of zeiden ja, goed, en gooiden hem op de
reserveringsbalie. Op de kaart stond:
NIET TE GELOVEN!
Bel 673-7925 en Adele springt uit de hoed!
All-round goochelaarsassistente!
Ervaring met duiven en alle
vormen van vingervlugheid!
Terwijl ze over 10th in de richting van Collins Avenue liep, bleef ze even staan, draaide zich om en zag de man die haar volgde blijven staan en rondkijken alsof hij verdwaald was. De andere aan de overkant van de straat was bezig zijn schoenveter vast te maken. Ze vroeg zich af waarom ze al die moeite eigenlijk nog deden. Adele zwaaide naar de man aan de overkant en liep verder naar Collins. De volgende twee, ook alweer van die serieuze, keurige types, zaten in een auto; een van hen las de krant. Elke dag was er wel iets over Jack op het nieuws of in de krant, 'nog altijd voortvluchtig', hij en een van de Cubanen, maar geen woord over Buddy of Glenn Michaels, dus het ontsnappingsplan met twee auto's moest hebben gewerkt. Die keer dat Glenn haar was komen opzoeken, een paar dagen voor de uitbraak, had hij daar gezeten met zijn wodka en tonic, had een houding aangenomen, met zijn haar zitten spelen, wachtend tot zij het initiatief zou nemen terwijl hij over zichzelf praatte, haar duidelijk maakte wat voor een flinke bink hij was en hoe hij van plan was om Jack en Buddy te gebruiken voor een bepaalde klus waar hij mee bezig was. Vijf minuten met Glenn was voor haar voldoende geweest om te begrijpen waarom Jack hem niet moest, waarom hij de laatste keer dat hij belde had gezegd dat hij die vent zijn zonnebril af zou nemen en plattrappen. Ze zei tegen hem: 'Weet je waar jij me aan doet denken? Aan die bietser die in O.J.'s gastenverblijf woonde, die nu plotseling beroemd is, met al dat haar.' Glenn zei: 'Ja? Echt?' Vatte het op als een compliment. Het beste wat je volgens haar met Glenn kon doen, was hem gebruiken voor de verdwijntruc van Gustaaf de Geweldige, dan was je van hem af. Ze kwam bij het Normandie, een van de vele in een rij pastelkleu-rige appartementenhotels, en knikte naar de oude dames op de veranda die hun leven uit zaten te zitten. Ze liep de lobby door en zei hallo tegen Sheldon achter de balie en hij liet haar zijn slechte tanden zien. Maar hij glimlachte in elk geval. Geen van die chagrijnige gastvrouwen op de boulevard had naar haar geglimlacht of ook maar één lullig opbeurend woord gezegd. Adele liep de trap op naar de tweede verdieping en ging haar appartement binnen, uitgevoerd in blanke eiken meubels van vijftig jaar geleden, Miami Beach Modern, met zeilboten en palmbomen op de slaphangende gordijnen. Ze zette de raam-airconditioner aan. Telkens als ze naar buiten keek, hoopte ze bij God dat ze Jack niet aan de overkant van de straal zou zien staan, zoals in een film: tegen een lantaarnpaal geleund steekt hij een sigaret op en kijkt naar boven, naar haar raam. Jack kon ook van die houdingen aannemen, maar hij was er tenminste goed in.
Ze gooide de NIET TE. GELOVEN-kaarten op het glazen blad van de eettafel en keek ernaar. Ervaring met duiven en alle vormen van vingervlugheid. Speciaal in het opruimen van duivenpoep in kleedkamers. Een aangeboren talent voor het staan met de ene naaldhak van tien centimeter zuiver recht voor de andere, glimlachend, stralend, haar arm in een sierlijk gebaar opgeheven naar de vogels die uit Gustaafs smerige jas vlogen.
Wat ze eigenlijk zou moeten doen, was zichzelf aanbieden als goochelaar voor verjaardagsfeestjes, schoolfeesten, feestjes van de zaak, dat soort dingen; gevangenissen, waarom niet? Ze kon trucs doen met touw: doorknippen en weer heel maken, draad door de naald steken, verdwijntrucs met de jas waarbij ze gebruik kon maken van vrijwilligers uit het publiek. Ze kende trucs met zakdoeken: Fatima de danseres, de zijden serpentine, de verdwijnende knoop. Trucs met kaarten: hindoeschudden, bovenhands schudden...
De telefoon op het bureau bij het raam ging.
Ze kende trucs met verzegelde enveloppen, gedachtenlezen...
'Hallo, met Adele.'
Een mannenstem zei: 'O, dit is Adele?' met een accent, een Cubaan of zoiets.
'Ja, dat ben ik. Belt u naar aanleiding van mijn advertentie in de krant?'
'Nee, nie' gezien.'
'Dan hebt u zeker een van mijn kaarten gezien? U moet vlak achter me hebben gelopen toen ik ze rondbracht.' 'Ik heb gepraat met die man voor wie je voor hebt gewerkt, Gus-taaf.'
'O, eh, ja. Ik ben bijna vier jaar voor Gustaaf uit de kist gesprongen.'
'Uit de kist...?'
'Ik was zijn assistente. Wat zei hij over me?' 'Hij gaf me je telefoonnummer en waar je woont. Ik zoek een assistente en wil graag praatje met je maken.' 'Als ik zo vrij mag zijn, meneer, treedt u in de agglomeratie Miami op?'
'Ja, hier in de buurt. Ik was goechelaar in Cuba voordat ik hierheen kwam. Juan de Goechelaar, heette ik. Ik wil je wat vragen. Doe je de kist in tweeën zagen met jou erin?'
Adele zweeg even. 'Ja.' 'Hoe doe je dat?' 'Hoe je dat dóét?'
'Neem me niet kwalijk. Ik vraag het om zeker te weten dat je ervaren heb.'
'Nou ja, ik heb het op beide manieren zien doen,' zei Adele, 'met de dunne zaag en de ouderwetse Selbit-methode, als u dat bedoelt.'
Het bleef even stil voordat de Cubaanse stem zei: 'Ja, ik merk dat jij weet wat jij doet. Ik kom graag naar jouw huis om te praten over dat je voor mij gaat werken.'
Adele zei: 'Nou ja...' Vervolgens: 'Waarom treffen we elkaar niet voor het Cardozo, op het terras? Weet u waar dat is?' 'Ja, maar jij wilt niet dat ik kom naar waar je woont?' 'Ik moet toch de deur uit. Ik zou u daar over een uur kunnen treffen. Schikt u dat?'
Het duurde even, maar toen zei hij: 'Ja, goed.' En Adele legde neer.
Hoe doe je de kist in tweeen zagen... Meende hij dat nou? Hij wist niet wat een kistspringer was. Misschien hadden de gochelaars op Cuba daar een andere naam voor. De telefoon ging.
Ze zou shorts aantrekken, haar benen laten zien.
'Hallo, met Adele.'
Aan de andere kant werd
neergelegd.
Buddie kwam Wolfie's uit en stapte in de auto. 'Ze is thuis.'
Op Collins Avenue sloeg hij rechtsaf en deed geen mond meer open tot ze tien straten verder waren en het Normandie passeerden.
'Hier is het. Zie je die gozer op de veranda zitten? Allemaal oude dames en één kerel? Je weet dat er ergens nog een paar in een auto zitten.'
Foley keek in het rond. 'Ik heb nergens iets gezien.' 'Je wéét dat ze er zijn.'
'Ik zal goed opletten.'
Bij 10th Street sloeg Buddy rechtsaf en draaide direct weer rechtsaf, de smalle straat in die achter de hotels langsliep. Hij zei: 'Achter staat niemand, dat is mooi.' Aan het eind van de straat kwamen ze op 11th Street uit en Buddy stopte. Hij zei tegen Foley: 'Heb je het pistool meegebracht?' Foley tilde de biezen tas op die op zijn schoot lag. 'Die zit hierin, met mijn badlaken en de zonnebrandolie.' 'Wil je haar geld geven?' 'Wat ik laatst bij die bank heb gepakt.'
Buddy knikte en keek naar Foley. 'Toch zou je volgens mij een hoed op moeten zetten.'
'Op alle foto's die ze in banken van me hebben genomen, heb ik een hoed of een pet op. Ik geloof niet dat iemand me ooit zonder heeft gezien.'
'Kijk op je horloge,' zei
Buddy. 'Het is nu twintig over elf. Over een half uur ben ik hier
terug, om tien voor twaalf. Als je er dan niet bent, kom ik om
twintig over twaalf nog een keer terug. Als je er dan nog niet
bent, zie ik je over dertig jaar.'
Het café werd door
Puertoricanen gedreven — dat kon Chino horen aan de manier waarop
ze praatten - maar dat gaf niet. De koffie was net zoals Cubano en
ze lieten hem met rust terwijl hij aan het buffet zat en door de
omgekeerde letters op het raam naar het hotel aan de overkant van
de straat keek, vrijwel recht tegenover hem, het Normandie, vier
verdiepingen hoog. De ex-vrouw van Jack Foley woonde op de tweede
verdieping, op 208, misschien was dat wel aan de voorkant en keek
zij nu ook uit het raam terwijl hij naar het hotel keek. Hij had
haar hiervandaan gebeld. Hij voelde er niets voor om haar op het
terras van het Cardozo Hotel te ontmoeten, daar zaten te veel
mensen, liepen mensen voorbij. Hij zou deze koffie opdrinken, er
nog een nemen en dan naar haar kamer gaan om rustig te praten. Wat
kon ze ertegen doen?
Foley liep van de achterstraat naar Collins Avenue en bleef op de hoek staan om naar de auto's te kijken die in beide richtingen langzaam voorbijreden, toeristen die een kijkje kwamen nemen in South Beach of een parkeerplaats zochten. Hij begon in de richting van het hotel te lopen, halverwege het blok, heel rustig. Buddy had gelijk, ergens vlakbij moest een auto staan met twee kerels erin. Even verderop zag hij een auto wegrijden en een Honda die direct de lege plek innam, een vrouw achter het stuur. Hij vroeg zich af of ze vrouwen gebruikten bij een surveillance. Hij was van plan om gewoon het hotel binnen te stappen. Als die kerel die op het terras zat hem achterna kwam, zou hij een praatje beginnen met wie er dan in de receptie mocht staan, informeren naar de tarieven voor volgend jaar. Iets verzinnen. Vragen of hij even van het toilet gebruik mocht maken, rondhangen tot hij zijn kans schoon zag om ongezien naar boven te gaan. Hij verwachtte niet dat die kerel op het terras aandacht aan hem zou schenken. Nu naderde hij de Honda, de vrouw inmiddels uitgestapt, bij de parkeermeter, van opzij gezien, in haar zakken zoekend naar kleingeld.
Blond haar, lichtbruin jack en schoudertas, lange benen in nauwe spijkerbroek en schoenen met hoge hakken - eenvoudige, roze schoenen met niet al te hoge hakken die hem direct opvielen, roze schoenen, stonden goed bij die spijkerbroek. Het haar, het profiel, deden hem denken aan Karen Sisco.
Ze draaide zich om en hij stond oog in oog met Karen Sisco — ze was het, daar, vlak voor hem, op nog geen drie meter afstand, Karen - die hem aankeek, bleef staan. Ze zei: 'Kunt u soms een dollar wisselen?'
Foley verplaatste zijn strandtas van zijn rechter- naar zijn linkerhand, keek haar nog steeds aan, zei tegen zichzelf dat hij door moest lopen, niet blijven staan, geen woord zeggen. Maar dat deed hij wel, hij zei: 'Sorry.'
Nu was hij haar voorbij,
zonder zijn pas in te houden, gewoon op zijn gemak verder
wandelend, om zich heen kijkend naar de uithangborden, de gebouwen,
de mensen, maar zonder om te kijken, tegen zichzelf zeggend dat hij
moest doorlopen. Ze was het, zomaar opeens vlak voor zijn neus. Hij
zag haar en zag haar ogen en, heel even, de manier waarop ze hem
aankeek... Hij zei tegen zich-zelf dat als hij zich omdraaide, hij
ter plekke in een gedetineerde zou veranderen, in staatsblauw, dus
haal het niet in je hoofd om te kijken. Je hebt haar teruggezien en
dat is het dan. Meer zit er niet in.
Karen keek hem na terwijl hij langs het Normandie liep, langs de vrouwen op de veranda, de agent die daar nu zat. Ze dacht: Nee, dat kan niet. Ze zag Foley's gezicht, besmeurd met modder in het heldere licht van de koplampen, zijn ogen verborgen onder de klep van de bewakerspet. Ze haalde zich zijn politiefoto voor de geest net als alle andere politiefoto's die ze ooit had gezien, een crimineel met een nummer, niet deze man in zijn kleurige strand-combinatie van oranje en helder okergeel met een biezen tas, donkere sokken en van die dikke, leren sandalen. Ze had bijna tegen hem geglimlacht en gezegd, hallo, hoe gaat het, haar hand naar haar tas. Op dat moment was ze ervan overtuigd geweest dat het Foley was. Maar zijn ogen gaven geen enkel blijk van herkenning en hij zei: 'Sorry,' zonder veel uitdrukking en liep door. Ze wachtte tot hij zou omkijken. Ze wachtte tot hij helemaal aan het eind van het blok was en de straat overstak, en toen hij nog altijd niet omkeek, voelde ze dat als een afknapper, een teleurstelling en geloofde dat, als het Foley was geweest, hij wel omgekeken zou hebben. Of misschien zou hij zelfs zijn blijven staan en iets tegen haar hebben gezegd. Dat kon natuurlijk helemaal niet, maar dat hoefde ook niet; het was een gevoel dat ze had, dus dat gaf niet. Alsof ze met haar twee handen een 't' had moeten maken, of hij, om een time-out vragen, om hun een paar minuten de gelegenheid te geven datgene af te maken wat in de kofferbak van de auto begonnen was. Dan zouden ze gewoon: Hallo, hoe gaat het? kunnen zeggen. O, best lekker hoor. Ze zouden even met elkaar staan praten, heel beleefd allemaal. Dat was wel een belevenis, hè? Ja, zeg dat wel. Nou ja, we hebben het gered. Hij zou misschien zelfs iets zeggen over dat ze op hem geschoten had en dan zou zij zeggen, nou ja, je weet hoe dat gaat... Heb je rijd om even iets te gaan drinken? Och, dat kunnen we eigenlijk wel doen. Ze lopen naar het strand, gaan aan een tafeltje zitten en praten een poosje, gewoon over van alles en nog wat, nemen nog een drankje, praten over films... Misschien. Waarom niet? Het was onmogelijk te voorspellen waar het gesprek over zou gaan, gewoon praten tot hun tijd voorbij was. Kom, we moeten weer aan het werk. Ze staat op en loopt weg, en als ze zou omkijken, zou hij verdwenen zijn. Dan zou het voorbij zijn, afgedaan. De volgende keer dat ze hem zag — en ze zou haar uiterste best doen om te zorgen dat dat gebeurde - zou ze zijn handen achter zijn rug boeien en hem opbrengen.
Karen liep naar de ingang van het Normandie. Uit beleefdheid bleef ze voor de balustrade van de veranda staan om de agent, een jonge knul die ze niet kende, haar legitimatie en marshal-ster te tonen en te zeggen dat ze naar boven ging, naar Adele. De agent zei: 'Weet Burdon hiervan?'
Karen zei: 'Maak je daar maar
geen zorgen over, wilde zich omdraaien en zei: 'Heb jij toevallig
een kwartje voor de parkeer-meter?'
Terwijl Foley over Collins Avenue naar 5th Street liep, bleef hij telkens voor etalages staan of bekeek de menu's van de cafés tot hij er zeker van was dat Karen hem niet volgde, hem uiteindelijk toch niet had herkend. Foley dacht: Dat scheelde maar een haar. Maar eerder met een leeg gevoel dan een gevoel van opluchting. Ze zou nu wel met Adele zitten praten. Dat moest de reden zijn waarom ze daar was. Hij besefte dat als ze een paar minuten later was gekomen, ze hem op 208 zou hebben aangetroffen, met als gevolg dat Adele van een misdrijf zou worden beschuldigd, hulp verlenen aan een voortvluchtige. Dus niet langer ouwehoeren. Wegwezen.
Maar nog geen minuut later dacht hij erover om terug te gaan, aan de overkant van Collins Avenue teruglopen tot hij tegenover haar auto zou staan, de Honda, en dan nog een keer naar haar kijken als ze het hotel weer uitkwam.
Jezus Christus, zei hij tegen zichzelf, wat is er met je loos? Ben je terug op de lagere school? Heb je net de meisjes ontdekt? Foley ging de hoek van 5th om en sloeg direct weer de hoek om, de achterstraat in om daarlangs terug te gaan, in zijn eentje, langs de vuilnisbakken, de vette geuren uit de keukens van de cafés, zag Karen in haar nauwe spijkerbroek voor zich en ging de mogelijkheden nog een keer na. Als hij bijvoorbeeld op het moment dat ze juist weer in haar auto wilde stappen de straat zou oversteken. Naar haar toe lopen en zeggen...
Als ze hem niet herkende, zou hij op haar toe kunnen lopen en iets zeggen, gaf niet wat. Hij dacht aan de dingen die hij in de banken tegen de meisjes achter de balie zei, net wat hem in gedachten schoot voordat hij om het geld vroeg. Wat zit je haar leuk, Irene. Is dat het nieuwste kapsel? Of, mrnmmmm, wat een heerlijk parfum heb je op. Hoe heet dat?
Hij zou tegen Karen kunnen zeggen dat hij haar schoenen leuk vond. Ik wou alleen maar even zeggen dat die schoenen die je aanhebt je goed staan.
En dan zou ze omlaag kijken - zoals de meisjes van de bank hun haar aanraakten als hij zei dat het zo leuk zat. Ze zou omlaag kijken en dan zou hij weglopen.
En dan zou ze weer opkijken en zich afvragen wie die debiel in strandkledij was.
Buddy stond in 11 th Street te wachten. 'Nou?'
'We moeten maken dat we de stad uitkomen.' Buddy zei: 'Zo ken ik je weer.' 'Gaan we met de auto of wat?'
'Met de auto. Als het aan mij ligt gaan we nu meteen.' 'En onze spullen dan? Ik heb net nieuwe schoenen gekocht.' 'We hebben winterkleding nodig,' zei Buddy, 'voordat we in een sneeuwstorm terechtkomen. Jassen, handschoenen... We zouden naar een winkelcentrum kunnen gaan.'
'En dan op de terugweg langs je huis om mijn schoenen en zo op te halen.'
Buddy draaide de straat uit en reed in de richting van Collins Avenue. 'We rijden naar Lauderdale, naar de Galleria, daar hebben ze dikke jassen.' 'Overjassen?'
'Ja, als je wilt, of een parka.'
'Ik geloof niet dat ik ooit een overjas heb bezeten.'
'Je bent ook nog nooit in Detroit geweest. In januari? Man,dan vriezen je kloten eraf.'
Foley zei: 'Weet je zeker dat
je erheen wil?'