De jongens tegen de meisjes

Als Merel de volgende dag op school komt, wordt ze op het plein met vrolijk gelach begroet. Nog niet iedereen is er, maar wie er is, weet het al. Rob staat te midden van hun klasgenoten breed te grijnzen.

‘Dus het was in één keer goal?’ vraagt Jordi.

‘Jij kan ze raken, Merel!’ Dat is Ali.

Maar ook Janieke en Amirah lachen. Ach, eigenlijk lacht iedereen haar uit. Zelfs Demi, dat stille, verlegen kind, heeft een glimlach op haar gezicht.

Merel valt tegen Rob uit. ‘Hé, leeghoofd! Van de boom gevallen dennenappel! Hersenkomkommer! Wat een etterbak ben jij, zeg! Dat ga je toch niet vertellen, man!’

‘Veel te mooi verhaal!’ grijnst hij. ‘Kostte het duur, dat ruitje?’

Jeroen, die geen verstand van voetbal heeft, maar dit soort dingen wel weer weet, begint om Rob te lachen: ‘Kostte dat ruitje veel geld, Rob? Of was het duur?’

Rob, die niet eens doorheeft dat hij een taalfout maakte, zegt geërgerd: ‘Moet je Merel vragen, ik heb niets gedaan!’

‘Ja, Merel, wie doet dat nou, een ruitje intrappen!’ Janieke laat haar bekende giechelgeluid horen. ‘En dat voor een meisje!’ grinnikt ze er nuffig achter aan.

Zo is Janieke helemaal niet, weet Merel, en ze meent het ook niet, maar Rob had dus wel succes met zijn verhaal.

Als de bel gaat en de school begint, weet de hele klas het. Het zit Merel niet lekker. Als ze aan het rekenen zijn, zoemt het rond in haar hoofd. De bal, het ruitje, het geld, de klas, en… de inschrijfdatum. Stel dat het tóch niet meer kan… Steeds loert ze naar Rob en ziet alles wat hij doet.

‘Jèk,’ roept ze door de klas. ‘Rob eet uit zijn neus!’

Iedereen kijkt op. Iedereen gruwt mee.

Even later doet-ie het wéér. ‘Jèk, nou eet-ie alweer uit zijn neus!’

Nu kijkt een halve klas op om ervan te huiveren.

‘Wat doen ze hiernaast, juf?’ wil Merel even later weten. ‘Het is zo’n herrie!’

Juf Nienke legt haar met een gebaar het zwijgen op. Merel kauwt op haar pen. Hebben de anderen geen last van het lawaai? Moet je kijken, iedereen werkt gewoon door. En dan ziet ze dat Rob met zijn stoel zit te wippen. Ze probeert onmiddellijk of zij dat ook zo kan: wiebelen op maar één poot.

Met een klap valt ze om, en in haar val trekt ze Jordi mee omver, die half over haar heen valt. Nee, dat kan ze dus niet… En het deed nog zeer ook! Maar de klas lacht.

Terwijl Merel overeind komt, zegt juf Nienke té kalm: ‘Weet je wat, Merel? Ga maar even op de gang zitten werken.’

Daar is het lekker rustig, al is het lawaai van klas 7a-8a ook op de gang te horen. Maar het scheelt al dat ze niet steeds naar de andere kinderen hoeft te kijken! Mocht ze hier maar vaker zitten, dan heeft ze haar werk veel sneller af.

Na de pauze gaat het beter: ze werken in hoeken, en Merel is met haar tafelgroepje aan de beurt om met de doe-doos ‘geluid’ proefjes te doen. Dat is leuk, zó zou school altijd moeten zijn. Je kunt erbij bewegen en zelfs even heen en weer lopen. Het is leuk tot Rob komt kijken of het lukt met de draadtelefoon. Ze hebben net met veel moeite het touw aan de blikjes vastgebonden, als hij een onverwachte beweging maakt, en de boel los raakt.

‘Rund!’ gilt Merel. ‘Dat doe je expres!’

Dan hebben ze nog schooltv-weekjournaal. Ook leuk! Maar daar moeten ze altijd een verslag van schrijven en dat vindt Merel minder. Ze weet genoeg woorden, maar nooit precies hoe je ze moet schrijven.

Gelukkig, pauze! Snel eet ze haar brood op, en bij het naar buiten gaan, loopt ze expres tegen Rob aan. Lekker hard. ‘O, pardon, ik verlies net mijn evenwicht!’

Rob kijkt haar woedend aan.

‘Potje voetbal?’ stelt Merel hem voor. ‘De jongens tegen de meisjes?’

‘Ha! En jij denkt dat jullie dan winnen?’ Rob ziet het helemaal zitten. ‘Puh! Meisjes kunnen niet voetballen!’

Merel voelt de wind alweer opsteken. Mooi! Als ze boos is, speelt ze feller. Ze hebben niet genoeg ruimte om met iedereen te spelen, maar op het stuk van het plein waar ze mogen voetballen, kunnen ze zes tegen zes. De rest van de klas blijft even kijken en gaat daarna eigen dingen doen. De jongens hebben Rob, maar zij hebben Janieke en Marijn. Janieke zit op voetbal, dus die is goed in passen en scoren en Marijn zit op schaatsen, maar op de een of andere manier is ze snel en precies. Ze staat altijd op de goede plek, en rent altijd net iets harder dan een ander, en ze kan als het nodig is de jongens tackelen. Alleen schopt ze soms de bal voor de voeten van de jongens…

Het gaat een tijd gelijk op. De jongens scoren, de meiden scoren. Ze spelen fanatiek, Merel voelt het zweet op haar rug staan. Precies op het moment dat de bel gaat, scoort Rob. De jongens beginnen te juichen.

‘Yeah! Gewonnen!’

‘Die telt niet!’ gilt Merel. ‘De bel is al gegaan!’

En dan ziet ze weer die onuitstaanbare lach op het gezicht van Rob. Ze heeft er ineens zó genoeg van! Ze vliegt hem aan, duwt hem op de grond, en samen rollen ze over de stenen. De klas heeft het snel door en gaat om hen heen staan joelen. Merel hoort het niet, ze weet alleen dat ze die vreselijke grijns van zijn smoel wil krabben.

Maar veel tijd krijgt ze niet. Kris, de sterke, stoere conciërge, haalt ze uit elkaar. Zijn stem buldert, maar zijn ogen lachen. ‘Wat zie ik nou? Een jongen die met een meisje vecht? Een meisje dat met een jongen vecht? Is dat liefde of haat? Ophouden jullie en naar binnen! Vanmiddag na schooltijd mag je dit met elkaar uitpraten!’

‘Zij begon!’ wijst Rob onmiddellijk naar Merel.

Merel veegt met haar hand langs haar wang en ziet dat er bloed op haar hand zit. ‘Ik moet direct na school thuiskomen,’ piept ze.

Dat is helemaal niet waar, maar ze kan het altijd proberen. Kris trapt er niet in, en juf Nienke ook niet.

Wat Kris wel doet, is hun schaafwonden schoonwassen en pleisters uitdelen. ‘Je kunt ook niet vechten op het schoolplein,’ moppert hij.

Juf Nienke laat de vechtersbazen na schooltijd naar huis bellen dat ze later thuiskomen. Ze krijgen extra klassendienst, en daarna moeten ze praten, excuses aanbieden en elkaar een hand geven.

‘Ik hoef geen excuses aan te bieden!’ zegt Rob. ‘Ik heb niets gedaan.’

‘Jullie hebben allebei dingen gedaan die niet aardig zijn, als ik het hele verhaal goed begrijp,’ zegt juf Nienke. ‘En dan nu naar huis, het is weekend.’

 

Tjarda, Joost en Jeppe zijn thuis, haar vader natuurlijk nog niet. Ze willen alle drie weten hoe ze aan die schaafwonden op haar wang en elleboog komt, en Merel maakt er een mooi drama van. Tjarda smeert wat extra jodium op de plekken. ‘Je bent een wildebras,’ zegt ze.

Dat vindt Merel een mooi woord. Met nieuwe pleisters op haar armen gaat ze in de achterkamer bij de jongens op haar knieën zitten en speelt even mee met de lego. Daarna gaat ze computeren.

Het duurt lang voor haar vader er is, langer dan anders. Ongeduldig kijkt ze steeds op de klok. Eindelijk hoort ze hem binnenkomen. Ze vliegt op hem af.

‘Papa! Papa! Gaan we nú naar het theater?’

‘Rustig, kalm aan, even mijn tas… en Tjarda een zoen… en Joost en Jeppe een knuffel… jij ook?’

‘Sla die maar over,’ zegt Merel prompt.

‘En een slokje water,’ gaat haar vader onverstoorbaar verder, ‘en óók nog even naar de wc, Mereltje, en dan ben ik klaar.’

Grr, dat doet hij natuurlijk expres. Merel holt naar de gang om haar jas vast aan te trekken. Zij staat klaar!

Even later komt hij eraan en kunnen ze naar het theater fietsen. Het is niet ver. Haar vader houdt de grote deur voor Merel open: ‘Mevrouw!’

Mevrouw Merel steekt haar tong uit.

Bij de kassa moeten ze even wachten, er zijn twee mensen voor hen die kaarten willen bestellen. Merel wipt van de ene voet op de andere tot ze aan de beurt zijn en de spanning bonkt voelbaar in haar borst. Zou het nog…? Mag het nog…? Please!

Merels vader legt uit wat ze komen doen. ‘En nu is de inschrijftermijn verstreken, maar mijn dochter wil zo graag meedoen. Kan dat nog? Kan zij zich nog inschrijven?’

Merel staart naar de krulletjes van de vrouw die aan de andere kant van het glas zit. ‘Het moet, het moet, het moet,’ fluistert ze .

De vrouw kijkt zoekend om zich heen. ‘Even kijken… Volgens mij ligt de lijst hier nog ergens.’

Ze staat op en rommelt in een stapel papier. ‘Ja, hier heb ik het.’ Dan kijkt ze Merel glimlachend aan. ‘Nou, zeg het maar: hoe heet je? En wat ga je doen?’