Amanda
Dinsdag 2 december 2003
'Dus we moeten Arabisch praten? zei Luuk. 'En zelfs in die taal proberen te denken?'
Dalett beaamde het.
De jongens leken elkaar met hun ogen moed te geven voor de opdracht.
'Ik denk dat jullie dat echt wel kunnen. Kinderen kunnen veel.' Amanda vroeg zich af waarom ze bij het Center pas nu hiermee kwamen. De jongens hadden twee jaar geoefend, dwars door alle angsten en verdriet heen. Zij had - meteen al na haar eigen ontvoering - de moederrol op zich genomen, zich geschikt in de nieuwe situatie. Het had haar aanvankelijk veel moeite gekost om te geloven dat Faiz niets geweten had over de naderende ontvoering van nog eens drie mensen. Maar toen hij begon te zwelgen in haatgevoelens na de vrijlating van zijn zoon Alan, had ze zelfs dat van hem aangenomen. Per slot van rekening had hij wel gewaarschuwd voor de ontvoering van Florian. Het was in ieder geval dé manier geweest om Luuk te redden, om zijn nut te bewaren voor de schurken die hier aan de touwtjes trokken.
Ze waren buiten, voor de derde keer pas in al die tijd. Vervoerd in een zwart busje, met Dalett en drie gewapende mannen, van wie ze alleen John ooit gezien had. De andere gedroegen zich kortaf, en spraken geen Nederlands. Aan hun huidskleur te zien misschien wel Arabisch. Maar omgekeerd verried haar eigen huidskleur en die van de kinderen niet dat zij die taal nu vloeiend spraken. Ze hield er rekening mee dat zij gevieren nog naar een Arabisch land gestuurd zouden worden, naar Irak misschien wel, dat probeerde te herstellen van een oorlog. Het land was destijds ook al door meneer Mahieu genoemd, samen met Syrië.
De mensen die dat soort beslissingen konden nemen had zij nog nooit te zien gekregen. Vermoedde ze. Of ze moesten zich als bewakers vermomd hebben, in hun donkere pakken en jassen. Al die tijd hadden ze maar weinig informatie gekregen, een stapeltje Amerikaanse krantenknipsels af en toe, over van alles en nog wat, waaronder de bezetting van Irak en de moeizame contacten tussen de Amerikaanse troepen en de bevolking. Faiz vervulde een moeilijke taak. Hij moest les geven en de jongens coachen, maar hij leidde een deel van de tijd zijn eigen leven thuis, met zijn gezin, waaronder een gehandicapte en getraumatiseerde zoon. Ze had aangevoeld dat wat ze merkten van zijn wraakgevoelens beter onder hen kon blijven. Niemand zou erbij gebaat zou als Faiz Erdal wegens loslippigheid vervangen werd. Of zijn gezin uitgeroeid.
Soms hadden zij in het Center heel even een gezinnetje geleken, maar ze had zich met redelijk succes verzet tegen het zogeheten Stockholmsyndroom: dat je je ontvoerders gaat waarderen. Ze was er met enig gemak in geslaagd, het misdadig te blijven vinden dat twee jongens ontrukt waren aan hun gezin. Al had ze dat na de eerste paar dagen niet meer laten blijken. Contact met het thuisfront was er voor geen van hen geweest, wat in haar geval waarschijnlijk alleen voor haar twee hamsters een groot probleem was geworden. Al was haar verzekerd dat de beestjes waren weggehaald. Ze schaamde zich dat ze de namen van de dieren vergeten was. Ook was het lullig voor de patiënten die haar trouw waren gebleven. Maar veel waren dat er niet en ze zouden gemakkelijk bij een ander terecht kunnen. Misschien wel bij Barend van Ammers, die in Amerika spoorloos verdwenen was nadat hij zich een tijdlang om Luuk had bekommerd. Sorry, lieve patiënten. Het gaat nu om Florian. Mijn Florian. En Luuk natuurlijk.
Er kwam over het rotsige pad vanachter de heuvel een tweede busje aanrijden, net zo zwart als dat van hen. Er zaten twee mannen in, waarvan één blank, in iets lichtere pakken deze keer. Was dit een andere soort? Ze had steeds de indruk gehad dat ze in een geweldig groot gebouw verbleven met heel veel van die mannetjes, al had ze vrijwel niets van het gebouw gezien. Zelfs de kinderen konden weinig meer over het gebouw en zijn bevolking vertellen dan wat de ander van de twee kon zien. De jongens sliepen in belendende kamers en waren overdag bijna altijd bij elkaar.
'Appels en Erdal, meekomen,' zei de donkere man uit het tweede busje. Hij sprak Arabisch, maar met een heel ander accent dan Faiz en zij drieën. John had uitgelegd dat er weer een belangrijk experiment ging plaatsvinden, onder real life conditions. 'Wat gaat er daarna gebeuren?' had ze gevraagd, tegen beter weten in.
'Ga maar, Luuk. Faiz zal wel zorgen dat het goed met je gaat.'
'Natuurlijk,' zei Faiz.
De twee stapten achter in het busje en dat reed terug zoals het gekomen was. Amanda vergat vaak dat ze met een prominent wetenschapper te maken had, een neurogeneticus, die vooral geïnteresseerd moest zijn in erfelijke aanleg. Daar was weinig van te merken. Hij stelde zich meer als een vaderfiguur op. Een verbitterde vader als je hem wat beter kende, maar hij probeerde goed voor de jongens te zijn. Waarschijnlijk werd hij ervoor betaald. Gelukkig was er niets gebleken van zijn betrokkenheid bij de hersenoperatie die Luuk in juni 2001 had ondergaan. Iets had Faiz daar wel over gezegd. Het had 'wetenschappelijke nieuwsgierigheid' bevredigd en zijn veel eerdere vermoedens over minuscule trilhaartjes in de synapsen van de thalamus, die waarschijnlijk gevoelig waren voor de beweging en de chemische samenstelling van neurotransmitters, waren bevestigd. Ze waren gelukkig niet zo ver gegaan, te onderzoeken of Luuk door de bewegingen van de trilhaartjes ook de ionenstromen in de synapsen kon beïnvloeden en daarmee de werking van zijn zintuigen. Na de operatie was Faiz in ieder geval gestegen in de achting van zijn superieuren. Hij had haar nooit willen vertellen waarop hij zijn vermoedens over het mechanisme bij de zinnelingen destijds gebaseerd had. Gelukkig had men Luuk daarna wel dicht gelaten. Hopelijk waren er geen elektroden in hem achtergebleven. Helemaal uit te sluiten was dat echter niet, omdat ze er al heel lang achter waren dat de telepathie van zinnelingen - of sensors, zoals ze hen hier noemden - gebaseerd was op elektromagnetische golven, en dus meetbaar. Omdat men dat wist, en ook dat die golven heel ver droegen, had men Luuk destijds ook met succes weten af te schermen voor Florian, zolang dat van pas kwam.
Na een minuut of vijf kreeg John, die er tegenwoordig iets netter uitzag dan in het begin, een bericht door in zijn oortje en hij gaf een teken aan Dalett, die zich nu zo lang met de jongens bezighield. Als psychologe, maar ze was ook redelijk aardig. Waarschijnlijk zorgvuldig geselecteerd. Haar Nederlands was aanzienlijk vooruitgegaan in al tijd. Maar Arabisch had ze niet geleerd.
'Florian, we gaan beginnen,' zei Dalett, terwijl ze met John naar hem toe liep. 'Luuk is een paar miles hier vandaan en hij krijgt steeds een Arabische zin te horen, die hij moet nazeggen. Ik wil dat jij vanaf nu ook Arabisch praat. Praat maar over Luuk en probeer hem te zien en te horen terwijl je praat. Als je denkt dat hij een zin nazegt, moet jij proberen om ook die zin na te zeggen. Snap je het?'
Hij knikte. 'Ana afham.'
Dalett keek even naar John en die knikte naar haar. Zij zette haar opnameapparatuur aan en gaf Florian een teken dat hij kon beginnen.
'Lughati al arabic laisat kama yajib,' zei hij. John gebaarde hem om door te praten. Dat deed hij, en waarschijnlijk kon iedereen hem verstaan op Dalett na, maar daar was waarschijnlijk over nagedacht. Zo kon ze hem niet sturen.
Florian vertelde over de treinen van Luuk, waarmee die tot zijn achtste verjaardag had gespeeld. En dat hij daarna had leren voetballen, beter dan Florian. Hij onderbrak zijn zin door te zeggen: 'Op een dag wil ik Irak wel bezoeken.' Dat was een zin die Faiz lang geleden had uitgesproken, voor zij hem kon verstaan.
Dalett gebaarde hem, door te praten. Hij probeerde uit te leggen wat voor schijnbewegingen Luuk bij het voetballen kon maken, maar daarvoor schoot zijn Arabisch tekort. Hij vertelde dat ze niet zo vaak mochten voetballen, omdat men bezorgd was om hun fontanel. En dat John in zijn jeugd bij Gent had gespeeld.
'Abhatu ˈan John,' zei hij. Hij zocht John.
Die moest hard lachen en gebaarde, door te praten, terwijl Dalett alles weer opnam. Ze keek tevreden hoewel ze niet verstond wat er gezegd werd. Twee vogels streken neer, op zoek naar eten op het koude land. Florian begon erover te vertellen: dat de vogels het slecht hadden nu, omdat de mensen niet zo vaak aan hen dachten. Maar dat hij zich afvroeg of het de bedoeling was dat de mensen voor alle vogels zorgden.
'En Luuk?' zei John, terwijl Dalett de vogels wegjoeg door zelf te fladderen.
Florian vertelde lachend dat Luuk zelf ooit voor vogel had gespeeld, vliegbewegingen makend en 'Ieuw ieuw' roepend in alle kamers waar hij mocht komen. En dat hij dat daarna minstens eens per maand deed. Hij zei dat Luuk jarig was op 17 april en dat het zijn vriend was. Dat ze elkaar troostten als ze last hadden van heimwee.
'Ahtaju tabeeban!' zei hij plotseling.
Maar wie had er dan een dokter nodig? Toch niet hij of Luuk? Nee, het was natuurlijk weer een zin die hij had doorgekregen van zijn vriend.
John kreeg ook iets door en zijn hoekige kaak toonde een tevreden grijns. 'We zijn klaar.'
Aan hun gezichten te zien, wisten de jongens allang dat ze het goed gedaan hadden. Het spannende, bedacht Amanda, zat hem in de ruimte waar ze binnengeleid waren. En in de mensen die er waren. Het was in een vleugel van het Center waar ze nog nooit geweest waren, ook Faiz niet. Er waren ongeveer zestig zitplaatsen en ruim de helft daarvan was bezet. Zij waren naar stoelen op de eerste rij gedirigeerd. Naast hen zaten John en Dalett, plus twee anderen die vanmorgen bij het experiment aanwezig waren geweest. Op Claire na kenden ze de rest van de aanwezigen niet, het waren geen bewakers. Er was een tafel met microfoons voor in de zaal en daarachter hingen grote lege beeldschermen. Aan de tafel zat nog niemand. De twee jongens van acht, met hun oordopjes in, trokken alle aandacht en er werd druk over hen gemompeld. Zij zat links van Florian, Faiz rechts van Luuk. Achter de tafel hing de Amerikaanse vlag. Het was net of president Bush een redevoering kwam geven. Maar die zou vast niet geïnformeerd zijn over de ontvoering van twee Nederlandse jongens en een huisarts. En anders zou hij zich er toch niet mee inlaten. Zijn foto ontbrak hier alleen nog.
Het geroezemoes achter hen verstomde en een deur ging open om vier mannen binnen te laten. Ze liepen met strakke gelaatstrekken, strak in het pak, en met een strakke greep om de dossiermappen die ze voor de borst droegen, alsof het acteurs waren in een te modern toneelstuk. Bij een van hen stond het pak strak om zijn buikvet heen. Amanda voelde beweging rechts van haar. Florians armen waren onrustig, net als zijn ogen. Ze vroeg wat er aan de hand was.
'Die mannen,' zei hij.
'Wat is er met hen?'
'Ssst!' klonk het achter hen.
'Wat is er met die mannen?' fluisterde ze in Florians oor.
'Kwaad...'
'Zijn ze kwaad op jou? Hoe kan dat nou?'
Florian zei niets meer, maar keek afwisselend naar elk van de vier mannen. Ze kon er niet goed hoogte van krijgen, maar kwaad keken die volgens haar niet, in ieder geval niet naar Florian. Ze glimlachten zelfs naar de twee jongens.
Of zou hij bedoelen... Konden dit de mannen zijn die voor hun ontvoering verantwoordelijk waren? Ze keek naar Faiz. Het was moeilijk om zijn blik te volgen, maar wel had ze de indruk dat hij naar een van de middelste twee zat te kijken.
Een jonge vrouw met heel kort haar kwam met draadloze koptelefoons aanlopen, die ze glimlachend bij de jongens opzette. 'Dutch translation,' zei ze tegen Amanda. Ook zij nam de koptelefoon aan, al was het maar om te weten wat de jongens te horen kregen. Toen de vrouw weg was, verwisselde ze Florians koptelefoon met die van haar. Niemand greep in. Florian had zich redelijk hersteld, was in ieder geval niet ziek aan het worden, en glimlachte naar haar. Luuk vermaakte zich met het exact op hoogte afstellen van de koptelefoon.
'Mijn naam is Jones,' zei de tweede man van links in Amanda's koptelefoon, 'en ik ben vanuit een niet nader te omschrijven veiligheidsdienst verantwoordelijk voor de samenwerking met het Center for Advanced Genetic Studies.'
De jongens keken Amanda vragend aan en ze gaf met ogen en mond een geruststellend teken.
'Een bijzonder welkom aan onze Nederlandse gasten, die zo hun best hebben gedaan, hun verblijf hier tot een succes te maken.'
Was het mogelijk dat de mensen achter haar dachten dat zij hier vrijwillig verbleven? Wat zou er kunnen gebeuren als ze nu keihard door de zaal riep dat zij abducted waren? Welke euvele moed gaf haar het idee dat er dan íéts zou gebeuren? Het was één grote charade.
'Vandaag zijn Florian en Luuk glansrijk geslaagd voor hun examens. Wij weten nu zeker dat zij ons uitstekend zullen kunnen helpen bij de behoud van de wereld zoals we die kennen.'
Amanda moest lachen. Waarschijnlijk was het hoorbaar. Dus het was oké dat ze waren ontvoerd en tweeënhalf jaar van hun leven hadden moeten inleveren! Als het om het behoud van hun wereld ging, was het goed, uiteraard! De wereld waarin mensen ontvoerd werden, de wereld waarin Nelleke Duivendrecht was platgereden en Faiz' zoon gemarteld. Prima, natuurlijk.
De televisieschermen floepten aan en toonden stapels lijken. Misvormd, verdraaid, en vooral heel véél lijken. 'Een man, verantwoordelijk voor een miljoen doden, houdt zich schuil en zint op wraak voor de beperkingen die hem zijn opgelegd. Het gaat om de grootste schuiloperatie uit de menselijke geschiedenis, het gaat om Saddam Hoessein, het monster van Irak, die zijn rechtvaardige straf lijkt te ontlopen.'
Irak! Meneer Mahieu had gelijk gehad. Florian hield zijn ogen dicht, evenals Luuk.
Ze zei: 'Jongens, de lichamen zijn weg. Jullie kunnen weer kijken. Het is goed dat jullie je ogen sluiten als dit in beeld komt, want dit is onmenselijk. Sommige mensen zijn onmenselijk.'
Ik gebruik de verkeerde woorden. De vreselijke foto's hadden plaatsgemaakt voor de kaart van Irak, met daarin geprojecteerd de kop van Saddam Hoessein. Faiz zat op het puntje van zijn stoel.
'Sinds enkele maanden is het Amerikaanse leger - ik moet eigenlijk zeggen: de geallieerde troepen - de baas in Irak. Maar zij hebben veel moeite met de laatste verzetshaarden, omdat het Iraakse volk rekening blijft houden met de terugkeer van hun tiran, die in sommige kringen nog steeds als leider wordt beschouwd. Hij waart nog rond als een geest, al wordt het kringetje van zijn handlangers, die de bevelen voor de terreuraanvallen doorgeven, kleiner en kleiner. Daarmee tart hij niet alleen de geallieerde troepen en onze president, maar vooral de gerechtigheid. De kans bestaat dat hij zijn gerechte straf ontloopt en dat het Iraakse volk de hoop op een nieuwe toekomst onthouden wordt.'
Het was bepaald geen kindertaal, maar de jongens leken het te begrijpen en waren onder de indruk. De bolle man die zich Jones liet noemen, had bleke wangen, zonder een spoor van begroeiing. Zijn oren waren opvallend klein. 'We hebben het hier over een man die handen van gevangenen oplost in zoutzuur of hun ledematen afzaagt, hen benzine laat drinken om ze dan te doorboren met kogels. En een soldaat die huilt wordt ook neergeschoten.'
Florian en Luuk konden hier duidelijk slecht tegen. Moest ze de koptelefoons niet afrukken? Ook Faiz had het moeilijk.
'Het spijt me dat ik dit allemaal moet zeggen, maar het is de waarheid, niets dan de waarheid en helaas niet eens de hele waarheid.'
Nee, de hele waarheid is dat jullie net zo goed een jongen martelen voor de ogen van zijn vader! En dat is de basis voor onze komst hier, dus hou op over die menselijkheid en onze bijdrage daaraan! Heeft Saddam Hoessein niet jarenlang steun van het westen gekregen, voor biologische wapens en zelfs kernwapens?
'We hebben de grootste moeite om hem te vinden. We weten dat hij in de buurt van Tikrit verblijft, beschermd door aanhangers van Ba'ath, zijn politieke partij, waarvoor slechts één ding telt, of eigenlijk twee: macht en geweld. We hebben plannen ontwikkeld om een doorbraak te forceren bij zijn opsporing. En jullie, Florian en Luuk, kunnen daarbij helpen met jullie gaven. Maar je hoeft het niet alleen te doen, Amanda kan jullie helpen.' Hij glimlachte in haar richting. 'Die haar trouw aan haar patiënten ruimschoots bewezen heeft. En ook Faiz Erdal zal helpen, die vierendertig jaar geleden zijn broer verloor aan Saddam Hoessein, de man die ons niet mag ontsnappen.'
Jones stond op en liep om de tafel heen, tot voor de twee jongens. Hij trok zijn colbertje uit en liet het achteloos achter zich vallen. Daarna trok hij zijn stropdas los. Iemand schoof een stoel tot vlak achter hem. Dat had hij blijkbaar verwacht en hij liet zijn dikke kont erop zakken. Er zaten zweetplekken van wel twintig centimeter doorsnee in zijn witte overhemd.
'Florian, Luuk, willen jullie helpen een heel slechte man te vangen, zodat hij gestraft kan worden voor het verdriet dat hij mensen heeft aangedaan, nog steeds aandoet en met plezier weer zal aandoen als hij de kans krijgt?'
Hij zette de jongens hun koptelefoons af en zei: 'Will you help me?' Zijn ogen boorden zich afwisselend in die van Florian en van Luuk.
Amanda wilde de jongens aankijken, maar ze beantwoordden haar blik niet. Ze stiet Florian zachtjes aan, maar hij reageerde niet. Faiz zat krijtwit naar Jones te kijken, zonder de geringste beweging. Hij knipperde alleen met zijn ogen.
Florian wilde iets zeggen en Jones was een en al aandacht.
'Draagt hij zwarte kleren?'
'Dat weten we niet,' zei Jones, die het Nederlands natuurlijk in het Engels vertaald kreeg. 'Waarom?'
Florian begreep hem, ook al hoorde hij nu Engels. 'Omdat ik een zwarte man zie, met een geweer. Jij ook, Luuk?'
'Ik denk het,' zei Luuk aarzelend.
Florian schudde zijn hoofd, nogal heftig.
Amanda zei: 'Wat is er, Florian? Gaat het niet goed?'
'Ik wil die man in het zwart niet zien. Hij is heel slecht.'
Jones stond in zichzelf gekeerd en probeerde misschien de beelden op te vangen. 'Waarschijnlijk is het Saddam Hoessein. Willen jullie ons helpen?'
De jongens knikten ja en kregen de koptelefoons weer op.
Jones blikte de zaal in. 'Sensors helpen elkaar, altijd. En er zijn er niet twee maar drie in deze zaal. Ja, ik was de eerste, en ik heb lang moeten wachten op nieuwe sensors. Zij zijn ook verder ontwikkeld dan ik, vooral in het telepathische. Wij zullen de mensheid graag helpen.'