Amanda
Op 17 januari 1995 wist maar één persoon wat er stond te gebeuren. Een schijnbaar normale gebeurtenis, een geboorte, maar wel een die de levens van mensen overhoop zou gooien. Nieuwe kansen voor de mensheid zouden eruit voortvloeien, maar ook confrontaties van mensen met hun schaduwzijde. Met wat in hun binnenste ontkend of versmaad wordt, sluimerend en borrelend, tot de muren van waakzaamheid gevallen zijn.
Die ene wetende persoon was niet huisarts Amanda Hulands, die op deze zonnige winterdag fluitend het verzorgingstehuis De Beukenhorst in Waalwijk binnenliep. En ook niet Pierre Mouthaan, de dikke man die er zoals gewoonlijk achter de balie zat. De enige persoon die op de hoogte was bevond zich zes meter hoger.
'Gaat het, Pierre?' Met één elleboog leunde Amanda op de balie om de vandaag veel te bleke man goed in het gezicht te kunnen kijken. De portier zat hevig te transpireren, zijn ademhaling was te snel en zijn ogen schoten alle kanten op. Ietwat verlegen was hij altijd wel geweest tegenover haar, maar dit was nieuw. De gedachte aan drugs drong zich aan haar op. Als ik niet binnen drie seconden oogcontact heb, besluit ik dat het mis is.
'Heb je ergens pijn?'
Er kwam geen reactie. Ze was met tellen al bij vier. Maar overdreef ze? Sinds 1 januari deed ze haar best om minder te twijfelen. Met ruim 2300 patiënten in haar huisartspraktijk was daar geen tijd voor. Toch was twijfelen een zwakte van haar. Net als - omgekeerd - iets te snel conclusies trekken.
Pierre was gaan staan, hijgend als een paard. Dit kon niet! Ze wachtte niet langer, werkte zich met tas en al over de balie heen en riep: 'Ga zitten!' Daarbij was ze net op tijd om met beide armen zijn val te remmen. Zijn ruim 120 kilo volledig opvangen zou een onverantwoorde aanslag op haar tengere rug zijn geweest. Zijn hoofd landde nu keurig op haar tas, die ze had laten vallen, alsof ze het zo had uitgekiend. Soms gaan dingen goed, best vaak eigenlijk.
Ergens in haar achterhoofd registreerde ze afleidende gedachten. Zoals de pijnlijke herinnering aan die keer dat een oude man in het verzorgingstehuis haar stijfvloekte, nadat ze hem met de beademingsslang aan deze kant van de dood had weten te houden.
Nu werkte ze op de automatische piloot: hoofd achterover, kin omhoog, naar de adem luisteren, pols oké, stabiele zijligging, kleding losser. Ze griste het kussentje van de stoel om het onder de onwaarschijnlijk dikke hals van Pierre te leggen. Zijn hoofd voelde ijskoud aan, zijn mond stond open, zijn tong lag er netjes bij.
'Knijp eens in mijn hand.'
Hij deed het.
'Nu met de andere hand.'
Als alle mannen zo goed luisterden...
'Heb je ergens pijn, jongen?' Dat laatste woord was haar ontglipt. Ze was minstens tien jaar jonger dan hij. Dit was weer zoiets... Veel te impulsief.
Hij schudde overdreven heftig zijn hoofd. Zijn wangen zwiepten speeksel weg vanuit de mondhoeken. Een druppel landde op haar schouder, maar ze keek niet.
'Pierre mag dan Frans voor steen zijn, maar dat is nog geen reden om jezelf zomaar te laten vallen.'
Het rechteroog ging open, keek nog wat wild om zich heen.
'Ik moet je tien minuten laten liggen, dus je hebt volop tijd om mij uit te leggen waarom je flauwvalt.' Ze kreeg het warm, in haar winterjas.
Nu kon er bij de patiënt een lachje af. Hij keek haar aan en verkende met opengesperde ogen het gezicht op nog geen twintig centimeter van het zijne. Op de wangen verscheen een felle blos. Aan de andere kant van de balie doken mensen op: twee bezoekers, opzij geduwd door een nijdig ogende bewoonster met een looprekje dat met een klap tegen de balie tot stilstand kwam.
'U mag dan een goeie dokter heten, maar u wordt mooi wel zijn dood,' zei de vrouw, geen patiënt van Amanda. Met deze vrouw had ze vaker een aanvaring gehad. Zat ze nog steeds niet op de gesloten afdeling?
Pierre had het gehoord en glimlachte. Amanda wist wat hij wilde zeggen en was benieuwd of hij het zou durven. Ze glimlachte terug, maar plotseling kringelde er vanuit haar maagstreek een beginnende onpasselijkheid omhoog. Ze kuchte, nam iets meer afstand en trok haar jas uit.
'Zijn dood!' klonk het aan de balie.
Pierre knipoogde. 'Er zijn ergere manieren om dood te gaan,' zei hij hardop. Wat hij gegeten had, stonk. 'Meneer Mahieu heeft het de hele dag over u. Hij komt steeds aan de balie en heeft het dan over een belangrijke boodschap, maar tegen mij wil hij niets zeggen.'
Op de tweede verdieping belde Amanda Hulands aan bij meneer Mahieu ('Mejú'), terwijl Pauline, een van de verzorgenden, haar sleutel stand-by hield. Amanda's misselijkheid was gelukkig snel geweken en Pierre's toestand was waarschijnlijk de reactie op een medicijn geweest. Meneer Mahieu, ooit een briljant neuroloog, was vijf jaar geleden met zijn vrouw in De Beukenhorst komen wonen, waar hij kort na haar dood begon te dementeren. Maar niet erg genoeg om hem naar de gesloten afdeling over te plaatsen.
Hij deed gelukkig zelf open. Amanda stelde zich wel eens voor hoe hij in één week tijd twee jaar op zijn levensverwachting zou inleveren, maar tot nu toe viel het mee. Nadat hij haar had getrakteerd op een brede grijns van donkerbruine tanden en borstelige wenkbrauwen, en haar hartelijk de hand had geschud, hing ze haar jas aan de kapstok en volgde de sloffende man naar zijn woonkamer. Pauline liep vlak achter haar. Sinds 1 januari rookte meneer Mahieu niet meer. Officieel. De lucht bleef hangen, zei hij, maar niemand had hem nog kunnen of willen betrappen. Amanda gunde het deze man van 87. De rookmelders zouden afgaan als het te gek werd.
Halverwege het pad naar de lederen fauteuil, door jarenlang schuifelen ingesleten in het goedkope brandplekkentapijt, stopte meneer Mahieu. 'Ik heb twee punten,' fluisterde hij, alsof Pauline het niet mocht horen.
'Da's toevallig,' zei Amanda. 'Ik kom ook voor twee dingen.'
Meneer Mahieu leek het niet te horen. Hij liet zich vol in de stoel vallen. Dat moest hij eigenlijk niet doen. Amanda ging zitten en Pauline begon haar aanzienlijke gewicht van links naar rechts en weer terug te verplaatsen.
'Ik kom net terug van een feest,' zei meneer Mahieu langzaam. Pauline schoot in de lach. 'O, zo vroeg al?'
Het was tien uur in de ochtend.
'Er was iemand jarig en ze hadden een stoel over. Ik mocht daarop komen zitten en het feest duurde exact drie uur...'
Pauline wilde hem onderbreken, maar Amanda moedigde haar patiënt aan om door te gaan.
'Toen ik wakker werd, heb ik mijn waardering uitgesproken. Het was een zeer gezellige bijeenkomst.' Hij maakte elke lettergreep iets langer dan nodig was.
'Dat was dan mooi meegenomen, meneer Mahieu.'
Hij lachte haar vriendelijk toe en wendde zijn blik naar een schilderij aan de muur: een karrenspoor dat tussen berkenbomen door naar een niets liep.
'En er was nog iets,' zei Amanda.
'Dat klopt, meisje.' Hij trok zich los van het karrenspoor en toverde vertederd en trots uit het borstzakje van zijn groene ruitjesoverhemd een briefje te voorschijn. 'Ik heb het opgeschreven, want... het is te belangrijk om te vergeten.'
Hij wachtte even, om het effect van zijn woorden te zien. 'Maar eerst wat anders. Hoe oud en hoe lang ben je nu?'
Bij de meeste bezoeken moest ze hem duidelijk maken dat zij de huisarts was en niet zomaar een meisje dat gezellig op bezoek kwam. Bij hem had ze nog nooit last gehad van de lichte onpasselijkheid die haar in de buurt van mannen kon plagen.
'Over twee maanden word ik vijfendertig, meneer Mahieu. En ik ben 1 meter 76.'
Pauline keek op haar horloge.
'En je hebt prachtig haar. Ik zie er een kastanjeachtige gloed in, wist je dat?'
Ja, dat was inmiddels bekend. Niet alleen bij haar, maar bij het hele tehuis. Zo meteen zou hij er misschien over beginnen dat ze een roeping als fotomodel gemist had. En dat het zo bijzonder was dat haar rechterwenkbrauw een boogje had, terwijl de linker vrijwel recht liep. Misschien begon hij ook wel over haar grijze ogen.
'En je komt uit Zweden.'
Ze knikte. 'Uit Lund, onderaan in die punt. Bij Malmö rechtsaf.'
'Oude universiteit,' zei meneer Mahieu, terwijl hij het briefje op verschillende afstanden hield.
'Moet ík proberen of ik het kan lezen,' zei Pauline, veel harder en sneller dan nodig was.
Maar hij gaf het briefje aan Amanda. 'Kun je het lezen, meisje?'
Ze las op wat ze zag staan: 'Zendeling?'
'Nee, Zinneling!'
'Wat is dat, meneer Mahieu?' vroeg ze.
'Let op. Over twee maanden wordt er een heel belangrijk kind geboren. Of twee. Twee bijzondere kinderen...'
Amanda keek naar de kerstboom die nog steeds in de hoek stond, met knipperende lampjes, en daarnaast op de grond een kerststalletje met gevallen wijzen. 'Bent u niet een beetje in de war met het kerstkind?'
'Nee!' Zijn grijze kop schudde heftig. Ook zijn smalle schouders deden mee.
'Kunnen we een beetje vooruit?' zei Pauline.
Die katheter kan nog wel even wachten. Ik loop wel vaker een halfuur achter op mijn schema. 'Meneer Mahieu, wat is er zo bijzonder aan dat kind?'
'En straks in Irak, maar ook Syrië.'
'Hoezo, worden ze helemaal daar geboren?'
'Neurologie.' Het schudden was nu een knikken geworden. 'Neurologie. Neu-ro-lo-gie!' Hij liet een wind en deed extra zijn best op de afronding daarvan.
'Hoezo Irak en Syrië?'
'Wat?'
'Hoezo neurologie? U had het over een belangrijk kind.'
'Een kind? Je hebt toch hamsters, heel bijzondere hamsters?'
'Dat klopt. Maar dat kind? En die neurologie? In Syrië?'
Meneer Mahieu wist het niet meer. Het karrenspoor had hem gevangen en de stank werd een gruwel.
Pauline ging nog voor het schilderij staan, maar ook dat hielp niet. Het was over.
Woensdag 22 maart 1995
Op haar knieën hield Amanda Hulands met haar zieke lijf de wacht voor de hamsterkooi. Het was de dag nadat ze vijfendertig geworden was. Dat was de vervelendste verjaardag van haar leven geweest, de eerste vier in Zweden niet meegerekend. Want haar bewustzijn begon toen ze ruim vier jaar oud was, vlak voor ze naar Nederland emigreerden. En dat was op uitnodiging van Philips, haar vaders werkgever. Haar eerste verjaardagen in Nuenen achter Eindhoven waren ook niet best geweest, omdat ze niet snel aansluiting met de andere kinderen had gevonden.
Nu had ze nog steeds last van de nierbekkenontsteking die haar een week geleden had beslopen. Barend van Ammers, met wie ze het praktijkpand aan de Ambrosiusweg deelde als 'Huisartsen Onder Eén Dak', was gisteren langs geweest, als enige. Dat was haar eigen keuze en ze had ook nog veel moeite moeten doen om verder iedereen weg te houden uit haar huis aan de Schaepmanlaan. De ontsteking had zwaar ingehakt op haar gestel. Ze schaamde zich omdat ze pas twee dagen geleden de symptomen had herkend. Met Barends hulp, ook dat nog. Daar moest maar niet meer over gepraat worden.
'Caesar, terug!' riep ze tegen het agressieve mannetje. Vanmorgen had hij Cleopatra gebeten. Ook Cleopatra was een mannetje, maar dat was een geluk bij een ongeluk geweest. Twee mannen bij elkaar ging meestal wel, andere combinaties waren af te raden. Het beest beet in het stokje waarmee ze hem bij zijn gewonde maat weg hield. Nog geen uur geleden had ze Cleopatra met betadine behandeld. De hamster miste een stuk oor en de hals lag een beetje open. Amanda had de verleiding kunnen weerstaan om het beestje onder narcose te brengen en de wond te hechten. Ze kon haar zintuigen niet vertrouwen door de zware antibiotica die Barend haar had voorgeschreven. Vannacht had ze een hallucinatie gehad: meneer Mahieu die in een witte jas met een stethoscoop het verkeer stond te regelen bij een medisch congres voor demente neurologen.
'Terug, Caesar!' Ze kon hem wel blijven waarschuwen, maar eens een verrader... Een tweede kooi kopen dan? Iemand bellen die dat voor haar wilde doen?
Het verraad van Caesar had haar aan Ben doen denken, die haar twee jaar geleden verlaten had. Omdat zij niet sexy genoeg was. Hij had haar naar het hoofd geslingerd dat ze frigide was en hem niet gaf wat een man toekwam. En haar ouders hadden hem gesteund, hadden haar verweten dat ze niet genoeg had gedaan om haar huwelijk te redden. Volhouden dat een vrouw frigide is, moet dé manier zijn om haar zo te krijgen. Hoe is het mogelijk dat ik mijn ouders er niet van heb kunnen overtuigen dat Ben met zijn drinken alles allang kapot gemaakt had? De zak moet zich impotent gezopen hebben. En ik had nog wel kinderen willen krijgen, eigenlijk.
'Caesar, dit is de laatste keer!'
Elementaire psychologie toepassen op het beest? Laten schrikken bij elke overschrijding van de Egyptische grens? Ze maakte de kooi open om de agressor een zwieper te geven als hij het weer deed. Na tien keer of zo zou hij het toch moeten begrijpen. Ooit was het de bedoeling geweest om met een mannetje en een vrouwtje te fokken. Ha!
De eerste zwieper voor Caesar. Het dier bleef heel even stil liggen, maar kon al na vier seconden de tweede zwieper in ontvangst nemen.
'Hé beest, het vrouwtje is ziek.'
Het was nu ruim twee maanden na meneer Mahieu's voorspelling. De man had zich nog niets van zijn uitspraak of de context kunnen herinneren. Toch had Amanda erop gelet in welke gezinnen een geboorte verwacht werd. In haar praktijk ging het om minstens twee gezinnen, in die van Barend ook. Uiteraard had ze bij andere collega's geen navraag gedaan. Op internet en in haar boeken had ze niets over een zinneling kunnen vinden. Volstrekte onzin was het, ook dat over Irak en Syrië.
Caesar knalde alweer tegen de tralies. Moet ik iets rustgevends door zijn voer doen?
In haar eigen praktijk hadden de twee bevallingen al plaatsgevonden, van Barend wist ze het niet. Bij één van de moeders was ze op visite geweest, bij de andere was dat nog niet gelukt. Haar was niets opgevallen.
'Au!' Caesar had haar gebeten! En er ging meer mis. In plaats van een zwieper naar links had ze hem van schrik een zwieper naar boven gegeven, door de opening van de kooi, zodat het dier nu in het aquariumpje dreef en twee goudvissen de stuipen op het lijf joeg.
Amanda schoot in de lach, een harde lach, die erg pijn deed in haar hoofd en linksonder in haar rug. Maar ophouden kon ze niet. Ze had nooit geweten dat hamsters konden zwemmen.
'Moet je kijken, Cleo,' zei ze. Maar die was allang blij dat Caesar het veld had geruimd. Plotseling voelde ze zich schuldig. Haar gelach deed haar vermoeden dat ze het dier zomaar kon laten verdrinken. Was dat zo? Ach, het kon ook wel weer zo'n waan door de antibiotica zijn.
Doe niet zo gek, Amanda! Het dier is nu wel genoeg gestraft. Ze aarzelde niet langer en schepte Caesar uit zijn koude bad. 'Niet je Rubicon vandaag, vriend. En nu oppassen hè!' Ze kreeg de verrader terug in de kooi zonder opnieuw gebeten te worden. Maar nu bleek Cleopatra ontsnapt, nergens te bekennen. Er schoot haar iets te binnen, weer een theorie. De hoeveelste was het? Oké, de elfde stelling van Amanda Hulands: De Wet van Behoud van Ellende Beschermt ons tegen de Vermeerdering ervan.
Ach, allemaal nonsens, net als een 'zinneling'.
Vrijdag 31 maart 1995
Anderhalve week na haar verjaardag kon Amanda voor het eerst weer aan het werk. Marion, de roodharige praktijkassistente voor de donderdag en de vrijdag, vertelde dat er een dag eerder verzocht was om een visite bij Florian Duivendrecht, een ventje dat op 24 maart was geboren. Maar er was geen sprake van spoed en de vader had ermee ingestemd dat de dokter een dag later zou komen. Amanda had de eerste dag nog niet zo'n behoefte aan visites na het ochtendspreekuur, maar bij baby's stemde ze er automatisch mee in, net als bij zwangere vrouwen, heel oude mensen en uiteraard de niet-pluisgevallen. Bovendien was ze toch wel benieuwd naar de tweede geboorte na de uitspraak van meneer Mahieu.
Marion had genoteerd: 'Blauwe plek, gehoorproblemen' en wist zich nog te herinneren dat de blauwe plek op het hoofd zat en dat de gehoorproblemen door de ouders zelf waren vastgesteld. De verloskundige en de kraamhulp waren er niet van onder de indruk geweest.
Afgepeigerd door de opgespaarde klachten van eenendertig patiënten stond Amanda tegen drieën voor de deur bij de familie Duivendrecht in de Ingenieur Lelystraat. Het was op nog geen tweehonderd meter afstand van het praktijkpand. Ergens boven zich hoorde ze geroep van een aantal stemmen, maar verstaan deed ze het niet. Tussen het onkruid van het voortuintje stonden verwaarloosde rozenstruiken. Het huis zag er aan de buitenkant goed uit. Dit waren huurhuizen.
Ze belde opnieuw.
Aan de overkant stonden bejaardenwoningen. Kinderen woonden er verder niet in deze straat.
Mannenbenen kwamen de trap af dreunen. Of Florian sliep erg vast, of de gehoorproblemen waren ernstig. Amanda hoorde geen gehuil. De voordeur werd opengerukt en Thijs Duivendrecht stond voor haar. Het was een man van ruim een meter tachtig, breedgeschouderd, rond de dertig, met nu al diepe inhammen in zijn halflange, donkerblonde haar. Hij leek meer op een aannemer dan op een leraar natuurkunde.
'Goed dat u er bent,' zei hij en stapte opzij om de dokter door te laten.
'Ga maar even voor,' zei Amanda. Ze zag het kind liever zo snel mogelijk zelf dan eerst een verhaal aan te horen.
'Is dat dokter Hulands?' klonk het van boven. Amanda had Nelleke Duivendrecht-Vlietstra enkele keren gezien tijdens de zwangerschap, die door de verloskundige begeleid was. Nu stond ze op de overloop: een klein, frêle vrouwtje, met een immer mislukte watergolf in het halflange blonde haar en een ietwat gepijnigde oogopslag. Voor een buitenstaander was het onmogelijk om zich voor te stellen dat deze vrouw als het erop aankwam haar man de juiste beslissingen kon laten nemen. Maar Amanda had het meegemaakt toen Thijs een abortus wilde. De reden daarvoor was nooit opgehelderd, al had ze het idee dat Nelleke het wel wist. In ieder geval was het niet doorgegaan. En nu liep de moeder al volop in haar ochtendjas rond, een week na de bevalling.
'Fijn dat u er bent, dokter.'
Amanda was op de overloop aangekomen. Alle deuren waren dicht. Ze gaf Nelleke een hand en daarna pas Thijs, die niet beledigd leek. Er hing spanning in de lucht. 'Ik ben erg benieuwd naar Florian. Nog bedankt voor het kaartje. Houd je wel voldoende rust, Nelleke?'
'Ja, straks weer. Eigenlijk weten we ook niet of we ons zorgen moeten maken. Maar de verloskundige vond van niet, dus wilde ik graag uw mening eens horen. Misschien hebt u een...' Ze keek haar man aan.
'Bredere kijk?' zei die.
'Goed zo, Thijs. Een bredere kijk, dat bedoel ik.'
'Ik zal mijn best doen om breed te kijken.'
'Florian slaapt, maar kom gerust verder.' Nelleke opende de deur naar de kleine kamer aan de voorkant van het huis.
Je kon zo zien dat de rieten wieg een familiestuk was. Florian draaide zijn hoofd in haar richting, maar met gesloten oogjes. Het gordijn was open, en de kamer werd verlicht en verwarmd door de ochtendzon. Dat mag best, als een kind goed slaapt in het licht.
Amanda liep tot naast de wieg en deed het hemeltje opzij. De blauwe plek zat exact in het midden van de fontanel. Het ventje lag te slapen, de huid zag er blozend uit, de ademhaling was normaal.
Zij boog zich voorover naar Florian. Hij rook heerlijk, werd goed verzorgd, ademde door zijn neus. Amanda keek nog eens goed en vond eigenlijk dat het helemaal geen blauwe plek was.
'Noemde de verloskundige dit een bloeduitstorting?'
'Ja, jawel,' zei Thijs, 'maar dat is niet waar we ons zorgen over maken.'
'Was het een vacuümextractie?'
Nee, dat was het niet. De bevalling was helemaal natuurlijk verlopen. Thuis. Maar het was natuurlijk mogelijk dat er iets tegenaan gestoten was. Amanda voelde. Het blauw zat niet tegen de schedelbeenderen aan, dus wáár moest wát dan tegenaan gestoten zijn? Je moest wel wat geweld gebruiken om op weke delen een bloeduitstorting te veroorzaken. Bijvoorbeeld door een vinger met de nagel vanachter de top van je duim te laten wegschieten. Amanda hield het op iets onschuldigs. De ouders stonden er heel rustig bij.
'Was er iets met het gehoor?'
'Ja,' zei de vader. 'Daarover maken we ons wat meer zorgen. Hij... Florian hoort veel te goed.'
Amanda keek Thijs in de ogen. Hij was bloedserieus.
'Te goed?'
De ouders knikten.
'Dat is nieuw voor mij, dat een kind te goed hoort.'
Thijs keek zijn vrouw aan. 'Dat dacht ik wel.'
Nelleke haalde haar schouders op.
Amanda zei: 'Ik zeg niet dat het niet kan. Maar hoe komen jullie op dat idee?'
'Hij schrikt als je fluistert,' zei Thijs.
Daar was nu niets van te merken.
'Ook als je oordopjes in zijn oren stopt,' zei hij.
'Hebben jullie oordopjes in zijn oren gestopt?'
De ouders keken elkaar aan en Thijs besloot dat het niet iets verwerpelijks was. 'Ja, om het uit te proberen. Florian hoort veel te goed.' Bij die laatste zin maakte hij net als meneer Mahieu de lettergrepen langer dan strikt genomen noodzakelijk was.
'Dus zelfs met oordopjes in schrikt Florian als iemand fluistert?'
'Dat bedoel ik,' zei Nelleke.
'Misschien wordt hij onrustig van de oordopjes?'
Nee, dat was het volgens de vader zeker niet.
'Maar hoe kwamen jullie ertoe om het uit te proberen? Sliep hij zo slecht dan?'
Nee, dat was het ook niet. Het gebeurde alleen als Florian al wakker was.
Amanda zuchtte. 'Ik zou het wel eens willen uitproberen.'
De triomfantelijke blik van Thijs was onmiskenbaar.
'Dan moet ik hem maar wakker maken,' zei Nelleke, terwijl ze al naar de wieg liep.
Amanda liep iets naar achteren, naar het raam. Het leek of Florians hoofd haar volgde. Maar het kind was nog maar een week oud en zijn ogen waren dicht. 'Wacht even,' zei ze tegen Nelleke. Ze hield een hand tegen Florians gesloten oogleden en bewoog die vervolgens, op een paar centimeter afstand van de huid. Het was inderdaad alsof het snoetje haar beweging volgde. Naar links, naar rechts, naar boven en onder. Misschien kwam het door de warmte van haar hand. Ze probeerde het daarom ook op zo'n twintig centimeter afstand. Met hetzelfde resultaat.
Amanda merkte dat ze even geen adem gehaald had.