Hoofdstuk 8
Tremayne liet mij die maandagmorgen in plaats van Touchy een steeplechaser berijden die nog steeds in races uitkwam, een negenjarige ruin, Drifter geheten - een duidelijke promotie. Ik mocht ook een normale werkgalop doen en met een heleboel geluk viel ik er niet af. Tremayne noch Mackie leverde enig commentaar op mijn rijkunst, alleen op de vorm waarin het paard verkeerde. Ze beschouwden mijn prestaties al als vanzelfsprekend, besefte ik, en ik voelde mij gevleid en verheugd.
Toen we van de sinds kort weer groenachtig bruine Downs terugkeerden, stond er een vreemde auto op het erf en zat er een vreemde man in de keuken koffie te drinken. Hij bleek echter alleen voor mij een vreemde te zijn - voor alle anderen was hij een bekende.
Hij was jong, klein, mager, hoekig en brutaal, en hij was omgeven door een aura van zelfverzekerdheid. Hij was al haast net zo grof in de mond als Nolan, merkte ik weldra, maar in tegenstelling tot die wel grappig.
'Hallo, Sam,' zei Tremayne. 'Klaar om aan de slag te gaan?'
'Verdomme, nou. Ik ben zo stijf als een ontmaagde jongejuffrouw.'
Heel even vroeg ik mij af hoeveel jongejuffrouwen hij persoonlijk ontmaagd had — zo'n indruk wekte hij.
Tremayne stelde ons voor. 'Dit is Sam Yaeger, onze jockey.' Aan Sam Yaeger legde hij het hoe en waarom van mijn aanwezigheid uit en vertelde dat ik mee uit rijden was geweest.
Sam Yaeger knikte naar mij, kennelijk taxerend of ik een bedreiging voor hem ging vormen dan wel voordeel kon opleveren, terwijl hij naar mijn rijbroek keek en mijn lengte opnam. Ik veronderstelde dat hij alleen al vanwege mijn één meter drieëntachtig niet bang behoefde te zijn dat ik ook maar een stukje van zijn territorium zou kunnen inlijven.
Hijzelf droeg eveneens een rijbroek, met erbij een felgeel sweatshirt. Een bontgekleurde anorak, een tweelingbroertje van die van Gareth, hing over de rug van zijn stoel en hij had zijn eigen helm meegebracht, fel turkoois, met in grote rode letters YAEGER op de voorkant. Verlegenheid of bescheidenheid was Sam vreemd.
Dee-Dee verscheen voor haar koffie en lichtte minstens vijftig watt op toen ze hem zag.
'Môge, stuk van me,' zei ze.
Het stuk deed toen ze achter hem langsliep of hij in haar achterste kneep, wat ze niet erg scheen te vinden. Wel, wel, wel, dacht ik, ergens achter dat gereserveerde secretaresse-uiterlijk en raak-me-niet-aan-imago ging een speels katje schuil. Ze schonk zichzelf koffie in en ging naast de jockey aan tafel zitten, zich zonder openlijk met hem te flirten terdege van zijn aanwezigheid bewust.
Ik maakte geroosterd brood, wat mijn vaste taak was geworden, en zette sinaasappelsap, boter, jam en zo op tafel. Sam Yaeger keek met komisch opgetrokken wenkbrauwen toe.
'Zei Tremayne niet dat je schrijver was?' vroeg hij.
'Meestal wel. Wil je geroosterd brood?'
'Eén sneetje, lichtbruin. Je lijkt niet erg op zo'n kloteschrijver.'
'Dat doen de meeste mensen niet.'
'Wat doen ze niet?'
'Lijken op wat ze zijn,' zei ik. 'Met of zonder kloten.'
'Waar lijk ik op?' vroeg hij met, leek mij, oprechte nieuwsgierigheid.
'Op iemand die vorig jaar, afgezien van negenentachtig andere races, de Grand National heeft gewonnen en als derde is geëindigd op de ranglijst van jockeys.'
'Je hebt gespiekt,' zei hij verrast.
'Binnenkort wil ik je mening horen over je baas als trainer.'
Tremayne zei op quasi barse toon: 'En owee als je een kwaad woord durft te zeggen.'
'Dat laat ik wel mooi uit mijn lijf.'
'Is je maar geraden ook,' knikte Tremayne.
Ik deelde geroosterd brood rond en maakte nog wat bij. Sam domineerde met zijn nadrukkelijke aanwezigheid het hele ontbijt en ik was eigenlijk benieuwd hoe hij met Nolan kon opschieten, de duistere keerzijde van dezelfde medaille.
Ik vroeg het aan Dee-Dee toen Sam en Tremayne met de tweede groep paarden waren weggereden - we waren op dat moment in het kantoor, waar ik een paar feiten verifieerde in oude rensportgidsen.
'Met elkaar opschieten?' herhaalde ze ironisch. 'Nee, totaal niet.' Ze zweeg een moment, kennelijk aarzelend of ze verder zou gaan, maar haalde toen haar schouders op en vervolgde: 'Het zint Sam helemaal niet dat Nolan zoveel paarden van de stal berijdt. Dat Nolan de meeste paarden van Fiona berijdt, daar legt hij zich bij neer, maar Tremayne laat meer paarden in amateurraces meelopen dan de meeste trainers. Met ook meer overwinningen natuurlijk. De eigenaren die van gokken houden vinden dat wel best, want je kunt veel van Nolan zeggen, maar niet dat hij geen briljant jockey is. Hij staat al jaren boven aan de amateurlijst.'
'Waarom wordt hij geen prof?' vroeg ik.
'Dat is nu juist waar Sam zo bang voor is,' zei Dee-Dee kalm, 'maar ik denk niet dat dat zal gebeuren. Nu zeker niet, sinds het vonnis. Nolan geeft in elk geval de voorkeur aan zijn amateurstatus. In zijn ogen is Sam maar een gewoon werkman, waar hij zichzelf boven verheven acht. Dat is ook de reden... ' Ze zweeg abrupt, alsof ze haast te veel gezegd had, en wel zo plotseling, dat mijn interesse onmiddellijk gewekt was. Zonder echter iets te laten blijken vroeg ik: 'De reden waarvoor?'
Ze schudde haar hoofd. 'Het is niet eerlijk tegenover hen.'
'Ga door,' zei ik, zonder al te veel aan te dringen. 'Ik zal het aan niemand doorvertellen.'
'Je hebt er niets aan voor je boek,' zei ze.
'Het zou me kunnen helpen te begrijpen hoe de stal werkt en waar al dat succes vandaan komt, Tremaynes deskundigheid daargelaten. Het zou bij voorbeeld voor een deel door de rivaliteit tussen twee jockeys kunnen komen, die allebei willen bewijzen dat ze beter zijn dan de ander.'
Ze staarde mij aan. 'Je bent een geraffineerd mannetje. Daar zou ik nooit op zijn gekomen.' Ze zweeg aarzelend en ik wachtte rustig af. 'Het gaat niet alleen om paarden,' zei ze ten slotte. 'Het gaat ook om vrouwen.'
'Vrouwen?'
'Ook wat dat betreft zijn ze rivalen. De avond toen Nolan - ik bedoel, de avond toen Olympia stierf...'
Het was mij opgevallen dat ze allemaal zeiden: 'toen Olympia stierf', en geen enkele maal: 'toen Nolan Olympia vermoordde', hoewel Dee-Dee er dichtbij was geweest.
'Sam was van plan Olympia te versieren,' zei Dee-Dee, alsof dat te verwachten viel. 'Nolan bracht haar mee naar het feest en Sam stevende natuurlijk zonder omwegen op haar af.' In haar kalme stem klonk een zekere toegeeflijkheid voor Sam en afkeuring voor Nolan, ongeacht het feit dat Nolan de verliezer leek te zijn.
'Kende hij... eh... Olympia?'
'Hij had haar nog nooit ontmoet. Niemand van ons kende haar. Nolan had haar voor zichzelf gehouden. Maar die avond bracht hij haar in elk geval mee, en ze wierp één blik op Sam en giechelde. Ik weet het, ik was erbij. Sam heeft dat effect op vrouwen.' Ze trok haar wenkbrauwen op. 'Zeg maar niets. Ik val ook op hem. Ik kan er niets aan doen. Hij is grappig.'
'Daar kan ik in komen,' zei ik.
'O ja? Olympia in elk geval. Als was in zijn handen, waarmee hij natuurlijk niet van haar af kon blijven, meteen al toen Nolan iets voor haar te drinken ging halen. Toen hij terugkwam was ze er met Sam vandoor. Zoals ik al zei, ze had een laag uitgesneden rode jurk aan met een split tot aan haar dij... weinig minder uitnodigend dan een geschreven invitatie. Nolan scheen te denken dat Sam en Olympia naar de stallen waren gegaan en liep erheen om ze te zoeken, maar zonder resultaat.'
Ze zweeg weer, alsof ze aarzelde of ze er wel verstandig aan deed mij dit alles te vertellen, maar er nu mee stoppen leek haar meer moeite te kosten dan verder te gaan.
'Nolan kwam vloekend en scheldend in huis terug en zei tegen mij dat hij het... eh... kreng zou wurgen, want, zie je, ik geloof dat hij het haar verweet en niet Sam dat hij min of meer voor aap stond. Hij, Nolan, de amateur van standing. Hij was niet van plan het rond te bazuinen en hield al vrij gauw zijn mond, maar hij bleef de hele avond kwaad. Nu weet je het, dat is dus wat er die avond in werkelijkheid gebeurd is.'
'Maar dat heeft niemand tijdens de rechtszitting naar voren gebracht,' zei ik langzaam.
'Allicht niet. Ik bedoel, niet veel mensen wisten het en het gaf Nolan een motief.'
'Ja, inderdaad.'
'Maar hij had niet de bedoeling haar te vermoorden. Iedereen weet dat. Het zou heel wat anders zijn geweest als hij Sam had aangevallen en vermoord.'
'Maar jij hebt er tijdens de rechtszitting niet over gerept dat je hem had horen zeggen dat hij het kreng zou vermoorden,' zei ik fronsend. 'Dat verklaarden anderen.'
'Nee, allicht niet. Een paar andere mensen hadden het hem ook horen zeggen, maar die wisten niet waarom hij het zei. Het leek op dat moment niet belangrijk. Natuurlijk heeft niemand mij gevraagd of ik wist waarom hij het zei, en dus is niemand erachter gekomen.'
'Maar het openbaar ministerie zal toch wel aan Nolan gevraagd hebben waarom hij dat zei?'
'Ja, dat wel, maar hij zei dat het was omdat hij haar nergens kon vinden, anders niet. Gespierde taal, maar geen dreigement.'
Ik zuchtte. 'En Sam wachtte zich er wel voor uit te leggen hoe de vork in de steel zat, want daar zou zijn toch al niet zo beste reputatie nog meer door geschaad zijn.'
'Ja. En hij geloofde trouwens niet dat Nolan de bedoeling had haar te vermoorden. Dat vertelde hij me. Hij zei dat het niet de eerste keer was dat Nolan en hij met hetzelfde meisje naar bed waren geweest en dat het ook wel gebeurde dat Nolan er een van hem inpikte. Al met al niet iets om een moord voor te plegen, eerder een giller.'
'Eerder voor Sam dan voor Nolan,' merkte ik op.
'Dat denk ik ook.' Ze ging rechtop zitten. 'Ik schiet niet op met mijn werk.'
'Je hebt een deel van het mijne gedaan.'
'Zet het niet in je boek,' drong ze geschrokken aan.
'Nee, dat beloof ik je,' zei ik.
Ik liep terug naar de eetkamer en begon, daar het patroon van Tremaynes leven mij steeds duidelijker begon te worden, een schetsmatige indeling van het boek te maken, waarbij ik elk deel een voorlopige titel met ondertitels gaf. Ik had nog steeds geen zin op papier staan en voelde mij verlamd bij de gedachte aan alle blanco pagina's die voor mij lagen. Ik wist van schrijvers die op hun schrijfmachine afvlogen of het een geliefde was. Er waren dagen dat ik alles wat ik maar kon bedenken liever deed dan een pen oppakken - het kostte mij trouwens altijd al de grootste moeite woorden en ideeën uit mijn geest op te delven. De helft van de tijd verlangde ik naar de minder inspannende eenzaamheid onder de sterren.
Onder het schetsplan schreef ik: 'Bedenk iets waar je aardigheid in hebt en besteed daar je verdere leven aan,' en besloot dat ik genoeg gedaan had voor een dag. Als het er de volgende ochtend nog steeds goed uitzag, liet ik het misschien staan en ging ik daarop verder.
Ginds in het bos keek hoofdinspecteur Doone somber naar het hoopje beenderen van Angela Brickell, terwijl de patholoog-anatoom hem vertelde dat ze van een jonge vrouw waren die waarschijnlijk minder dan een jaar dood was.
De fotografen namen foto's. De jachtopziener kruiste de plaats op een grootschalige kaart aan. De patholooganatoom zei dat de doodsoorzaak zonder een uitgebreide autopsie onmogelijk viel vast te stellen, en heel waarschijnlijk ook dan nog niet eens.
Zonder overdreven respect voor het menselijke wezen dat ze geweest waren, werden de schedel en overige botten in een ruwhouten doodkist gedaan, naar een bestelauto gedragen en naar het lijkenhuis vervoerd.
Hoofdinspecteur Doone, die wel begreep dat het geen zin had naar bandensporen, voetafdrukken of sigarettenpeukjes te speuren, het twee agenten het struikgewas afzoeken naar kleren, schoenen of alles wat door de tijd niet vergaan was - en daardoor stuitten ze onder een tapijt van dode bladeren op een natte, smerige spijkerbroek, een kleine maat beha, een panty en een T-shirt met nog iets van een opdruk op de borst.
Hoofdinspecteur Doone keek toe terwijl zijn mannen deze trieste restanten in een plastic zak deden, en het viel hem op dat geen van de kledingstukken op of zelfs maar in de buurt van de beenderen had gelegen.
Het meisje moest dus naakt zijn geweest toen ze stierf.
Hij slaakte een diepe zucht. Hij had een hekel aan dit soort zaken. Hij had zelf dochters.
Tremayne kwam goedgeluimd en tussen zijn tanden fluitend terug met zijn tweede groep paarden. Hij liep meteen door naar kantoor, bedolf Dee-Dee onder een nieuwe lading instructies en voerde een aantal korte telefoongesprekken. Toen kwam hij de eetkamer binnen om mij te vertellen hoe de zaken ervoor stonden en me om een paar gunsten te verzoeken, waarbij hij (terecht) als vanzelfsprekend aannam dat ik ze zou inwilligen.
De in de sloot geslipte jeep was naar de grote schroothoop in de hemel gegaan - Tremayne had in Newbury een andere gevonden, een niet nieuwe maar bruikbare Landrover. Of ik met hem in de Volvo mee naar Newbury wilde rijden, dan kon ik het vervangende voertuig terugrijden naar Shellerton.
'Allicht,' zei ik.
De rensport begon langzaam weer op gang te komen, de renbaan van Windsor beloofde die woensdag weer berijdbaar te zijn. Tremayne had enkele paarden ingeschreven, waarvan hij van plan was er vier te laten meelopen. Hij had graag dat ik meeging, zei hij, om te zien wat zijn werk inhield.
'Dolgraag,' zei ik.
Hij wilde die avond gaan pokeren met vrienden en zou pas laat terug zijn - vond ik het erg om thuis te blijven bij Gareth?
'Allicht niet,' zei ik.
'Hij is oud genoeg om op zichzelf te passen, maar... nu ja…'
'Gezelschap,' zei ik. 'Iemand in de buurt.'
Hij knikte.
'Graag gedaan,' zei ik.
'Dee-Dee vindt dat we misbruik van je maken,' zei hij ronduit. 'Is dat zo?'
'Welnee.' Ik was verbaasd. 'Ik vind het leuk wat ik doe.'
'Koken, baby-sitten, reservechauffeur, hulpstalknecht?'
'O, jawel.'
'Je mag best nee zeggen,' zei hij, niet overtuigd.
'Ik zal je wel waarschuwen als ik vind dat je te ver gaat. Het liefst zou ik er gewoon bijhoren en mij nuttig maken. Oké?'
Hij knikte.
'Bovendien,' zei ik, 'leer ik je op die manier beter kennen voor het boek.'
Voor het eerst keek hij een tikje beangstigd, alsof hij misschien toch maar liever niet zijn hele persoonlijkheid publiekelijk blootgelegd wilde zien - maar ik zou alle eventuele geheimen die ik tegenkwam respecteren, nam ik mij voor, als hij ze niet openbaar gemaakt wilde zien. Dit was geen proeve van onthullingsjournalistiek om de onderste steen boven te krijgen, dit moest het equivalent van een in opdracht geschilderd portret worden, een bevestiging van iemands leven. Misschien dat ik voor de eerlijkheid enige schaduwkanten zou vermelden, maar ik hoefde niet alle tekortkomingen onder de loep te nemen.
De dag verliep zoals gepland en in de Volvo onderweg naar Newbury nam Tremayne bovendien nog in galop zijn late tienerjaren en zijn eerste kennismaking (in gezelschap van zijn vader natuurlijk) met het gokken om hoge inzetten met mij door. Zijn vaders advies, zei hij, was altijd dat je meer op het spel moest zetten dan je je kon veroorloven, anders zou je nooit de opwinding of wanhoop voelen.
'Hij had natuurlijk gelijk,' zei Tremayne, 'maar ik ben voorzichtiger. Ik speel poker, ik wed op paarden, ik gok een beetje, win een beetje, verlies een beetje, maar mijn hart klopt er niet sneller door. Ik heb eigenaren die bij de races verbleken en staan te trillen op hun benen. Ze zien eruit of ze ter plekke dood zullen blijven, zoveel staat er voor hen op het spel. Mijn vader zou het begrepen hebben. Ik niet.'
'Je hele leven is een gok,' zei ik.
Hij keek mij een ogenblik beteuterd aan. 'Je bedoelt met het trainen van renpaarden? O jawel, ik maak beslist momenten van grote opwinding mee, zoals met Top Spin Lob, en ook van diepe vertwijfeling. Je zou kunnen zeggen dat ik mijn hartspieren op het spel zet, maar niet veel geld.'
Ik schreef dit op. Tremayne, die voorzichtig reed, keek met een schuin oog naar mijn notitieboekje en scheen het leuk te vinden dat hij werd geciteerd. De man zelf, dacht ik met een gevoel van voldoening, zou zijn eigen verhaal vertellen en zonder veel hulp van mij in de pagina's tot leven komen.
Die avond, toen Tremayne was vertrokken naar zijn kaartavondje, vroeg Gareth mij of ik hem wilde leren koken.
Ik stond versteld. 'Daar is niets aan,' zei ik.
'Hoe heb jij het geleerd?'
'Weet ik niet. Waarschijnlijk van mijn moeder afgekeken.' Ik keek hem aan. 'Sorry, ik dacht er niet aan.'
'Mijn moeder maakt het allemaal moeilijker, niet makkelijker voor me. En ze liet me thuis nooit toekijken. Ze zei dat ik haar voor de voeten liep.'
Mijn eigen moeder, dacht ik, had mij altijd de kom met cakebeslag laten uitlikken - vond het altijd leuk met mij te praten terwijl er dingen stonden te pruttelen.
'Nu dan,' zei ik, 'wat wil je eten?'
We liepen naar de keuken, waar Gareth aarzelend vroeg om 'echte' herderspastei, 'niet dat spul in supermarktverpakking dat naar karton smaakt en nog niet genoeg is voor een pygmee.'
'Niets aan, herderspastei,' stemde ik toe. 'Je begint met een herder te vangen.'
Hij grinnikte en keek toe terwijl ik wat rundergehakt, een ui, juspoeder en een potje gedroogde kruiden bijeenzocht.
'Dat juspoeder is een beetje bedrog,' zei ik. 'Je moeder zou haar neus ervoor ophalen, maar het bindt het gehakt en smaakt goed.'
Ik loste wat poeder op in een beetje water, goot het bij het vlees, hakte de ui fijn, voegde die toe, strooide er wat kruiden overheen, roerde alles in een steelpan door elkaar, deed het deksel erop en zette het op een laag pitje om te sudderen.
'Nu moeten we beslissen of we verse aardappelen nemen dan wel pureepoeder,' zei ik. 'Ben je goed in aardappelschillen? Nee? Poeder dan maar?'
Hij knikte.
'Volg de aanwijzingen,' zei ik, terwijl ik hem het pak gaf.
'Verhit tweehonderdvijfentwintig cc water en honderdtien cc melk,' las hij. Hij keek op. 'Hé, ik wou je nog wat vragen... Weet je nog dat je zei dat je rivierwater altijd moet koken voor je het drinkt? Alles goed en wel, maar waarin?'
Ik glimlachte. 'Het beste is een leeg colablikje. Meestal vind je er wel een rondslingeren, gezien de manier waarop de mensen met hun afval omspringen. Je hoeft het alleen maar een paar keer met water om te spoelen voor het geval er spinnen of zo in zitten, maar colablikjes zijn heel schoon.'
'Makkelijk zat,' zei hij met nadruk. 'Nu, voor de aardappelpuree hebben we wat boter en zout nodig... Kun je de dingen die je vorige week gekocht hebt opschrijven, dan kan ik ze ook kopen en voor ons koken wanneer je weg bent.'
'O jawel.'
'Ik zou het niet erg vinden als je bleef.'
In zijn stem klonk schrijnende eenzaamheid. 'Ik blijf nog drie weken,' zei ik en zweeg toen even. 'Heb je zin om, laten we zeggen aanstaande zondag, als het redelijk weer is, mee het veld of het bos in te gaan? Dan zou ik je een paar dingen uit de boeken kunnen laten zien... hoe je ze in het echt moet doen.'
Zijn gezicht straalde - voor mij al voldoende beloning.
'Zou Coconut ook mee mogen?'
'Allicht.'
'Helemaal te gek.'
Hij roerde het pureepoeder opgeruimd door de hete melk en we schepten het luchtige resultaat op het gebraden vleesmengsel in een ronde pasteivorm. Het geheel ging onder de grill om het een bruin korstje te geven, waarna we de naar beider oordeel goed geslaagde pastei opaten en vervolgens alles afwasten.
'Kunnen we de overlevingsuitrusting meenemen?' vroeg hij.
'Mij best.'
'En een vuurtje stoken?'
'Misschien op jullie eigen land, als je vader het goed vindt. Je kunt niet zomaar overal een vuurtje stoken. Of liever gezegd, je kunt het beter laten, tenzij in geval van nood. Sommige mensen doen het toch, maar dan hoor je eerst toestemming aan de landeigenaar te vragen.'
'Dat vindt hij vast wel goed.'
'Ja, dat denk ik ook.'
'Ik kan haast niet wachten tot zondag,' zei hij.
Dinsdagmorgen bracht de patholoog-anatoom verslag uit aan hoofdinspecteur Doone.
'De beenderen zijn die van een volwassen jonge vrouw, waarschijnlijk één meter tweeënzestig tot één meter vijfenzestig lang, vermoedelijke leeftijd een jaar of twintig. Ze zou één of twee jaar ouder of jonger kunnen zijn, maar niet veel meer. Er was een klein stukje hoofdhuid over, met nog een paar haren eraan gekleefd - de haren zijn middelblond, tien centimeter lang, maar ik weet niet of ze tijdens haar leven lang of kort haar droeg.'
'Hoe lang geleden gestorven?' vroeg Doone.
'Afgelopen zomer, zou ik zeggen.'
'En de doodsoorzaak? Drugs? Ontbering?'
'Wat drugs betreft zullen we de haren moeten analyseren en zien of we wat kunnen vinden. Maar nee, je zit met een probleem.'
Doone zuchtte. 'Wat voor probleem?'
'Haar tongbeen was gebroken.'
Er maakte zich een grote neerslachtigheid van Doone meester. 'Weet je het zeker?'
'Absoluut. Ze is gewurgd.'
In Shellerton ging de dinsdag zonder opmerkelijke gebeurtenissen voorbij - ochtendtraining, ontbijt, knipsels, lunch, bandopnamen, borrel en avondeten.
's Ochtends verrastte ik Dee-Dee, die zachtjes achter haar schrijfmachine zat te huilen. Ik bood haar een papieren zakdoekje aan.
'Het is niets,' zei ze sniffelend.
'Wil je je hart niet uitstorten?'
'Ik weet niet waarom ik je alles vertel.'
'Ik luister.'
Ze snoot haar neus en keek mij verontschuldigend aan.
'Ik ben oud genoeg om beter te weten. Ik ben zesendertig.' Het kwam er haast wanhopig uit, alsof dat getal op zich al een ramp was.
'Tremayne vertelde me dat je een teleurstelling op het gebied van de liefde achter de rug had,' zei ik aarzelend. 'Hij zei niet met wie.'
'Teleurstelling! Hu!' Ze haalde luidruchtig haar neus op. 'Ik hield van de schoft. Ik bedoel, ik streek zelfs zijn overhemden voor hem. We gingen al een hele tijd met elkaar en hij liet me van het ene moment op het andere stikken. En nu krijgt Mackie een baby.' Haar ogen schoten weer vol tranen en ik begreep dat het het hunkerende verlangen naar het moederschap was, dat felle instinct dat zulk een onnoemelijke pijn kon veroorzaken, dat haar op zijn minst evenveel verdriet bezorgde als het verlies van een man.
'Weet je,' zei Dee-Dee op beklagenswaardige toon, 'die rotzak wilde geen kind tot na ons trouwen. Ons trouwen! Hij was helemaal niet van plan met me te trouwen, dat snap ik nu, maar omwille van hem wachtte ik... en verknoeide ik... drie jaar...' Ze slikte en er ontsnapte een snik. 'Ik zal je wat zeggen, ik neem nu de eerste de beste. Ik hoef geen trouwring te hebben. Ik wil een kind.'
Op het laatste volgde een wanhopig, smartelijk gejammer, een hunkerende klacht. Een dergelijk hartstochtelijk verlangen kon tot desastreuze beslissingen leiden, maar wie zou zeggen wat uiteindelijk beter voor haar was, roekeloosheid of kinderloosheid. In beide gevallen zou spijt het gevolg zijn.
Ze droogde haar tranen, snoot nogmaals haar neus en haalde haar schouders op, alsof ze haar emoties met kracht terzijde schoof, en toen ik enige tijd later nogmaals bij haar naar binnen gluurde, zat ze op haar normale, beheerste manier te typen alsof ons gesprek nooit had plaatsgevonden.
Die dinsdagmiddag stuurde hoofdinspecteur Doone zijn mannen erop uit om het hele gebied waar de beenderen gevonden waren uit te kammen. Ze dienden vooral naar schoenen te zoeken, zei hij. En verder naar alles wat door mensenhanden gemaakt was. Ze konden metaaldetectoren gebruiken. Ze dienden onder dode bladeren te speuren. Ze moesten op de kaart aantekenen waar elk voorwerp gevonden was en er ook een label aan binden, en heel voorzichtig zijn dat ze geen bewijsstukken vernietigden.
Het was nu een moordzaak geworden, bracht hij hun onder het oog.
Toen we woensdagochtend met de eerste groep paarden thuiskwamen, zat Sam Yaeger weer in de keuken.
Ditmaal was hij niet met zijn eigen auto gekomen, maar met een geleende pick-up-bestelwagen waarmee hij een partijtje Birma-teak wilde ophalen dat Perkin met handelskorting voor hem op de kop had getikt.
'Sam heeft een boot,' legde Tremayne mij op droge toon uit. 'Een oud wrak, dat hij langzaam tot een paleis voor een harem aan het ombouwen is.'
Sam Yaeger grinnikte opgeruimd en sprak hem niet tegen. 'Hij is al zogoed als verkocht,' vertelde hij mij. 'Elke jockey moet aan zijn toekomst denken. Ik koop wrakke antieke boten en knap ze weer puntgaaf op. De laatste heb ik aan een brok krantenmagnaat verkocht. Voor iets goeds betalen ze goudgeld. Geen polyester klotetroep.'
Het leven zat vol verrassingen, dacht ik.
'Waar heb je die boot liggen?' vroeg ik, terwijl ik brood roosterde.
'In Maidenhead. Aan de Theems. Ik heb daar een tijdje terug een failliete jachtwerf gekocht. Het ziet er niet uit, maar een beetje bouwvalligheid kan geen kwaad. Denken die klotedieven dat er niks te halen valt. Een beetje verveloze rotbende is beter dan een rottweiler.'
'Je laadt het hout zeker onderweg naar de races bij je werf af?' vroeg Tremayne.
Sam keek mij met gespeelde verbazing aan. 'Ik snap niet hoe hij dat zo vlug doorheeft, jij?'
'Zo kan-ie wel weer, Sam,' zei Tremayne, en je kon zien waar precies hij de grens trok tot waar Sam Yaeger kon gaan. Hij begon met hem over de paarden te praten die hij die middag in Windsor liet meelopen. Ik ving zinnen op als 'Die rustperiode heeft Bluecheesecake eerder goed dan kwaad gedaan' en 'Neem met Just The Thing gas terug als je voelt dat ze vermoeid raakt. Ik wil haar niet bederven zolang ze nog onervaren is'.
'Goed,' zei Sam, met al zijn aandacht erbij. 'En Cashless? Rij ik die weer van voren?'
'Wat denk je er zelf van?'
'Dat doet hij het liefst. De laatste keer werd hij gewoon door snellere paarden geklopt.'
'Ga dan van voren van start.'
'Goed.'
'Nolan berijdt Telebiddy in de amateurrace,' zei Tremayne. 'Tenzij de Jockey Club er een stokje voor steekt.'
Sam trok een kwaad gezicht, maar zei niets. Tremayne vertelde hem welke paarden hij de volgende dag in Towcester te berijden zou krijgen en zei dat hij vrijdag nergens paarden had meelopen.
'Zaterdag stuur ik er vijf of zes naar Chepstow. Daar ga jij heen. Ik ook. Met een beetje geluk berijdt Nolan het paard van Fiona in de Wilfred Johnstone Hunter Chase op Sandown. Misschien dat Mackie naar Sandown gaat - dat moeten we nog bekijken.'
Dee-Dee kwam bedaard binnen voor koffie en ging net als tevoren naast Sam zitten. Sam mocht dan een onverbeterlijke versierder zijn, dacht ik terwijl ik naar hen keek, maar hij was niet iemand om zich vaderschapsproblemen op de hals te halen. Best mogelijk dat Dee-Dee hem in bed zou kunnen krijgen, maar niet zover dat hij bereid zou zijn de vader van haar kind te worden. Jammer, volgende keer beter.
Tremayne gaf Dee-Dee opdracht om transport voor zaterdag te verzorgen, wat ze als steeds zonder opschrijven onthield.
'Vergeet niet de inschrijvingen voor Ludlow en Wincanton door te faxen. Over de inschrijvingen voor Newbury beslis ik vanochtend voor ik naar Windsor ga.'
Dee-Dee knikte.
'En pak de stalkleuren voor Windsor in.'
Dee-Dee knikte.
'Bel ook de zadelmaker dat hij die oefenkleden komt ophalen om te repareren.'
Dee-Dee knikte.
'Goed dan. Dat is het ongeveer.' Hij wendde zich tot mij. 'We vertrekken om half een naar Windsor.'
'Mooi,' zei ik.
Hij reed in de pas gekochte Landrover naar de Downs om de tweede groep te bekijken. Sam Yaeger reed de pickup naar Perkins helft van het huis en laadde zijn teak op. Dee-Dee nam haar koffie mee naar kantoor en ik deed een verwoede poging de knipsels per jaar in volgorde van belangrijkheid te sorteren, de interessantste bovenop.
Ongeveer terzelfder tijd liep hoofdinspecteur Doone de tot dan toe leegstaande kamer binnen die nu voor het onderzoek van de botten in gebruik was genomen en spreidde op een schragentafel de stukjes en beetjes uit die zijn mannen in het bosperceel hadden verzameld.
Daar lagen thans de kleren die men meteen al gevonden had en die nu bij de centrale verwarming aan het opdrogen waren. Ook lag er een paar afgetrapte en nog steeds doorweekte sportschoenen, die eens wit waren geweest.
Afgezien daarvan waren er vier lege en vuile blikjes van frisdranken, een zwaar geroeste speelgoedbrandweerauto, een kapotte zonnebril, een rimpelig leren riem met gebroken stiksel, een ginfles, een door de tijd onaangetast gebleven blauwe plastic kam, een gummibal met vele tandafdrukken, een doublé balpen, een roze lippenstift, wikkels van chocoladerepen, een roestige tuinschop en een kapotte halsband van een hond.
Hoofdinspecteur Doone liep piekerend de tafel rond, terwijl hij de oogst van alle kanten bekeek.
'Zeg eens wat, kind,' zei hij. 'Vertel me wie je bent.'
De kleding en de schoenen gaven geen antwoord.
Hij riep zijn mensen binnen en gaf hun opdracht naar het bos terug te gaan en het onderzoek uit te breiden. Zelf liep hij net als de vorige dag zijn lijsten van vermiste personen na om te proberen er een te vinden die paste bij wat tot dusver ontdekt was.
Hij wist dat de mogelijkheid bestond dat de jonge vrouw van ver kwam, maar achtte het waarschijnlijker dat ze zich binnen tachtig kilometer van haar woning bevond. Dat was meestal het geval met dit soort slachtoffers. Hij besloot werktuiglijk zijn licht op de vermisten uit de omgeving te laten schijnen.
Hij had een lijst van twaalf onverbeterlijke wegloopsters in de tienerleeftijd - stuk voor stuk een mogelijkheid. Een lijstje van vier meisjes die zich aan voogdij onttrokken hadden. Verder twee vermiste prostituees. En nog een lijstje van zes meisjes die om 'diverse redenen' vermist werden.
Eén daarvan was Angela Brickell. De opgegeven reden was: 'Heeft vermoedelijk een aan haar toevertrouwd paard drugs toegediend. Is ervandoor gegaan.'
De ogen van Doone gleden over haar heen en bleven op de vermiste dochter van een politicus rusten. Reden dat ze was weggelopen: 'In slecht gezelschap geraakt. Onhandelbaar.'
Het zou zijn tot stilstand gekomen carrière goeddoen, bepeinsde Doone, als die het zou blijken te zijn.