Amanda

 

Waalwijk, dinsdagochtend 19 november 1996

 

Met haar tas boven haar hoofd rende Amanda naar haar Mazda 626 op het parkeerterrein van De Beukenhorst. Ze stond op de huisartsenparkeerplaats, twintig meter bij de ingang vandaan, maar vandaag was zelfs dat ruim voldoende om doorweekt te raken, ook met een tas boven je hoofd.

Dit is de laatste keer dat ik het heb geprobeerd. Meneer Mahieu zakte steeds verder weg in zijn dementie en zat inmiddels op de gesloten afdeling. Minstens vijf keer had ze nu doorgevraagd over zijn voorspelling van de bijzondere geboortes, in Waalwijk. Twee keer had ze contact kunnen krijgen. De eerste keer was anderhalf jaar geleden, toen ze hem met de Rotterdamse bevindingen had geconfronteerd. Meneer Mahieu had gezegd: 'De thalamus, ja, de thalamus. Corpus geniculatum.' Bij de tweede opleving had hij gereageerd op theorieën die op het congres van september in Washington naar voren waren gebracht. 'Ze spelen met neurotransmitters, zo doen ze het, de zinnelingen,' had hij gezegd. En dat sloot aan bij sommige theorieën die waren geopperd, volgens welke deze kinderen grip zouden hebben op de doorgifte van zintuiglijke prikkels door de hersenen. Maar omdat tot nu toe alle vervolgonderzoek gelukkig was afgehouden bij allebei de kinderen, waaierden die theorieën uiteen, net als de reacties van meneer Mahieu. Uit respect voor de familie had Amanda nooit geprobeerd om Florian mee naar De Beukenhorst te krijgen, of meneer Mahieu naar Florian. Nu was ze op weg naar Nelleke Duivendrecht, voor een gesprek over de voor- en nadelen van vervolgonderzoek.

Florian was één jaar en bijna acht maanden, net als Luuk Appels, en de ontwikkeling van de twee jongens liep behoorlijk parallel. Zij hield contact met de huisarts van Luuk. De plaatselijke huisartsen probeerden een en ander geheim - of in ieder geval anoniem - te houden, maar dat was tamelijk hopeloos. Het nieuws zou niet ingedamd kunnen worden, evenmin als de speculaties over de betekenis van dit nieuwe verschijnsel.

Het wordt nog veel erger. Ze wist het zeker, net als meneer Mahieu. Zijn favoriete uitspraak was: 'De toekomst is begonnen!' Het liefst zette hij daarbij het gezicht van een profeet, naar zijn idee dan. Maar een maand geleden was hij dichtgeklapt. Om nooit meer open te gaan.

Amanda startte de auto. Ze vroeg zich af waarom meneer Mahieu nooit echt naar de jongen had doorgevraagd. Maar ja, met dementie was alles mogelijk. Of onmogelijk.

Om de hoek stond een tiental auto's stil, aan beide kanten van de straat. Een groep van zeker twintig mensen, sommigen met paraplu, anderen onbeschermd, stond midden op de weg. Amanda werd altijd triest van een ongeluk, en nu ook nog eens in de stromende regen.

Ze zette haar auto aan de kant, griste een opvouwbare paraplu uit het handschoenenkastje en rende naar het groepje, dat een menigte aan het worden was. Op haar uitroep 'Ik ben arts' werd een pad vrijgemaakt. Een meisje lag op de stoep, om de paal van een verkeersbord gevouwen. Ze moest geschept zijn door de motor die vijf meter verderop lag. De bestuurder daarvan stond in zwart leer snikkend over het meisje gebogen. Amanda schatte haar op niet meer dan twaalf jaar.

'Het is mijn schuld,' zei de motorrijder met trillende stem.

'Is 112 al gebeld?'

'Ja,' zei een vrouw die een paraplu boven het meisje hield.

'En is er gezegd dat het ernstig is?'

'Dat heb ik gezegd, ja.' Een jongen met jeugdpuistjes zwaaide met zijn GSM.

'Mooi zo. Nou iedereen wat aan de kant, graag, behalve deze twee mensen.' Ze gaf haar eigen paraplu aan de GSM-bezitter. Ook de motorrijder moest aan de kant.

Amanda zag dat één been op een aantal plaatsen gebroken was. Het lag op een bizarre manier met het andere been verstrengeld, ontdaan van broek en huid. Pezen en spieren lagen blauwig te glanzen. Alsof dat niet genoeg was, moest het arme kind ook nog heel wat ribben gebroken hebben op het moment dat ze tegen de paal aan vloog. Waarschijnlijk bevond zich onder haar roze jas nog een geperforeerde long ook.

'O mijn God,' ontsnapte aan Amanda's lippen. Terwijl ze toch niet religieus was.

Er was geen ademhaling te zien, dus nam ze haar beademingsslang om die voorzichtig naar binnen te schuiven. Ze zag nu dat er een deuk in de schedel zat, aan de kant die ze eerder niet had kunnen zien. Veel bloed was daar niet uit gekomen. Ondanks haar geblaas was niets van een ademhaling te merken. Een hartslag voelde ze wel, maar zwak, steeds zwakker. Dit meisje lag onder haar ogen te sterven.

In een groepje, drie meter achter zich, hoorde ze de namen Florian en Luuk noemen, maar ze kon haar ogen niet van het kind afhouden. Zo jong nog. Dit waren de ergste kanten van haar vak.

'... een andere zintuigwerkelijkheid,' ving ze op. Het was heel onwerkelijk om iemand over twee andere kinderen te horen praten terwijl dit meisje een verloren gevecht om haar leven voerde.

'Voor de jongen doet ze wat ze kan.' In de verte was de sirene van een ambulance te horen. Daarmee was geen haast meer geboden, helaas. De hartslag was weg en ook met de stethoscoop niet meer te horen.

'... probeert hem nog een beetje te beschermen...' Nu werd het haar te dol. Ze draaide zich om en zag Pierre Mouthaan.

'Pierre, hou je mond!' riep ze.

De paraplu viel bijna uit zijn handen.

Een stukje verderop hoorde ze: 'Is dat echt een dokter?'

'Ja, je ziet die stethoscoop toch.'

'Graag een beetje respect voor het leven,' zei ze in het rond. 'Jullie staan hier maar te wauwelen!' Er werd geknikt. In een ooghoek voelde ze vocht, en dat was niet de regen.

'Hebt u zelf ook kinderen, dokter?' vroeg de vrouw met de paraplu. Ze klonk heel oprecht.

Het werd tijd dat Amanda zich ontfermde over de motorrijder, die er verlaten en hulpeloos bij stond met zijn opengeschaafde knie.

 

Om half elf, een vol uur later dan afgesproken, parkeerde ze voor het huis van de familie Duivendrecht. In de auto had ze Wagner laten klinken. Alles wat haar dwarszat kon voor even een uitweg vinden in de ouverture van de Götterdämmerung, mits bij voldoende volume. Thuis had Amanda droge kleren aangetrokken. Maar dat was na de ontdekking dat Cleopatra dood was. Niet door toedoen van Caesar, want de beestjes zaten al een jaar apart.

Het duurde even voor er werd opengedaan. Het was Thijs, die hard naar beneden was komen rennen. Moest die niet werken? Boven lag Florian zachtjes te jammeren.

'Dag dokter. Ja, ik ben een ochtendje vrij. Maar ik had u nou niet meer verwacht. Nelleke moest even weg naar iemand met een probleem, maar ik verwacht haar zo terug.'

Thijs bleef formeel doen, hoe vaak zij hem ook tutoyeerde. Ze was opgehouden daarover iets zeggen. Het duurde even voor hij een uitnodigend gebaar maakte.

'Alles goed hier, Thijs? Ligt Florian nog steeds, of alweer, in bed?' Soms stopten zijn ouders het ventje in bed als zijn zintuigen even rust nodig hadden.

'Hij was nogal moe. Ik probeerde het maar even.'

'En nog veel last gehad van al te nieuwsgierige mensen?'

'Valt mee.'

Ze liep met hem mee naar de kamer, die ingericht was met een allegaartje aan stijlen en kleuren. 'Je weet dat het een kwestie van tijd is voor de media zich melden.'

'Laat maar komen.'

'Weet je al hoe je het dan gaat aanpakken?'

Thijs keek naar een stel onderzetters uit Torremolinos. 'Dat kunnen we misschien beter bespreken als Nelleke terug is. U loopt enorm achter op uw schema, natuurlijk. Hoeveel tijd hebt u?'

'Op dinsdag redelijk wat, gelukkig. Over een halfuur moet ik wel weg zijn. Alles is toch wel goed met Florian?'

'Ja,' zei hij, maar zijn ogen waren onrustiger dan anders en al twee keer had hij terloops op de klok gekeken voor hij vroeg of zij iets wilde drinken.

'Nee, dank je.' Haar maag deed een beetje raar. 'Vind je het goed als ik onder het wachten alvast even bij Florian kijk?'

'Jawel, maar ik moet heel even naar boven.'

'Alleen, bedoel je?'

'Ik ben zo terug.' Weg was hij. Weer een hoop gestamp op de trap. Zij hing haar jas op aan de kapstok in de gang en greep die even vast. Ze voelde zich een beetje draaierig. Al heel snel klonk het: 'Komt u maar, hoor.'

Wat hij ook gedaan had, hij had het razendsnel gedaan. En bij Florian, want het lichte gejammer had harder geklonken: toen de deur van zijn kamertje even open had gestaan. Nu waren de deuren van alle slaapkamers weer dicht. De ouderslaapkamer lag net als die van Florian aan de voorkant. Van de kamer aan de achterkant had Amanda de deur nog nooit open gezien. Aan de achterkant zat ook een eenvoudige badkamer. En op de overloop kon je een vlizotrap omlaag laten om naar de zolder te klimmen.

Thijs deed Florians deur open. Het mekkeren was opgehouden en het ventje stond overeind in het kinderbedje. Niet in een slaapzak maar in zijn gewone kleren. Het bolle toetje lachte haar toe met heldere blauwe oogjes. Op één wang zat nog een traan.

'Hij is niet meer zo moe, lijkt het,' zei Amanda. 'Dag lieve jongen!'

'Hoi!' zei Florian, terwijl hij met een knuistje op de bedrand sloeg en Amanda zijn traan wegveegde.

Thijs liep naar het ledikantje en tilde zijn zoon op. 'Nou, dan mag hij nu wel weer naar beneden, hè jongen?'

Dat had hij ook wel meteen kunnen doen.

Met een gemaakte kreun tilde hij Florian op. Die hield zijn gehaakte giraffe vast. Amanda volgde hen naar de trap. Terwijl ze naar beneden liepen, had ze een perfect uitzicht op de paarse plek die door het blonde haar scheen. Het zou nog wel een jaartje duren voor het haar dik genoeg was om de plek aan het zicht te onttrekken. De fontanel was nooit helemaal dichtgegroeid. De opening had een centimeter doorsnee, de fel paarse plek ook. Aan een oorlel zag zij een rood vlekje dat er bij haar weten niet eerder had gezeten. Ze zei er nog niets van. 'Zo lieve jongen, mag jij weer naar beneden?' Ze werd beloond met een enorme glimlach.

Beneden ging zij op de bank zitten en Florian kroop meteen naast haar. 'Folan zitten!' zei hij tevreden en gaf haar de gehaakte giraffe.

Ze wachtte tot ook Thijs zat en inspecteerde toen het rechter oorlelletje. Het leek op een afdruk ergens van. Aan de achterkant zat nog zo'n afdruk. Pijn deed het blijkbaar niet. Ze keek Thijs aan. Hij zat weer naar de onderzetters te kijken, met een stevige blos op zijn wangen. 'Wil je me iets vertellen, Thijs?'

'Er is niets gebeurd, dus ik zou niet weten wat.'

Ik ben geen politieagent en zolang Florian goed verzorgd wordt, mag ik me nergens mee bemoeien. Ze zei: 'Als ik had geweten dat je graag bij het gesprek wilde zijn, had ik ook vanavond kunnen komen.' Op dinsdag had ze sinds jaren haar spreekuur in de middag.

'Het was op school helemaal geen probleem.' De blos was alweer weggetrokken en Thijs deed alsof er inderdaad niets gebeurd was.

Ze kneep zachtjes in het oorlelletje. Ook dat deed geen pijn. Maar Florian kan pijn onderdrukken, omdat ook pijnprikkels door die wonderlijke thalamus van hem lopen: alle zintuigprikkels behalve geur. De afdrukken waren aan beide kanten hetzelfde: vierkant met een iets dieper rond puntje in het midden.

'Nelleke zal zo wel komen,' zei Thijs.

'Papa ootje!'

Dat was genoeg voor een nieuwe blos.

'Heeft Nelleke dat oortje al gezien?'

'Ze heeft het wel eens eerder zo gezien. Nelleke weet ervan. Nou ja, niet van deze keer, maar van een andere keer. Het is volkomen onschuldig, maar ze heeft het liever niet.'

'Wat niet?'

'Dat ik... zeg maar... metingen doe bij Florian.'

Het ventje liet zich van de bank zakken, griste zijn knuffel uit Amanda's handen en liep naar zijn vader om hem aan zijn oorlel te trekken. Amanda schoot in de lach en ook Thijs zag in hoe kansloos het was geweest om het te willen verbergen.

'Mag ik weten wat voor metingen?'

'U wist al dat er in het donker soms een blauwachtig schijnsel boven zijn hoofd zichtbaar is. Toch? Maar ik heb nog iets ontdekt.' Hij pauzeerde even.

Amanda ving Florian op, die zich in haar handen liet vallen en daarbij pijn leek te hebben. 'Dat is als hij heel erg tevreden is, toch? Het duurde even voor je dat zag omdat het daarvoor heel donker moet zijn?'

'Precies. Ik heb ontdekt dat er dan een potentiaalverschil ontstaat tussen de boven- en onderkant van zijn lichaam.'

'Hij maakt stroom??'

'Folan toom.'

'Wanneer en hoe heb je dat ontdekt, Thijs?'

'Tja, je bent natuurkundeleraar of je bent het niet, hè? Het is trouwens spanning en geen stroom. Haha!'

Hij was niet knap als hij lachte. Iets raars met de bovenlip. Of was het omdat het zelden spontaan was? Haar draaierigheid was nog niet helemaal weg.

'Vorige week pas. Het was een idee van een kennis van me die reikileraar is. Die gasten doen veel met chakra's en aura's. Hij wilde hier komen, maar dat heb ik afgehouden. Het is niet dat ik hem niet vertrouw of zo, maar we moeten één lijn trekken.'

'Want jullie wilden niet allerlei onderzoek.'

'Vooral Nelleke niet, op uw advies. Ik wil ook niet dat hij de speelbal van de medische wetenschap wordt. Maar als we zelf wat onderzoeken, kunnen we ook veel te weten komen, toch? Als ik het goed doe.'

'En waarom heeft Nelleke ook dat liever niet?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Misschien moet je haar dat zelf maar vragen.'

Dit was de eerste keer dat Thijs haar tutoyeerde. Het ijs is gebroken, dus daar kun je doorheen zakken. Ha, een nieuwe stelling van Amanda Hulands. Ze keek nog eens naar het oorlelletje en Florian duwde haar hand weg. 'Heeft daar een elektrode op gezeten?'

Thijs knikte.

'En de andere?'

'Op een vingertje.'

Florian stak het vingertje op. Het was te zien.

'En hoeveel volt meet je dan?'

'Ik heb een halve volt gemeten.'

Amanda Hulands had - met wat ze uit haar dikke boeken had onthouden - aan een duizendste volt zitten denken. 'Heb je het dan over gelijkstroom?'

'Ja.'

'Dat is echt iets heel bijzonders. En wat moet je doen om hem in die toestand te brengen?'

'Ik kan hem niet in die toestand brengen. Dat moet hij zelf doen. Het valt samen met dat blauwe schijnsel, geloof ik.'

Florian zat naast haar te wiebelen op de bank. Hij maakte een heel tevreden en rustige indruk. Af en toe drukte hij de giraffe tegen zich aan of trok aan haar lange donkere haar.

'Zo tevreden als hij nu is?'

Thijs schudde het hoofd. 'Nee, dat is niet genoeg. Hij moet intens gelukkig zijn en dat kan hij zelf oproepen. Ik dacht dat je daarvan op de hoogte was.'

Niet genoeg dus.

Florian was zonder knuffel van de bank gegleden en Thijs nam hem op schoot. 'Ik heb het nu over extatische vreugde.'

Dat is helemaal geen woord voor Thijs. Dat heeft hij vast en zeker van die reikileraar. Of ben ik weer te snel met mijn conclusies? 'Extatische vreugde,' herhaalde ze. Thijs keek haar vragend aan, een veroordeling verwachtend. Die kreeg hij niet van haar. 'Als ik jou was, zou ik er met niemand over praten, Thijs. Als ze dit in Rotterdam horen, worden ze helemaal gek. Heb je het al aan die reikiman verteld?'

'Nee.' Thijs had zijn ogen op de onderzetters gericht.

'Misschien mag ik toch een glaasje water van je?'

Thijs stond op en liet het manneke bij haar achter. Amanda legde een hand op het hoofdje en pakte met de andere hand een vinger van Florian. Er was geen stroom te voelen. Hadden de ouders haar ooit verteld in wat voor situaties Florian uitzinnig van vreugde was? Word ik zo vergeetachtig? Ben ik al een slechte huisarts aan het worden? Wacht, een van mijn 'patiënten' heb ik hier aan mijn handen hangen.

'Florian stroom?' zei ze.

'Foran toom.'

'Ja?'

Niets

'Ja, Florian? Stroom?'

Dit was zinloos. De jongen was immers niet hoogbegaafd. Tenminste niet op die manier. Ze zag steeds het gestorven meisje voor zich, nog steeds een onbekende voor haar. Zelfs Cleopatra kwam om de hoek kijken.

Florian dook onder de eiken salontafel en haar glas water kwam eraan.

'Waar ben je naar op zoek, Thijs?'

'Weet je, voor een huisarts ben je best wel nieuwsgierig.' Hij klonk heel serieus.

Amanda haalde heel diep adem. Je slooft je van vroeg tot laat uit om in alles het belang van je patiënten te kiezen. In de stromende regen sterft een onbekend meisje in je armen. Natuurlijk moet je iets van je patiënten weten om ze te kunnen helpen. Maar dan krijg je te horen dat je nieuwsgierig bent, nota bene uit de mond van iemand die zijn eigen kind het leven niet eens gegund had, maar er nu wel een proefpersoon voor zijn experimenten in ziet. Ik kom al te snel met een mening en nu ben ik ook nog nieuwsgierig?

Ze wilde niet de confrontatie zoeken, zeker niet in het belang van deze jongen, die zo'n moeilijk leven tegemoet ging. Nu verkeerde hij al vrijwel in quarantaine. Thijs zat naar haar te kijken, met een flauwe glimlach op de lippen. Zal ik het hem vragen? Thijs, waarom wilde je nu eigenlijk een abortus? Zou hij op zijn beurt zeggen: kom je hier soms zeuren omdat je eigen kinderwens niet vervuld is? Een slok water nemen leek het beste wat ze kon doen.

'Sorry,' zei Thijs. 'Ik wil je eigenlijk wel vertellen dat ik behoorlijk geïntrigeerd ben door dat blauwe schijnsel en vooral door wat er dan in die jongen omgaat. Hoe een mens zo'n enorme blijdschap kan kennen. Van binnen uit. Jij hebt het nooit gezien, hè?'

Dat klopte, helaas. Ze keek hem dankbaar aan na deze onverwachte ommezwaai. Hij zag er ook anders uit nu. Amanda wist niet dat er van Thijs ook warmte kon uitgaan. Er was nog meer warmte: ze zag heel kleine druppels in de diepe inhammen van zijn haar. Maar hij zat er helemaal niet mee. Nelleke had haar wel eens verteld dat hij ook warmte bezat. Toch had zij het zich nooit kunnen voorstellen. Misschien heb ik me te veel laten leiden door wat ik niet weet: het waarom van die abortusplannen.

Florian kwam overeind van onder de salontafel en knalde met zijn hoofd tegen de tafelrand. De fontanel! schoot het door haar heen. En: heeft een eventuele schepper hier niet een steekje laten vallen? Florian gilde, maar het was ook meteen weer over.

Thijs nam hem op schoot en ging verder: 'Weet je, mijn zoon kent de toppen en de dalen van wat mensen kunnen ervaren. En dat vóór hij twee wordt. Die dokters hebben het idee dat de paniekaanvallen te maken hebben met het waarnemen van een rauw soort werkelijkheid, voor de hersenen ervan gemaakt hebben waar wij aan gewend zijn. Maar in dat geleerde wereldje heeft niemand zich nog afgevraagd waar Florians gelukkige momenten vandaan komen. Mijn reikileraar zegt dat de bron daarvan waarschijnlijk naast de bron van die angstaanvallen ligt.' Thijs' ogen werden onrustig. Misschien dat hij meer gezegd had dan zijn bedoeling was. Toch ging hij verder: 'Als Florian zicht heeft op een werkelijkheid zonder bewerking door de hersenen, is het dan vergezocht dat hij misschien ook zicht heeft op de manier waarop die werkelijkheid... geschapen is? Of wordt?'

Amanda maakte een uitnodigend gebaar met haar ogen.

Hij ging door. 'Zicht hebben op de schepping van onze werkelijkheid... wat is dat anders dan zicht hebben op...' Hij zuchtte, kreeg het woord niet over de lippen.

'God?' vulde Amanda aan. Dit is wel de meest bijzondere visite die ik ooit gereden heb.

Thijs knikte, maar zei niets meer.

Florian zei: 'Jaaaa!' Maar dat kon evengoed slaan op het slagen van de grote kunst van het kopjeduikelen. Dat kon dus, met die fontanel. Je kon zien dat het pijn deed, maar hij liet zich daar niet door weerhouden.

Ze zei: 'Als je het ventje zo ziet, zou je het allemaal niet zeggen, maar jij bent elke dag dicht bij hem en ik waardeer niet alleen dat je zulke dingen opmerkt en erover nadenkt, maar ook dat je erover wilt praten. Echt.'

'O, misschien heb ik er morgen weer spijt van.'

'Je denkt toch niet dat ik het verder ga vertellen?'

Hij schudde het hoofd.

'Waarom vragen we het hem niet,' zei ze. 'Misschien, als we de juiste woorden gebruiken, snapt hij ons en wij hem.'

'Dacht je soms dat ik dat nog niet geprobeerd heb? Maar we kunnen hem wel een beetje helpen om in die toestand te komen door een monotone prikkel, zoals - zeg maar - bij meditatie.'

Thijs en meditatie. 'Je bent een heel andere Thijs dan ik tot nu toe kende.' Haar lichte onpasselijkheid was al een tijdje weg, merkte ze nu.

Hij trok een verlegen grimas. Het werd tijd voor weer een stelling van Amanda Hulands: Als je weet hoe alles in elkaar steekt, zit je midden in de tunnel. Ze moest hem maar een andere keer vragen waar deze Thijs vandaan kwam. Of waar hij hem voorheen had weggestopt. Ze hoorde het hem al zeggen: 'Wat zei ik nou daarnet? Dat ik er al gauw spijt van kon krijgen dat ik je iets verteld had?'

Thijs riep zijn zoon bij zich. 'Florian, luister eens. Kom je bij papa? Kom maar even liggen, op papa's schoot.'

Dat vond de jongen goed. Hij vond vandaag alles goed. Voorlopig had hij nog geen schade opgelopen van zijn vaders proeven. Amanda dacht: zo meteen komt Nelleke binnen en dan is ze woedend op me omdat ik meewerk aan zijn experimenten, nee, ze aanmoedig!

'Wij doen een spelletje,' zei Thijs.

'Pelletje.' Het stemmetje klonk ontspannen.

'Papa doet jou aaien en lieve woordjes zeggen. Heel zachtjes.'

De oogjes gingen dicht en Thijs keek lichtelijk trots in haar richting.

Moeten we het niet donker maken? Nee, dan is het helemaal raar als Nelleke komt. De jongen iets blauws laten zien? Maar Thijs zal wel weten wat hij doet.

'Blauw... blauw... blauw...'

Florian zei hem na 'Bauw...'

De vader aaide de jongen over de fontanel en bleef woordjes herhalen. Niet alleen 'blauw', maar ook 'mooi', 'lief' en - enigszins verrassend - 'donker'.

'Doe papa maar niet nazeggen, Florian,' zei Thijs. 'Alleen luisteren.' En alle woordjes kwamen nog een paar keer langs, met nu ook 'mama', 'Florian', 'diep' en 'gaan'. Thijs' stem klonk... teder. Maar hij zat er wel bij te transpireren.

Alweer deed de jongen exact wat hem gevraagd werd.

Ze schatte dat Thijs een minuut of vijf bezig was toen er een lichte trilling in de oogleden van zijn zoon kwam. Hij ging nog wat zachter praten en de trilling werd iets sterker. De ogen gingen af en toe open en niet lang daarna werd het hoofdje schokkerig, vanuit de nekspieren. Of eigenlijk de pezen. Thijs haalde zijn hand van het hoofdje af. Is het blauw van de fontanel nu iets lichter geworden of verbeeld ik me dat maar? Zou nu dat spanningsverschil optreden? Het schokken breidde zich uit over het hele bovenlichaam uit. Thijs keek naar haar.

'Is dit normaal?' vroeg ze zacht.

Zo te zien wist Thijs het ook niet. Nu nam het schokken bezit van het hele lichaampje. Uit Florians mond kwamen kreten die in de buurt kwamen van 'Oh!' en 'Ieh!'.

'Dit lijkt me niet prettig voor hem,' zei ze. 'En het lijkt net iets te veel op epilepsie.'

Florian draaide zijn hoofd in haar richting. Er stond ontzetting in de oogjes, maar huilen deed hij niet. Tranen zag ze, maar ze stroomden niet. Oneindige hulpeloosheid, bij zoveel potentie.

'Foran pijn!'